BE1010440A3 - Waterbehandelingsinrichting. - Google Patents

Waterbehandelingsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1010440A3
BE1010440A3 BE9600663A BE9600663A BE1010440A3 BE 1010440 A3 BE1010440 A3 BE 1010440A3 BE 9600663 A BE9600663 A BE 9600663A BE 9600663 A BE9600663 A BE 9600663A BE 1010440 A3 BE1010440 A3 BE 1010440A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
valve
water treatment
treatment device
regeneration
water
Prior art date
Application number
BE9600663A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Seppion K
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Seppion K filed Critical Seppion K
Priority to BE9600663A priority Critical patent/BE1010440A3/nl
Priority to EP97935376A priority patent/EP0958056B1/en
Priority to DE69724656T priority patent/DE69724656T2/de
Priority to PCT/BE1997/000089 priority patent/WO1998004349A1/en
Priority to AU38430/97A priority patent/AU3843097A/en
Priority to AT97935376T priority patent/ATE248652T1/de
Priority to CA002261621A priority patent/CA2261621A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1010440A3 publication Critical patent/BE1010440A3/nl
Priority to US09/147,591 priority patent/US6287457B1/en

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C02TREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02FTREATMENT OF WATER, WASTE WATER, SEWAGE, OR SLUDGE
    • C02F1/00Treatment of water, waste water, or sewage
    • C02F1/42Treatment of water, waste water, or sewage by ion-exchange
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01JCHEMICAL OR PHYSICAL PROCESSES, e.g. CATALYSIS OR COLLOID CHEMISTRY; THEIR RELEVANT APPARATUS
    • B01J49/00Regeneration or reactivation of ion-exchangers; Apparatus therefor
    • B01J49/80Automatic regeneration
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01JCHEMICAL OR PHYSICAL PROCESSES, e.g. CATALYSIS OR COLLOID CHEMISTRY; THEIR RELEVANT APPARATUS
    • B01J49/00Regeneration or reactivation of ion-exchangers; Apparatus therefor
    • B01J49/80Automatic regeneration
    • B01J49/85Controlling or regulating devices therefor
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/8593Systems
    • Y10T137/86389Programmer or timer
    • Y10T137/86405Repeating cycle
    • Y10T137/86413Self-cycling
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/8593Systems
    • Y10T137/86389Programmer or timer
    • Y10T137/86445Plural, sequential, valve actuations

Abstract

Waterbehandelingsinrichting, van het type waarbij het water tijdens het behandelen met een behandelingsmedium (29) in contact wordt gebracht, waarbij dit behandelingsmedium (29), al dan niet door middel van regeneratiemedium (42), regelmatig wordt geregenereerd en waarbij hiertoe gebruik wordt gemaakt van een regelaar (59), die enerzijds is voorzien van een hydraulisch aangedreven eerste controlemechanisme (24) waarmee het waterverbruik kan worden gecontroleerd en de aanvang van de regeneratiecyclus kan worden bevolen, en anderzijds van een hydraulisch aangedreven tweede controlemechanisme (25) waarmee de regeneratiecyclus wordt gestuurd, daardoor gekenmerkt dat de beide controlemechanismen (24-25) worden aangedreven door middel van éénzelfde volumemeter (23).

