BE1008717A5

BE1008717A5 - Speelinrichting.

Info

Publication number: BE1008717A5
Application number: BE9400818A
Authority: BE
Inventors: Ludo Arthur Marie Jule Debergh
Original assignee: Debergh Josepha Wendy Jules
Priority date: 1994-09-12
Filing date: 1994-09-12
Publication date: 1996-07-02
Also published as: EP0841974A1; WO1996008296A1; AU3564195A

Abstract

De uitvinding verschaft een interresante speelinrichting waarmee men zich enige tijd in spanning kan vermaken bij het realiseren van de gestelde opgave. De speelinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt door tenminste twee kringbanen, door een veelhoud van in de kringbanen opgenomen merktekendragers die elk tenminste twee vlakken hebben, waarop een merkteken is aangebracht en door wisselmiddelen voor het overbrengen van merktekendragers van de ene kirngbaan naar de andere en vice versa en voor het omdraaien van de merktekendragers.

Description

SPEELINRICHTING
De uitvinding betreft een speelinrichting volgens conclusie 1.

Een dergelijke speelinrichting is bekend uit SU-1146071. Daarbij bestaan de merktekendragers uit verschillend gekleurde bollen.

De uitvinding verschaft een interessantere speelinrichting waarmee men zieh langer in spanning kan vermaken bij het realiseren van de gestelde opgave.

De speelinrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk volgens conclusie 1.

De uitvinding en diverse uitvoeringsvarianten daarvan zullen uiteengezet worden aan de hand van tekeningen in de hierna volgende beschrijving. Daarin stellen voor :
Figuren 1 en 4-6 perspectivische aanzichten van verschillende uitvoeringsvarianten van de speelinrichting volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een doorsnede over lijn II-II van figuur l ; en
Figuur 3 een doorsnede door weer een andere uitvoeringsvariant.

De speelinrichting 4 van figuur 1 omvat als voorkeursuitvoeringsvorm een ringvormig huis 5 dat in werkelijkheid de halve maat heeft van de in de tekening weergegeven maten en daardoor handig op reis is mee te nemen. In het huis 5 bevinden zieh een eerste kringloop 1 en een tweede kringloop 2 die rond zijn, die boven elkaar zijn opgesteld, die elk gedimensioneerd zijn voor het verschaffen van plaats aan twaalf schijven 3 en die elk een poort 6,16 hebben voor het in- en uitlaten van schijven 3. De schijven 3 vormen merktekendragers, die aan elke zijde een merkteken dragen, bijvoorbeeld een bepaalde kleur, letter, cijfer of afbeelding.

De uitvinding zal worden beschreven aan de hand van letters, alhoewel aan kleuren de voorkeur wordt gegeven.

De speelinrichting 4 omvat verder wisselmiddelen 7, in figuren 1 en 2 bestaande uit een wissel 8 die draaibaar is om een diametrale aslijn 11 en wel om pennen 10 vanuit een eerste positie, waarin een doorgang 9 communiceert met de poort 6 en een doorgang 19 communiceert met een poort 16 tot in een tweede omgekeerde positie waarin doorgang 9 communiceert met de poort 16 en doorgang 19 communiceert met de poort 6. De doorgangen 9 en 19 omvatten hellende kanaalstukken 13 die bij een aansluiting 12 voortdurend met elkaar communiceren. Het is mogelijk tegelijkertijd een schijf 3 vanuit kringbaan 1 en 2 tot in doorgangen 9 en 19 te brengen, de wissel 8 volgens pijl 13 vanuit de eerste naar de tweede stand 180 graden te verdraaien en dan de twee schijven 3 tot in een andere kringloop 1, 2 te brengen.

Het is ook mogelijk een schijf 3 via doorgang 9 en aansluiting 12 tot in doorgang 19 te brengen, dan de wissel 180 graden te draaien en de schijf omgekeerd in de eerste kringbaan 1 terug te brengen.

Het is ook mogelijk elke schijf 3 even in een doorgang 9,19 te parkeren en in de kringloop 1 respectevelijk 2 terug te brengen op een andere relatieve positie ten opzichte van andere in dezelfde kringloop 1, 2 opgenomen schijven ter verandering van de volgorde.

Er kunnen allerlei opgaven worden gesteld en er kunnen door het aanbrengen van een selectie aan merktekens op de schijven 3 diverse moeilijkheidsgraden voor de oplossing van de opgave worden ingebouwd.

Als voorbeeld dient de opgave, dat in elke kringloop vier groepen van gelijke letters zichtbaar worden opgesteld, waarbij niet wordt aangeduid welke letters daarvoor vereist zijn. Integendeel men laat in het ongewisse welke acht groepen van vier letters in het spel zodanig aanwezig zijn dat daarmee de oplossing kan worden gerealiseerd. Bij voorkeur worden vier groepen van vijf en

elf groepen van vier dezelfde letters in het spel opgenomen, waarbij de combinatie van twee letters telkens op een zelfde schijf zodanig is dat er slechts een oplossing mogelijk is.

