BE1006239A6 - Kontakt voor elektrische geleidingen en kontaktdoos of kontaktstop daarvoor. - Google Patents

Abstract

Kontakt voor elektrische geleidingen, dat twee samenwerkende kontaktelementen bevat, namelijk een kontakdoos die een elektrisch isolerende basis (1) en ten minste een daarop gemonteerde kontaktbus (2) bezit en een erbij passende kontaktstop (20) die een elektrisch isolerende basis (1) en ten minste een erop gemonteerde kontaktpen bezit, daardoor gekenmerkt dat het een uitduwelement (9 of 23) bevat dat verplaatsbaar op de basis (1) of een vast ermee verbonden gedeelte (22) van een van kontaktelementen is gemonteerd en samen kan werken met het andere kontaktelement om, wanneer het kontaktelementen op elkaar gestoken zijn, door zijn verplaatsing deze kontaktelementen uit elkaar te duwen.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Kontakt voor elektrische geleidingen en kontaktdoos of kontaktstop daarvoor. 



  De uitvinding heeft betrekking op een kontakt voor elektrische geleidingen, dat twee samenwerkende kontaktelementen bevat, namelijk een kontaktdoos die een elektrisch isolerende basis en ten minste een daarop gemonteerde kontaktbus bezit en een erbij passende kontaktstop die een elektrisch isolerende basis en ten minste een daarop gemonteerde kontaktpen bezit. 



  De gebruikelijke kontaktstoppen bezitten meestal twee of soms drie kontaktpennen en eventueel een bus voor aarding. 



  De erbij passende kontaktdozen, hetzij wandkontaktdozen, hetzij losse verplaatsbare kontaktdozen, bevatten dan twee of meer bussen voor de stroomgeleiding en eventueel een aardingspen. Bij het tot stand brengen van de elektrische aansluiting tussen twee elektrische geleidingen, worden de pennen van de kontaktstop in de kontaktbussen van de kontaktdoos gestoken. De eventuele aardingspen van de kontaktdoos wordt dan terzelfdertijd in de overeenstemmende aardingsbus van de kontaktstop gebracht. Om een goed elektrisch kontakt tussen de pennen en bussen te verwezenlijken bestaan de bussen uit twee of meer delen die verend naar elkaar geduwd worden en bij het inbrengen van de kontaktpen uit elkaar geduwd worden. 



  Vandaar dat zowel bij het tot stand brengen van de elektrische aansluiting en dus het inbrengen van de kontaktpennen in de kontaktbussen als bij het verbreken van deze aansluiting en het uittrekken van de pennen uit de bussen en redelijke of zelfs grote kracht moet   uitgeoefend   worden. Bij het insteken van de kontaktpennen, vormt dit meestal geen probleem. Bij het uittrekken daarentegen 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 levert dit veelal problemen op, te meer daar de kontaktstop soms weinig greep biedt. 



  De verbreking van de elektrische aansluiting gaat dan ook veelal gepaard met een bruuske trekbeweging aan de kontaktstop of zelfs aan de elektrische kabel waarop hij aansluit, hetgeen uiteraard zeer onveilig is. Indien de kontaktdoos een inbouw-of opbouwwandkontaktdoos is, kan ze daarbij uit de wand, respektievelijk los van de wand getrokken worden. Veelal gaat de trekbeweging ook gepaard met een wringbeweging, hetgeen een beschadiging van de kontaktdoos of kontaktstop voor gevolg kan hebben. 



  Bij deze met de hand uitgevoerde trek-en/of wringbeweging is het niet uitgesloten dat de hand in aanraking komt met de kontaktpennen nog vooraleer de elektrische aansluiting volledig verbroken is. Om betere greep te krijgen kan men immers de vingers tussen de het gedeeltelijk uitgetrokken kontaktstop en de kontaktdoos proberen te steken. In geval er een aarding is, kan door wringen de aarding reeds verbroken worden vooraleer de elektrische aansluiting verbroken wordt. 