Description

Waterbehandelingsinrichting.
Deze uitvinding heeft betrekking op een waterbehandelings-inrichting, meer speciaal van het type waarbij het water tijdens het behandelen met een behändelingsmedium in contact wordt gebracht, waarbij dit behandelingsmedium regelmatig wordt gespoeld of door middel van een regeneratieme-dium regelmatig wordt geregenereerd.
In de eerste plaats worden hiermee waterverzachters bedoeld, doch de uitvinding sluit andere toepassingen waarin andere behandelingen worden uitgevoerd niet uit.
Het is bekend dat dergelijke waterbehandelingsinrichtingen worden uitgerust met een regelaar die er voor zorgt dat regelmatig een automatische regeneratie wordt doorgevoerd.
Er zijn twee types van regelaars bekend, respectievelijk de electrisch bediende regelaars en de hydraulisch bediende regelaars. Het elektrisch type vertoont het nadeel dat het zeer duur is. Een ander nadeel bestaat erin dat zulke regelaar de beschikbaarheid van een electrische aansluiting vereist.
De uitvinding heeft hoofdzakelijk betrekking op het hydraulisch bediende type van regelaars, die de bovengenoemde nadelen niet vertonen.
Om zulke regeneratie uit te voeren is het bij het hydraulisch type bekend om dergelijke regelaar te voorzien van een hydraulisch aangedreven controlemechanisme waarmee het waterverbruik wordt gecontroleerd en de aanvang van de régénérâtiecyclus kan worden bevolen, en anderzijds, van een hydraulisch aangedreven tweede controlemechanisme waarmee de regeneratiecyclus wordt gestuurd. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van twee volumemeters die respectievelijk in de aandrijving van de twee controlemechanismen voorzien. Een dergelijke inrichting is onder andere beschreven in het US 3.891.552.
Een nadeel van deze bekende regelaars bestaat erin dat zij vrij ingewikkeld zijn, ondermeer doordat verschillende volumemeters noodzakelijk zijn.
De uitvinding heeft tot doel een waterbehandelings-inrichting te bieden die merkelijk vereenvoudigd is.
Bovendien beoogt de uitvinding, volgens een voorkeur-dragende uitvoeringsvorm, een uitvoering die ten opzichte van de bekende uitvoeringen menig bijkomend voordeel vertoont, zoals een zeer acurate regeling, de geschiktheid voor het behandelen van kleine gebruiksvolumes, de eenvoudige mogelijkheid van uitbouw tot grotere gebruiks-volumes en de meer efficiënte benutting van het beschikbare behandelingsmedium en regeneratiemiddel.
Tot dit doel betreft de uitvinding in de eerste plaats een waterbehandelingsinrichting, van het type waarbij het water tijdens het behandelen met een behandelingsmedium in contact wordt gebracht, waarbij dit behandelingsmedium al dan niet door middel van een regeneratiemedium regelmatig wordt geregenereerd en waarbij hiertoe gebruik wordt gemaakt van een regelaar, die enerzijds is voorzien van een hydraulisch aangedreven eerste controlemechanisme waarmee het waterverbruik kan worden gecontroleerd en de aanvang van de regeneratiecyclus kan worden bevolen, en anderzijds, van een hydraulisch aangedreven tweede controlemechanisme waarmee de regeneratiecyclus wordt gestuurd, daardoor gekenmerkt dat de beide controlemechanismen worden aangedreven door middel van éénzelfde volumemeter.
Door gebruik te maken van slechts één volumemeter wordt de regelaar aanzienlijk minder gecompliceerd en neemt hij ook minder plaats in dan bij de bekende hydraulische uitvoeringen .
Volgens de voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt voor de volumemeter gebruik gemaakt van een volumetrisch meet-element, dit in tegenstelling tot de klassiek aangewende turbines. Het gebruik van een volumetrisch meetelement om zulke meetregelaar hydraulisch aan te drijven heeft als voordeel dat een zeer accurate meting mogelijk is, waardoor het water voor het uitvoeren van de regeneratie zeer nauwkeurig gemeten kan worden, en ook tijdens de gebruiks-toestand het waterverbruik precies geregistreerd kan worden, dit in tegenstelling tot een turbinemeter die zoals bekend bij lage stroomsnelheden kleinere volumes dan in werkelijkheid waarneemt en bij zeer lage stroomsnelheden zelfs niet werkt. Zulke turbinemeter levert tevens een kleiner aandrijfkoppel en vertoont een grotere en meer complexe overbrengingsverhouding. Door gebruik te maken van een volumetrisch meetelement kan de behandelingsinrichting aldus klein worden gehouden waardoor zij niet alleen geschikt is voor industrieel gebruik, doch ook voor huishoudelijke toepassingen waar kleine, wisselende debieten vaak voorkomen.
De aanwending van een volumetrisch meetelement heeft ook als voordeel dat zowel in de ene als andere stromingszin een even grote nauwkeurigheid wordt verkregen. Hierdoor kan het leidingcircuit van de regelaar aanzienlijk worden vereenvoudigd daar geen ingewikkelde schakelingen dienen te worden uitgevoerd die ervoor moeten zorgen dat het water slechts in één richting door de volumemeter stroomt.
Verder is de waterbehandelingsinrichting voorzien van een aantal ventielen waarmee de stromingsweg van het water en het régénérâtiemedium kan worden gewijzigd tussen een gebruikstoestand en een regeneratietoestand. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding verzorgt de voornoemde regelaar een groepsgewijze bediening van deze ventielen. Deze groepsgewijze bediening van deze ventielen' gebeurt door de groepsgewijze aansturing door middel van respectieve servoventielen. Op deze wijze kan het aantal servoventielen aanzienlijk worden beperkt, en volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding zelfs worden gereduceerd tot twee.
Volgens' een bijzondere uitvoeringsvorm wordt dit bereikt door gebruik te maken van een leidingcircuit dat volgens de uitvinding bestaat uit een toevoer; een behandelingstank waarin zich het behandelingsmedium bevindt; een zich vanaf de toevoer naar de ingang van de behandelingstank uitstrekkende leiding waarin een eerste ventiel is aangebracht; een leiding die de ingang van de behandelingstank verbindt met een afvoer naar de riool, waarin een tweede ventiel is aangebracht; een leiding tussen de uitgang van de behandelingstank en een afvoer naar het verbruik, waarin een derde ventiel is aangebracht; facultatief, wanneer regeneratiemedium moeten worden toegevoegd, een parallel over het derde ventiel geplaatst circuit voor de toevoer van regeneratiemedium waarin een vierde ventiel is aangebracht; en een verbinding tussen de voornoemde afvoer naar het verbruik en toevoer die facultatief is voorzien van een vijfde ventiel; waarbij het eerste ventiel, het tweede ventiel en het vijfde ventiel gestuurd worden door een eerste van voornoemde twee servoventielen, het derde ventiel gestuurd wordt door het tweede servoventiel en het vierde ventiel gestuurd wordt door het eerste servoventiel of tweede servoventiel.
Voor de groepsgewijze aansturing wordt volgens de uitvinding op een voordelige wijze gebruik gemaakt van druklijnen die de verschillende ventielen met elkaar verbinden, zodat de servoventielen slechts een beperkt aantal ventielen moeten aansturen en één of meer andere ventielen automatisch hierop reageren. Tot dit doel zal in' het hiervoor beschreven leidingcircuit het vierde ventiel bij voorkeur indirect worden gestuurd door het tweede of eerste servoventiel, door dit vierde ventiel te bevelen door de drukval over het derde ventiel of het eerste ventiel.
De aansturing van ieder van de voornoemde vijf ventielen door middel van afzonderlijke servoventielen is evenwel niet uitgesloten. Ook dan nog biedt de uitvinding het voordeel dat slechts vijf servoventielen noodzakelijk zijn.
De voornoemde servoventielen bestaan uit openingen die door middel van een roterende schijf, in funktie van de positie van deze schijf, worden afgesloten, respectievelijk worden geopend en in verbinding worden gesteld met een kamer waarin zich water onder toevoerdruk bevindt. Een bijzonder voordelig kenmerk, dat voortvloeit uit het voornoemde feit dat het aantal servoventielen beperkt wordt tot maximaal vijf, en bij voorkeur slechts twee, bestaat erin dat deze servoventielen met klassieke afdichtmaterialen kunnen worden uitgevoerd, waardoor zij weinig gevoelig zijn aan storingen, een lage kostprijs hebben en een zeer grote nauwkeurigheid bij de montage zich niet opdringt, dit in tegenstelling tot keramische afsluitelementen zoals beschreven in het US 3.891.552. Hierbij wordt opgemerkt dat het gebruik van klassieke afdichtmaterialen zoals rubber, in het geval van een groot aantal servoventielen vrijwel onmogelijk is, daar dit een groot aandrijfkoppel zou vergen. Het aandrijfkoppel dat nodig is om het groot aantal servoventielen te bedienen kan de aanloopgevoeligheid van de teller aanzienlijk verminderen.
De regelaar is bij voorkeur voorzien van twee door middel van de volumemeter aangedreven schijven die in de betreffende programmatie voorzien, enerzijds voor de* regelmatige aanvang van de regeneratiecyclus, en anderzijds voor de uitvoering van de regeneratiecyclus; van middelen die de aandrijving van de tweede schijf tot in een rustpositie kunnen onderbreken; van middelen die actief zijn tussen de eerste schijf en de tweede schijf, om de tweede schijf bij een bepaalde onderlinge positie tussen de beide schijven uit de rustpos it ie te halen; en van terugstelmiddelen om de eerste schijf bij elke regeneratie in een beginpositie terug te brengen. De aanwending van terugstelmiddelen, al dan niet in combinatie met de voornoemde schijven, biedt het voordeel dat een relatief eenvoudige regeling mogelijk gemaakt wordt en biedt eveneens het voordeel dat, zoals nog uit de gedetailleerde beschrijving zal blijken, de regelaar gemakkelijk kan worden uitgerust met regelbare, bij voorkeur zelfs extern bedienbare instelmiddelen waarmee de aanvang van de regeneratiecyclus kan worden ingesteld in funktie van de sinds de voorgaande regeneratiecyclus behandelde hoeveelheid water, dit naarmate de graad waarin het water een behandeling nodig heeft. In het geval van een waterverzachter betekent dit dat een regeling mogelijk is in funktie van de hardheid van het water.
Opgemerkt wordt dat de regeling van de hoeveelheid water die tussen twee regeneratiecyclussen wordt behandeld bij de hydraulisch aangedreven regelaars voor waterverzachters tot op heden slechts mogelijk was door een complexe ingreep waarbij de inrichting dient te worden ontmanteld, een nieuwe controleschijf hierin dient te worden gemonteerd, en het toestel terug dient te worden samengebouwd. Zulke ingreep is bekend uit het U.S.A. octrooi 4.298.025, kolom 8, lijnen 25-30.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm is de behande-lingsinrichting uitgerust met een regelaar die toelaat dat meerdere van dergelijke inrichtingen op een optimale wijze met elkaar kunnen worden gekoppeld. Hiertoe is de regelaar voorzien van een door middel van een extern hydraulisch signaal activeerbaar mechanisme, waarmee het tweede controlemechanisme op elk ogenblik kan worden geactiveerd. In een praktische uitvoering bestaat dit mechanisme uit een door middel van een aandrijf element heen en weer verplaatsbaar element dat de voornoemde tweede schijf uit rustpositie kan drukken.
In het geval dat de behandelingsinrichting als water-verzachter functioneert, is het behandelingsmedium zoals gebruikelijk bij waterverzachters gevormd uit een in een behandelingstank aangebracht hars en bestaat het regene-ratiemedium uit pekel afkomstig uit een pekelinrichting of pekeltank.
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van bekende pekelinrichtingen of eenvoudig van een met pekel hervulbaar vat, doch bij voorkeur zal een pekelinrichting worden aangewend die volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding is uitgerust met een hydraulisch aangedreven volumetrisch doseerelement voor het doseren van de pekel tijdens het regenereren. De aanwending van een volumetrisch doseerelement heeft in tegenstelling tot het klassieke op het venturi-principe, ook ejector-principe genoemd, gebaseerd doseersysteem het grote voordeel dat de dosering zeer accuraat geschiedt, wat vooral van belang is met het oog op de bouw van een inrichting die accuraat werkt en optimaal gedimensioneerd is en een juist afgemeten hoeveelheid pekel kan toevoegen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat het hydraulisch aangedreven volumetrisch doseerelement uit een in een kamer in de vorm van een membraan aangebracht ' pomporgaan, dat aan één zijde een eerste compartiment definieert dat via minstens één aanzuigklep met een pekelreservoir in verbinding staat en via minstens één persklep met de uitgang van de behandelingstank in verbinding staat of kan worden gesteld en dat aan zijn andere zijde een tweede compartiment definieert waarin een hydraulische druk kan worden gecreëerd. In een bijzondere uitvoeringsvorm wordt aan dit doseerelement een dubble functie gegeven door het tweede compartiment als een doseerkamer uit te voeren waarmee het water in de pekelinrichting, na het wegnemen van een hoeveelheid pekel, terug wordt aangevuld. Deze dosering is aanzienlijk nauwkeuriger dan de tot op heden veelal aangewende vlotterdoseersystemen.