Indien in dit voorbeeld de oplossing bestaat uit 4 X B, 4 X D, 4 X E, 4 X F, 4 X G, 4 X H, 4 X J, en 4 X K terwijl er 5 X A aanwezig is, dan wordt het vormen van 4 X A geblokkerd indien twee schijven met A aan de andere zijde een letter B, D, E of F vertonen.

Evenzo valt elke letter, waarvan vier representanten aanwezig zijn buiten de oplossingscombinatie van 4 X 4.

Om het spel te vergemakkelijken kunnen er evenwel meer dan een mogelijke oplossingen worden ingebouwd, terwijl voor jonge kinderen het denkbaar is dat bijvoorbeeld 16 groepen van vier dezelfde beesten of andere afbeeldingen of kleuren worden ingebouwd, zodanig dat de paarsgewijze opstelling van de afbeeldingen per schijf elkaar niet of nauwelijks tegenwerken.

Tussen de twee kringbanen 1, 2 is een kijkgat 17 aanwezig, om bij een tijdelijk in de wissel 8 geparkeerde schijf 3 volgens pijl 18 de keerzijde (bovenzijde) van de in de tweede kringbaan 2 opgenomen schijven 3 en daarmede hun merkteken zichtbaar te maken wanneer zij met vingertoppen van een hand voorbij dit kijkgat worden rondgedreven.

Het huis 5 omvat een middenschijf 20, twee buitenringen 21 en twee binnenringen 22, elke ring met een L-vormig profiel, welke elementen aan elkaar zijn gekleefd. De wissel 8 bestaat uit twee helften die om twee van de middenschijf 20 deel uitmakende pennen grijpend aan elkaar zijn gehecht. De kringbanen 1, 2 en de doorgangen 9,19 van de wissel 8 hebben een C-vormig profiel, zodanig dat de schijven 3 niet uit de speelinrichting 4 kunnen vallen.

Volgens figuur 1 is in de wissel 8 een cilindrische holte 31 aangebracht tegenover een dwarsvlak 32 van

de middenschijf 20, waarin twee groeven 33 zijn aangebracht. Een kogel 34 is tezamen met een drukveer 35 in de holte aangebracht en grijpt telkens in de genoemde eerste en tweede positie in een groef 33 voor het vasthouden van deze posities.

De voornoemde onderdelen van het huis 5 en de wissel 8 zijn als lossende modellen van kunststof te spuitgieten.

De speelinrichting 4 van figuur 3 is gelijk aan figuren 1 en 2 met dienverstande dat de wissel 8 en de doorgangen 9,19 en poten 6,16 symmetrisch aanwezig zijn en zijn verdubbeld.

De speelinrichting 4 van figuur 4 is gelijk aan die van figuren 1 en 2 met dienverstande : dat de wissel 8 niet draaibaar is opgesteld, doch vaststaat, zodat de schijven 3 langs vaste doorgangen 9,19 van de kringbaan 1 naar de kringbaan 2 zijn te brengen ; waarbij echter elke kringbaan 1, 2 tenminste een plaats extra heeft boven het vereiste aantal op te nemen schijven van de oplossingssituatie, dat wil zeggen dat bij de opgave 4 X 4 elke kringbaan 1, 2 tenminste 17 schijfplaatsen heeft ; en waarbij de wissel 8 een keerkooi 25 heeft, waarin telkens een schijf 3 kan worden omgekeerd. Die keerkooi 25 is van zodanige traliestaven 26 voorzien dat de schijven deze niet kunnen passeren terwijl men toch met vingers de schijven daar kan hanteren.

Zo'n keerkooi 25 kan eventueel apart naast de wissel 8 worden aangebracht aansluitend op een andere poort van een van de kringlopen 1, 2.

De speelinrichting 4 van figuur 5 onderscheidt zieh van die van figuren 1 en 2 doordat de kringbanen 1 en 2 in twee naast elkaar opgestelde huisdelen 28 en 29 zijn opgesteld, die onderling middels de wissel 8 zijn verbonden. De wissel 8 is vast verbonden met huisdeel 29 en draait ten opzichte van huisdeel 28 volgens pijl 13 ten opzichte van de poort 6. Er is slechts een rechte doorgang

30 voor het opnemen van een schijf 3, welke doorgang 30 een verlengde is van poort 16. Op voorwaarde dat elke kringbaan 1, 2 een extra schijfplaats heeft, kunnen schijven 3 via de wissel 8 worden overgebracht en door onderlinge verdraaiing van de huisdelen 28 en 29 ten opzichte van elkaar, terwijl een schijf 3 zieh in de wissel 8 bevindt, kan zoln van kringbaan 1 afkomstige schijf omgekeerd en teruggebracht worden.

Denkbaar is een speelinrichting 4 met de vorm van figuur 5, waarbij een huis 5 met twee kringbanen 1, 2 gekoppeld is met een ander huis 5 met twee andere kringbanen 1, 2, zodat deze speelinrichting 4 vier kringbanen 1, 2 heeft met om het even welk totaal aantal schijven 3.

