<Desc/Clms Page number 1>
VERBRANDINGSINSTALLATIE, BESTEMD VOOR ZWARE
EN EXTRA ZWARE STOOKOLIE Objekt van de uitvinding
EMI1.1
------------------------
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een verbrandingsinstallatie, bestemd voor o. a. zware en extra zware stookolie, waardoor een vrij zuivere verbrandingstechniek mogelijk wordt.
Stand van de techniek
EMI1.2
---------------------
Bij het verbranden van zware olie of extra zware olie in de industrie worden er o. a. steeds roet maar ook schadelijke verbrandingsgassen geproduceerd.
Om het roet te verwijderen, wordt soms tussen de ketel en de schouw (schoorsteen) een cycloon of een multicycloon geplaatst om het roet op te vangen dat anders längs de schouw naar buiten zou worden geblazen. Dit had voor gevolg dat het roet werd opgevangen, maar verwijderd moest worden via een luik in de opvangbak. De ophaaldiensten van de gemeente wilden'het roet niet meenemen, en speciale containerdiensten vragen veel geld. Wij hebben in eerste instantie verbrandingsinstallaties gemonteerd via onze brander zelf, maar deze installaties hadden enkele nadelen : 1) De verbouwingswerken aan de brandermond. Bij vele branders is dit zelfs niet mogelijk.
2) De afstand tussen cycloon en brander is groot, waardoor afkoeling ontstaat en het roet vochtig wordt en waardoor verstopping ontstaat.
3) Het percentage NOx stijgt bij toevoeging van het stof längs voor, daar er een grotere temperatuur ontstaat in de kern van de vlam.
Daarom hebben wij proeven gedaan door inspuiting van het roet langs achter, met het verbluffende resultaat dat wij een lange re naverbranding bekomen in het laatste gedeelte van
<Desc/Clms Page number 2>
de vuurhaard, maar door toevoeging van verbrandingsgas de temperatuur daalde in de kern van de vlam.
Hierdoor daalde het percentage in NOx aanzienlijk.
Bij deze oplossing is de afstand tussen de afscheidingscycloon en de brander over het algemeen tamelijk lang. Hierdoor kan een afkoeling optreden, waardoor de kans op verstopping van de buizen hoger wordt.
Doelen van de uitvinding
EMI2.1
------------------------
Het hoofddoel van de uitvinding is een verbeterde ver- brandingsinstallatie te verschaffen, die op een eenvoudige wijze toelaat een betere verbranding van het roet te bekomen en tevens het verbrandingsrendement te verhogen, onder milieuvriendelijke condities.
Een bijkomend doel van de uitvinding is om een aanpassing mogelijk te maken aan eender welke verwarmingsketel en brander, zonder verbouwingswerken uit te voeren.
Voornaamste kenmerken van de uitvinding
EMI2.2
--------------------------------------- Volgens de uitvinding wordt voorgesteld dat in een verbrandingsinstallatie, bestemd voor zware en extra zware stookolie, bestaande uit een verwarmingsketel, verbonden aan een schouw via een roetafscheider, waarbij een ventilator roet uit de roetafscheider naar de vuurhaard van de ketel blaast, het roet in tegenstroom van de oliecirculatie uit het inspuitstuk van de blazer wordt gevoerd.
Bij voorkeur wordt een cycloon of een multicycloon als roetafscheider toegepast. Het roet wordt aan de onderkant van deze cycloon door een hogedrukventilator naar de achterzijde van de ketel gezogen en wordt onder hoge druk in het midden van het vlambeeld geblazen.
Door deze tegenstroom in de vlam heeft het roet de tijd om geheel te verbranden, daar het zich veel langer in de kern van de vlam bevindt, omdat het heen en weer en in een wervelstroom wordt geblazen. Hierdoor verkrijgt men een vrij
<Desc/Clms Page number 3>
zuivere verbrandingstechniek voor zware en extra zware stookolie. Samen met het roet wordt er gelijktijdig ook een gedeelte van de verbrandingsgassen terug in de vlam geblazen, waardoor de kern van de vlam afkoelt en er minder NOx vrijkomt.