Het voornoemde doseerelement kan in overeenstemming met de uitvinding ook voor het doseren van andere regeneratiemedia dan pekel worden aangewend, bijvoorbeeld in andere toepassingen dan waterverzachters.
In het geval dat een groot of relatief groot waterdebiet moet kunnen worden behandeld zullen meerdere behande-lingsinrichtingen in parallel worden geplaatst. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding gebeurt dit door een speciale onderlinge koppeling en opstelling, zodanig dat de verschillende behandelingstanks optimaal worden benut en het hierin aanwezige behandelingsmedium toch tijdig wordt geregenereerd. Bovendien wordt hierbij een opstelling beoogt die toelaat dat geen enkele behandelingstank na de regeneratie in stand-by dient te worden geplaatst. De optimale benutting van de behandelingstanks draagt op haar beurt bij tot een optimale dimensionering van het geheel en een gunstige kostprijs gepaard aan een groot behandelingsvermogen.
Tot slot heeft de uitvinding ook nog betrekking op een waterbehandelingsinrichting die, al dan niet in combinatie met de hiervoor beschreven kenmerken, één of de combinatie van twee of meer van de eigenschappen vertoont die zijn opgesomd in de bijgaande conclusie 46.
Het het' inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een bekende uitvoering van een waterbehande1ings inrichting weergeeft; figuur 2 schematisch een inrichting volgens de huidige uitvinding weergeeft; figuur 3 een praktische uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3; figuur 5 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 4; figuren 6, 7 en 8 doorsneden weergeven volgens de lijnen VI-VI, VII-VII en VIII-VIII in figuur 5; figuur 9 een zicht weergeeft dat identiek is aan dat van figuur 8, doch voor een andere stand; figuur 10 in een uiteengetrokken toestand de onderdelen weergeeft die in figuur 5 met F10 zijn aangeduid; figuren 11 en 12 doorsneden weergeven volgens de lijnen XI-XI en XII-XII in figuur 10; figuur 13 een zicht weergeeft volgens pijl F13 in figuur 10; figuur 14 een doorsnede weergeeft volgens lijn XIV-XIV in figuur 10; figuur 15 een zicht weergeeft volgens lijn XV-XV in figuur 10; figuren 16 en 17, op een grotere schaal, doorsneden weergeven respektievelijk volgens lijnen XVI-XVI en XVII-XVII in figuren 12 en 13, waarbij figuur 17 tevens de servoventielen toont; figuur 18, op een grotere schaal, een zicht weergeeft volgens pijl F18 in figuur 4; figuur 19 een zicht weergeeft volgens pijl F19 in figuur 18; figuur 20 een doorsnede weergeeft volgens lijn XX-XX in figuur 18; figuren 21 en 22 doorsneden weergeven volgens lijnen XXI-XXI en XXII-XXII in figuur 20; figuur 23 een doorsnede weergeeft volgens lijn XXIII-XXIII in figuur 20; figuren 24 tot 27, op een schematische wijze, verschillende delen van de regelaar van figuur 5 weergeven voor een welbepaalde werkingstoestand; figuur 28 een ander schematisch zicht weergeeft van het circuit dat in figuur 2 is afgebeeld; figuren 29 tot 31 op een schematische wijze de bovengenoemde delen van de regelaar weergeeft, voor nog andere werkingstoestanden; figuur 32 het circuit weergeeft dat in figuur 28 is weergegeven, in een andere werkingstoestand; figuur 33 een zicht is gelijkaardig aan dat van figuur 31, voor nog een andere werkingstoestand; figuur 34 het circuit weergeeft dat is afgebeeld in figuur 28, in nog een andere werkingstoestand; figuren 35 en 36, op een schematische wijze, twee van de bovengenoemde delen van de regelaar weergeeft, voor nog andere werkingstoestanden; figuur 37 schematisch een pekelinrichting weergeeft' die bij voorkeur zal worden aangewend in samenhang met de huidige uitvinding; figuur 38 een praktische uitvoering weergeeft van het gedeelte dat in figuur 37 met F38 is aangeduid; figuur 39 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn XXXIX-XXXIX in figuur 38;
figuur 40 een doorsnede weergeeft volgens lijn XL-XL
in figuur 38, in een andere werkingstoestand; figuur 41 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn XLI-XLI in figuur 40; figuur 42 een praktische uitvoeringsvorm weergeeft van de overdrukklep die in figuur 37 met pijl F42 is aangeduid; figuur 43 een praktische uitvoering weergeeft van het deel dat met F43 is aangeduid in figuur 37; figuur 44 een dwarsdoorsnede weergeeft volgens lijn XLIV-XLIV in figuur 43; figuur 45, op een grotere schaal, het gedeelte weergeeft dat in figuur 44 is aangeduid met F45; figuur 46 een dwarsdoorsnede weergeeft volgens lijn XLVI-XLVI in figuur 45; figuur 47 een schematisch zicht weergeeft, analoog aan dat van figuur 37, voor een verschillende werkingstoestand; figuur 48 een schematisch zicht weergeeft van een andere uitvoering; figuur 49 schematisch een waterbehandelingsinrichting volgens de uitvinding weergeeft, die voorzien is met meerdere waterbehandelingstanks; figuur 50 in een diagramma de opvolging van de regeneratie van de waterbehandelingstanks van de inrichting die getoond is in figuur 49, weergeeft.
Zoals weergegeven in figuur 1 kan voor het behandelen van water, in het bijzonder bij het verzachten van water, het water via een leidingnet doorheen een behändelingsmedium 1, dat in één of meer behandelingstanks 2-3 ie aangebracht, worden gestuurd. In het geval van het ontharden van water wordt gebruik gemaakt van een behandelingsmedium 1 dat ervoor zorgt dat bijvoorbeeld de calcium- en magnesium-zouten vervangen worden door natriumzouten. Ha verloop van tijd is het behandel ingsmedium 1 verzadigd en dient dit geregenereerd te worden door middel van een spoeling met een regeneratiemedium 4, bijvoorbeeld pekel.
Zoals weergegeven in figuur 1 kan zulke regeneratie worden uitgevoerd door gebruik te maken van een geschikt leidingnet dat voorzien is van verschillende ventielen 5 tot 11. Hierbij worden deze ventielen zodanig aangestuurd dat steeds één van beide behandelingstanks 2-3 in gebruik is, terwijl de andere in geregenereerde toestand in stand-by wordt gereed gehouden.
Zoals nog is weergegeven in figuur 1 is het bekend, onder andere uit het US 3.891.552, om het geheel door middel van twee controlemechanismen aan te sturen, waarbij deze laatste door afzonderlijke volumemeters 12 en 13 worden aangedreven. De volumemeter 12 meet de hoeveelheid verbruikt water en zorgt ervoor dat de régénérâtiecyclus wordt gestart telkens nadat een voorafbepaald volume aan water door de inrichting is gestroomd. De volumemeter 13 drijft het controlemechanisme aan dat ervoor moet zorgen dat de régénérâtiecyclus op gepaste wijze wordt uitgevoerd.
De bekende inrichting van figuur 1 functioneert hierbij hoofdzakelijk als volgt.
Tijdens het behandelen van water door middel van de eerste behandelingstank 2 zijn, wanneer de tweede behandelingstank 3 niet in regeneratie isr de ventielen 5, 7, 8, 10 en 11 gesloten en zijn de ventielen 6 en 9 geopend. Het water stroomt hierbij vanaf de toevoer 14 door het ventiel 6, doorheen de behandelingstank 2 en via het ventiel 9 naar de verbruikersafvoer 15. De hoeveelheid water wordt hierbij geteld door middel van de volumemeter 12.
Op het ogenblik dat het aan de volumemeter 12 gekoppelde controlemechanisme beslist dat de regeneratie moet worden gestart, worden de ventielen 6, en eventueel later 9, gesloten en 5, 7, 10 en 11 geopend. Hierdoor stroomt het te behandelen water vanaf de toevoer 14 langs de tweede behandelingstank 3 naar de afvoer 15, en vooraleer ventiel 9 gesloten is, in tegenstroom doorheen de behandelingstank 2 naar de rioolafvoer 20, wat resulteert in een tegen-stroomspoeling. Nadat het ventiel 9 gesloten is gaat het water langsheen de leiding 16, een doseerelement 17, een terugslagklep 18 en een leiding 19 in tegenstroom door het behandelingsmedium 1 van de eerste behandelingstank 2 stromen. In het doseerelement 17, dat bij de bekende uitvoeringen gevormd wordt door een venturi-systeem, ook ejector genoemd, wordt régénérâtiemedium 4 opgezogen, dat mee door het behandel ingsmedium 1 van de behandelingstank 2 stroomt en de regeneratie verzorgt, wat vervolgens samen met het water via het geopende ventiel 5 naar een rioolafvoer 20 wordt geleid.
Aan het einde van de regeneratie kan het ventiel 9 worden geopend waardoor een snelle tegenspoeling wordt verkregen om resterende zoutresten te verwijderen.
Vervolgens worden de ventielen 5 en 11 terug gesloten, waardoor de behandelingstank 2 in stand-by positie komt.
Tijdens de voornoemde cyclus worden de verschillende ventielen aangestuurd door een servosysteem dat door middel van de voornoemde meter 13 wordt aangestuurd. Deze meter 13 wordt aangedreven door een lekstroom die via het geopende ventiel 11 naar een rioolafvoer 21 stroomt.
Na verloop van tijd wordt dit herhaald voor de tweede behandelingstank 3, waarbij dan de eerste behandelingstank 2 terug in gebruik wordt genomen, en de afvoer 22 in dezelfde zin werkt als 20.
Bij de voornoemde bekende inrichting worden alle ventielen afzonderlijk aangestuurd, waardoor een groot aantal servoventielen noodzakelijk zijn.
Deze bekende inrichting vertoont dan ook de in de inleiding vermelde nadelen.
Volgens de uitvinding wordt, zoals schematisch is weergegeven in figuur 2, slechts gebruik gemaakt van één volume-meter 23, bij voorkeur een volumetrische volumemeter, welke zowel een eerste controlemechanisme 24 aandrijft waarmee het waterverbruik wordt gecontroleerd en de aanvang van de régénérâtiecyclus kan worden bevolen, als een tweede controlemechanisme 25 aandrijft waarmee de régénérâtiecyclus wordt gestuurd.
Het hierbij toegepaste leidingcircuit 26 bestaat bij voorkeur in hoofdzaak bij uit een toevoer 27 voor het water; een behandel ings tank 28 waarin zich het behände-lingsmedium 29 bevindt; een zich vanaf de toevoer 27 naar de ingang 30 van de behandelingstank 28 uitstrekkende leiding 31 waarin een eerste ventiel 32 is aangebracht; een leiding 33 die de ingang 30 van de behandelingstank 28 ' verbindt met een rioolafvoer 34, waarin een tweede ventiel 35 en eventueel een regelelement 36 voor de doortocht is aangebracht; een leiding 37 tussen de uitgang 38 van de behandelingstank 28 en de waterafvoer 39, waarin een derde ventiel 40 is aangebracht; een parallel over het derde ventiel 40 geplaatst circuit 41 voor de toevoer van régénérâtiemedium 42, zoals pekel uit een pekelinrichting 43, waarin een vierde ventiel 44 is aangebracht, samen met een met het circuit 41 samenwerkend ventiel 45, bij voorkeur een terugslagventiel; en een verbinding 46 tussen de voornoemde toevoer 27 en waterafvoer 39 die facultatief is voorzien van een vijfde ventiel 47, dat tijdens de regeneratie kan geopend worden. In waterbehandelings-inrichtingen met slechts één tank kan via het vijfde ventiel 47 een continue watertoevoer ter beschikking worden gesteld.
Opgemerkt wordt dat het ventiel 45 ook een hydraulisch gestuurd ventiel kan zijn dat gelijktijdig en soortgelijk aangestuurd wordt als het ventiel 44. Verder wordt ook opgemerkt dat het regelelement 36 op andere plaatsen in het circuit kan worden geïnstalleerd, al dan niet gekombineerd met een terugslagklep.
De voornoemde volumemeter 23 is in een leidingdeel geplaatst waardoor de hoofdstroom gaat van het water tijdens het behandelen, en waardoor het water stroomt dat wordt afgetakt om de regeneratie uit te voeren. Bij voorkeur zal de volumemeter 23 hiertoe geplaatst worden in de leiding 37, meer speciaal nog in het gedeelte dat zich uitstrekt tussen de ventielen 40 en 44 en de waterafvoer 39.
De activering van de voornoemde ventielen 32, 35, 40, 44 en 47 gebeurt bij voorkeur groepsgewijs, waarbij de ventielen' 32, 35 en 47 een eerste groep vormen, en de ventielen 40 en 44 een tweede groep vormen. Voor deze activering maakt het tweede controlemechanisme 25 dan ook slechts gebruik van twee servoventielen, respectievelijk 48 en 49. De groepsgewijze koppeling wordt op een voordelige wijze uitgevoerd door middel van druklijnen 50 en 51.
Verdere details worden nu hierna beschreven aan de hand van een praktische uitvoeringsvorm die is weergegeven in de figuren 3 tot 36.