Evenzo is een speelinrichting 4 denkbaar, waarbij in plaats van twee, drie of vier naast elkaar opgestelde huizen 28,29 aan elkaar zijn gekoppeld door middel van een wissel in hoofdzaak volgens de manier van figuur 5.

Alhoewel ronde kringbanen 1, 2 en ronde schijven 3 de voorkeur verdienen, kunnen zij een andere vorm hebben, bijvoorbeeld vierkant, liefst met afgeronde hoeken.

Het aantal schijven 3 kan afwijken van zestien en de te stellen opgaven kunnen geheel anders zijn dan 8 X 4, bijvoorbeeld 2 X 4 en 4 X 5 bij 28 schijven.

In figuur 6 kan een ringhuisstuk 51 met de breedte van een schijf 3 en met twee evenwijdige, het ringhuis 5 dwars doorsnijdende dwarsvlakken 50 draaien om een centrale aslijn 52 die dwars op de dwarsvlakken 50 is gericht. In dat geval wordt een zieh in de eerste kringbaan bevindende schijf 3 vervangen door een zieh in de tweede kringbaan 2 bevindende schijf 3. Hierbij vormt het ringhuisstuk 50 de wisselmiddelen 8 voor het verwisselen van schijven 3. Het ringhuisstuk 51 draait om pennen 53 die om de middenschijf 20 zijn aangegoten. Om de schijven 3 selectief te kunnen omkeren is er nog een keerkooi 25 nodig. Deze kan op een of andere plaats, desnoods ook bij het genoemde ringhuisstuk 50, aansluiten op een poort 6

van tenminste een kringbaan.

Naast de getekende en beschreven uitvoeringsvormen zijn er nog andere alternatieve speelinrichtingen volgens de uitvinding denkbaar.

Claims

CONCLUSIES EMI7.1 1. Speelinrichting (4) omvattende ten minste twee kringbanen (1, 2) voor een veelvoud van in de kringbanen (1, 2) opgenomen merktekendragers (3), met het kenmerk dat de merktekendragers elk ten minste twee vlakken hebben, waarop een merkteken (A-O) is aangebracht en dat wisselmiddelen (7) voor het overbrengen van merktekendragers (3) van de ene kringbaan (1) naar de andere (2) en vice versa en voor het omdraaien van de merktekendragers aanwezig zijn.
2. Speelinrichting (4) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat twee kringbanen (1, 2) boven elkaar in een ringvormig huis (5) zijn aangebracht.
3. Speelinrichting (4) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de wisselmiddelen (7) gevormd worden door een draaibare wissel (8) met twee doorgangen (9,19) die verdraaibaar is tussen een eerste stand, waarbij de doorgangen (9,19) aansluiten op een poort (6,16) van de ene (1) respectievelijk de andere kringloop (2) en een tweede stand waarbij de doorgangen (9,19) aansluiten op een poort (16) van de andere (2) respectievelijk een poort (6) van de ene kringloop (1).
4. Speelinrichting (4) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke kringbaan (1, 2) merktekendragers bevat die elk twee vlakken (15) hebben waarop een merkteken is aangebracht, waarbij ten minste een kringloop zodanig is gevormd dat van de merktekendragers (3) slechts een vlak zichtbaar is, waarbij bij voorkeur ten minste een plaatselijk kijkgat (17) aanwezig is om van dit kijkgat (17) passerende merktekendragers het tweede merkteken (3) zichtbaar te maken.
5. Speelinrichting (4) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat twee kringlopen (1, <Desc/Clms Page number 8> 2) boven elkaar zijn opgesteld in een ringvormig huis (5) en dat een wissel (8) diametraal binnen in dit huis (5) is opgesteld.
6. Speelinrichting (4) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de wissel (8) om een diametrale aslijn (11) van het ringvormige huis (5) draaibaar is.
7. Speelinrichting (4) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het huis (5) als gietstukken omvat een twee kringbanen (1, 2) scheidende ringvormige scheiding- wand (20) en twee binnenringen (22) en twee buitenringen (21) elk met L-vormig profiel en dat de wissel (8) uit twee helften bestaat die een diametraal verbindingsvlak hebben.
8. Speelinrichting (4) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de kringbanen (1, 2) geheel met merktekendragers (3) zijn gevuld.
9. Speelinrichting (4) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke kringbaan zestien merktekendragers (3) omvat die zodanig met verschillende merktekens zijn gemerkt, dat het mogelijk is om in elke kringbaan (1, 2) vier groepen van merktekendragers (3) met hetzelfde zichtbare merkteken te plaatsen.
10. Speelinrichting (4) volgens conclusie 9, met het kenmerk dat op de merktekendragers (3) de volgende indeling van groepen van verschillende merktekens voorkomt : vier groepen van vijf en elf groepen van vier.