  De voornoemde problemen kunnen vooral ontstaan indien de verbreking van de stroomaansluiting zeer snel moet plaatsvinden, bijvoorbeeld omdat de werking van een aangesloten elektrisch toestel onmiddellijk moet uitgeschakeld worden. 



  De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een kontakt voor elektrische geleidingen, in het bijzonder een kontaktstop of kontaktdoos, te verschaffen waarbij de elektrische verbinding met een komplementair kontakt, in het bijzonder dus een kontaktdoos respektievelijk 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 kontaktstop, op een zeer gemakkelijke, snelle en volkomen veilige manier, kan verbroken worden. 



  Tot dit doel bevat het kontakt een uitduwelement dat verplaatsbaar op de basis of een ermee vast verbonden gedeelte van een van de kontaktelementen is gemonteerd en samen kan werken met het andere kontaktelement om, wanneer de kontaktelementen op elkaar gestoken zijn, door zijn verplaatsing deze kontaktelementen uit elkaar te duwen. 



  Het uit elkaar trekken van de kontaktstop en de kontaktdoos wordt vervangen door een beweging van het uitduwelement op een van de kontaktelementen. 



  In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het uitduwelement verplaatsbaar ten minste in een richting die nagenoeg evenwijdig gericht is aan de kontaktpen of kontaktbus en is het kontaktelement waarop het uitduwelement gemonteerd is, voorzien van middelen om dit uitduwelement in voornoemde richting te verplaatsen. 



  Bij voorkeur bevatten deze middelen om het uitduwelement ten opzichte van de basis te verplaatsen een roterend element dat draaibaar ten opzichte van het uitduwelement is gemonteerd en middelen om de roterende beweging van dit roterend element om te zetten in een lineaire beweging van het uitduwelement. 



  In het bijzonder is het roterende element draaibaar maar niet axiaal verplaatsbaar op het uitduwelement zelf gemonteerd, zijn middelen voorzien om de rotatie van dit uitduwelement te beletten en zijn de middelen om de roterende beweging van het roterende element om te zetten in een lineaire beweging van het uitduwelement middelen om de roterende beweging van dit roterende element om te 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 zetten in een lineaire beweging van dit element zelf ten opzichte van de basis of een gedeelte dat vast ten opzichte van de basis is gemonteerd. 



  Het roterende element is doelmatig een ring die draaibaar rond het uitduwelement is gemonteerd. 



  De middelen om de roterende beweging van het roterende element om te zetten in een lineaire verplaatsing ervan ten opzichte van de basis of een gedeelte dat vast is ten opzichte van de basis bevatten in een eenvoudige 
 EMI4.1 
 uitvoeringsvorm ten minste één nok op het roterende element en ten minste één ermee samenwerkende nok op de basis of het gedeelte dat vast ten opzichte ervan is. 



  Voordelig zijn de nokken gevormd door delen van kragen die concentrisch de rotatieas van het roterende element omringen en een gegolfde uiterste rand bezitten en respektievelijk op het roterende element en op de basis of het gedeelte dat vast ten opzichte ervan is, staan. 



  In een andere bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het uitduwelement zelf een roterend element dat draaibaar ten opzichte van de basis van het overeenstemmende kontaktelement gemonteerd is. 



  Dit roterende uitduwelement kan daarbij tevens verplaatsbaar zijn in een richting nagenoeg evenwijdig aan de kontaktbus of kontaktpen, terwijl middelen voorzien zijn om de rotatie van dit uitduwelement om te zetten in een lineaire verplaatsing in voornoemde richting. 



  Het roterende uitduwelement van het ene kontaktelement kan ook uitsluitend draaibaar zijn en voorzien zijn op de naar het andere kontaktelement gerichte zijde van een nok die 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 samenwerkt met een overeenstemmend vast gedeelte van het andere kontaktelement zo dat bij rotatie van het uitduwelement de nok dit uitduwelement van het vaste gedeelte wegduwt. 