Zoals weergegeven in figuur 3 bestaat de behandelingstank 28 hierbij uit een rechtopstaand reservoir 52 waarin het voornoemde behändelingsmedium 29 is geïmmobiliseerd, bijvoorbeeld doordat het gevat zit tussen twee vloeistof-doorlatende houders 53-54. De ingang 30 bevindt zich aan de bovenzijde van het reservoir 52. De uitgang 38 wordt gevormd door het bovenste uiteinde van een buis 55 die in verbinding staat met het onderste gedeelte 56 van het reservoir 52.
De behandelingstank 28 maakt deel uit van een apparaat 57, dat naast deze tank is voorzien van een kop 58, waarin, enerzijds, een regelaar 59 is ingebouwd die op zich is gevormd uit de controlemechanismen 24 en 25, en anderzijds, verschillende van de voornoemde ventielen zijn ingebouwd.
Zoals weergegeven in figuur 5 maakt ieder van de beide controlemechanismen 24 en 25 gebruik van een door middel van de volumemeter 23 aangedreven schijf, respectievelijk 60 en 61.
De aandrijving van de schijf 60 gebeurt door middel van een palaandrijfmechanisme 62, dat, zoals weergegeven in figuur' 6, gevormd is uit een exentrisch op een as 63 geplaatste pal 64 die samenwerkt met een aan de omtrek van de schijf 60 aangebrachte vertanding 65. De as 63 is hierbij gekoppeld met de uitgaande as 66 van de volumemeter 23 door middel van een tandwieloverbrenging 67 gevormd door een aantal met elkaar samenwerkende tandwielen 68 tot 79, zoals afgebeeld in de figuur 7.
De pal 64 wordt tegen de vertanding 65 gedrukt door middel van een elastisch gedeelte 80 dat contact maakt met een geleiding 81.
Tegenover het palaandrijfmechanisme 62 is een terugdraai-vergrendeling 82 voorzien, die in dit geval bestaat uit door middel van een elastisch element 83 tegen de vertanding 65 aangedrukte pal 84.
Zoals weergegeven in de figuren 8 en 9, gebeurt de aandrijving van de schijf 61 door middel van een palaandrijfmechanisme 85, dat gevormd is uit een excentrisch uit een as 86 geplaatste pal 87 die samenwerkt met een aan de omtrek van de schijf 61 aangebrachte vertanding 88. De as 86 is hierbij gekoppeld met de uitgaande as 66 van de volumemeter 23 door middel van een tandwieloverbrenging 89 gevormd door de reeds genoemde tandwielen 68 tot 72 en een op de as 86 geplaatst tandwiel 90.
Tegenover het palaandrijfmechanisme 85 is een terugdraai· vergrendeling 91 voorzien, die in dit geval bestaat uit door middel van een elastisch element 92, zoals een bladveer, tegen de vertanding 88 aangedrukte pal 93.
De terugdraaivergrendeling 91 maakt in de weergegeven uitvoeringsvorm deel uit van een verder nog beschreven mechanisme 94 dat door middel van een extern hydraulisch signaal kan worden geactiveerd, dat op zijn beurt het tweede controlemechanisme 25 kan activeren. Hierbij is de pal 93 wentelbaar aan het mechanisme 94 bevestigd.
De tweede schijf 61, die als een programmaschijf werkt, kan worden voorzien van, één, twee of meer gelijkaardige programma's. In het weergegeven voorbeeld is de schijf 61 voorzien van twee programma's.
De tweede schijf 61 is voorzien van middelen die toelaten dat deze schijf 61 minstens één rustpositie kan innemen, die volgens de weergegeven uitvoeringsvorm gevormd worden door een tandloos deel 95, meer speciaal aan twee tegenovereenliggende zijden van de schijf 61, waarop het palaandrijfmechanisme 85 zonder aandrijfeffekt inwerkt.
Om de regeneratiecyclus, en de aandrijving van de tweede schijf 62 te kunnen starten, zijn middelen voorzien die actief zijn tussen de eerste schijf 60 en de tweede schijf 61 die toelaten dat de tweede schijf 61 uit haar rustpositie kan worden gehaald door de verdraaiing van de eerste schijf 60. In de praktische, weergegeven uitvoeringsvorm, bestaan deze middelen uit meeneemelementen 96 en 97, die respectievelijk met de eerste schijf 60 en de tweede schijf 61 samenwerken en die door verdraaiing met elkaar in contact kunnen komen bij een welbepaalde onderlinge hoekpositie.
Verder is het eerste controlemechanisme 24 zoals weergegeven in de figuren 5, 6, 10 en 14 voorzien met terugstelmiddelen 98 die dit controlemechanisme 24 telkens wanneer een regeneratiecyclus gestart is terug in een beginpositie plaatsen, meer speciaal terugstelmiddelen die de eerste schijf 60 tot in een startpositie terugdraaien. Deze terugstelmiddelen 98 bestaan in de combinatie van een elastisch element 100 dat bij het verdraaien van de eerste schijf wordt opgespannen, bijvoorbeeld een spiraalveer die bij haar uiteinden is bevestigd tussen een punt 101 op de eerste schijf 60 en een vast punt 102; blokkeermiddelen die het terugdraaien van de eerste schijf 60 tijdens het opspannen van het elastisch element 100 verhinderen of uitsluiten, die in dit geval gevormd worden door de reeds genoemde terugdraaivergrendeling 82; en met de tweede schijf 61 samenwerkende middelen 103 die de blokkeermiddelen deactiveren telkens wanneer een regeneratiecyclus gestart is, hetzij onmiddellijk na de start of op een later ogenblik.
De middelen 103 bestaan zoals weergegeven in de figuren 6, 10, 12 en 13 bijvoorbeeld uit contactlippen 104 en 105, die aan de tweede schijf 61 zijn aangebracht, en die de pallen 64 en 84 van de eerste schijf 60 kunnen wegdrukken, bijvoorbeeld doordat zij bij hun verdraaiing in contact komen met aan de onderzijde van de pallen 64 en 85 aangebrachte stiften 106 en 107. Het aantal contactlippen is afhankelijk van het aantal programma's op de schijf 61.
De koers van de terugstelbeweging van de eerste schijf 60 wordt bepaald door aanslagvormende middelen die gevormd zijn uit een aanslagvormend element 108 aan de eerste schijf 60 dat contact kan maken met een aanslag 109.
Een belangrijk kenmerk bestaat erin dat de regelaar 59 hierbij is uitgerust met extern bedienbare instelmiddelen waarmee de aanvang van de regeneratiecyclus kan worden ingesteld in functie van het doorgestroomde volume aan water. Op een voordelige wijze wordt hiertoe gebruik gemaakt van een door middel van een instelknop 110 regelbaar mechanisme 111 waarmee de koers van de ' terugstelbeweging van de eerste schijf 60 kan worden gewijzigd, respektievelijk groter of kleiner kan worden ingesteld. Hiertoe maakt de aanslag 109 deel uit van een door verdraaiing instelbaar element, meer speciaal een ring 112 die gekoppeld is met de instelknop 110, door middel van een vertanding 113 aan de omtrek van de ring, vertanding 114 op een tandwiel 115 en een as 116.
De instelling van de instelmiddelen is uitwendig afleesbaar, bijvoorbeeld doordat op de ring 112 indicaties in de vorm van een schaal 117 zijn aangebracht, waarop de hardheid, meer speciaal de waterhardheid, in graden of het volume te behandelen water vooraleer een regeneratie start, zijn weergegeven. De ingestelde waarde is afleesbaar tegenover een referentiepunt 118.
Het is duidelijk in figuur 4 dat de schaal 117 leesbaar is doordat de kop 58 voorzien is van een gedeelte 119 uit doorzichtige kunststof. Volgens een variante kan dit gedeelte worden voorzien van een venster.
Tevens kan in een indicatie worden voorzien die de status van het apparaat 57 weergeeft. Volgens figuren 4 en 5 is hiertoe onder het gedeelte 119 een schijfje 120 gemonteerd dat meedraait met de tweede schijf 61, waarop indicaties "S" en "R" zijn aangebracht die ten opzichte van het referentiepunt 118 aangeven of het apparaat 57 in "gebruik" of in "regeneratie" is.
Om te bekomen dat alleen in de voorwaartse draaizin van de eerste schijf 60 een meeneemeffekt tussen de meeneem-elementen 96 en 97 wordt gecreëerd, en de schijf 60 bij het terugstellen ongehinderd kan verdraaien is tussen de schijven 60 en 61 een vrijloopsysteem aanwezig.
Zoals weergegeven in figuren 6, 10 en 15 zijn de voornoemde meeneemelementen 96 hiertoe aangebracht op een door middel van een bladveer 121 naar beneden gedrukt schijfje 122 dat door middel van koppeldelen 123 en 124 tegen verdraaiing ten opzichte van de eerste schijf 60 vergrendeld is. De meeneemelementen 96 vertonen hierbij een meeneemvlak 125 en een schuine zijde 126.
Zoals weergegeven in de figuren 12 en 16 bevinden de meeneemelementen 97 zich aan de bovenzijde van de tweede schijf 61, en vertonen elk ook een meeneemvlak 127 en een schuine zijde 128.
Onderling zijn deze meeneemelementen 96 en 97 zodanig opgesteld dat het schijfje 122 in de voorwaartse draaizin in een meeneemeffekt voorziet van zodra de meeneemvlakken 125 en 127 met elkaar in kontakt komen, doch dat in tegengestelde draaizin steeds een onderling vrije verdraaiing mogelijk is doordat de schuine zijde 126 en 128 ervoor zorgen dat het schijfje 122 wordt opgelicht, wanneer de meeneemelementen 96 en 97 met elkaar in kontakt komen, waardoor het schijfje 122 niet in zijn draaibeweging wordt gehinderd.
Zoals weergegeven in figuur 17 bestaan de voornoemde servoventielen 48 en 49 hoofdzakelijk uit openingen 129 en 130 die door middel van de rotatie van de tweede schijf 61, in funktie van de positie van deze schijf 61, worden afgesloten, respektievelijk worden vrijgemaakt en in open verbinding kunnen worden gesteld met een kamer 131 waarin zich water onder toevoerdruk bevindt.
Zoals weergegeven in figuur 17 wordt hierbij gebruik gemaakt van klepdichtingen 132-133 die gevormd zijn door ' een elastisch materiaal dat door zijn elastische spankracht een afdichting tegen de onderzijde van de schijf 61 verzekert. Meer speciaal bestaan deze klepdichtingen uit O-ringen 134-135 die in zittingen 136-137 rond de openingen 129-130 zijn aangebracht.
Zoals weergegeven in de figuren 10, 13 en 17 is het afsluitvlak 138 van de schijf 61 op de plaatsen waar een afdichting moet worden gerealiseerd voorzien van · verdikkingen 139-140.
Op de plaatsen waar geen afdichting dient te worden gerealiseerd zijn groeven 141-142 aangebracht die toelaten dat de druk uit de kamer 131 zich gemakkelijk tot aan de openingen 129-130 kan voortplanten.
De sluitkracht van de servoventielen wordt ondersteund door middel van een veer 143.
De ventielen 32, 35 en 47 bestaan, zoals weergegeven in de figuren 18 en 19 bijvoorbeeld uit veerbelaste membraanventielen die via het eerste servoventiel 48 kunnen worden aangestuurd. Het derde ventiel 40 is een veerbelast membraanventiel dat via het tweede servoventiel 49 kan worden aangestuurd en het vierde ventiel 44 bestaat uit een membraanventiel dat gestuurd wordt door de drukval over het derde ventiel 40.
Zoals weergegeven in figuur 18 bestaat het eerste ventiel 32 in hoofdzaak uit een membraan 144 dat aan zijn sluitzijde 145 samenwerkt met een inlaatkanaal 146 en dat door zijn verplaatsing al dan niet een verbinding kan maken tussen dit inlaatkanaal 146 en de bovenzijde van het reservoir 52.
Aan de achterzijde 147 wordt het membraan belast door een druk die heerst in een drukkamer 148, die via kanalen 149-150-151-152 in verbinding staat met de voornoemde opening 129. Tevens is het membraan 144 aan de achterzijde belast door de druk van een sluitveer 153.
Zoals weergegeven in de figuren 20 en 21 wordt het kanaal 150 gevormd door een hoofdzakelijk horizontale uitsparing. Kanaal 151 wordt gevormd door een zich in de hoogte uitstrekkende boring.
Het tweede ventiel 35 bestaat in hoofdzaak uit een kleplichaam 154 dat samenwerkt met een membraangedeelte 155. Het kleplichaam 154 voorziet in de afsluiting van een doorgang 156 die een verbinding maakt tussen de kop van de behandelingstank 28 en een naar de rioolafvoer 34 leidend kanaal 157. Het kleplichaam 154 wordt tegen het membraangedeelte 155 aangedrukt met een drukveer 158.
De achterzijde 159 van het membraangedeelte 155 wordt eveneens belast door de druk die in de voornoemde drukkamer 148 heerst, alsmede door de druk uitgeoefend door een drukveer 160.
Hierbij wordt opgemerkt dat het tweede ventiel 35 zodanig is uitgevoerd dat deze, zoals hierna nog beschreven, een overdrukbeveiliging vormt.
Zoals weergegeven in figuur 18 wordt het voornoemde regelelement 36 gevormd door een tussen het kanaal 157 en de rioolafvoer 34 geplaatst uitwisselbaar stuk met een vernauwde doorgang 161 die als debietbegrenzer functioneert.
Om de drukkamer 148 te ontlasten op de ogenblikken dat geen ‘ druk via het servoventiel 48 wordt aangelegd, staat het kanaal 150, zoals weergegeven in figuur 22, via een ontlastingsopening 162 en een kanaal 163 in verbinding met het voornoemde kanaal 157.
Zoals weergegeven in figuur 19 wordt het derde ventiel 40 gevormd door een membraan 164 dat samenwerkt met een kanaal 165 dat in verbinding staat met het bovenste uiteinde van de buis 55, één en ander zodanig dat door de verplaatsing van dit membraan 164 al dan niet een verbinding kan worden gemaakt tussen het kanaal 165 en een ruimte 166 waarop de ingang van de volumemeter 23 uitgeeft.
