BE1006916A3

BE1006916A3 - Fietsreparatiestand.

Info

Publication number: BE1006916A3
Application number: BE9300229A
Authority: BE
Original assignee: Gantois Johan
Priority date: 1993-03-10
Filing date: 1993-03-10
Publication date: 1995-01-24
Also published as: EP0625409A1; CA2118656A1; US5497967A

Abstract

Fietsreparatiestand, daardoor gekenmerkt dat hij in hoofdzaak bestaat uit een vast opstelbaar eerste steungedeelte (2) met een eerste houder (3) welke toelaat om een fiets (4) bij zijn trapashouder (5) of in de onmiddellijke omgeving van de trapashouder (5) te ondersteunen en een scharnierbaar aan het eerste steungedeelte (2) verbonden tweede steungedeelte (6) met een tweede houder (7) welke toelaat om de voornoemde fiets (4) aan de vork (8) te ondersteunen, waarbij de hoek van het tweede steungedeelte (6) instelbaar is.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Fietsreparatiestand. Deze uitvinding heeft betrekking op een fietsreparatiestand, met andere woorden een inrichting die toelaat een fiets te herstellen terwijl deze vastgeankerd is in een welbepaalde positie. 



  Het is alom bekend dat bij de reparatie of het onderhoud van een fiets, een rechtopstaande positionering van het rijwiel aangeraden is en dat wanneer voornoemde fiets op enige hoogte van de grond stabiel gepositioneerd is, het meest ergonomisch aan de fiets kan gewerkt worden, of   m. a. w.   alle onderdelen het gemakkelijkst door de persoon te bereiken zijn. 



  Fietsreparatiestanden zijn reeds in verschillende vormen bekend. De bekende uitvoeringsvormen vertonen echter verschillende nadelen, hetzij doordat ze weinig stabiel zijn, niet universeel zijn, onhandig zijn in het gebruik of veel plaats innemen. 



  De huidige uitvinding heeft dan ook een fietsreparatiestand tot doel die de voornoemde nadelen niet vertoont. 



  In de eerste plaats beoogt de uitvinding een fietsreparatiestand die universeel is, met andere woorden een fietsreparatiestand die kan worden aangewend voor verschillende types van fietsen, zoals terreinfietsen, minifietsen, koersfietsen, enz., ongeacht de vorm van het frame. 



  Nog een doel van de uitvinding bestaat erin een eenvoudige en stabiele konstruktie te bieden die zeer gemakkelijk en snel is op te stellen, waarbij het gewicht van deze 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 konstruktie gering is en waarbij deze konstruktie aan lage kostprijs kan worden vervaardigd. 



  Nog een doel van de uitvinding bestaat erin een fietsreparatiestand te bieden die kan worden samengevouwen en die in samengevouwen toestand zeer kompakt is en bijgevolg gemakkelijk kan worden opgeborgen en zonder problemen kan worden getransporteerd. 



  Tot dit doel heeft de uitvinding betrekking op een fietsreparatiestand, daardoor gekenmerkt dat hij in hoofdzaak bestaat uit een vast opstelbaar eerste steungedeelte met een eerste houder welke toelaat om een fiets bij zijn trapashouder of in de onmiddellijke omgeving van de trapashouder te ondersteunen en een scharnierbaar aan het eerste steungedeelte verbonden tweede steungedeelte met een tweede houder welke toelaat om de voornoemde fiets nabij het vrije uiteinde van een vork te ondersteunen, waarbij de hoek van het tweede steungedeelte instelbaar is. 



  Doordat de tweede houder op een scharnierbaar steungedeelte is bevestigd, kan de afstand tussen de eerste houder en de tweede houder eenvoudig worden aangepast aan de afmetingen van iedere fiets, ongeacht de afstand tussen de trapashouder en de betreffende vork. 