  De uitvinding heeft ook betrekking op een kontaktelement, dit is dus een kontaktdoos of kontaktstop, kennelijk bestemd om gebruikt te worden in een kontakt volgens een van de vorige uitvoeringsvormen. 



  Andere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een kontakt voor elektrische geleidingen en een kontaktdoos of kontaktstop daarvoor, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen, waarin : figuur 1 een zieht in perspektief weergeeft van een in een wand gemonteerde wandkontaktdoos volgens de uitvinding, met het uitduwelement in niet-uitduwstand ;

   figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens de lijn II-II uit figuur   1 ;   figuur 3 een doorsnede weergeeft analoog aan deze uit figuur 2, maar met het uitduwelement in   uitduwstand ;   figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens de lijn IV-IV uit figuur 1, met het   uitduwlement   in niet-uitduwstand, evenwel met een kontaktstop in de wandkontaktdoos ; figuur 5 een doorsnede weergeeft analoog aan deze uit figuur 4, maar met het uitduwelement in   uitduwstand ;   

 <Desc/Clms Page number 6> 

 figuur 6 een doorsnede weergeeft analoog aan deze uit figuur 2, maar van een kontaktstop volgens de uitvinding in plaats van een wandkontaktdoos. 



  De wandkontaktdoos weergegeven in de figuren 1 tot 5 bevat op de gebruikelijke manier een basis 1 van elektrisch isolerend materiaal waarin twee, uit verend uit elkaar duwbare delen bestaande, kontaktbussen 2 gevat zijn en waarop een aan de voorzijde uitstekende evenwijdig aan de kontaktbussen 2 gerichte aardingspen 3 staat. 



  Deze basis 1 met kontaktbussen 2 en aardingspen 3 is gemonteerd in kunststofdoos 4 die op een willekeurige manier in een gat 5 in de wand 6 bevestigd is en een gedeelte vormt dat vast is ten opzichte van de basis 1. 



  Verder bevat de wandkontaktdoos een afdekplaat 7 met een centrale ronde opening 8 en een kuipje 9 voor het afschermen van de basis 1 en het ontvangen van een kontaktstop of stekker. Dit kuipje 9 is over de aardingspen 3 geschoven en is van twee openingen 10 voorzien voor het doorlaten van de pennen van de kontaktstop. 



  In tegenstelling tot de gebruikelijke wandkontaktdozen, dient dit kuipje 9 niet om de afdekplaat 7, door ze te bevestigen aan de basis   1,   tegen de wand 6 te duwen, maar is dit kuipje 9 een uitduwelement dat verplaatsbaar in een richting evenwijdig aan de kontaktbussen 2 en dus los van de afdekplaat 7 aan de basis 1 vastgemaakt is. De basis 1 is, evenals de afdekplaat 7, rechtstreeks aan kunststofdoos 4 vastgemaakt, bijvoorbeeld vastgelijmd. 



  Deze verplaatsbare bevestiging van het uitduwelement 9 aan de basis 1 geschiedt door een bout 11 met moer 12. De bout 11 steekt doorheen de basis 1 en tussen de achterzijde van 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 de basis 1 en de moer 12 is de bout 11 omringd door een spiraalveer 13 die het uitduwstuk 9 naar de basis   1,   dit is dus in niet-uitduwstand, trekt. 



  Rotatie van het uitduwelement 9 op zichzelf wordt belet doordat het enerzijds verschuifbaar over de aardingspen 3 aangebracht is en anderzijds op de achterzijde een geleidingspen 14 draagt die verschuifbaar in een opening 15 in de basis 1 steekt. 



  Ook kenmerkend voor de uitvinding is het feit dat middelen voorzien zijn om op een gemakkelijke manier dit kuipje of uitduwelement 9 van de basis 1 weg te verplaatsen. 



  Deze middelen bevatten een ring 16 die draaibaar maar niet axiaal verschuifbaar rond het uitduwelement 9 gemonteerd is. Deze ring 16 bestaat uit twee aan elkaar gelijmde delen waartussen een groef 17 gevormd is waarin een buitenwaarts gerichte rand van het uitduwelement 9 verplaatsbaar steekt. 



