<Desc/Clms Page number 1>
Titel : Yentilat escnuf
De uitvinding n. eert betrekking op een ventilatieschuif voorzien van een langgerekt, in hoofdzaak blokvormig huis, waarvan twee tegenover elkaar gelegen wanden zijn voorzien van ventilatieopeningen, van welke wanden er ten minste een los- maakbaar is verbonden met het huis en kan samenwerken met een plaatvormig klepaeel, dat de ventilatieopeningen geheel, deels of niet kan afsluiten, waarbij de losmaakbare wand tot aanslag kan komen tegen suitranden in het huis en binnen het huis een insectenrooster is aangebracht, dat zieh vanuit een bevestigingsgroef nabij de ene stuitrand uitstrekt tot in een bevestigingsgroef nabij de andere stuitrand.
Een dergelijke ventilatieschuif is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 9100271. Door de bijzondere drie- plaatsklepconstrucie heeft deze ventilatieschuif zeer goede eigenschappen wat betreft de luchtafdichting. In de open stand van een dergelijke ventilatieschuif, evenals van soortgelijke bekende ventilatl. escnuiven met een tweeplaatsklepconstructie, dient tevens aandacht te worden besteed aan de waterdichtheid.
Directe regen-inslag wordt voorkomen door aan de bui- tenzijde van de ventilatieschuif afschermprofielen aan te brengen. Ondanks de aanwezigheid van die afschermprofielen kan echter regelmatig, en in het bijzonder aan de onderzijde van de losmaakbare wand die bij dit type kleppen de binnenwand vormt, naar binnen lekkend water worden waargenomen. Onderzoek heeft uitgewezen, dat deze lekkage het gevolg is van fijnverdeelde waterdruppeltjes, die worden meegevoerd door de luchtstroom door de open of deels open ventilatieschuif en neerslaan op het gaasvormige insectenrooster. Na verloop van tijd groeien deze fijnverdeelde waterdruppeltjes aan tot een waterdruppel, die langs het rooster omlaag glijdt en in de bevestigingsgroef van het rooster terechtkomt. Deze bevestigingsgroef is daarvoor echter niet bedoeld.
Weliswaar heeft deze bevesti-
<Desc/Clms Page number 2>
gingsgroef een gootvorm, doch geen afvoer, meer in het bijzonder geen afvoer naar buiten toe. In deze groef verzameld water zal zieh dan ook door spleten een weglooptraject zoeken, waarbij de naburige stuitrand vaak een barrière vormt tegen het naar buiten toe wegvloeien, zodat het wegvloeiende water als lekwater lopend over de binnenzijde van de ventilatieschuif kan worden waargenomen.
Met de uitvinaing wordt beoogd met relatief eenvoudige maatregelen dit lekprobleem bij een ventilatieschuif van de in de aanhef omschreven soort weg te nemen.
Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat ten minste een der bevestigingsgroeven, in de gemonteerde
EMI2.1
stand van de ventilatieschuif althans de onderste bevestigingsgroef, vanaf de ventilatieopeningen in de zieh gezienlosmaakbare zijwana voorbij de stuitrand bevindt. Het nemen van deze maatregelen is enerzijds gebaseerd op het vaststellen en analyseren van de oorzaak van de lekkage en anderzijds op het inzicht, dat voor het water, dat zieh in de bevestigingsgroef van het insectenrooster verzamelt, een zodanige wegvioeimogelijkheid moet worden gecreëerd, dat dit water slechts naar buiten toe kan wegvloeien. Bij de bekende constructies is de bevestigingsgroef grenzend aan de stuitrand gepositioneerd.
EMI2.2
Op het eerste coa 1,Op dan ook voldoende ervoor zorg te dragen, dat de bevestigingsgroef na te zijn volgelopen slechts over de stuitrana heen kan overlopen, zodat een afvoer naar buiten toe is verzeker. In de praktijk blijkt deze oplossing echter niet afdoende, en wel om de navolgende redenen. De bevestigingsgroef eindigt bij de kopse zijwanden van het huis, welke zijwanden de zijkanten van de bevestigingsgroef dienen af te sluiten. Vrijwel steeds zal hier als gevolg van vervaardigingstoleranties en-onnauwkeurigheden een spieet of opening aanwezig zijn, zodat in de bevestigingsgroef verzameld water zal wegvloeien vooraat de bevestigingsgroef kan gaan overlopen.
