BE1007656A5 - Inrichting voor het behandelen van gewassen. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het behandelen van gewassen, meer speciaal voor het scheiden van vruchten (10) en hiertussen aanwezige restprodukten (14), daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een sorteerelement (2) in de vorm van een zeef, waarbij de bovenzijde van de zeef in reliëf is uitgevoerd.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het behandelen van gewassen. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het behandelen van gewassen, meer speciaal voor het uit oogstprodukten scheiden van vruchten en restprodukten, zoals takken van de planten, stenen en dergelijke. 



  De uitvinding is in de eerste plaats bedoeld voor het zuiveren van geoogste peulvruchten en meer speciaal snijbonen en prinsessebonen, doch in het algemeen kan zij ook worden aangewend voor het zuiveren van andere oogstprodukten. 



  Het is bekend dat bij het machinaal oogsten van peulvruchten verschillende restprodukten, hoofdzakelijk bestaande uit takken van de planten en soms ook stenen, in de oogst terechtkomen. 



  Het industrieel verwijderen van de voornoemde restprodukten gebeurt klassiek in een roterende zeeftrommel. Het nadeel hierbij bestaat erin dat peulvruchten in zulke zeeftrommel worden beschadigd, wat tot het vlug rotten van de vruchten leidt. 



  De huidige uitvinding heeft dan ook betrekking op een inrichting waarmee een scheiding tussen vruchten en restprodukten kan worden uitgevoerd, waarbij zulke beschadiging vrijwel volledig of volledig wordt uitgesloten. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het behandelen van gewassen, meer speciaal voor het scheiden van vruchten en hiertussen aanwezige restprodukten, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 sorteerelement in de vorm van een zeef, waarbij de bovenzijde van de zeef in reliëf is uitgevoerd. 



  Doordat de bovenzijde in reliëf is uitgevoerd, vindt een zeer vlugge scheiding plaats, waardoor de vruchten slechts geringe tijd op het zeefvlak aanwezig blijven en de kans op beschadiging vrijwel nihil is. De vruchten kantelen immers over de hoogste randen van het zeefvlak en vallen doorheen de zeef. 



  Het sorteerelement is bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een tafel en beter nog in de vorm van een triltafel. 



  Bij voorkeur bestaat de tafel hierbij uit een aantal op hun kant geplaatste, zich onderling op een afstand van elkaar bevindende latten, waarvan de bovenranden op verschillende hoogten zijn gesitueerd, bij voorkeur volgens een zieh herhalend patroon. Door gebruik te maken van zulke latten ontstaan hiertussen gleuven die toelaten dat langwerpige vruchten hiertussen kunnen vallen, doch de weinig rechte takken afkomstig van de planten, alsmede relatief volumineuze voorwerpen, zoals stenen, op het zeefvlak aanwezig blijven. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur   1,   zulks uitsluitend van het sorteerelement ; 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 3 een zieht weergeeft volgens pijl F3 in figuur   2 ;    figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3 ; figuur 5 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 4 is afgebeeld. 



  Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat de inrichting 1 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een sorteerelement 2 in de vorm van een zeef, waarbij de bovenzijde van dit sorteerelement 2 in reliëf is uitgevoerd. 



  Zoals weergegeven in figuren 1 tot 4 is het sorteerelement 2 in hoofdzaak opgevat als een sorteertafel die is samengesteld uit een aantal naast elkaar aangebrachte langsgerichte elementen   3,   bijvoorbeeld latten die op hun kant geplaatst zijn, zodanig dat hiertussen gleuven 4 worden gedefinieerd. De elementen 3 zijn gemonteerd in een kader 5. 



  Ten einde in het voornoemde reliëf te voorzien, zijn de elementen 3 zodanig uitgevoerd en/of opgesteld dat zij verschillende bovenranden 6-8 definiëren welke op verschillende hoogten gelegen zijn. De hoogte van de bovenranden wisselt zich bij voorkeur af volgens een zich herhalend patroon. Meer speciaal geniet het de voorkeur dat een patroon zoals weergegeven in figuur 4 wordt aangewend. 