  Bij voorkeur is het tweede steungedeelte onderaan aan het eerste steungedeelte bevestigd. Hierdoor wordt bekomen dat, bij de verdraaiing van het tweede steungedeelte, teneinde de afstand tussen de voornoemde twee houders te wijzigen, de positie van de tweede houder in de hoogte vrijwel niet verandert. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeelden zonder enig 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 de fietsreparatiestand in opgestelde toestand weergeeft ; figuur 2 de fietsreparatiestand uit figuur 1 in samengevouwen toestand weergeeft ; figuur 3 op een grotere schaal en in uiteengenomen toestand een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur   1   met pijl F3 is aangeduid ; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur   1 ;   figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur   1 :   figuur 6 een zieht weergeeft volgens pijl F6 in figuur   5 ;

      figuur 7 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 3 is afgebeeld ; figuur 8 nog een gedeelte weergeeft van een fietsreparatiestand volgens de uitvinding. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 heeft de uitvinding betrekking op een fietsreparatiestand 1. Volgens de uitvinding bestaat deze fietsreparatiestand   1   in hoofdzaak uit een vast opstelbaar eerste steungedeelte 2 met een eerste houder 3 welke toelaat om een fiets 4 bij zijn trapashouder 5 of in de onmiddellijke omgeving van de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 trapashouder 5 te ondersteunen, en een scharnierbaar aan het eerste steungedeelte 2 verbonden tweede steungedeelte 6 met een tweede houder 7 welke toelaat om de voornoemde fiets 4 bij het vrije uiteinde van een vork 8, bij voorkeur de voorvork, te ondersteunen. 



  Het eerste steungedeelte 2 bestaat bij voorkeur uit minstens twee scharnierbaar aan elkaar verbonden steunelementen 9 en 10, die toelaten dat de fietsreparatiestand 1 kan worden opengevouwen, respektievelijk volledig kan worden samengevouwen, waarbij dit eerste steungedeelte 2 verder voorzien is van een vergrendeling 11 om de voornoemde steunelementen 9 en 10 in opengevouwen toestand te vergrendelen. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm, die is afgebeeld in figuren 1 en 2, bestaat het steungedeelte 2 uit precies twee steunelementen 9 en 10, welke door middel van een scharnier 12 aan elkaar zijn gekoppeld. De scharnier 12 bevindt zich hierbij aan het uiteinde van een van de beide steunelementen, bij voorkeur het steunelement 9, en voorziet in de verbinding met het tweede steunelement, in dit geval het steunelement 10, op een plaats die gelegen is op een relatief kleine afstand van het bovenste uiteinde van het steunelement 10. 



  De steunelementen 9 en 10 zijn bij voorkeur T-vormig. Meer speciaal bestaan zij ieder uit een opstaand profiel, respektievelijk 13 en 14, en een dwars hieronder gemonteerde voet, respektievelijk 15 en 16. Zowel de profielen 13 en 14 als de voeten 15 en 16 kunnen uit buisvormige profielen worden vervaardigd. De voeten 15 en 16 zijn bij voorkeur voorzien van beschermstukjes 17, bijvoorbeeld beschermkapjes uit kunststof, die het verschuiven van de fietsreparatiestand 1 en het beschadigen 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 van de voeten 15 en 16, alsmede van de ondergrond, verhinderen. 



  Zoals weergegeven in figuur 3 bestaat de eerste houder 3 bij voorkeur uit een element 18 dat is voorzien van   één   of meer zittingvormende uitsparingen. In het weergegeven voorbeeld is de houder 3 voorzien van twee zich op een afstand van elkaar bevindende en in elkaars verlengde gelegen zittingen, gevormd door halfcirkelvormige uitsparingen 19 en 20, waarbij hiertoe gebruik wordt gemaakt van een U-vormig element 18. Doordat de zittingen zich op een afstand van elkaar bevinden, ontstaat een ruimte die een vrije doorgang laat voor kabels die eventueel onder de trapashouder 5 passeren. 
 EMI5.1 
 



  J Zoals nog is weergegeven in figuur 3 bestaat de eerste houder 3 bij voorkeur uit een ééndelig element 18 uit kunststof of dergelijke. Teneinde een eenvoudige bevestiging toe te laten tussen de houder 3 en het tweede steunelement 10, is het element 18 aan de onderzijde voorzien van een uitsteeksel 21 dat in het bovenste uiteinde van het voornoemde profiel 14 kan worden geschoven. 