Dit wegvlceiende water wordt door de stuitrand gescheiden van de ruimte met de afvoer naar buiten en zal zieh zodoende via de onderzijde van de losmaakbare wand een uitweg zoeken en
<Desc/Clms Page number 3>
aldus de eerderbeaoelde lekkage veroorzaken. Afsluiten of afdichten van de uiteinden van de groef is niet of nauwelijks mogelijk vanwege het feit, dat enerzijds het ingesloten rooster zieh, vastgehouden door de groef, dient uit te strekken tot de kopse zl. jwanaen en anderzijds het rooster ten behoeve van het kunnen reinigen en vervangen uitneembaar dient te zijn, dat wil zeggen de groef moet ten opzichte van de kopse zijwand verplaatsbaar zijn, hetgeen het aanbrengen van een afdichting tussen die twee delen uiterst problematisch maakt.
Verder kan na het althans plaatselijk vollopen van de bevestigingsgroef over de rand daarvan weglopend water door hechten aan de zijwand van die groef in een naad tussen de stuitrana en de bevestigingsgroef terechtkomen. Die naad kan plaatselijk ondicht zijn, zodat in het bijzonder door capillaire werking water die naad kan passeren en zodoende weer aan de verkeerde zijde van de stuitrand terecht kan komen. Ook dit weer heeft lekwater aan de onderzijde van de losmaakbare wand tot gevolg.
Door nu overeenkomstig de uitvinding de bevestigingsgroef zodanig te positioneren, dat de zijkanten daarvan zieh boven de ruimte men afvoer naar buiten bevinden en de bevestigingsgroef zieh uitkragend in die ruimte bevindt, zal steeds op betrouwbare wijze verzekerd zijn, dat zieh in de bevestigingsgroef verzamelen water steeds terecht komt in de ruimte met de afvoer naar buiten, waarbij dan bovendien de stuitrand een barriere vormt tegen het naar binnen toe wegvloeien.
De bevestigingsgroeven met het daarin vastgezette insectenrooster kunnen aan de buitenwand van de ventilatieschuif zijn bevestigd. Dit heeft echter tot gevolg, dat bij het uitnemen van de losmaakbare wand voor onderhouds- en reinigingswerkzaamheden het insectenrooster in het huis achterblijft en er zodoende extra handelingen nodig zijn om dat rooster schoon te maken. Hier kan nog aan worden toegevoegd, dat het niet schoonmaken van dat rooster de ventilerende werking van de schuif nadelig zal beinvloeden. Oerhalve wordt er overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding een voor-
<Desc/Clms Page number 4>
keur voor uitgesproken, dat de bevestigingsgroeven verbonden zijn met de losmaakbare wand, waarDij de onderste bevestigingsgroef middels een een opwaarts hellend vlak vormend wanddeel met de losmaakbare wand is verbonden.
Bij het uitnemen van de losmaakbare wand wordt zodoenae tegelijkertijd het insectenrooster mee uitgenomen, zodat dit op eenvoudige wijze is schoon te maken. De hellende wand tussen de bevestigingsgroef en de losmaakbare wand is daarbij een verdere waarborg dat in de bevestigingsgroef verzameld water, zoals beoogd, wordt afgevoerd naar de ruimte met de afvoer naar buiten.
De onderzijde van de bevestigingsgroef kan zodanig zijn gepositioneerd, dat deze bij het monteren van de losmaakbare wand vrij over de stuitrand heen kan verplaatsen. Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt er echter een verdere voorkeur voor uitgesproken, dat in de gemonteerde stand van de losmaakbare wand de het dichtst bij de ventilatieopeningen gelegen opstaande rand van de onderste bevestigingsgroef contact maakt met de stuitrand, waarbij de losmaakbare wand voorzien is van een verdere omlaagreikende rand die aanligt tegen een omhoogreikende flensrand van het huis. Alsdan is er door een geschikte maatvoering een dubbele aanligging tussen het huis en de losmaakbare wand te verwezenlijken.
De montage en demontage van de losmaakbare wand is daarbij op snelle en eenvoudige wijze te realiseren, als overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de omlaagreikende rand en de omhoogreikende flensrand door bevestigingsmiddelen, zoals schroeven, onderling zijn verbonden, waarbij de bovengelegen langsrand van de losmaakbare wand is opgenomen in een sleuf van het huis, een en ander zodanig, dat de bovengelegen langsrand zover in de sleuf is te schuiven dat de onderste bevestigingsgroef de stuitrand kan passeren en na het vervolgens iets laten zakken van de losmaakbare wand, waarbij de bovengelegen langsrand in de sleuf blijft zitten, die wand met behulp van de bevestigingsmiddelen is vast te zetten.