  Op de achterzijde, dit is de naar de basis 1 gekeerde zijde, draagt de ring 16 een concentrische kraag 18 die doorheen de opening 8 in de afdekplaat 7 steekt en een gegolfde uiterste rand bezit met twee toppen die nokken vormen. Deze kraag 18 werkt samen met een gelijkaardige even grote coaxiale kraag 19 die tegen de binnenzijde van de kunststofdoos 4 vastgelijmd is en dus vast is ten opzichte van de basis 1 en aan de voorzijde buiten de basis 1 uitsteekt met een gegolfde rand die een vorm bezit die komplementair is aan de gegolfde rand van de kraag 18 en dus ook twee toppen bezit die nokken vormen. 



  In een stand van de ring 16, namelijk de stand weergegeven in de figuren 1, 2 en 4, zijn de gegolfde randen van de kragen 18 en 19 over hun volledige omtrek tegen elkaar 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 gelegen. De ring 16 is dan tegen de afdekplaat 7 gelegen en het uitduwelement 9 tegen de basis   1,   zodat een kontaktstop 20 op normale wijze met zijn pennen 21 in de kontaktbussen 2 van de basis 1 kan gestoken worden, zoals weergegeven in de figuur 4. 



  Om deze kontaktstop 20 uit te duwen en dus de elektrische verbinding tussen de kontaktdoos en de kontaktstop 20 te verbreken volstaat het de ring 16 over 90 graden te verdraaien. Door de beweging van de kraag 19 over de kraag 18 worden deze van elkaar weg geduwd tot de toppen van hun randen tegenover elkaar komen te liggen. Daardoor wordt de ring 16, en bijgevolg ook het uitduwelement 9 van de basis 1 weggeduwd. Dit uitduwelement 9 duwt daarbij de kontaktstop mee van de basis 1 weg tot het elektrische kontakt verbroken is. 



  Het uittrekken van de kontaktstop wordt dus vervangen door een rotatie van de ring 16, hetgeen veel gemakkelijker en veiliger is. Wringmomenten op de kontaktstop of de kontaktdoos zijn uitgesloten hetgeen de levensduur ervan verlengt. 



  In de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuur 6 is het kontaktelement, voorzien van het uitduwelement, geen kontaktdoos maar een kontaktstop. De basis 1 is dus voorzien van twee kontaktpennen 21 en is gemonteerd in een afschermende behuizing 22 van kunststof. Het uitduwelement is niet gevormd door een kuipje waarop een ring draaibaar gemonteerd is, maar is gevormd door een ring 23 die, nabij het einde van de behuizing 22 waarlangs de kontaktpennen 21 buiten de basis 1 uitsteken, zowel draaibaar rond deze behuizing 22 als verplaatsbaar in een richting die evenwijdig is aan de richting van de kontaktpennen 21, 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 gemonteerd is. De ring 23 is gericht volgens een vlak dat loodrecht op de langsrichting van de kontaktpennen 21 staat. 



  Een rotatie van de ring 23 rond de behuizing 22 wordt automatisch omgezet in een lineaire verplaatsing van de ring 23 ten opzichte van de behuizing 22 en dus de basis 1 doordat de ring 23 op zijn binnenkant van twee diametraal tegenover elkaar gelegen tappen 24 voorzien is die in overeenstemmende groeven 25 steken die in de buitenkant van de behuizing 22 aangebracht zijn en schuin ten opzichte van de richting van de kontaktpennen 21 gericht zijn. Wanneer de ring 23 rond de behuizing 22 gewenteld wordt, verplaatsen de tappen 24 zich in de groeven 25. 



