BE1008585A3

BE1008585A3 - Werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel en putdeksel volgens deze werkwijze bekomen.

Info

Publication number: BE1008585A3
Application number: BE9400305A
Authority: BE
Original assignee: Kruyfhooft Christina
Priority date: 1994-03-22
Filing date: 1994-03-22
Publication date: 1996-06-04

Abstract

Werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat in het in een vorm (9) aanbrengen van een aantal lagen laagvormige bewapening (12) en zich hiertussen uitstrekkende, eveneens laagvormige afstandhouders (13), bij voorkeur met een grotere stijfheid dan de bewapening (12); het met kunststof (14) vullen van de vorm; en, na het uitharden van de kunststof (14), het uit de vorm (9) verwijderen van het aldus verkregen putdeksel.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel en putdeksel volgens deze werkwijze bekomen. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel en een putdeksel dat volgens deze werkwijze is bekomen. 



  Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van putdeksels uit kunststof. 



  Het doel van de uitvinding bestaat erin te voorzien in een werkwijze die toelaat om putdeksels te vervaardigen waarbij vervormingen, ten gevolge van afkoeling en krimp, maximaal worden uitgesloten, m. a. w. waarbij een optimale vlakheid van het eindprodukt wordt verzekerd. 



  Nog een doel van de uitvinding bestaat erin een putdeksel uit kunststof te bieden dat aan zeer grote belastingen kan weerstaan, bijvoorbeeld riooldeksels van 70 x 70 cm die meer dan 12 ton belasting kunnen dragen. 



  Hiertoe voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel, daardoor gekenmerkt dat deze werkwijze bestaat in het in een vorm aanbrengen van een aantal lagen laagvormige bewapening en zieh hiertussen uitstrekkende, eveneens laagvormige, afstandhouders, bij voorkeur met een grotere stijfheid dan de bewapening ; het met kunststof vullen van de vorm ; en, na het uitharden van de kunststof, het uit de vorm verwijderen van het aldus verkregen putdeksel. 



  Door gebruik te maken van de voornoemde struktuur kan, zoals nog verder uit de beschrijving zal volgen, in een 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 uitbalancering worden voorzien die toelaat te bekomen dat het putdeksel na zijn ontvorming, zijn afkoeling en de hierbij optredende krimp voldoet aan de gestelde eisen voor wat betreft de vlakheid, de vorm en de stevigheid van het deksel. 



  Bij voorkeur wordt de voornoemde vorm met kunststof gevuld door middel van het zogenaamde RIM-procédé (Reaction Injection Molding). Bij dit procédé wordt de kunststof relatief langzaam in de vorm gelaten, wat in de toepassing volgens de uitvinding het voordeel biedt dat de bewapening en de afstandhouders niet aan bruuske krachten onderhevig zijn, waardoor het risiko dat zij zieh verplaatsen, wordt uitgesloten. 



  De uitvinding betreft eveneens een putdeksel dat volgens de voornoemde werkwijze is vervaardigd. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkel voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een putdeksel volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn 11-11 in figuur   1 ;   figuur 3 een vorm weergeeft voor het vervaardigen van het putdeksel van figuur   1 ;   figuur 4 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur   3 ;   figuur 5 op een grotere schaal een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 4 met F5 is aangeduid, waarbij de verschillende lagen zijn weergegeven die in de vorm worden aangebracht voor het vullen ervan ;

   

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 6 een gedeelte weergeeft van een afstandhouder die in het putdeksel van figuur 1 is aangewend ; figuur 7 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur   6 ;   figuur 8 een gedeelte weergeeft van de bewapening die in het putdeksel van figuur 1 is aangewend. 



  De uitvinding heeft zoals voornoemd betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel 1 uit kunststof, bijvoorbeeld zoals is afgebeeld in figuren 1 en 2. Het putdeksel 1 kan hierbij bedoeld zijn om in een bijhorend raam 2, hetwelke bij voorkeur ook uit kunststof bestaat, te worden aangebracht. 



  In het weergegeven voorbeeld is een putdeksel 1 weergegeven dat bestaat uit een hoofdzakelijk vlak lichaam 3 met een geprofileerde onderrand 4, gevormd door ribben 5 en 6 die met uitsparingen 7 en 8 in het raam 2 samenwerken. Het is echter duidelijk dat de hierna beschreven werkwijze zich niet beperkt tot zulke putdeksels 1 met een geprofileerde onderrand 4, doch ook kan worden aangewend voor andere vormen van putdeksels, bijvoorbeeld volledig vlakke putdeksels. 