  Hierbij herhalen de hoogst gelegen bovenranden 6 zich om de vier elementen 3. Midden tussen de elementen 3 met de voornoemde bovenranden 6 bevinden zieh elementen 3 met een iets lager gelegen bovenrand 7. Verder bevindt zieh tussen elk element 3 met een bovenrand 6 of 7 nog een element 3 met een bovenrand 8 die lager gelegen is dan de bovenranden 6 en 7. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Zoals weergegeven in figuur 3 divergeren de elementen 3 een weinig ten opzichte van elkaar zulks in de richting A volgens de welke de te behandelen produkten normalerwijze over het sorteerelement 2 zullen worden verplaatst. 



  Hierdoor wordt vermeden dat zich opstoppingen, bijvoorbeeld gevormd door stenen tussen twee hoge elementen 3, ontstaan. 



  De gemiddelde afstand tussen de elementen 3, met andere woorden de gemiddelde breedte van de gleuven 4, bedraagt bij voorkeur 1   ä   3 cm. Het grootste hoogteverschil tussen de bovenranden van de elementen 3, in dit geval de bovenranden 6 en   8,   bedraagt bij voorkeur 1   ä   5 cm. 



  Het sorteerelement 2 is bij voorkeur opgevat als een triltafel en is in dat geval dan ook gekoppeld aan een trilmechanisme 9 of hiertoe op een klassieke triltafel bevestigd. 



  Zoals schematisch weergegeven in figuur 1 kan de inrichting 1 worden uitgerust met toe-en afvoermiddelen, respektievelijk voor de toevoer van de te scheiden produkten en de respektievelijke afvoer van de gescheiden produkten. 



  Ten einde de vruchten 10 onder het sorteerelement 2 op te vangen, kan hieronder een opvangelement 11 worden voorzien met een afvoer 12 langswaar de vruchten 10 kunnen worden afgevoerd. Het is echter duidelijk dat volgens een variante dit opvangelement 11 kan worden weggelaten, waarbij de vruchten dan onderaan uit de inrichting 1 vallen, bijvoorbeeld in een hieronder geplaatste krat of dergelijke. 



  De toevoer van de te scheiden produkten kan gebeuren door middel van een hellend vlak 13, een transportband of dergelijke. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  De afvoer van de restprodukten, namelijk het afval 14 hetwelke hoofdzakelijk bestaat uit takken, bladeren en stenen, kan ook via een hellend vlak 15, een transportband of dergelijke gebeuren, waarbij deze worden afgevoerd naar een opvangruimte. 



  Het sorteerelement 2 is met zijn bovenzijde hellend opgesteld en/of wordt zodanig getrild dat de produkten zich van de aanvoerzijde naar de afvoerzijde bewegen. 



  Teneinde de stabiliteit te vergroten kunnen de elementen 3 onderaan aan een dwarsprofiel 16 bevestigd zijn. 



  De werking en het gebruik van de inrichting 1 kan eenvoudig uit figuur 1 worden afgeleid en wordt nog verder in detail verduidelijkt in figuur 4. De te scheiden produkten, namelijk de vruchten 10 en het hiertussen aanwezige afval 14 worden, bijvoorbeeld via het hellend vlak 13 op het sorteerelement 2 gebracht. De vruchten 10, in het weergegeven voorbeeld langwerpige bonen, vallen doorheen het als zeef werkende sorteerelement 2, terwijl het afval 14 op het sorteerelement 2 aanwezig blijft. Doordat de bovenzijde van het sorteerelement 2 in reliëf is uitgevoerd en in het bijzonder doordat afwisselend in hoge en lage elementen 3 is voorzien, kan het onmogelijk voorkomen dat de vruchten 10 op het sorteerelement 2 aanwezig blijven. 



  Zoals weergegeven in figuur 4 wordt een boon of dergelijke, die op de hoogste rand 6 aanwezig is, immers gedwongen te kantelen, dit doordat de ernaast liggende rand 7 zich lager bevindt, waardoor zulke boon een kantel-en draaibeweging uitvoert en doorheen de betreffende gleuf 4 van het sorteerelement 2 valt. 