  Het voornoemde tweede steungedeelte 2 bestaat, zoals weergegeven in figuur 1, uit bij voorkeur   één   steunelement, hierna het derde steunelement 22 genoemd. Dit derde steunelement 22 is nabij zijn onderste uiteinde aan het eerste steungedeelte 2 bevestigd door middel van een scharnier 23. De scharnier 23 bevindt zich bij voorkeur in de onderste helft van het steungedeelte 2, en meer speciaal nog nabij het onderste uiteinde van het tweede steunelement   10.   



  Zoals weergegeven in figuur 4 bestaat de scharnier 23 bij voorkeur uit een U-vormige beugel 24 die rond het profiel 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 14 is bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een lasverbinding ; een bus 25 die loodrecht op het onderste einde van het derde steunelement 22 is bevestigd ; en een spil 26 die doorheen openingen 27 en 28 in de uiteinden van de beugel 24 en doorheen de bus 25 past. Dergelijke konstruktie laat een eenvoudige montage toe. 



  Het scharnierpunt tussen het eerste steungedeelte 2 en het tweede steungedeelte 6 bestaat bij voorkeur uit een klemmende scharnierkoppeling, zodanig dat het tweede steungedeelte 6 in de laatst ingestelde positie blijft staan. In het geval dat gebruik gemaakt wordt van een scharnier 23 zoals afgebeeld in figuur 4, bestaat de spil 26 hiertoe bij voorkeur uit een bout met een moer 29, zodanig dat door het aanspannen hiervan de gewenste klemkracht wordt bekomen. 



  De voornoemde scharnier 12 kan analoog zijn uitgevoerd als de in figuur 4 weergegeven scharnier 23. 



  De scharnierpunten en de steunelementen 9,10 en 22 zijn bij voorkeur zodanig opgevat dat de steunelementen 9,10 en 22 in samengevouwen toestand parallel langs elkaar komen te liggen. 



  Zoals weergegeven in figuur   1,   bestaat de voornoemde tweede houder 7 bij voorkeur uit een dwars op het bovenste uiteinde van het tweede steungedeelte 6 gemonteerde as 30, waarover de vork 8 kan worden aangebracht, en een spanmechanisme 31 om de fiets 4 bij zijn vork 8 in te klemmen. Het spanmechanisme 31 kan uit een snelkoppeling bestaan. 



  De voornoemde vergrendeling 11 bestaat bij voorkeur uit een verbindingselement 32 dat scharnierend aan   een   van de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 steunelementen 9 en 10, in dit geval het steunelement 10, is bevestigd, en koppelmiddelen 33, welke afgebeeld zijn in figuren 5 en 6, om het vrije uiteinde van het verbindingselement 32 aan het andere steunelement, in dit geval het steunelement 9 te koppelen. 



  Het verbindingselement 32 voorziet bij voorkeur in een L-vormige, gebogen of geknikte verbinding die bij   één   uiteinde 34 scharnierend is vastgemaakt aan het steunelement 10, en bij haar andere uiteinde 35 rond het eerste steunelement 9 past. In het weergegeven voorbeeld wordt hiertoe gebruik gemaakt van twee armen aan weerszijden van de steunelementen 9 en 10. 



  De voornoemde koppelmiddelen 33 kunnen bestaan uit een haakvormig element 36 dat in een opening 37 kan worden vastgehaakt. 



  Zoals weergegeven in figuren 1 en 2, is de fietsreparatiestand 1 bij voorkeur voorzien van een gereedschapstafeltje 38 dat aan het verbindingselement 32 is bevestigd of ééndelig hiermee uitgevoerd. Doordat het scharnierbare verbindingselement 32 L-vormig is, kan bij het samenvouwen van de fietsreparatiestand 1 het gereedschapstafeltje 38 parallel aan de steunelementen 9,10 en 22 worden gebracht, waardoor dit in samengevouwen vorm geen hinderlijk uitsteeksel vormt. 