Door de schuifverbinding tussen het huis en de bovengelegen langsrand van de losmaakbare wand is het mogelijk de
<Desc/Clms Page number 5>
wand in het huis te bevestigen door het aanbrengen van schroeven in alleen maar net onderrandgebied van de wand, terwijl ter plaatse van de inschuiving, Indien gewenst, een dubbele afdichting kan woraen gecreeerd.
Een anaere mogelijkheid voor het bevestigen van de losmaakbare wand met een zieh voorbij de stuitrand bevindende bevestigingsgroef is te realiseren, als de opstaande rand van de bevestigingsgroef en de omlaagreikende rand de wanden vormen van een gleuf die de stuitrand, die samenvalt met de omhoogreikende flensrand, schuifbaar kan opnemen, waarbij nabij de bovengelegen langsrand bevestigingsmiddelen, zoals schroeven, zijn aangebracht voor het onderling verbinden van het huis in de losmaakbare wand. Hierdoor wordt een soort labyrint-afsluiting verkregen, die uiteraard ook kan zijn aangebracht langs de bovengelegen langsrand van de losmaakbare wand. In dat geval wordt een constructie verkregen, waarbij beide bevestigingsgroeven zieh gezien vanaf de ventilatieopeningen in de losmaakbare zijwand voorbij hun nabijgelegen stuitrand bevinden.
Onder verwijzing naar in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de ventilatieschuif volgens de uitvinding thans naaer worden verduidelijkt en toegelicht. Daarbij toont : Fig. l in dwarsdoorsnede een eerste uitvoeringsvorm ;
Fig. 2 in dwarsdoorsnede en geschematiseerd een tweede uitvoeringsvorm ;
Fig. 3 in dwarsdoorsnede en geschematiseerd een derde uitvoeringsvorm ; en
Fig. 4 in dwarsdoorsnede en geschematiseerd een vierde uitvoeringsvorm.
De in Fig. 1 in dwarsdoorsnede weergegeven ventilatieschuif is voorzien van een huis 1, dat is samengesteld uit een bovenprofiel 2, een onderprofiel 3 en een deze profielen verbindende buitenwand 4. De profielen 2 en 3 zijn elk samenge- steld uit twee delen 2a, 2b resp. 3a, 3b, die bijvoorbeeld van aluminium zijn vervaardigd en door een warmte-isolerend kunst-
<Desc/Clms Page number 6>
stofelement 2c resp. 3c zijn verbonden. De profielen 2 en 3 zijn verder voorzien van pootvormige delen 2d resp. 3d voor het in een niet weergegeven kozijn monteren van het huis 1 dan wel voor het opnemen van een niet weergegeven plaatvormig deel, zoals een ruit.
Het huis 1 wordt kokervormig afgesloten door een losmaakbare wand 5, die in het gebied grenzend aan het bovenprofiel 2 is voorzien van een in de richting van het profiel 2 openende sleuf 5a, waarin glijdend een omlaagreikende rand 2e van het profiel 2 grijpt. Het de sleuf 5a vormende U-vormige deel van de wand 5 is L-vormig verlengd voor het vormen van een bevestigingsgroef 5b, die een langsrandgebied van een insectenrooster 6 opneemt. Het tegenovergelegen langsrandgebied van het rooster 6 bevindt zieh in een bevestigingsgroef Sc gevormd door een U-vormlg deel, dat via een omhooghellend deel 5d is verbonden met een L-vormig leideel Se, dat tezamen met het hoofdvak van de wand 5 een geleidingsgroef voor een langsrandgebied van een plaatvormig kleporgaan 7 vormt.
Het tegenovergelegen langsrandgebied van het kleporgaan 7 wordt in een soortgelijke groef geleid, welke groef wordt begrensd door het hoofdvak van de wand S en een poot van het U-vormige deel dat de sleuf Sa vormt. Onder het leideel Se is een omlaagreikende rand Sf aangebracht, die voorzien is van een boring voor het doorlaten van een schroef 8, die aangrijpt op de wand van een boring in een omhoogreikende rand 3e van het onderprofiel 3 om zodoende, tezamen met de samenwerking tussen de sleuf Sa en de rand 2e, de wand 5 in het huis 1 vast te zetten.