  Wanneer men de kontaktstop 20 met haar kontaktpennen 21 in de kontaktbussen 2 van een erbij passende vaste of mobiele kontaktdoos steekt, moet de ring 23 zich in zijn meest van de kontaktpennen 21 verwijderde stand bevinden, met de tappen 24 op een einde van de groeven 25, zoals weergegeven in de figuur 6. Deze groeven 25 en ring 23 zijn zo gemaakt dat, wanneer de elektrische verbinding volledig verwezenlijkt is, de ring 23 in voornoemde stand tegen het einde van de kontaktdoos gelegen is, bijvoorbeeld tegen de afdekplaat van een inbouwkontaktdoos. Door de ring 23 te verdraaien, verplaatst deze zich naar het einde waarlangs de kontaktpennen 21 uitsteken. Aangezien deze ring 23 tegen de afdekplaat gelegen is, betekent dit dat de behuizing 22 en dus ook de basis 1 van de kontaktdoos weggeduwd worden. 



  In een variante van de vorige uitvoeringsvorm is de ring 23 enkel draaibaar maar niet axiaal verplaatsbaar op de behuizing 22 gemonteerd en draagt deze ring aan de zijde van de kontaktdoos een kraag met gegolfde rand die samenwerkt met een komplementaire kraag met gegolfde rand die op de basis 1 van de kontaktdoos staat. Bij rotatie van 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 de ring 23 verplaatsen zieh de gegolfde randen van de kragen over elkaar zoals in de uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 tot 5, waardoor de ring 23 die nu evenwel op de kontaktstop 20 gemonteerd is, verplaatst wordt ten opzichte van de basis 1 van de kontaktdoos. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de oktrooiaanvrage zoals opgeëist in de hieraan toegevoegde konklusies, kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden toegepast.

Claims (1)

1. KONKLUSIES. 1. - Kontakt voor elektrische geleidingen, dat twee samenwerkende kontaktelementen bevat, namelijk een kontaktdoos die een elektrisch isolerende basis (1) en ten minste een daarop gemonteerde kontaktbus (2) bezit en een erbij passende kontaktstop (20) die een elektrisch isolerende basis (1) en ten minste een erop gemonteerde kontaktpen bezit, daardoor gekenmerkt dat het een uitduwelement (9 of 23) bevat dat verplaatsbaar op de basis (1) of een vast ermee verbonden gedeelte (22) van een van de kontaktelementen is gemonteerd en samen kan werken met het andere kontaktelement om, wanneer de kontaktelementen op elkaar gestoken zijn, door zijn verplaatsing deze kontaktelementen uit elkaar te duwen.

   2.-Kontakt volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat het uitduwelement (9 of 23) verplaatsbaar is ten minste in een richting die nagenoeg evenwijdig gericht is aan de kontaktpen (21) of kontaktbus (2) en het kontaktelement waarop het uitduwelement (9 of 23) is gemonteerd is, voorzien is van middelen (16, 18, 19 of 24,25) om dit uitduwelement (9 of 23) in de voornoemde richting te verplaatsen.

   3.-Kontakt volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat de middelen (16, 18, 19) om het uitduwelement (9) ten opzichte van de basis (1) te verplaatsen een roterend element (16) bevatten dat draaibaar ten opzichte van het uitduwelement (9) is gemonteerd en middelen (18,19) om de roterende beweging van dit roterend element (16) om te zetten in een lineaire beweging van het uitduwelement (9).

   <Desc/Clms Page number 12> 4.-Kontakt volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat het roterende element (16) draaibaar maar niet axiaal verplaatsbaar op het uitduwelement (9) zelf gemonteerd is, middelen (3, 14, 15) voorzien zijn om de rotatie van dit uitduwelement (9) te beletten en de middelen (18,19) om de roterende beweging van het roterende element (16) om te zetten in een lineaire beweging van het uitduwelement (9) middelen (18,19) zijn om de roterende beweging van dit roterende element (9) om te zetten in een lineaire beweging EMI12.1 van dit element (9) zelf ten opzichte van de basis (1) of een gedeelte (4) dat vast ten opzichte van de basis (1) is gemonteerd.

   5.-Kontakt volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat het roterende element (16) een ring is die draaibaar rond het uitduwelement (9) is gemonteerd.