  Zoals weergegeven in figuren 5 en 6, kan de voornoemde opening 37 in een opstaande rand 39 van het gereedschapstafeltje 38 worden aangebracht. Het haakvormig element 36 hierbij kan bestaan uit een pen 40 met een verdikte kop 41 die in het voornoemde profiel 13 is bevestigd, waarbij de kop 41 vrij doorheen de opening 37 past. De koppelmiddelen 33 kunnen eventueel nog van een bijkomende, niet in de 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 figuren weergegeven, vergrendeling worden voorzien, zodanig dat de koppeling niet door trillingen kan loskomen. 



  Het gebruik van de fietsreparatiestand 1 kan eenvoudig aan de hand van de voorgaande beschrijving uit de figuren 1 tot 6 worden afgeleid. 



  Bij het opstellen worden de steunelementen 9 en 10 uit elkaar gevouwen en wordt het verbindingselement 32 door middel van de opening 37 in de opstaande rand 39 vastgehaakt achter het haakvormig element 36. Het derde steunelement 22 wordt een weinig naar voor gekanteld. Door de klemwerking in de scharnier 23 blijft dit in de ingestelde positie staan. Vervolgens wordt de fiets 4, na het wegnemen van het voorwiel, met de trapashouder 5 op de eerste houder 3 van de fietsreparatiestand 1 geplaatst. Doordat het zwaartepunt van de fiets 4 zich hoofdzakelijk boven de eerste houder 3 situeert, en doordat de eerste houder 3 vast opgesteld is, vraagt het weinig moeite om vervolgens de fiets 4 bij de vork 8 vast te nemen en, door het steunelement 22 nog wat te verstellen, de vork 8 in de tweede houder 7 te plaatsen en in te klemmen. 



  Het samenvouwen van de fietsreparatiestand 1 gebeurt eenvoudig door de vergrendeling 11 los te maken en de steunelementen 9,10 en 22 tegen elkaar te vouwen. Doordat het verbindingselement 32 gebogen is, kan het gereedschapstafeltje 38 tot in een positie parallel aan de steunelementen 9,10 en 22 naar beneden worden geklapt. 



  In figuur 7 is een variante van de eerste houder 3 weergegeven, welke toelaat om een fiets 4 onmiddellijk achter de trapashouder 5 te ondersteunen. De houder 3 bestaat in dit geval uit een element 42 dat is voorzien van twee zich parallel uitstrekkende en op een afstand van elkaar gelegen 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 zittingen 43 die de betreffende buisgedeelten 44 van de fiets 4 kunnen ondersteunen. Het element 42 kan zoals weergegeven hiertoe bestaan uit een vlakke basis met een centraal erop geplaatst uitsteeksel 45. 



  In figuur 8 wordt nog een variante weergegeven van de tweede houder 7, die bestaat uit een vorkvormig element 46 waartussen een fiets 4 bij zijn vork 8 kan worden vastgeklemd terwijl het betreffende wiel 47 nog erin aanwezig is, zodat het wiel niet dient te worden gedemonteerd. Het wiel 47 kan hierbij aan zijn aseinden worden ingeklemd tussen klemelementen 48, gevormd uit klemschoenen 49 en spanmiddelen 50. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke fietsreparatiestand kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Konklusies. l.-Fietsreparatiestand, daardoor gekenmerkt dat hij in hoofdzaak bestaat uit een vast opstelbaar eerste steungedeelte (2) met een eerste houder (3) welke toelaat om een fiets (4) bij zijn trapashouder (5) of in de onmiddellijke omgeving van de trapashouder (5) te ondersteunen en een scharnierbaar aan het eerste steungedeelte (2) verbonden tweede steungedeelte (6) met een tweede houder (7) welke toelaat om de voornoemde fiets (4) aan de vork (8) te ondersteunen, waarbij de hoek van het tweede steungedeelte (6) instelbaar is.

2.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het eerste steungedeelte (2) bestaat uit minstens twee scharnierbaar met elkaar verbonden steunelementen (9, 10), die toelaten dat de fietsreparatiestand (1) kan worden opengevouwen, respektievelijk kan worden samengevouwen ; en dat het eerste steungedeelte (2) is voorzien van een vergrendeling (11) om de samenstellende delen hiervan in opengevouwen toestand te vergrendelen.