  Zoals weergegeven in de variante van figuur 5 kunnen de gleuven 4 naar onder toe divergerend zijn, bijvoorbeeld 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 doordat de elementen 3 divergerend in het kader 5 zijn vastgemaakt, waardoor verstoppingen tussen de elementen 3 worden uitgesloten. 



  Het is duidelijk dat volgens een variante ook in andere toevoer- en afvoermiddelen kan worden voorzien. Zo bijvoorbeeld kan in een mechanisme worden voorzien dat toelaat dat een bepaalde hoeveelheid te zuiveren produkten op het sorteerelement 2 wordt aangebracht, daar een bepaalde tijd aanwezig blijft terwijl in een trilbeweging wordt voorzien, en vervolgens de op het sorteerelement 2 achter blijvende restprodukten worden verwijderd door het sorteerelement 2 om te kippen. 



  Opgemerkt wordt dat bij een kontinuproces, de te behandelen produkten bij voorkeur in de voornoemde richting A, namelijk de richting van de voornoemde elementen over het sorteerelement 2 worden bewogen. Het is echter niet uitgesloten om deze in de dwarsrichting hierover te bewegen. 



  Het geheel is bij voorkeur uitgevoerd in staal. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en de in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het behandelen van gewassen kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding, zoals gedefinieerd in de bijgaande konklusies, te treden.

Claims (1)

1. Konklusies.

   1. - Inrichting voor het scheiden van vruchten (10) en hiertussen aanwezige restprodukten (14), daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een sorteerelement (2) in de vorm van een zeef, waarbij de bovenzijde van de zeef in reliëf is uitgevoerd.

   2.-Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het sorteerelement (2) is opgevat als een triltafel.

   3.-Inrichting volgens konklusie 1 öf 2, daardoor gekenmerkt dat het sorteerelement (2) hoofdzakelijk is samengesteld uit een aantal naast elkaar aangebrachte langsgerichte elementen (3), zodanig dat hiertussen gleuven (4) worden gedefinieerd, waarbij de bovenranden (6,7, 8) van bepaalde langsgerichte elementen (3) zich op verschillende hoogten bevinden.

   4.-Inrichting volgens konklusie 3, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde langsgerichte elementen (3) zodanig uitgevoerd en/of gemonteerd zijn dat de hoogte der bovenranden (6, 7, 8) zieh afwisselt volgens een zich herhalend patroon dat zodanig is opgebouwd dat, volgens een dwarsdoorsnede, de hoogst gelegen bovenranden (6) zieh herhalen om de vier langsgerichte elementen (3) ; dat zieh midden tussen de elementen (3) met de hoogst gelegen bovenranden (6) zich elementen bevinden met een lager gelegen bovenrand (7) ;

   en dat zich tussen de elementen (3) met een van voornoemde bovenranden (6,7) zieh elementen (3) bevinden met een bovenrand (8) die lager gelegen is dan de eerstgenoemde bovenranden (6, 7). <Desc/Clms Page number 8> 5.-Inrichting volgens konklusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de langsgerichte elementen (3) bestaan uit op hun kant rechtop geplaatste latten.

   6.-Inrichting volgens een der konklusies 3 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de gleuven (4) in de lengterichting van de langsgerichte elementen (3) in een zin divergeren.

   7.-Inrichting volgens een der konklusies 3 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de gleuven (4) naar onder divergeren.

   8.-Inrichting volgens een der konklusies 3 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de gemiddelde breedte van de gleuven (4) 1 ä 3 cm bedraagt.

   9.-Inrichting volgens een der konklusies 3 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het grootste hoogteverschil tussen de bovenranden van de langsgerichte elementen (3) 1 ä 5 cm bedraagt.

   10.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat onder het sorteerelement (2) een opvangelement (11) is aangebracht.

   11.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de bovenzijde van het sorteerelement (2) schuin is opgesteld.