Het hoofdvak van de wand 1 is op bekende wijze voorzien van een aantal in hoofdzaak rechthoekige ventilatieopeningen, die onderling gescheiden zijn door ongeveer even grote wandoppervlakken. Het kleporgaan 7 is voorzien van een soortgelijke configuratie van openingen en wandoppervlakken, een en ander zodanig, dat door het verschuiven van het kleporgaan 7 middels een bedieningsknop 9 de openingen in het hoofdvak van de wand 5 geheel of gedeeltelijk zijn vrijgegeven dan wel geheel zijn afgesloten, zoals is besproken in aanvragers Neder-
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
I landse Uiteraard kan ook een drie- octrooiaanvrage 9100271.plaatsconstructie als getoond in laatstbedoelde publicatie worden toegepast in plaats van de in Fig. 1 getoonde tweeplaatsconstructie.
De buitenwana 4-s eveneens voorzien van ventilatieopeningen, die door een kleporgaan 10 geheel of gedeeltelijk zijn vrij te geven dan wel geneel zijn af te sluiten, waarbij de bediening van het kleporgaan 10 gelijktijdig met die van het kleporgaan 7 plaats heeft door bedieningsknop 9.
Het profiel 2 is verder nog voorzien van een buitenwaarts reikend deel 2f, dat een afschermprofiel 11 draagt, dat regeninslag door de openingen in de wand 4 moet voorkomen. Aan de kopse uiteinden-- zl. jn deze regenafschermmiddelen alsmede het huis 1 afgesloten door eindwanden 12.
Het profiel 3 is vorder nog voorzien van een stuitrand 3f, waarvan het bovenrandgebied zijdelings aanligt tegen een poot van het de bevestig1ngsgroef Sc vormende U-vormige deel en wel de poot die aansluit op het omhooghellende deel 5d. Aldus bevindt bevestigingsgroef 5c zieh voorbij de stuitrand 3f.
Fijnverdeelde waterdruppeltjes meegesleurd door de door de ventilatiescnuif stromende lucht zullen, althans deels op het rooster 6 blijven hangen en zieh daar samen kunnen voegen tot een grotere druppel, die langs het rooster 6 omlaag loopt en in de bevestigingsgroef 5c terecht komt. Raakt de bevestigingsgroef 5c vol, dan zal deze over het vrije been van het de bevestigingsgroef 5c vormende U-vormige deel overlopen en omlaag druppelen, waarbij het door de ruim uitkragende groefconstructie uitgesloten moet worden geacht, dat het water via de onderzijde van het de bevestigingsgroef 5c vormende U- vormige deel over de stuitrand 3f heen zou kunnen wegvloeien.
Tevens zal het omhoogne11ende deel 5d voorkomen, dat het water vanuit de bevestigingsgroef 5c tot bij het kleporgaan 7 terecht kan komen. Het uit de bevestigingsgroef Sc omlaag druppelende water zal terecht komen in een ruimte 13 begrensd door de stuitrand 3f, het kunststofelement 3c en een opstaande rand van het profieldeel 3b. De opstaande rand is voorzien van een
<Desc/Clms Page number 8>
aantal boringen 3g, via welke het water naar buiten toe kan wegvloeien.
In geval de bevestigingsgroef 5c niet afdichtend aansluit op de eindwana 12, hetgeen meestal het geval zal zijn, kan in de bevesfigingsgroef 5c verzameld water, voordat de bevestigingsgroef 5c vol zou zijn en zou gaan overlopen, via een opening tussen het de bevestigingsgroef 5c vormende Uvormige deel en de endwand 12 wegvloeien. Ook dan komt het water in de ruimte 13 terecht en zal via de boringen 3g naar buiten toe worden afgevoerd.
Op deze wijze is een ventilatieschuif verkregen, die in de open stand tot ten minste 75 Pa overdruk of bijvoorbeeld windkracht 7 8 Beaufort waterdicht is. Bij nog hogere windsnelheden glijden de waterdruppels niet meer langs het rooster 6 omlaag, doch worden dan rechtstreeks door het rooster heen de te ventileren ruimte in geblazen. Waterdichtheid is dan alleen te verkrijgen door het geheel of gedeeltelijk sluiten van de ventilatieschuif.
In Fig. 2 is schematisch een variant weergegeven van de in Fig. 1 getoonde ventilatieschuif. Deze variant is voorzien van een huis 21 samengesteld uit een ge soleerd bovenprofiel 22, een geisoleerd onderprofiel 23, een deze verbindende wand 24, die drie afschermprofielen tegen inregenen draagt, en een losmaakbare wand 25, die voorzien is van een drieplaatsklepconstructie als getoond en beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 9100271. Uiteraard kan ook de buitenwand 24 voorzien zijn van een dergelijke schuifklepconstructie.