Door het verbranden van het roet heeft men een milieuvriendelijke installatie verkregen. Men verkrijgt tevens een verhoging van het verbrandingsrendement (2 tot 5% minder olieverbruik) in het voordeel van de gebruiker. Daar het roet niet via de verbrander wordt toegevoegd, zijn er geen verbouwingswerken aan de brander of ketel noodzakelijk. Door de korte afstand tussen ventilator en ketel treedt er geen afkoeling op, waardoor er geen kans bestaat op verstopping van de buizen. Uiteindelijk, door het tegenstroom blazen van het roet, verbrandt het beter daar het dubbel zolang in de heetste zone van de vlam verblijft.
Verdere kenmerken en voordelen van de verbrandingsinstallatie, volgens de uitvinding, zullen blijken uit de beschrijving van een dergelijke installatie, met behulp van de aangehechte tekening. Deze beschrijving moet niet als een beperking van de uitvinding worden beschouwd, aangezien ze betrekking heeft op een voorkeursuitvoeringsvorm die slechts ter illustratie dient.
Korte beschrijving van de tekening
EMI3.1
----------------------------------
De tekening (Figuur 1) is een schematisch zieht van een installatie volgens de uitvinding.
Beschrijving van een bij voorkeur verkozen vorm van de uitvinding
EMI3.2
-------------------------------
Volgens de uitvinding bestaat de verbrandingsinstallatie, aangetoond door het algemene verwijzingscijfer (1), bestemd voor zware en extra zware stookolie, uit een verwarmingsketel (3) en een brander (5), gevoed met zware of extra zware oliën. De verwarmingsketel (3) is verbonden aan een
<Desc/Clms Page number 4>
schouw (7) via een roetafscheider (9). Deze roetafscheider (9) is aan de verbrandingsinstallatie (1) via een ventilator (11) verbonden. De roetafscheider (9), volgens de verkozen uitvoeringsvorm van de uitvinding, is een cycloon 0 -Deze vangt het roet uit de verbrandingsgassen op, die anders langs de schouw (7) naar buiten zouden worden geblazen.
De ventilator (11) zuigt het roet uit de opvangbak (13) van de roetafscheider (7) en blaast het onder hoge druk naar de vuurhaard (13), m. a. w. naar de hete zone van de verbrandingsinstallatie.
Volgens de uitvinding wordt het roet naar de vuurhaard (13) aan de achterzijde van de ketel geblazen, m. a. w., het roet is uit een inspuitstuk (15) in tegenstroom t. o. v. de oliestroom uit de blazer (5) geblazen. Door deze tegenstroomsvoering in de vlam heeft het roet de tijd om geheel te verbranden.
De montage van het inspuitstuk (15) kan vrij simpel gebeuren aan de achterkant van de verbrandingsketel, b. v. door het plaatsen van een afdekplaat (17), voorzien van een uitmonding voor het inspuitstuk (15). Bij voorkeur wordt het inspuitstuk op een afstand, die ongeveer 1/3 tot 1/5 van de lengte van de ketel bedraagt, geplaatst. Hierdoor wordt het voordeel bekomen dat het roet in de vuurhaard wordt geblazen, wat'niet mogelijk zou zijn indien het roet via de brander naar de verwarmingsketel werd gevoerd. De installatie, volgens de uitvinding, is bijzonder geschikt indien men een bestaande verbandingsinstallatie, die zonder roetafscheider werkt, van een roetafscheider wenst te voorzien.
Had men volgens de stand van de techniek een dergelijke verbrandingsinstallatie willen voorzien van een roetafscheider, en had men dus het roet via de brander toegevoerd, had men deze brander moeten aanpassen. Dit is niet nodig volgens het voorstel van de uitvinding. Met dit voorstel zijn er, volgens de uitvinding, geen verbouwingswerken aan de brander of aan de ketel noodzakelijk, aangezien de verwarmingsketels meestal van een achterste afdekplaat zijn voorzien. Een aanpassing is dus mogelijk, gewoon door een afdekplaat te vervangen door een nieuwe, voorzien van een inspuitstuk, zoals beschreven.