Aan de achterzijde 167 wordt het membraan 164 belast door een veer 168 en een druk die heerst in een drukkamer 169 die via kanalen 170-171-172-173 in verbinding staat met de opening 130 van het voornoemde servoventiel 49.
Om de drukkamer 169 te ontlasten op de ogenblikken dat geen druk via het servoventiel 49 wordt aangelegd, staat het kanaal 171, zoals weergegeven in figuur 23, via een ontlastingsopening 174 en een kanaal 175 in verbinding met het voornoemde kanaal 157.
Het vierde ventiel 44 bestaat in hoofdzaak uit een membraan 176 waarmee een doorgang 177 kan worden afgesloten tussen, enerzijds, een kanalisatie 178 die een verbinding maakt met de ruimte 166 en, anderzijds, een aansluitstuk 179 waarop, zoals schematisch in figuur 2 is weergegeven, een pekelinrichting 43 kan worden aangesloten.
Het membraan 176 is hierbij aan de voorzijde 180 belast door de druk die in de kanalisatie 178 heerst, en aan de achterzijde 181, via een verbinding 182 door de druk die in ' de doorgang 165 heerst, alsmede door een druk geleverd door een drukveer 183, één en ander zodanig dat dit vierde ventiel 44 gestuurd wordt door de drukval die heerst over het derde ventiel 40.
Volgens een variante kan de vierde klep 44 worden gestuurd door middel van de drukval over een ander element, bijvoorbeeld over het regelelement 36.
De uitgang van de volumemeter 23 staat via een ruimte 184 in verbinding met een uitlaatkanaal 185.
De voornoemde kamer 131 wordt onder druk geplaatst via een aftakking vanuit de ruimte 166 die gevormd is door een kanaal 186.
Op het kanaal 150 is, zoals weergegeven in figuur 21, een uitgang 187 voorzien via dewelke een extern druksignaal 188 kan worden afgeleverd. De uitgang wordt afgesloten wanneer hij niet wordt aangewend.
Het vijfde ventiel 47 bevindt zich buiten het apparaat 57 en bestaat, zoals schematisch in figuur 3 is weergegeven, uit een door middel van een kleplichaam 189 afgesloten doorgang 190. Het kleplichaam 189 kan hierbij in een geopende positie worden gedrukt door middel van een membraan 191 waarvan op de achterzijde een druk wordt uitgeoefend via een drukkamer 192 die via een leiding 193 is aangesloten op de voornoemde uitgang 187.
Het voornoemde mechanisme 94 bestaat bij voorkeur uit een door middel van een aandrijfelement heen- en weer verplaatsbaar element dat de tweede schijf 61 uit rustpositie kan drukken.
In het weergegeven voorbeeld wordt dit verplaatsbaar element gevormd door de reeds genoemde pal 93.
Zoals weergegeven in de figuren 6, 8 en 9 bestaat het aandrijfelement bij voorkeur uit een tussen twee posities verschuifbare plunjer 193, met hoofdzakelijk vier actieve drukvlakken, namelijk een eerste drukvlak 194 waarop de toevoerdruk die in de kamer 131 heerst, werkzaam is, een tweede drukvlak 195 dat groter is dan het eerste en waarop eveneens de toevoerdruk inwerkt, doch tegengesteld aan de druk op het eerste drukvlak 194, een derde drukvlak 196 waarop de atmosferische druk een kracht uitoefent die tegengesteld is aan de kracht die door de toevoerdruk op het eerste drukvlak 194 wordt uitgeoefend, en een vierde drukvlak 197 waaraan een stuurdruk kan worden aangelegd, via een ingang 198, die tegengesteld werkt aan de op het tweede drukvlak 195 uitgeoefende toevoerdruk, zodanig dat een pulsvormig aangelegd stuursignaal 199 resulteert in een heengaande beweging bij de opgaande flank 200A en een teruggaande beweging bij de neergaande flank 20OB van de betreffende puls.
De werking van de inrichting 1, en meer speciaal van het apparaat 57 wordt hierna beschreven met verwijzing naar de figuren 24 tot 36.
Tijdens een bedrijfscyclus bevindt de tweede schijf 61 zich in een toestand zoals is afgebeeld in figuur 24, waarbij het palaandrijfmechanisme 85 niet werkzaam is, daar de pal 87 in kontakt is met het tandloos deel 95. Zoals weergegeven in de figuur 25 worden in deze stand de openingen 129-130 van beide servoventielen 48-49 afgesloten door middel van de verdikkingen 139-140.
Zoals getoond in figuur 26, bevindt de eerste schijf 60 zich bij het begin van de bedrijfscyclus in de terug- ' gestelde positie, waarbij het aanslagvormend element 108 in contact is met de aanslag 109. De eerste schijf 60 wordt continu aangedreven door middel van het palaandrijfmechanisme 62, zoals weergegeven in figuur 27.
Door het feit dat de beide servoventielen 48-49 gesloten zijn, bevinden de ventielen 32-35-40-44-47 zich tijdens het in bedrijf zijn in standen zoals weergegeven in figuur 28, wat resulteert in een stromingsweg van het water zoals is aangeduid door de pijlen. Hierbij wordt het water in contact gebracht met het behandelingsmedium 29. De volumemeter 23 draait hierbij in de eerste draaizin Rl, wat, zoals hierboven vermeld, resulteert in de continue aandrijving van de voornoemde eerste schijf 60.
Zoals weergegeven in figuur 29 beweegt het aanslagvormend element 108 als een resultaat van de rotatie van de schijf 60 weg van de aanslag 109, en wordt het elastisch element 100 opgespannen. Nadat een zeker volume water doorheen de volumemeter 23 is gepasseerd, bereiken de schijven 60 en 122 een stand zoals getoond in figuur 30, waarbij de meeneemelementen 96 van de schijf 122 in contact komen met de meeneemelementen 97 van de tweede schijf 61, met als resultaat dat de tweede schijf 61 wordt meegenomen met de eerste schijf 60.
Ingevolge de rotatiebeweging van de tweede schijf 61 zal de pal 87 op de vertanding 88 inwerken, wat betekent dat het palaandrijfmechanisme 85 werkzaam wordt.
In een eerste stap bereiken de verdikkingen 139-140 een positie zoals getoond in figuur 31, waarbij het eerste servoventiel 48 geopend is, doch het tweede servoventiel 49 gesloten blijft. Als een gevolg hiervan komen de kamers 148 en 192 onder druk en wordt ventiel 32 gesloten, terwijl de ventielen 35 en 47 open zijn, wat resulteert in een' stromingsweg zoals weergegeven in figuur 32. Hierbij wordt het water in tegengestelde richting doorheen het behan-delingsmedium 29 gestuurd, waardoor in een tegenspoelwer-king wordt voorzien.
In een verdere stap bereiken de verdikkingen 139-140 een positie zoals weergegeven in figuur 33, waarbij de beide servoventielen 48-49 geopend zijn. Als gevolg hiervan wordt ook de kamer 169 onder druk geplaatst en sluit het derde ventiel 40, zoals weergegeven in figuur 34. Het vierde ventiel 44 gaat open in gevolge de drukval over dit derde ventiel 40. Uiteindelijk resulteert dit erin dat het water door de pekelinrichting 43 stroomt, ervoor zorgende dat een hoeveelheid pekel naar de behändelingstank 28 wordt gestuurd en vervolgens naar de rioolafvoer 34 wordt geleid. Hierbij wordt het behandelingsmedium 29 geregenereerd.
Het regelelement 36 zorgt voor een matige stroming, waardoor verzekerd wordt dat het contact tussen het regeneratiemedium 42 en het behandelingsmedium 29 voldoende lang is om een volledige regeneratie uit te voeren.
Na een bepaalde tijd komt de tweede schijf 61 in een stand zoals getoond in figuur 35. Hierbij worden de pallen 64 en 84 opzij gedrukt door middel van de contactlippen 104-105 die op de stiften 106-107 inwerken. Als een gevolg wordt de eerste schijf 60 teruggedraaid in haar beginpositie, namelijk de positie van figuur 26, door middel van het elastisch element 100. Deze handeling kan in wezen op elk ogenblik van de regeneratiecyclus worden uitgevoerd.
In een verdere stap, komen de verdikkingen 139-140 in een stand zoals weergegeven in figuur 36, waardoor het tweede servoventiel 49 wordt gesloten. Hierbij komen de ventielen 32-35-40-44-47 in een stand analoog aan die van figuur 32, waarbij in een tegenspoeling wordt voorzien om zoutresten van het behandelingsmedium 29 te verwijderen.
Uiteindelijk komen de verdikkingen 139-140 in een stand analoog aan die van figuur 25, en komt de tweede schijf 61 in een niet-werkzame toestand, klaar voor de volgende regeneratiestart.
Daar het kleplichaam 154 niet verbonden is met het membraangedeelte 155, opent het tweede ventiel 35 automatisch iedere keer wanneer een abnormale overdruk voorkomt. Op deze wijze wordt de inhoud van de behandelingstank 28 beschermt tegen eventuele schade ingevolge overdruk.
Uit het voorgaande en uit de tekeningen is het duidelijk dat de tweede schijf 61 gedurende elke régénérâtiecyleus over een hoek wordt verdraaid van slechts 180°, omdat de voornoemde schijf G1 in het weergegeven voorbeeld van twee programma's is voorzien. Omwille van deze reden is de schijf 61 voorzien met twee verdikkingen 139, evenals twee verdikkingen 140. Vanzelfsprekend kan de schijf 61, volgens een niet in de tekeningen weergegeven variante, ook worden voorzien met slechts één of meer dan twee programma's.
De regelaar 59 kan eventueel worden uitgerust met middelen die een manuele start toelaten van het tweede controlemechanisme 25 en dus van de régénérâtiecyclus.
Dergelijke middelen, die weergegeven zijn in figuur 5 kunnen bestaan uit een mechanisch stoot- of draaielement 201 of dergelijke waarmee de tweede schijf 61 uit haar rustpositie kan worden gedrukt.
De voornoemde pekelinrichting 43 kan van willekeurige aard ‘ zijn. Hiertoe kan een bekende inrichting worden aangewend. Het is evenwel aangewezen dat een pekelinrichting 43 wordt toegepast zoals hierna is beschreven aan de hand van de figuren 37 tot 48, daar deze bijdraagt tot de optimalisatie van de behandelingsinrichting in haar geheel.
Zoals weergegeven in de figuur 37 bestaat de pekelinrichting 43 in hoofdzaak uit een reservoir 202 waarin het voornoemde régénérâtiemedium 42, in dit geval pekel, aanwezig is en eventueel wordt aangemaakt, en een doseersysteem 203.
Het bijzondere van deze pekelinrichting 43 bestaat erin dat dit doseersysteem 203 is uitgerust met een hydraulisch aangedreven volumetrisch doseerelement 204 voor het doseren van het voornoemde régénérât iemedium 42, met andere woorden in dit geval de pekel.
Het doseerelement 204 bestaat hierbij bij voorkeur uit een in een kamer 205 in de vorm van een membraan aangebracht pomporgaan 206, dat aan één zijde 207 een eerste compartiment 208 definiëert dat via minstens één zuigklep 209 met het reservoir 202 en via minstens één persklep 210 met de uitgang 38 van de behandelingstank 28 in verbinding staat of kan worden gesteld en dat aan zijn andere zijde 211 een tweede compartiment 212 definiëert waarin een hydraulische druk kan worden gecreeërd via een toevoerleiding 213.
Zoals weergegeven voor verschillende standen in de figuren 38, 39, 40 en 41 bestaat het pomporgaan 206 in een praktische uitvoeringsvorm uit een zak uit een elastisch materiaal die zich in de kamer 205, die bij voorkeur begrensd is door een kokervormige behuizing 214, bevindt, waarbij het tweede kompartiment 212 dan gevormd wordt door het inwendige van deze zak.
De zak is opgespannen rond een steun 215, welke ook in de ingekrompen toestand, met andere woorden de toestand van figuur 39, een voorspanning levert. Deze steun 215 bestaat uit een plaat die zich in de zak uitstrekt, waarbij de zak rond één uiteinde 216 van de steun 215 zit vastgeklemd, terwijl de steun 215 aan dit uiteinde 216 is voorzien van doorgangen 217 die zich tot op enige afstand van dit uiteinde naar onderen uitstrekken, zodanig dat via deze doorgangen 217 en een aansluiting 218 water in de zak kan stromen.
In een praktische uitvoeringsvorm is, zoals weergegeven in de figuren 38 en 40, de aanzuigopening 219 die in het eerste compartiment 208 uitgeeft aangebracht in het onderste uiteinde 220 van de behuizing 214. In dit onderste uiteinde 220 zijn eveneens de betreffende zuigkleppen 209 ingebouwd. Wanneer de kamer 205, het pompelement 206 en de steun staan opgesteld zoals is geïllustreerd in de figuren, en wanneer de kokervormige behuizing 214 in het reservoir 202 is geplaatst, wordt pekel uit het onderste gedeelte van het reservoir 202, waar de grootste zoutconcentratie heerst, opgezogen.
De afvoeropening 221, die met het eerste compartiment 208 in verbinding staat, bevindt zich bij voorkeur in het bovenste uiteinde 222 van de behuizing 214. In dit uiteinde 222 zijn eveneens de perskleppen 210 ingebouwd.
Opgemerkt wordt dat het uitdrukbaar volume van het eerste compartiment 208 bij voorkeur kleiner is dan het volume van de tussenruimte die tussen het behandelingsmedium 29, meer speciaal het hars, in de behandelingstank 28 aanwezig is, vermeerderd met het volume van de ruimte in het onderste gedeelte 56 van de behandelingstank 28 en de inhoud van de leiding die loopt van de afvoeropening 22 van de doseerkamer 205 tot aan het voornoemde onderste gedeelte 56.