  De werkwijze om het putdeksel 1 te vervaardigen bestaat erin dat, zoals weergegeven in figuren 3 en 4, wordt voorzien in een vorm 9, die uit meerdere vormdelen 10 en 11 kan bestaan ; dat, zoals in figuur 5 is weergegeven, in de vorm 9 een aantal lagen bewapening 12 en zich hiertussen uitstrekkende afstandhouders 13 met een grotere stijfheid dan de bewapening 12 worden aangebracht ; dat de vorm 9 vervolgens met vloeibare kunststof, schematisch aangeduid met pijl 14, wordt gevuld ; en dat, na het uitharden van de kunststof 14, het aldus verkregen putdeksel 1 uit de vorm 9 wordt verwijderd. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Bij voorkeur wordt hierbij het RIM-procédé (Reaction Injection Molding) aangewend, daar dit de in de inleiding genoemde voordelen biedt. Hierbij worden zoals weergegeven in figuren 3 en 4 twee komponenten aan de vorm 9 toegevoerd, via leidingen 15 en 16, welke onmiddellijk voordat zij in de vorm 9 terecht komen in een mengstuk 17 worden samengevoegd, om vervolgens via een gemeenschappelijk leiding 18 in de vorm 9 te worden gebracht, waarin de gemengde komponenten met elkaar reageren en de uiteindelijke kunststof vormen. Bij voorkeur laat men de gemengde komponenten relatief langzaam in de vorm 9 lopen, om te vermijden dat de bewapening 12 en de afstandhouders 13 zieh zouden verplaatsen. 



  Teneinde een optimale vulling te bekomen, wordt de vorm 9 volgens de uitvinding schuin omhoog opgesteld ; gebeurt de toevoer van kunststof aan een ingang 19 die zieh bij het laagste punt van de vorm 9 waar de matrijs is opgedeeld, bevindt ; en wordt de vorm 9 ontlucht via een bovenaan aangebrachte uitgang 20. In het geval van een vierkante of rechthoekige vorm 9, wordt deze laatste volgens diagonale richting in de hoogte opgesteld zoals zichtbaar in figuren 3 en 4. De hellingshoek A bedraagt bij voorkeur 50   ä   600. 



  In het geval dat een putdeksel 1 wordt vervaardigd met een geprofileerde onderrand 4 kan de vorm 9 zowel zodanig opgesteld worden dat de onderrand 4 zieh aan de onderzijde van de vorm 9 bevindt, zoals afgebeeld in figuren 3 tot 5, wat het voordeel biedt dat eventuele vullingen die in de rib 5 dienen te worden ingegoten, gemakkelijk blijven liggen, alsdat de onderrand 4 zieh aan de bovenzijde van de vorm 9 bevindt. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 Voor het putdeksel 1 wordt voor de voornoemde komponenten die volgens het RIM-procédé worden samengevoegd bij voorkeur polyol en isocyanaat aangewend. 



  Zoals hierna nog wordt verduidelijkt aan de hand van figuren 5 tot 8 wordt bij het aanbrengen van de voornoemde lagen bewapening 12 en de afstandhouders 13 in de vorming van stroomkanalen voorzien. Bij voorkeur wordt dit verwezenlijkt door gebruik te maken van afstandhouders 13 die elk bestaan uit een of meer op elkaar aangebrachte laagvormige elementen 21 met een dwarse open struktuur, bijvoorbeeld zoals weergegeven in figuur 6, waarmee bedoeld wordt dat volgens   een   of meer dwarse richtingen B en/of C steeds een doorstroming mogelijk is. De vorming van de stroomkanalen wordt bovendien nog versterkt door voor de bewapening 12 gebruik te maken van een hoofdzakelijk gesloten struktuur.

   Het is duidelijk dat de   geïnjecteerde   kunststof daardoor in hoofdzaak gedwongen wordt tussen de op een afstand van elkaar gehouden bewapeningen 12 te stromen, zulks dan ook nog volgens welbepaalde stromingsrichtingen. 



  Zoals weergegeven in figuur 6 bestaan de elementen 21 bij voorkeur uit netten uit kunststof. Teneinde in een goede geleiding van de in de vorm toegevoerde kunststof 14 te voorzien, kan gebruik worden gemaakt van netten met rechthoekige of vierkante mazen 22 met bijvoorbeeld een hartafstand D1 die 8   ä   12 mm bedraagt. Om in de voornoemde dwarse open struktuur te voorzien, zijn de netten bij voorkeur samengesteld uit over elkaar aangebrachte draden 23,   a-e   zoals weergegeven in figuur 7 aan elkaar zijn bevestigd, bijvoorbeeld gedeeltelijk in elkaar versmolten zitten. De draden 23 hebben bijvoorbeeld een doormeter van 2 à 4 mm. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  De elementen 21 bestaan bij voorkeur ook uit kunststof, bijvoorbeeld polyethyleen. Door gebruik te maken van afstandhouders uit kunststof wordt de kans op vervormingen, die ontstaan door verschillen in   uitzettingscoëfficiënten,   beperkt of zelfs volledig uitgesloten. 