3.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat het eerste steungedeelte (2) bestaat uit precies twee steunelementen (9,10), waarbij het eerste steunelement (9) aan zijn bovenste uiteinde scharnierbaar aan het tweede steunelement (10) is bevestigd ; dat de eerste houder (3) aan het bovenste uiteinde van het tweede steunelement (10) is aangebracht ; en dat het tweede steungedeelte (6) scharnierbaar aan het tweede steunelement (10) van het eerste steungedeelte (2) is bevestigd. <Desc/Clms Page number 11> 4.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de steunelementen (9,10) T-vormig zijn en elk uit een profiel (13,14) bestaan met een dwars hieronder gemonteerde voet (15,16).

5.-Fietsreparatiestand volgens één der konklusies 2 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de vergrendeling (11) bestaat uit een verbindingselement (32) dat scharnierend aan een van de steunelementen (9,10) van het eerste steungedeelte (2) is bevestigd en koppelmiddelen (33) die toelaten om het vrije uiteinde van het verbindingselement (32) aan het andere steunelement (10,9) te bevestigen.

6.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat de koppelmiddelen (33) bestaan uit een haakvormig element (36) dat met een opening (37) kan samenwerken.

7.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement (32) bestaat uit een L-vormige of gebogen verbinding die bij een uiteinde verbonden is aan één van de voornoemde steunelementen (10, 9) en bij zijn andere uiteinde rond het andere steunelement (ss, 10) past.

8.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 7, daardoor gekenmerkt dat aan het verbindingselement (32) een gereedschapstafeltje (38) is vastgemaakt, zodanig dat dit gereedschapstafeltje (38) zieh horizontaal bevindt als de fietsreparatiestand (1) opengevouwen is en zieh parallel aan de steunelementen (9,10) van het eerste steungedeelte EMI11.1 (2) bevindt als de fietsreparatiestand (1) samengevouwen is.

9.-Fietsreparatiestand volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste houder (3) <Desc/Clms Page number 12> bestaat uit een element (18) met minstens één zittingvormende uitsparing (19,20).

10.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat de eerste houder (3) twee op een afstand van elkaar geplaatste en in elkaars verlengde gelegen zittingen bezit, waartussen een vrije ruimte aanwezig is. EMI12.1 I 11. - Fietsreparatiestand volgens één der konklusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de eerste houder (3) bestaat uit een element (42) dat is voorzien van twee zieh parallel uitstrekkende, op een afstand van elkaar gelegen zittingen (43). EMI12.2

12.-Fietsreparatiestand volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste houder (3) gevormd is uit een ééndelig stuk uit kunststof, dat aan zijn onderzijde is voorzien van een uitsteeksel (21) EMI12.3 waarmee het in het eerste steungedeelte (1) is bevestigd.

13.-Fietsreparatiestand volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het tweede steungedeelte (6) bestaat uit één scharnierbaar steunelement (22).

14.-Fietsreparatiestand volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de tweede houder (7) bestaat uit een dwarse as (30) waarvan de aseinden met een vork (8) van een fiets (4) kunnen samenwerken en een spanmechanisme (31) om de vork (8) in te klemmen.

15.-Fietsreparatiestand volgens konklusie 14, daardoor gekenmerkt dat het spanmechanisme (31) bestaat uit een snelkoppeling. <Desc/Clms Page number 13> 16.-Fietsreparatiestand volgens één der konklusies 1 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de tweede houder (7) bestaat uit een vorkvormig element (46) met klemelementen (48) die toelaten dat de fiets (4) bij zijn voorwiel (47) kan worden ingeklemd. EMI13.1

17.-Fietsreparatiestand volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het scharnierpunt tussen het eerste steungedeelte (2) en het tweede steungedeelte (6) bestaat uit een klemmende scharnierkoppeling.

18.-Fietsreparatiestand volgens één der voorgaande konklusies, daardaar gekenmerkt dat het eerste steungedeelte (2) uit twee steunelementen (9,10) bestaat en het tweede steungedeelte (6) uit één steunelement (22) bestaat, waarbij de drie steunelementen (9,10, 22) in de samengevouwen toestand van de fietsreparatiestand (1) parallel naast elkaar gelegen zijn.