In het langsrandgebied nabij het profiel 22 is de wand 25 voorzien van een omhoog reikende langsribbe 25a, die aanligt tegen het vrije been van een L-vormig deel 22a van het profiel 22, alsmede van een L-vormig deel 25b, dat een omlaag openende bevestigingsgroef 2Sc vormt en waarvan het vrije been aanligt tegen een omiaag reikende rand 22b van het profiel 22.
Aldus is het bovenrandgebied schuifbaar opgenomen in een kanaal gevormd in het profiel 22 en maakt op twee plaatsen contact met de wanden van dat kanaal.
<Desc/Clms Page number 9>
De bevestigingsgroef 25c dient voor het opnemen van een insectenrooster 26, dat verder steun neemt in een bevestigingsgroef 25d, die zieh naDij het langsrandgebied van de wand 25 dat contact maakt-net net profiel 23 bevindt. Dit contact vindt plaats Goor een L-vormig deel 25e middels een schroef 27 vast tegen een stuitrand 23a van het profiel 23 aan gedrukt te houden. Het ondervlak van de bevestigingsgroef 25d is daarbij zodanig gepositioneerd, dat bij het demonteren van de wand 25 de bevestigingsgroef 25d over de stuitrand 23a heen kan verplaatsen.
In de bevestigingsgroef 25d verzameld water zal vanuit die groef steeas in de ruimte 28 terecht komen en via boringen 24a in de wand 24 naar buiten toe kunnen wegvloeien.
De ventilatieschuif volgens Fig. 3 is voorzien van een huis 31 samengesteld uit een geisoleerd bovenprofiel 32, een geisoleerd onderprofiel 33, een deze verbindende wand 34, die drie afschermprofielen tegen inregenen draagt, en een losmaakbare wand 35 met een schuifklepconstructie.
Nabij het profiel 33 is een, een bevestigingsgroef 35a vormend U-vormig deel 35b aanwezig, dat via een omhoog hellend deel 35c en een L-vormig deel 35d is verbonden met het hoofdvlak van de wand 35. Het profiel 33 is voorzien van een omhoogreikende stuitrand 33a, die reikt in een sleuf gevormd door de delen 35b, 35c en 35d. In de bevestigingsgroef 35a neemt een langsrand van een insectenrooster 36 steun, waarvan de andere langsrand tot in een bevestigingsgroef 35e reikt, die gevormd wordt door een L-vormig deel 35f in samenwerking met een L-vormig deel 35g, welk laatste deel aansluit op het hoofdvak van de wand 35.
Na het op de stuitrand 33a plaatsen van de wand 35 wordt deze door middel van een schroef 37 geborgd, waarbij het vrije been van het L-vormige deel 35f vaksgewijs tegen het profiel 32 aan wordt gedrukt.
In de bevestigingsgroef 35a verzameld water zal vanuit die groef steeds in de ruimte 38 terecht komen en via boringen 34a in de wand 34 naar buiten toe kunnen wegvloeien.
<Desc/Clms Page number 10>
De ventilatieschuif volgens Fig. 4 is voorzien van een huis 41 samengesteld uit een geisoleerd bovenprofiel 42, een geisoleerd onderprofiel 43, een deze verbindende wand 44, die drie afschermprofielen tegen inregenen draagt, en een losmaakbare wand 45 met een schuifklepconstructie.
Het langsrandgebied van de wand 45 is gestoken in een kanaal 42a gevormd aan het profiel 42 onder vorming van een tweezijdig contact op de wijze corresponderend aan die besproken bij Fig. 2. Een insectenrooster 46 strekt zieh hierbij uit van een bevestigingsgroef 42b gevormd aan het profiel 42 naar een bevestigingsgroef 43a gevormd aan het profiel 43. Bij deze constructie zal het insectenrooster 46 in het huis achterblijven bij het demonteren en wegnemen van de wand 45. Het zal verder zonder extra toelichting duidelijk zijn, dat in de bevestigingsgroef 43a verzameld water vanuit die bevestigingsgroef steeds in de ruimte 47 terecht zal komen en via boringen 44a in de wand 44 naar buiten toe wegvloeit.
Het spreekt vanzelf, dat er binnen het kader van de uitvinding als neergelegd in de bijgaande conclusies nog vele wijzigingen en varianten mogelijk zijn naast de hierboven reeds besproken uitvoeringsvormen.