  Elk der voornoemde bewapeningen 12 bestaat bij voorkeur uit   een   of meerdere op elkaar aangebrachte vezelmatten 24, waarvan een stuk is afgebeeld in figuur 8, welke bestaan uit glasvezels, carbonvezels en/of nylondraad of-vezel. 



  Zowel de bewapeningen 12 als de afstandhouders 13 worden bij voorkeur over het volledige of nagenoeg volledige oppervlak van het putdeksel 1 voorzien. 



  De vorm 9 wordt zodanig opgevuld met bewapeningen 12 en afstandhouders 13 dat het ganse pakket dat hierdoor gevormd wordt precies tussen de wanden van de vorm 9 past, zodat de   geinjekteerde   kunststof optimaal doorheen heel de vorm en het hierin aangebrachte pakket vloeit. 



  Een belangrijke techniek die tot de werkwijze van de uitvinding behoort, bestaat erin dat in een uitbalancering door de keuze van lagenopbouw, gevormd door de verschillende bewapeningslagen 12 en de afstandhouders 13, wordt voorzien. 



  Bij voorkeur wordt zoals schematisch is weergegeven in figuren 2 en 5 voorzien in een afwisselende struktuur van laagvormige bewapeningen 12 en laagvormige afstandhouders 13. Belangrijk hierbij is dat de uiterste lagen gevormd worden door de afstandhouders 13, om te bekomen dat bij het vullen voldoende kunststof 14 aan het oppervlak voorhanden is, om alzo een glad kunststofoppervlak aan de buitenzijde van het te vormen putdeksel 1 te realiseren. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 Heel voornaam is dat het pakket van bewapeningen 12 en afstandhouders 13 zodanig wordt opgebouwd dat de   geinjekteerde   grondstof goed door het pakket kan stromen, zodat alle vezels van de vezelmatten 24 goed geïmpregneerd worden. 



  In het geval van een putdeksel 1 zoals weergegeven in figuren 1 en 2 wordt bijvoorbeeld in een lagenopbouw voorzien, die, vanaf de onderzijde 25 naar de bovenzijde 26 van het lichaam 3 is samengesteld uit opeenvolgend   een   element 21,   een   vezelmat 24, twee elementen 21,   een   vezelmat 24,   een   element 21,   een   vezelmat 24, twee elementen 21,   een   vezelmat 24 en uiteindelijk   een   element 21. Dit kan   variëren   al naargelang de afmetingen en dikte van het putdeksel 1. 



  In het geval dat een putdeksel 1 wordt gerealiseerd met een relatief grote rib 5, worden in de rib 5   een   of meer vullingen 27, zoals afgebeeld in figuren 2 en 5, voorzien, die bijvoorbeeld gevormd zijn door   een   of meer touwen, bijvoorbeeld nylontouw. Deze vullingen   ze   hebben als doel de rib 5 te neutraliseren, met andere wcorden voorzien zij erin dat het deksel niet vervormd bij afkoeling en krimp. Het gebruik van touw biedt bovendien het voordeel dat het putdeksel veerkrachtig blijft bij belasting. 



  Verder kan de precieze lagenopbouw proefondervindelijk worden bepaald. 



  In wezen komt het erop neer dat bij onderliggende strukturen die te volumineus zijn, er volgens de uitvinding naar getracht wordt hun uitwerking tengevolge van krimp te neutraliseren door vullingen 27. De resterende opwaartse krimp wordt tegengewerkt door de bovenliggende lagen kunststof in het putdeksel 1. Vervormingen tengevolge van 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 krimp in kleine ribben zullen uitsluitend worden opgevangen en tegengewerkt door een geschikte keuze van de bovenliggende lagen in het deksel, dus zonder gebruik te maken van vullingen 27. 



  Opgemerkt wordt dat volgens de uitvinding bewapeningen 12 en afstandhouders 13 worden aangewend die zich goed laten impregneren door de   geinjekteerde   kunststof ; die bijzonder elastisch zijn, zodat na een belasting van het putdeksel 1, hetwelke een doorbuiging tot stand brengt, er geen blijvende vervorming ontstaat en het putdeksel dus terug tot in vlakke toestand komt ; en die geen te grote krimpverschillen veroorzaken tussen de kunststof en de bewapeningen 12, zodat het geheel goed samenhoudt, ook bij temperatuursverschillen en grote belastingen. 