   6.-Kontakt volgens een van de konklusies 4 en 5, daardoor gekenmerkt dat de middelen (18,19) om de roterende beweging van het roterende element (16) om te zetten in een lineaire verplaatsing ervan ten opzichte van de basis (1) of een gedeelte (4) dat vast is ten opzichte van de basis (1), ten minste één nok bevatten op het roterende element (16) en ten minste één ermee samenwerkende nok op de basis (1) of het gedeelte (4) dat vast ten opzichte ervan is.

   7.-Kontakt volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat zowel op het roterende element (16) als op de basis (1) of het gedeelte (4) dat vast ten opzichte ervan is, twee nokken gemonteerd zijn.

   8.-Kontakt volgens een van de konklusies 6 en 7, daardoor gekenmerkt dat de nokken gevormd zijn door delen van kragen (18 en 19) die concentrisch de rotatieas van het roterende element (16) omringen en een gegolfde uiterste rand <Desc/Clms Page number 13> bezitten en respektievelijk op het roterende element (16) en op de basis (1) of het gedeelte (4) dat vast ten opzichte ervan is, staan.

   9.-Kontakt volgens een van de konklusies 2 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het uitduwelement (9) tegenover het insteekeinde van de kontaktbussen (2) aan de buitenkant van de kontaktdoos gelegen is en tegenover deze insteekeinden van openingen (10) voorzien is voor het inbrengen van kontaktpennen (21) van een kontaktstop (20).

   10.-Kontakt volgens een van de konklusies 2 tot 9, daardoor gekenmerkt dat ze een verend element (13) bevat dat de roterende beweging van het roterende element (16) tegenwerkt en dit element naar de stand probeert te brengen die overeenkomt met de niet-uitgeduwde stand van het uitduwelement (9).

   11. - Kontakt volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het uitduwelement (23) zelf een roterend element is dat draaibaar ten opzichte van de basis (1) van het overeenstemmende kontaktelement gemonteerd is.

   12.-Kontakt volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat het tevens verplaatsbaar is in een richting nagenoeg evenwijdig aan de kontaktbus (2) of kontaktpen (21), terwijl middelen (24,25) voorzien zijn om de rotatie van dit uitduwelement (23) om te zetten in een lineaire verplaatsing ervan in de voornoemde richting ten opzichte van de basis (1).

   13.-Kontakt volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat de middelen (24,25) om de rotatie van het roterende uitduwelement (23) om te zetten in een lineaire verplaatsing ten minste een tap (24) bevatten die op het <Desc/Clms Page number 14> roterende uitduwelement (23) staat en in een groef (25) die schuin ten opzichte van de richting van de kontaktpen (21) of kontaktbus (2) gericht is en in de basis (1) of een ermee vast verbonden gedeelte (22) aangebracht is.

   14.-Kontakt volgens konklusie 11, daardoor gekenmerkt dat het roterende uitduwelement (23) van het ene kontaktelement uitsluitend draaibaar is en voorzien is op zijn naar het andere kontaktelement gerichte zijde van een nok die samenwerkt met een overeenstemmend vast gedeelte van het andere kontaktelement zo dat bij rotatie van het uitduwelement (23) de nok dit uitduwelement (23) van het vaste gedeelte wegduwt.

   15.-Kontaktdoos die een elektrisch isolerende basis (1) en ten minste een daarop gemonteerde kontaktbus (2) bevat, daardoor gekenmerkt dat ze voor gebruik in een kontakt volgens een van de vorige konklusies, een uitduwelement (9) bevat dat verplaatsbaar op de basis (1) of een vast ermee verbonden gedeelte gemonteerd is.

   16.-Kontaktstop (20) die een elektrisch isolerende basis (1) en ten minste een daarop gemonteerde kontaktpen (21) bevat, daardoor gekenmerkt dat ze voor gebruik in een kontakt volgens een van de konklusies 1 tot 14, een uitduwelement (23) bevat dat verplaatsbaar op de basis (1) of een vast ermee verbonden gedeelte (22) gemonteerd is.