Over het doseerelement 204 is een overdrukklep 223 geplaatst waarvan het sluitorgaan 224 zodanig belast is, bijvoorbeeld door middel van een veer 225, dat de overdrukklep 223 pas opent wanneer het pomporgaan 206 in de uitgedrukte positie voor de pekel is gekomen.
Parallel over de overdrukklep 223 is een mengdoorgang 226, voor het bijmengen van water aan de pekel, aangebracht. Zoals weergegeven in de praktische uitvoeringsvorm van figuur 42 is deze mengdoorgang 226 bij voorkeur geïntegreerd in de overdrukklep 223, bijvoorbeeld doordat hiertoe in het sluitorgaan 224 een lekkanaal is gevormd.
Zoals weergegeven in de figuur 37 is het tweede compartiment 212 bij voorkeur zodanig opgevat dat het eveneens als een doseerkamer werkt voor het aanvullen van het water in het reservoir 202, zodanig dat nieuwe pekel wordt aangemaakt doordat dit water in contact komt met het zout 227 dat in dit reservoir 202 aanwezig is. De toevoer van het water gebeurt hierbij via de schematisch weergegeven leiding 228, waarin een vlottermechanisme 229 kan zijn aangebracht, om een eventuele overmaat aan water naar een overloop 230 te sturen.
Om de dosering, zowel van de pekel, als van het water optimaal te kunnen realiseren is tussen een ingang 231 welke aansluit op de toevoerleiding 213, de kamer 205 en het reservoir 202 een hydraulisch bekrachtigd schakelsysteem 232 aanwezig, dat, door de toevoer van medium onder druk vanaf de ingang 231, een verbinding realiseert tussen de ingang 231 en het tweede compartiment' 212, doch de toevoer naar het reservoir 202 afsluit, terwijl dit bij afwezigheid van een toevoerdruk aan de ingang 231 een verbinding realiseert tussen het tweede compartiment 212 en het reservoir 202.
Het schakelsysteem 232 bestaat bij voorkeur uit een membraariklep 233 waarvan het membraan 234 samenwerkt met een doorgang 235 die in verbinding staat met het reservoir 202, met andere woorden het pekelvat. Het membraan 234 wordt hierbij belast door een druk in een kamer 236 die in verbinding staat met de voornoemde ingang 231. Het tweede compartiment 212 staat via de leiding 228 in verbinding met de onderzijde 237 van het membraan 234, wel zodanig dat het membraan 234 in bekrachtigde toestand geen doorverbinding hiervan met de doorgang 235 toelaat.
Tussen de ingang 231 en het tweede compartiment 212 is eveneens een verbinding, in de vorm van een vernauwing 238 aanwezig.
In een praktische uitvoeringsvorm, welke is weergegeven in de figuren 43 tot 46 zijn het vlottermechanisme 229 en het schakelsysteem 232 in één behuizing 239 ondergebracht, en is de vernauwing 238 geïntegreerd in het membraan 234. Meer speciaal wordt deze vernauwing 238 gevormd door een opening 240 in het membraan 234 en een zich onder het membraan 234 bevindend circulair kanaal 241, waarop, via een opening 242 de leiding 228 aansluit. De lokatie van de openingen 240 en 242 is zodanig dat zij niet in eikaars verlengde gelegen zijn.
Het vlottermechanisme 229 wordt in hoofdzaak gevormd door een in de behuizing 239 in de vloeistof van het reservoir 202 drijvende vlotter 243 die met een afsluitventiel 244 samenwerkt. Dit afsluitventiel 244 vormt een doorgang' tussen een kamer 245 waarin de voornoemde doorgang 235 uitmondt. Op deze kamer 245 sluit de voornoemde overloop 230 aan. Het afsluitventiel 244 opereert zodanig dat, vanaf het ogenblik dat het peil in het reservoir 202 een bepaalde hoogte heeft bereikt, dit ventiel wordt gesloten, waardoor het overige water gedwongen wordt via de overloop 230 weg te vloeien.
De kamer 245 is eveneens voorzien van een aantal openingen 246 die een rechtstreekse verbinding met het bovenste gedeelte van het reservoir 202 maken, die een beveiliging vormen voor het geval dat het peil in het reservoir 202 abnormaal hoog zou stijgen, bijvoorbeeld ingevolge van een defect.
De werking van de pekelinrichting 43 wordt hierna beschreven aan de hand van de twee schematische voorstellingen die zijn weergegeven in de figuren 37 en 47.
Op het ogenblik dat de waterbehandelingsinrichting in dienst is, is het ventiel 44 uit figuur 2 gesloten en is de ingang 231 drukloos. Door de voorspanning in het pomporgaan 206, meer speciaal het hiertoe aangewende membraan, is in het eerste kompartiment 208 een welbepaalde hoeveelheid regeneratiemedium 42 opgezogen.
Tijdens de regeneratie wordt zoals voornoemd het ventiel 44 geopend. Hierdoor komt de ingang 231 onder druk te staan.
Het membraan 234 buigt naar beneden uit en sluit de doorgang 235 af.
Het via de toevoerleiding 213 toestromende water stroomt onder invloed van het heersende drukverschil, eveneens doorheen de opening 238 in het tweede kompartiment 212 van de kamer 205, waardoor het pomporgaan 206 wordt verplaatst' en, zoals weergegeven in de figuur 47 de in het eerste kompartiment 208 aanwezige hoeveelheid regeneratiemedium 42, in dit geval pekel, via de persklep 210 naar de uitgang 38 van de behandelingstank 28 wordt gedrukt.
Tijdens deze beweging stroomt tevens een bepaalde hoeveelheid water doorheen de mengdoorgang 226, waardoor een bepaalde verdunning wordt bereikt.
Vanaf het ogenblik dat het membraan volledig uitgebogen is, wordt de drukval over de overdrukklep 223 zodanig groot dat deze opent en een spoeleffect ontstaat. Door het feit dat het water door de opening 240 dient te passeren, die als stroomregelaar fungeert, wordt de spoelstroom geregeld, wat de gewenste contacttijd verzekert. De gestuurde doorstroming verzekert dat de pekel die uit de doseerkamer 205 wordt verwijderd langzaam doorheen het behändelingsmedium 29, met andere woorden het hars, wordt gedrukt.
Van zodra de pekelinrichting 43 is afgesloten van de toevoerdruk, met andere woorden wanneer het voornoemde vierde ventiel 44 gesloten is, opent de membraanklep 233 en, ingevolge de veerkracht van het pomporgaan 206, wordt het water van het tweede compartiment 212 via de verbinding 218 naar de doorgang 235 gedrukt, via dewelke het in het pekelreservoir 202 belandt. Gelijktijdig wordt een andere welbepaalde hoeveelheid pekel in het eerste compartiment 208 opgezogen, klaar voor de volgende regeneratiecyclus.
Bij voorkeur zijn voorzieningen getroffen die ervoor zorgen dat het pekelvolume dat uit de doseerkamer 205 wordt gedrukt kleiner is dan het volume water dat aansluitend naar het pekelreservoir 202 wordt gestuurd, wat het voordeel biedt dat een constant niveau in het pekelreservoir 202 wordt behouden, zelfs wanneer verdamping plaats vindt. Deze voorzieningen kunnen van verschillende aard zijn. Volgens een eerste mogelijkheid zal een oppervlakteverschil tussen de twee wandzijden die de doseerkamer 205 in de voornoemde compartimenten 208-212 verdeeld, worden gecreërd. Volgens een andere mogelijkheid zal in een gewild lek naar het pekelvat worden voorzien. Volgens nog een andere mogelijkheid zal een hydraulisch schakelsysteem 232 worden aangewend dat een relatief grote sluittraagheid heeft, zodanig dat, afzonderlijk van het water dat door het tweede compartiment 212 wordt geleverd, nog een bijkomende kleine hoeveelheid water direct afkomstig van de inlaat 231 wordt geleverd.
Van zodra de vloeistof in het pekelreservoir 202 een bepaald peil overschrijdt, wordt het afsluitventiel 244 gesloten en wordt de overmaat aan water naar de overloop 230 afgevoerd.
In de plaats van de opening 240 kan de vernauwing 238 uit figuur 37 ook gevormd worden door middel van een element waarvan de doorgang regelbaar is, wat toelaat om de stromingssnelheid gedurende het pekelen en spoelen in te stellen.
Figuur 48 geeft een variante weer waarbij het doseren van vers water in het pekelreservoir 202 wordt verkregen door middel van een doorlaatelement 247, dat in een kleine permanente stroom van water naar het reservoir 202 voorziet, zolang dat water aan de inlaat 231 wordt toegevoerd.
In andere toepassingen kan de hiervoor beschreven inrichting 43 ook worden aangewend als een toevoerin-richting voor andere régénérâtiemedia dan pekel. In het ' geval dat het reservoir 202 niet dient hervuld te worden, kan het water dat uit het tweede compartiment 212 wordt gedrukt, onmiddellijk naar een afvoer worden geleid.
De waterbehandelingsinrichting volgens de uitvinding is optimaal geschikt om te worden uitgebouwd tot grotere capaciteiten.
In dat geval is de inrichting, volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding, die is weergegeven in figuur 49, erin gegekenmerkt dat zij twee of meer parallel werkende behandelingstanks 28A-28B-28C bevat die elk met een regelaar 59A-59B-59C zijn uitgerust; dat de regelaar 59A van de eerste behändelingstank 28A is uitgerust met een eerste hydraulisch aangedreven controlemechanisme 24A om de regeneratie van deze behandelingstank 28A te starten nadat een bepaald volume water hierdoor is gestroomd, een tweede hydraulisch aangedreven controlemechanisme 25A om de regeneratiecyclus te bevelen en middelen die bij het einde van de regeneratiecyclus van de eerste behandelingstank 28A een hydraulisch signaal 248 genereren; dat de regelaars 59B-59C van alle volgende behandelingstanks 28B-28C tenminste uitgerust zijn met een hydraulisch aangedreven controlemechanisme 25B-25C om hun eigen regeneratie te sturen, met middelen om na ontvangst van een hydraulische druksignaal 248-249 hun eigen regeneratie te starten en met middelen die bij het einde van de betreffende regeneratie-cyclus een hydraulisch signaal 249 afleveren, met uitzondering van de laatste behandelingstank 28C welke deze laatste middelen niet noodzakelijk heeft; en dat de verschillende regelaars 59A-59B-59C zodanig met elkaar zijn gekoppeld dat elke regelaar 59B-59C, met uitzondering van de regelaar 59A van de eerste behandelingstank 28A, een druksignaal 248-249 voor het starten van de regeneratie ontvangt, telkens bij het beëindigen van de regeneratie-cyclus van de vorige regeneratietank 28A-28B. De opeenvolging van de régénérât iecyc lus sen van de drie inrichtingen, die in feite overeenstemt aan de opeenvolging van de drukpulsen P aan de servoventielen 48 van de respectieve regelaars 59A-59B-59C, is in figuur 50 weergegeven in functie van tijd t. Uiteraard kan een tijdsvertraging tussen ' de opeenvolgende regeneratiecyclussen worden voorzien.
Eén of meer van de tanks 28A-28B-28C kan ook bestaan uit een groep van gelijktijdig werkende tanks.
Bij voorkeur wordt het signaal dat het eerste ventiel 32 van de vorige tank opent, met andere woorden het signaal dat wordt afgeleverd door het eerste servoventiel 48, aangewend om de régénérâtiecyclus van de volgende tank te starten. Op deze wijze worden de middelen voor het starten van de regeneratie van iedere volgende tank gevormd door het eerste servoventiel 48 van de regelaar van de vorige tank.
De middelen voor het starten van de regeneratie van de tweede en volgende tanks bestaan bij voorkeur uit mechanismen 94 zoals voordien beschreven. Hierbij wordt de uitgang 187 van de regelaar 59A van de eerste tank 28A
verbonden met de ingang 198 aan de regelaar 59B van de tweede tank 28B, en wordt de uitgang 187 van de regelaar 59B van de tweede tank 28B verbonden met de ingang 198 aan de regelaar 59C van de derde tank 28C.
Zulk mechanisme 94 werkt als volgt. Van zodra de opening 129 van het eerste servoventiel 48 van de eerste regelaar 59A onder druk is geplaatst, wordt de plunjer 193 van de tweede regelaar 59B in de richting F verschoven, zoals getoond in figuur 9. Bij het wegnemen van de druk aan de opening 129 wordt de plunjer 193 in de richting G verschoven, wat erin resulteert dat de schijf 61 door middel van de pal 93 uit haar niet werkzame positie wordt gebracht en dat de regeneratiecyclus van het tweede apparaat 57 wordt gestart. Een gelijkaardige actie vindt later plaats tussen het tweede en derde apparaat 57. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de specifieke constructie van de mechanismen 94 het voordeel biedt dat hun werking niet gevoelig is aan onderbrekingen in de toevoerdruk.
De regelaars 59B en 59C kunnen al dan niet worden uitgerust met een eerste controlemechanisme 24.
Bij voorkeur zijn de waterbehandelingstanks 28-28A-28B-28C en de bijhorende regelaars 59-59A-59B-59C op modulaire wijze ontworpen, met andere woorden zodanig dat de behandelingscapaciteit kan worden opgedreven uitsluitend door zulke modules aan elkaar te koppelen, waarbij de uitbreiding toelaat om een even of oneven aantal behandelingstanks 28-28A-28B-28C te monteren.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld weergegeven en in de tekeningen afgebeelde uitvoeringsvormen, doch dergelijke waterbehandelings- inrichting kan op verschillende wijzen worden samengesteld zonder af te wijken van het kader van de uitvinding.