  Zoals weergegeven in figuren 1 en 2 kunnen aan de bovenzijde 26 profileringen, zoals anti-slipribben 28, worden voorzien. 



  Het is duidelijk dat de uitvinding ook betrekking heeft op putdeksels, met als kenmerk dat zulk deksel een opbouw vertoont die bekomen is volgens de werkwijze die hiervoor beschreven is. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en de in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel en het putdeksel dat volgens deze werkwijze is vervaardigd, kunnen volgens verschillende varianten tot stand worden gebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Konklusies 1. - Werkwijze voor het vervaardigen van een putdeksel, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat in het in een vorm (9) aanbrengen van een aantal lagen laagvormige bewapening (12) en zieh hiertussen uitstrekkende, eveneens laagvormige, afstandhouders (13) ; het met kunststof (14) vullen van de vorm ; en, na het uitharden van de kunststof (14), het uit de vorm (9) verwijderen van het aldus verkregen putdeksel (1).
2.-Werkwijze volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het vullen van de vorm (9) gebeurt door middel van een RIM-procédé.
3.-Werkwijze volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat voor het RIM-procédé gebruik gemaakt wordt van twee komponenten, respektievelijk polyol en isocyanaat.
4.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat bij het aanbrengen van de voornoemde bewapening (12) en de afstandhouders (13) in de vorming van stroomkanalen wordt voorzien.
5.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat in een uitbalancering van krimpkrachten wordt voorzien door middel van de keuze van de lagenopbouw van de bewapening (12) en de afstandhouders (13).
6.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de uiterste lagen in de vorm (9), voor het aanbrengen van de kunststof (14), gevormd worden uit afstandhouders (13). <Desc/Clms Page number 10>
7.- Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat in de vorm (9) in een afwisselende lagenstruktuur van bewapeningen (12) en afstandhouders (13) wordt voorzien.
8.- Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de vorm (9) zodanig met bewapeningen (12) en afstandhouders (13) wordt opgevuld, dat het hierdoor gevormde pakket precies tussen de wanden van de vorm (9) past.
9.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat aan het putdeksel (1) een geprofileerde onderrand (4) wordt aangebracht, welke in een stuk met de rest van het putdeksel (1) wordt gevormd, en dat zodanig in afstandhouders (13) wordt voorzien dat de krimpkrachten die aan de geprofileerde onderrand (4) ontstaan minstens gedeeltelijk worden tegengewerkt door de krimp in het materiaal aan de bovenzijde (26) van het putdeksel (1).
10.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat aan het putdeksel (1) een geprofileerde onderrand (4) wordt aangebracht welke bestaat uit minstens een rib (5) en dat in deze rib (5) een vulling (27) wordt voorzien, welke in de vorm (9) aangebracht wordt voordat deze laatste met kunststof (14) wordt gevuld.
11.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat aan het putdeksel een geprofileerde rand (4) wordt aangebracht welke bestaat uit minstens een rib (5) en dat in deze rib (5) een vulling (27) wordt voorzien die deze rib (5) neutraliseert, zodanig dat zij niet meer inwerkt op het eigenlijke lichaam (3) van het putdeksel (1) en toch hiermee een geheel vormt. <Desc/Clms Page number 11>
12.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat afstandhouders (13) worden aangewend die elk bestaan uit een of meer op elkaar aangebrachte laagvormige elementen (21) welke minstens een dwarse open struktuur vertonen.
13.-Werkwijze volgens konklusie 12, daardoor gekenmerkt dat elementen (21) worden aangewend die bestaan uit een net uit kunststof, gevormd uit draden (23) die over elkaar gelegen zijn.
14.- Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zowel de bewapeningen (12) als de afstandhouders (13) over het volledige of nagenoeg volledige vlak van het putdeksel (1) worden aangebracht.
15.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat voor elk der bewapeningen (12) gebruik wordt gemaakt van een of meer vezelmatten, bestaande uit een der materialen van de reeks gevormd door glasvezels, carbonvezels of nylondraad.
16.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de vorm (9) tijdens het vullen schuin omhoog wordt opgesteld ; dat de kunststof (14) onderaan wordt toegevoerd ; en dat bovenaan een ontluchting wordt gerealiseerd.
17.-Putdeksel, daardoor gekenmerkt dat het een opbouw vertoont zoals bekomen volgens de werkwijze beschreven in een der voorgaande konklusies.