Claims (46)

1. Waterbehandelingsinrichting, van het type waarbij het water tijdens het behandelen met een behandelingsmedium (29) in contact wordt gebracht, waarbij dit behandelings-medium (29), al dan niet door middel van een regeneratie-medium (42), regelmatig wordt geregenereerd en waarbij hiertoe gebruik wordt gemaakt van een regelaar (59), die enerzijds is voorzien van een hydraulisch aangedreven ' eerste controlemechanisme (24) waarmee het waterverbruik kan worden gecontroleerd en de aanvang van de regeneratie-cyclus kan worden bevolen, en anderzijds van een hydraulisch aangedreven tweede controlemechanisme (25) waarmee de regeneratiecyclus wordt gestuurd, daardoor gekenmerkt dat de beide controlemechanismen (24-25) worden aangedreven door middel van éénzelfde volumemeter (23).
2. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de volumemeter (23) in de twee doorstroomrichtingen opereert.
3. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het een leidingcircuit (26) bevat waarbij de volumemeter (23) in één richting het verbruikte water meet tijdens de gebruikstoestand en in de andere richting de regeneratiecyclus controleert.
4. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3 daardoor gekenmerkt dat de volumemeter (23) bestaat uit een volumetrisch meetelement.
5. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat in een regeling door middel van een aantal ventielen (32-35-40-44-47) is voorzien waarmee de door het water en het régénérâtiemedium (42) te volgen weg kan worden gewijzigd tussen een gebruikstoestand en een regeneratietoestand; en dat de bediening van de voornoemde ventielen (32-35-50-44-47) groepsgewijs is uitgevoerd, waarbij de aansturing hiervan eveneens groepsgewijs gebeurt door middel van respectieve servoventielen (48-49).
6. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de regelaar (59) slechts twee servoventielen (48-49) bevat.
7. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het leidingcircuit (26) bestaat uit een toevoer (27); een behandelingstank (28) waarin zich het behandelingsmedium (29) bevindt; een zich vanaf de toevoer (27) naar de ingang (30) van de behandelingstank (28) uitstrekkende leiding (31) waarin een eerste ventiel (32) is aangebracht; een leiding (33) die de ingang (30) van de behandelingstank (28) verbindt met een af voer naar de riool (34), waarin een tweede ventiel (35) is aangebracht; een leiding (37) tussen de uitgang (38) van de behandelingstank (28) en een afvoer naar het verbruik, waarbij in deze leiding (37) een derde ventiel (40) is aangebracht; eventueel, wanneer regeneratiemedium (42) moet worden toegevoerd een parallel over het derde ventiel (40) geplaatst circuit (41) voor de toevoer van rege- neratiemedium (42) waarin een vierde ventiel (44) is aangebracht; en een verbinding (46) tussen de voornoemde afvoer naar de afvoer voor het verbruik (39) en toevoer (27), die facultatief is voorzien van een vijfde ventiel (47); waarbij het eerste ventiel (32) , het tweede ventiel (35) en het vijfde ventiel (47) gestuurd worden door een eerste van voornoemde twee servoventielen (48), het derde ventiel (40) gestuurd worden door het tweede servoventiel (49) en het vierde ventiel (44) gestuurd wordt door het eerste servoventiel (48), het tweede servoventiel (49) of de drukval over een regelelement (36) om de stroom naar de rioolafvoer te regelen.
8. Waterbehandelingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat zij een overdruk-beveiliging bevat die samenwerkt met het tweede ventiel (35) dat de ingang (30) van de waterbehandelingstank (28) verbindt met een rioolafvoer.
9. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat een veranderbare debietregelaar (36) is voorzien om de stroom naar de rioolafvoer (34) te regelen.
10. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de conclusies 5 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde ventielen (32-36-40-44-47) onderling gekoppeld zijn en groepsgewijs bevolen worden door middel van druklijnen (50-51).
11. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het eerste ventiel (32), het tweede ventiel (35) en het vijfde ventiel (47) bestaan uit veerbelaste membraanventielen die met een sluit- of openingsdruk kunnen worden belast via een eerste druklijn (50) die via het eerste servoventiel (48) in functie van de regeneratiecyclus al dan niet onder druk wordt geplaatst; dat het derde ventiel (40) een membraanventiel is dat met een sluit- of openingsdruk kan worden belast via een tweede druklijn (51) die via het tweede servoventiel (49) in functie van de regeneratiecyclus al dan niet onder druk wordt geplaatst; en dat het vierde ventiel (44) bestaat uit een veerbelast membraanventiel dat gestuurd wordt door de drukval over het derde ventiel (40), over het eerste ventiel (32) of over het regelelement (36).
12. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de conclusies 5 tot 11, daardoor gekenmerkt dat de servoventielen (48-49) bestaan uit openingen (129-130) die door middel van een roterende schijf (61), in funktie van de positie van deze schijf (61), worden afgesloten, respectievelijk worden vrij gemaakt en in verbinding worden gesteld met een kamer (131) waarin zich water onder' toevoerdruk bevindt, en dat de servoventielen (48-49) voorzien zijn van klepdichtingen (132-133) die gevormd zijn uit een elastisch materiaal dat door zijn elastische spankracht een afdichting tegen de schijf (61) verzekert.
13. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de klepdichtingen (132-133) bestaan uit 0-ringen (134-135) die aan de omtrek van de voornoemde openingen (129-130) in een zitting (136-137) zijn aangebracht.
14. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 12 of 13, daardoor gekenmerkt dat de schijf (61) waarmee de openingen (129-130) kunnen worden afgedicht bestaat uit kunststof en dat het afsluitvlak op de plaatsen waar een afdichting moet worden gerealiseerd is voorzien van verdikkingen (139-140).
15. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de voornoemde conclusies, daardoor gekenmerkt dat ieder van de twee controlemechanismen (24-25) gebruik maakt van een door middel van de volumemeter (23) aangedreven schijf (60-61), waarbij ieder van deze schijven (60-61) in de betreffende programmatte voorziet; en dat de aandrijving gebeurt door middel van palaandrijfmechanismen (62-85) die, onafhanke lijk van de rotatiezin (R1-R2) van de volumemeter (23), in de verdraaiing van de respectievelijke schijven (60-61) volgens steeds dezelfde rotatiezin voorzien, en die via koppelingen met de volumemeter (23) gekoppeld zijn, waarbij deze koppelingen verschillende overbrengingsverhoudingen vertonen zodanig dat het palaandrijfmechanisme (62) dat bij het eerste controlemechanisme (24) behoort aan een lagere snelheid wordt aangedreven dan het palaandrijfmechanisme (85) dat bij het tweede controlemechanisme (25) behoort.
16. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het eerste controlemechanisme (24) is uitgerust met terugstelmiddelen (98), die dit controlemechanisme (24) telkens wanneer een regeneratiecyclus wordt doorgevoerd in een beginpositie plaatsen.
17. Waterbehandelingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de regelaar (59) is voorzien van twee door middel van de volumemeter (23) aangedreven schijven (60-61) die in de betreffende programmatic voorzien; middelen die de aandrijving van de tweede schijf (61) tot in een rustpositie kunnen onderbreken; en middelen die actief zijn tussen de eerste schijf (60) en de tweede schijf (61), om de tweede schijf (61) bij een bepaalde onderlinge positie tussen de beide schijven (60-61) uit de rustpositie te halen; waarbij de voornoemde terugstelmiddelen (98) de eerste schijf (60) bij elke regeneratie in een beginpositie terugbrengen.
18. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusies 16 en 17, daardoor gekenmerkt dat de middelen die de aandrijving van de tweede schijf (61) kunnen onderbreken gevormd worden door een tandloos deel (95) op de tweede schijf (61) waarop het palaandrijfmechanisme (85) zonder aandrijfeffect inwerkt; dat de middelen om de tweede schijf (61) uit haar rustpositie te halen bestaan uit meeneemelementen (96-97) die samenwerken met de eerste en met de tweede schijf, welke bij een bepaalde onderlinge hoekpositie bij een verdraaiing in de aandrijfzin met elkaar in contact komen; en dat de terugstelmiddelen (98) van de eerste schijf (60) bestaan in de combinatie van een elastisch element (100) dat bij het verdraaien van de eerste schijf (60) opgespannen wordt, blokkeermiddelen die het terugdraaien van de eerste schijf (60) tijdens het opspannen verhinderen of uitsluiten en met de tweede schijf (61) samenwerkende middelen (103) die de blokkeermiddelen kunnen deactiveren.
19. Waterbehandelingsinrichting volgens één van voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de regelaar (59) extern bedienbare instelmiddelen bevat waarmee de aanvang van de régénérâtiecyclus kan worden ingesteld in funktie van het te behandelen water.
20. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusies 17 en 19, daardoor gekenmerkt dat de extern bedienbare instelmiddelen gevormd worden door een mechanisme (111) waarmee de koers van de terugstelbeweging van de eerste schijf (60) kan worden gewijzigd.
21. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 19 of 20, daardoor gekenmerkt dat de instelling van de instelmiddelen uitwendig afleesbaar is van een schaal, bij voorkeur uitgedrukt in graden hardheid of volume behandeld water, waarbij de schaal verbonden is met de instelmiddelen.
22. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de regelaar (59) is voorzien van een door middel van een extern hydraulisch signaal activeerbaar mechanisme (94), waarmee het tweede controlemechanisme (25) op elk ogenblik kan worden geactiveerd.
23. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 22 en één van de conclusies 15 tot 21, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde mechanisme (94) in hoofdzaak bestaat uit een door middel van een aandrijf element heen en weer verplaatsbaar element dat het tweede controlemechanisme (25) uit rustpositie kan drukken.
24. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 23, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfelement bestaat uit een tussen twee posities verschuifbare plunjer (193) die hoofdzakelijk vier actieve drukvlakken bevat, namelijk een eerste drukvlak (194) waarop de toevoerdruk werkzaam is, een tweede drukvlak (195) dat groter is dan het eerste en waarop eveneens de toevoerdruk inwerkt, doch tegengesteld aan de druk op het eerste drukvlak (194), een derde drukvlak (196) waarop de atmosferische druk inwerkt tegengesteld aan de kracht die door de toevoerdruk op het eerste drukvlak (194) wordt uitgeoefend, en een vierde drukvlak (197) waaraan een stuurdruk kan worden aangelegd die tegengesteld werkt aan de op het tweede drukvlak (195) uitgeoefende toevoerdruk, zodanig dat een pulsvormig stuursignaal (199) resulteert in een heengaande beweging bij de opgaande flank (200A) en een teruggaande beweging bij de neergaande flank (200B).
25. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de regelaar (59) is voorzien van middelen (201) die een manuele start toelaten van het tweede controlemechanisme (25) en dus van de régénérâtiecyclus.
26. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een toevoerinrichting voor de toevoer van régénérâtiemedium (42), die over een hydraulisch aangedreven volumetrisch doseerelement (204) beschikt voor het doseren van het regeneratiemedium (42) tijdens de regeneratie.
27. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 26, daardoor gekenmerkt dat het hydraulisch aangedreven‘ volumetrisch doseerelement (204) in hoofdzaak bestaat uit een in een kamer (205) in de vorm van een membraan aangebracht pomporgaan (206), dat aan één zijde een eerste compartiment (208) definieert dat via minstens één zuigklep (209) met een reservoir (202) dat het regeneratiemedium (42) bevat en, via minstens één persklep (210), met de uitgang (38) van de behandelingstank (28) in verbinding staat of kan worden gesteld en dat aan zijn andere zijde een tweede compartiment (212) definiëert waarin een hydraulische druk kan worden gecreeërd.
28. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 26 of 27, daardoor gekenmerkt dat parallel over het doseerelement (204) een overdrukklep (223) is geplaatst waarvan het sluitorgaan (224) zodanig belast is dat de overdrukklep (223) pas opent wanneer het pomporgaan (206) van het doseerelement (204) in de uitgedrukte positie voor het régénérâtiemedium (42) is gekomen.
29. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 28, daardoor gekenmerkt dat parallel over de overdrukklep (223) een mengdoorgang (226) voor het bijmengen van water aan het regeneratiemedium (42) is aangebracht.
30. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 29, daardoor gekenmerkt dat de mengdoorgang (226) in de overdrukklep (223) is geïntegreerd.
31. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 27, daardoor gekenmerkt dat het membraan bestaat uit een zak uit een elastisch materiaal in de kamer (205), waarbij het tweede kompartiment (212) gevormd wordt door het inwendige van de zak.
32. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 31, daardoor gekenmerkt dat de zak is opgespannen rond een steun (215), welke een voorspanning levert.
33. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 32, daardoor gekenmerkt dat de steun (215) bestaat uit een plaat die zich in de zak uitstrekt, waarbij de zak rond één uiteinde (216) van de plaat zit vastgeklemd, en waarbij de plaat aan dit uiteinde (216) ie voorzien van doorgangen (217) die zich tot op enige afstand van dit uiteinde (216) uitstrekken.
34. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de conclusies 27 tot 33, daardoor gekenmerkt dat de kamer (205) gevormd is door een kokervormige, verticale behuizing (214) die voorzien is van drie aansluitingen, namelijk een in het onderste uiteinde (220) aangebrachte aanzuigopening (219) die in het eerste kompartiment (208) uitgeeft, een in het bovenste uiteinde (222) aangebrachte afvoeropening (221) die met het eerste kompartiment (208) in verbinding staat, en een aansluiting (218) die in de voornoemde zak uitgeeft, waarbij terugslagventielen (209-210) in de uiteinden (220-222) van de behuizing zijn gemonteerd die uitsluitend een doorstroming van de aanzuigopening (219) naar het eerste kompartiment (208) en van het eerste kompartiment (208) naar de afvoeropening (221) toelaten.
35. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de conclusies 27 tot 34, daardoor gekenmerkt dat het uitdrukbaar volume van het eerste compartiment (208) kleiner is dan het volume van de tussenruimte die tussen het behandelingsmedium (29), meer speciaal het hars, in de behandelingstank (28) aanwezig is, vermeerderd met het volume van de ruimte in het onderste gedeelte (56) van de' behandelingstank (28) en de inhoud van de leiding die loopt van de uitgang van de doseerkamer (205) tot aan het voornoemde onderste gedeelte (56).
36. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de conclusies 27 tot 35, daardoor gekenmerkt dat het tweede kompartiment (212) een doseerkamer vormt voor het toevoegen van water aan de toevoerinrichting voor het régénérâtiemedium.
37. Waterbehandelingsinrichting volgens de voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat zij voorzieningen bevat waardoor het volume régénérâtiemedium (42) dat uit de doseerkamer wordt gedrukt kleiner is dan het volume water dat aansluitend naar het voornoemde reservoir (202) wordt gestuurd, waarbij deze voorzieningen gekozen zijn uit volgende reeks, al dan niet onderling gecombineerd: - een oppervlakteverschil tussen de twee wandzijden die de doseerkamer (205) in twee verschillende compartimenten verdeeld; - een gewild lek naar het voornoemde reservoir (202); - het voorzien van een toereikende sluittraagheid van het hydraulisch afsluitsysteem.
38. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 36 of 37, daardoor gekenmerkt dat de toevoerinrichting is uitgerust met een vlottermechanisme (229) dat de overmaat aan water afkomstig van de voornoemde doseerkamer (205), naar een overloop stuurt.
39. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de conclusies 27 tot 38, daardoor gekenmerkt dat de toevoerinrichting en het doseerelement in verbinding staan met een ingang (231) die tijdens de regeneratie met water onder druk wordt gevoed, en dat tussen deze ingang (231), de doseerkamer (205) en het voornoemde reservoir (202) een hydraulisch bekrachtigd schakelsysteem (232) aanwezig is dat bij de toevoer van een vloeibaar medium onder druk aan de ingang (231), een verbinding behoudt tussen deze ingang (231) en het voornoemde tweede kompartiment (212), doch de toevoer naar het voornoemde reservoir (202) afsluit.
40. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 39, daardoor gekenmerkt dat het schakelsysteem (232) bestaat uit een membraanklep (233) met een membraan (234) dat samenwerkt met een doorgang (235) die in verbinding staat met het voornoemde reservoir (202), waarbij de voornoemde ingang (231) aansluit op een kamer (236) die gelegen is aan de zijde van het membraan (233) die zich tegenover de zijde bevindt die met de doorgang (235) samenwerkt, waarbij het tweede kompartiment (212) via een leiding in verbinding staat met de onderzijde (237) van het membraan (233), en waarbij tussen de ingang (231) en het tweede kompartiment (212) een verbinding met een vernauwing (238) aanwezig is.
41. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 40, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verbinding gevormd is door een doorgang in het membraan (234) .
42. » Waterbehandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit een waterverzachter, waarbij het behandelingsmedium (29) gevormd wordt door een hars dat zich in een behande-lingstank (28) bevindt en waarbij het regeneratiemedium (42) bestaat uit pekel die wordt geleverd door middel van een toevoerinrichting, meer speciaal een pekelinrichting (43) .
43. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de' voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij twee of meer parallel werkende behandelingstanks (28A-28B-28C) bevat die elk met een regelaar (59A-59B-59C) zijn uitgerust; dat de regelaar (59A) van een eerste behande-lingstank (28A) is uitgerust met een eerste hydraulisch aangedreven controlemechanisme (24A) om de regeneratie van deze behandelingstank (28A) te starten nadat een bepaald volume water hierdoor is gestroomd, een tweede hydraulisch aangedreven controlemechanisme (25A) om de regeneratie-cyclus te bevelen en middelen die bij het einde van de regeneratiecyclus van de eerste behandelingstank (28A) een hydraulisch signaal (248) genereren; dat de regelaars (59B-59C) van alle volgende behandelingstanks (28B-28C) tenminste uitgerust zijn met een hydraulisch aangedreven controlemechanisme (25B-25C) om hun eigen regeneratie te sturen, met middelen om na ontvangst van een hydraulische druksignaal (248-249) de eigen regeneratie te starten en met middelen die bij het einde van de betreffende regeneratiecyclus een hydraulisch signaal (249) afleveren, met uitzondering van de laatste behandelingstank (28C) welke deze laatste middelen niet noodzakelijk heeft; en dat de verschillende regelaars (59A-59B-59C) zodanig met elkaar zijn gekoppeld dat elke regelaar (59B-59C), met uitzondering van de regelaar (59A) van de eerste behandelingstank (28A), een druksignaal (248-249) voor het starten van de regeneratie ontvangt, telkens bij het beëindigen van de regeneratiecyclus van de vorige regeneratietank (28A-28B).
44. Waterbehandelingsinrichting volgens één van de conclusies 5 tot 14, conclusie 24, en conclusie 43, daardoor gekenmerkt dat de verschillende regelaars (59A-59B-59C) met elkaar gekoppeld zijn door middel van verbindingen, die er voor zorgen dat een signaal van één van de servoventielen (48) van iedere regelaar (59A-59B) wordt doorgezonden naar' het mechanisme (94) voor het starten van de regeneratiecyclus dat zich aan de volgende regelaar (59B-59C) bevindt.
45. Waterbehandelingsinrichting volgens conclusie 43 o£ 44, daardoor gekenmerkt dat de waterbehandelingstanks (28A-28B-28C) en de bijhorende regelaars (59A-59B-59C) modulair zijn opgebouwd, met andere woorden de behande-lingscapaciteit kan worden uitgebreid, uitsluitend door dergelijke modules aan elkaar te koppelen, waarbij de uitbreiding zowel toelaat een paar of onpaar behandelings-tanks aan te bouwen.
46. Waterbehandelingsinrichting, van het type waarbij het water tijdens het behandelen met een behandelingsmedium (29) in contact wordt gebracht, waarbij dit behandelingsmedium (29) door middel van een régénérât iemedium (42) regelmatig wordt geregenereerd, daardoor gekenmerkt dat zij één of de combinatie van twee of meer van volgende eigenschappen vertoont : - dat zij een leidingcircuit (26) bevat met ventielen (32-35-40-44-47) waarmee de door het water en het régénérâtiemedium (42) te volgen weg kan worden gewijzigd, waarbij de aansturing van deze ventielen met maximum vijf servoventielen geschiedt; - dat in het voorgaande geval het aantal servoventie- len (48-49) maximum twee bedraagt; - dat zij een leidingcircuit (26) bevat met ventielen (32-35-40-44-47) die gestuurd worden door twee ser-voventielen (48-49) die gevormd worden door ope-ningen (129-130) die door middel van een roterende schijf (61), meer speciaal een controleschijf, worden geopend, respectievelijk afgesloten, waarbij deze openingen (129-130) zich aan weerszijden van de draaias van de controleschijf, meer speciaal diametraal tegenover elkaar, bevinden; - dat de voornoemde servoventielen (48-49) gebruik maken van klepdichtingen (132-133) die gevormd zijn uit een elastisch materiaal dat door zijn elastische spankracht een afdichting tegen de schijf (61) verzekert; - dat de in het voorgaande punt genoemde schijf (61) bestaat uit kunststof, waarbij de afdichting aan de servoventielen (48-49) gebeurt door verdikkingen (139-140); - dat de waterbehandelingseenheid bestaat uit meerdere behandelingstanks (28A-28B-28C), waarbij verschillende en bij voorkeur alle behandelingstanks (28A-28B-28C) gekoppeld zijn aan één gemeenschappelijke reservoir (202) met régénérâtiemedium (42); - dat zij is voorzien van een controlemechanisme (24) om de regeneratiecyclus te starten, bij voorkeur een totalisator in de vorm van een roterend aangedreven schijf, met de bijzonderheid dat dit controlemechanisme (24) is uitgerust met automatisch werkende terugstelmiddelen (98); - dat zij is voorzien van een beveiliging, meer speciaal een pekelbeveiliging, die reageert op de drukval over een element dat in het leidingcircuit (26) is aangebracht, meer speciaal de drukval over een ventiel of een regelelement (36), zoals een debietbegrenzer; - dat zij is voorzien van een regelaar (59) met extern bedienbare instelmiddelen om de hardheid in te stellen; - dat zij is voorzien van een toevoerinrichting voor de toevoer van régénérâtiemedium (42), waarbij deze toevoerinrichting een dubbelwerkend volumetrisch doseerorgaan (36) bevat, enerzijds voor het doseren van het régénérâtiemedium (42), en anderzijds voor het doseren van water voor de aanmaak van bijkomend régénérâtiemedium (42); - dat zij is voorzien van een toevoerinrichting voor de toevoer van regeneratiemedium (42) met een elastisch doseerorgaan (36) dat door middel van zijn eigen elasticiteit de hoeveelheid te doseren regeneratiemedium (42) opzuigt; - dat zij is voorzien van een toevoerinrichting voor de toevoer van regeneratiemedium (42), die is gevormd uit een doseersysteem (203) en een vlotter-mechanisme (222) beide in de vorm van een module, waarbij het eigenlijke behandelingsapparaat (57) en de voornoemde twee modules in het reservoir (202) zijn gemonteerd dat het regeneratiemedium (42) bevat.
BE9600663A 1996-07-29 1996-07-29 Waterbehandelingsinrichting. BE1010440A3 (nl)

Priority Applications (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600663A BE1010440A3 (nl) 1996-07-29 1996-07-29 Waterbehandelingsinrichting.
EP97935376A EP0958056B1 (en) 1996-07-29 1997-07-29 Water treatment device
DE69724656T DE69724656T2 (de) 1996-07-29 1997-07-29 Wasserbehandlungsvorrichtung
PCT/BE1997/000089 WO1998004349A1 (en) 1996-07-29 1997-07-29 Water treatment device
AU38430/97A AU3843097A (en) 1996-07-29 1997-07-29 Water treatment device
AT97935376T ATE248652T1 (de) 1996-07-29 1997-07-29 Wasserbehandlungsvorrichtung
CA002261621A CA2261621A1 (en) 1996-07-29 1997-07-29 Water treatment device
US09/147,591 US6287457B1 (en) 1996-07-29 1999-01-28 Water treatment device having volumeter driven monitoring discs

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600663A BE1010440A3 (nl) 1996-07-29 1996-07-29 Waterbehandelingsinrichting.
BE9600663 1996-07-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1010440A3 true BE1010440A3 (nl) 1998-08-04

Family

ID=3889894

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9600663A BE1010440A3 (nl) 1996-07-29 1996-07-29 Waterbehandelingsinrichting.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US6287457B1 (nl)
EP (1) EP0958056B1 (nl)
AT (1) ATE248652T1 (nl)
AU (1) AU3843097A (nl)
BE (1) BE1010440A3 (nl)
CA (1) CA2261621A1 (nl)
DE (1) DE69724656T2 (nl)
WO (1) WO1998004349A1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2004020340A2 (en) * 2002-08-28 2004-03-11 Kinetico Incorporated Fluid treatment system
BE1016366A3 (nl) * 2004-12-20 2006-09-05 Dotraco Nv Inrichting en werkwijze voor het behandelen van water.
WO2009133251A1 (fr) * 2008-04-30 2009-11-05 Natalberto Valtancoli Dispositif de traitement de l'eau
CA2819659A1 (en) * 2010-12-03 2012-06-07 Kinetico Incorporated Control valve for a water treatment system
RU2617779C1 (ru) * 2015-12-10 2017-04-26 Закрытое Акционерное Общество "Аквафор Продакшн" (Зао "Аквафор Продакшн") Устройство очистки жидкости
GB2583448B (en) * 2019-03-20 2023-10-11 Harvey Water Softeners Ltd A water softener apparatus

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1517483A1 (de) * 1964-07-29 1969-12-04 Philips Patentverwaltung Verfahren und Vorrichtung zum selbsttaetigen Regenerieren von Ionenaustauschern in Wasserenthaertungsgeraeten fuer Wasch- bzw. Spuelmaschinen,insbesondere fuer Geschirrspuelmaschinen
US3509998A (en) * 1966-05-19 1970-05-05 William H Pellett Automatic regenerating apparatus for water softener
DE2001516A1 (de) * 1969-01-15 1970-10-08 Fiorelli Sodi Steuerventil fuer einen Wasserenthaerter
DE2339589A1 (de) * 1973-08-04 1975-02-13 Erich Neukamm Automatischer wasserenthaerter zur aufbereitung von gebrauchswasser auf ionenaustauschbasis
DE2652113A1 (de) * 1976-11-16 1978-05-18 Walter Holzer Automatische wasserenthaertungsanlage
US4539106A (en) * 1983-12-02 1985-09-03 Charles E. Cates System and apparatus for water conditioning
US4693814A (en) * 1984-09-04 1987-09-15 Kinetico. Inc. Water treatment apparatus

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1955694A (en) * 1925-02-25 1934-04-17 Gen Water Treat Corp Water softening apparatus
US2354694A (en) * 1939-06-24 1944-08-01 Elgin Softener Corp Valve and automatic operating mechanism therefor
US2993508A (en) * 1958-12-05 1961-07-25 Robertshaw Fulton Controls Co Control valve for water softening apparatus
DE2060751C3 (de) 1970-12-10 1973-11-08 Mannesmann& Keppel Electronics, 5630 Remscheid Flüssigkeitsmengenregler
DE2131117C3 (de) 1971-06-23 1984-11-15 Mannesmann + Keppel GmbH & Co. KG, 8938 Buchloe Flüssigkeitsmengenregler
NL7114100A (en) 1971-10-13 1973-04-17 Salt soln prepn tank - esp for prodn of regenerator solns for ion exchange water softeners
IT963114B (it) 1972-08-05 1974-01-10 Lara Soc A R L Procedimento e dispositivo per l im ballaggio di piastrelle ceramiche in pile e prodotto relativo
FR2223609A1 (en) 1973-03-29 1974-10-25 Confort General Francais Valve for ion exchange water softener - using toothed gearing for automatically sequenced regeneration cycle
DE2319343A1 (de) 1973-04-17 1974-11-07 Hks System Bau Gmbh & Co Kg Wasserenthaertungsgeraet
US3891552A (en) * 1974-04-12 1975-06-24 William C Prior Control valve for water softeners
US4298025A (en) * 1980-05-05 1981-11-03 Kinetico, Inc. Control valve for water softeners
IT1187299B (it) 1985-09-26 1987-12-23 Zanussi Elettrodomestici Lavastoviglie con addolcitore d'acqua e dispositivo di rigenerazione dello stesso
US5022994A (en) * 1988-02-16 1991-06-11 Kinetico Incorporated Fluid treatment system
DE4227135C2 (de) 1992-08-17 1995-03-16 Judo Wasseraufbereitung Ventilsystem für eine Ionenaustauscheranlage
WO1994013379A1 (en) 1992-12-14 1994-06-23 Ecowater Systems, Inc. Multi-tank liquid treatment method and apparatus

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1517483A1 (de) * 1964-07-29 1969-12-04 Philips Patentverwaltung Verfahren und Vorrichtung zum selbsttaetigen Regenerieren von Ionenaustauschern in Wasserenthaertungsgeraeten fuer Wasch- bzw. Spuelmaschinen,insbesondere fuer Geschirrspuelmaschinen
US3509998A (en) * 1966-05-19 1970-05-05 William H Pellett Automatic regenerating apparatus for water softener
DE2001516A1 (de) * 1969-01-15 1970-10-08 Fiorelli Sodi Steuerventil fuer einen Wasserenthaerter
DE2339589A1 (de) * 1973-08-04 1975-02-13 Erich Neukamm Automatischer wasserenthaerter zur aufbereitung von gebrauchswasser auf ionenaustauschbasis
DE2652113A1 (de) * 1976-11-16 1978-05-18 Walter Holzer Automatische wasserenthaertungsanlage
US4539106A (en) * 1983-12-02 1985-09-03 Charles E. Cates System and apparatus for water conditioning
US4693814A (en) * 1984-09-04 1987-09-15 Kinetico. Inc. Water treatment apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
EP0958056B1 (en) 2003-09-03
DE69724656D1 (de) 2003-10-09
CA2261621A1 (en) 1998-02-05
WO1998004349A1 (en) 1998-02-05
EP0958056A1 (en) 1999-11-24
US6287457B1 (en) 2001-09-11
ATE248652T1 (de) 2003-09-15
AU3843097A (en) 1998-02-20
DE69724656T2 (de) 2004-07-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5300230A (en) Comprehensive water treatment system
CA2143516C (en) Water quality monitor for a water purification system
DE602004012148T2 (de) System zur abgabe von dosierten volumen von erhitztem wasser zur brühkammer einer einzelportionsgetränkebrühvorrichtung
US4275448A (en) Electronic means for controlling the regeneration of resins in a resin type ion exchange device
BE1010440A3 (nl) Waterbehandelingsinrichting.
US3867290A (en) Apparatus for chemical treatment of swimming pools
KR20160087823A (ko) 세제자동투입 세탁기 및 방법
JPS5984799A (ja) 飲料シロツプ分配装置および方法
US4539106A (en) System and apparatus for water conditioning
US3565287A (en) Beverage dispensing and measuring unit
ES2822230T3 (es) Conjunto de válvula y método para ablandar agua
US3570520A (en) Volumetric valve
US3779281A (en) Water softener valve assembly with regeneration capability
JP5739450B2 (ja) 高精度計量装置を備えたウォータオンウォータ濾過システム
US3951802A (en) Water softener
RU2381415C1 (ru) Способ автоматической подачи одоранта газа в газопровод и устройство для его реализации
US5116491A (en) Comprehensive water treatment system
CN208716969U (zh) 一种无电型水力驱动软水机
AU2005295632B2 (en) Solid product dispenser and method and apparatus to control dispensing rate of a solid product with changing temperature
EP2276568A1 (fr) Dispositif de traitement de l'eau
BE1010443A3 (nl) Werkwijze voor het sturen van de regeneratie van een waterbehandelingsinrichting en waterbehandelingsinrichting die deze werkwijze toepast.
JPS62228773A (ja) 弁を制御する方法および装置
SU1765701A1 (ru) Дозатор жидкости
US11655904B1 (en) Valve control system
SU1161922A1 (ru) Дозатор жидкости

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20040731

RE Patent lapsed

Effective date: 20040731