BE1004741A3 - Metalen wapeningsstrook uit gelast gaas voor gebruik bij het versterken van een bedekkingslaag die wordt aangebracht op een cilindrisch voorwerp. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een metalen wapeingsstrook voor gebruik bij het versterken van een bedekkingslaag die wordt aangebracht op een cilindrish voorwerp, zoals een pijp, waarbij de wapeningsstrook bestaat uit lansdraden en daarop gelaste dwarsdraden, waarbij de langsdraden in de middenzone van de wapeningsstrook op een éénheidsafstand van elkaar zijn aangebracht of gelijkmatis verdeeld zijn over de breedte van de strook, terwijl de langsdraden in de randzones van de wapeningsstrook zodanig zijn aangebacht over de breedte van de strook, dat bij overlappend wikkelen van de onderste randzone door een bovenste randzone door een bovenste randzone de langsdraden gelijkmatig verdeeld zijn over de elkaar overlpannende zones, wanneer de afstand tussen elk paar naburig langsdraden van de beide zones bij het overlappend wikkelen nagenoog gelijk is aan de éénheidsafstand.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  METALEN WAPENINGSSTROOK UIT GELAST GAAS VOOR GEBRUIK BIJ HET VERSTERKEN VAN EEN BEDEKKINGSLAAG DIE WORDT AANGEBRACHT OP EEN CILINDRISCH VOORWERP (Als uitvinder wordt genoemd : de Heer Marc NYS. ) De uitvinding heeft betrekking op een metalen wapeningsstrook voor gebruik bij het versterken van een bedekkingslaag die wordt aangebracht op een cilindrisch voorwerp, zoals een pijp, waarbij de wapeningsstrook bestaat uit langsdraden en daarop gelaste dwarsdraden. 



  Het is soms nodig om een zware bedekkingslaag, bijvoorbeeld uit beton, aan te brengen op pijpen, die onder water moeten worden gebruikt, bijvoorbeeld oliepijpleidingen, om het opdrijven daarvan tegen te gaan. Deze zware bedekkingslagen vereisen een wapening om ze bestand te maken tegen de bij het gebruik optredende krachten. 



  Uit de U. S. A. octrooien 4. 033. 387 en 4. 134. 197, alsmede de daarmede overeenstemmende   octrooien   van aanvraagster   N. V.   



  BEKAERT S. A. is het reeds bekend om een in de aanhef genoemde wapeningsstrook uit gelast gaas daarvoor te gebruiken. 



  Aanvraagster N. V. BEKAERT   S. A.   brengt deze wapeningsstroken op de markt onder de merknaam   ARMAPIPEo.   In een bijzondere uitvoeringsvorm van deze bekende wapeningsstrook zijn alle langsdraden van het gelast gaas gelijkmatig vervormd en gelijkmatig verdeeld over de breedte van de wapeningsstrook. 



  Bij het wikkelen van een dergelijke wapeningsstrook om een pijp of tijdens het inbedden van een dergelijke strook in de bedekkingslaag bij het aanbrengen van de bedekkingslaag om de pijp is het in de meeste gevallen gewenst, dat de opeenvolgende wikkelingen van een laag wapeningsstrook elkaar gedeeltelijk overlappen. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Bij het gebruik van de tot nu toe bekende wapeningsstroken waarbij de langsdraden gelijkmatig verdeeld zijn over de breedte van de strook, treedt bij het wikkelen van de strook met gedeeltelijke overlapping van de aan elkaar grenzende wikkelingen, het nadeel op, dat de verdeling van het wapeningsmateriaal over de lengte van de pijp of de bedekkingslaag ongelijkmatig is. 



  De uitvinding heeft tot doel dit nadeel van de ongelijkmatige verdeling van het wapeningsmateriaal bij gedeeltelijke overlapping van de wikkelingen te vermijden. 



  Hiertoe stelt de uitvinding bij een metalen wapeningsstrook van het in de aanhef genoemde type voor, dat de langsdraden in de middenzone van de wapeningsstrook op een éénheidsafstand van elkaar zijn aangebracht of gelijkmatig verdeeld zijn over de breedte van de strook, terwijl de langsdraden in de randzones van de wapeningsstrook zodanig zijn aangebracht over de breedte van de strook, dat bij overlappend wikkelen van de onderste randzone door de bovenste randzone de langsdraden gelijkmatig verdeeld zijn over de elkaar overlappende zones, wanneer de afstand tussen elk paar   naburi ge 1 angsdraden   van de beide zones bij het overlappend wikkelen nagenoeg gelijk is aan de   éénheidsafstand.   



  Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de wapeningsstrook volgens de uitvinding, is de afstand tussen elk paar naburige langsdraden in de randzones gelijk aan tweemaal de éénheidsafstand tussen elk paar langsdraden in de middenzone. 



  Bij nog een andere uitvoeringsvorm bestaat elke randzone slechts uit twee langsdraden. 



  Bij voorkeur zijn alle langsdraden van de wapeningsstrook volgens de uitvinding gelijkmatig vervormd. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  De uitvinding zal nader worden toegelicht in de nu volgende beschrijving aan de hand van de bijbehorende tekening. In de tekening tonen : figuur   1,   een deel van een eerste uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook volgens de uitvinding, figuur 2, een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook volgens de uitvinding, figuur 3, een deel van een derde uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook volgens de uitvinding, en figuur 4, een langsdoorsnede door de helft van een deel van een pijp met een daarop aangebrachte bedekkingslaag en een daarin gebedde wapeningsstrook volgens 
 EMI3.1 
 figuur 3. 



  I Figuur 1 toont een deel van een eerste uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook 1 volgens de uitvinding. De wapeningsstrook 1 bestaat uit zeven langsdraden   2 - 8   en nagenoeg loodrecht daarop gelaste, op regelmatige afstand van elkaar aangebrachte dwarsdraden 10. De langsdraden 2 - 8 zijn bij voorkeur gelijkmatig vervormd. Men onderscheidt over de 
 EMI3.2 
 breedte van de wapeningsstrook 1 drie zones I, 11 en III of een middenzone I, een onderste randzone II en een bovenste randzone III. De middenzone I bevat drie langsdraden 4,5 en 6, waarbij de afstand tussen elk paar langsdraden gelijk is, bij voorbeeld   een   inch of 25, 4 mm. Het is duidelijk, dat de middenzone I meer of minder dan drie langsdraden kan bevatten.

   De kenmerkende eigenschap van de middenzone I is dat de afstand tussen elk paar naburige   1 angsdraden gel ijk i s   of de langsdraden in de middenzone I zijn op een éénheidsafstand van elkaar aangebracht. De langsdraden 4,5, 6 zijn dus gelijkmatig verdeeld over de breedte van de strook in de middenzone I. 



  De onderste randzone II, respektievel ijk de bovenste randzone III, bevatten drie langsdraden 2,3 en 4, respektievelijk drie langsdraden 6,7 en 8. De afstand tussen elk paar 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 naburige langsdraden in deze randzones II en III is niet gelijk. Zo is de afstand tussen de langsdraden 2,3 (7,8) nagenoeg   een   inch of 25, 4 mm ; terwijl de afstand tussen de langsdraden 3,4 (6,7) nagenoeg drie inches of 76, 2 mm bedraagt. 



  De kenmerkende eigenschap van deze randzones II en III is, dat het nu mogelijk is bij het overlappend wikkelen van deze zones II en III tijdens het aanbrengen van de strook 1 rond een cilindrisch voorwerp, zoals een pijp, er voor te zorgen dat de langsdraden van de   beide ; zones 11   en III gelijkmatig verdeeld zijn over de elkaar overlappende zones II en III en dat de afstand tussen elk paar naburige langsdraden van deze beide zones gelijk is aan de afstand tussen elk paar naburige langsdraden van de middenzone I of de   éénheidsafstand.   Het is hiertoe nodig er voor te zorgen, dat de twee langsdraden 7, 8 van de bovenste zone III tussen de langsdraden 3,

  4 van de onderste zone II liggen en dat de afstand tussen de naburige draden 3 en 7 of 4 en 8 van de beide zones nagenoeg gelijk is aan de éénheidsafstand of de afstand tussen elk paar naburige langsdraden van de middenzone I. 



  Figuur 2 toont een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een wapeningsstrook 1 volgens de uitvinding. De drie zones I, II en III zijn opnieuw weergegeven, waarbij de middenzone I vier langsdraden 4,5, 6 en 7 bevat, terwijl de randzones II 
 EMI4.1 
 en III drie langsdraden 2, 3 en 4 ; respektievelijk 7, 8 en 9 bevatten. De afstand tussen elk paar naburige langsdraden in de randzones II en III is gelijk aan tweemaal de éénheidsafstand of tweemaal de afstand tussen elk paar naburige langsdraden in de middenzone I.

   Bij het overlappend wikkelen van de randzones II en III moet men er nu voor zorgen, dat de langsdraden 8, respektievelijk 9 van de bovenste zone III tussen de langsdraden 2,   3 ;   respektievelijk 3,4 van de onderste zone II liggen en dat de afstand tussen elk paar naburige langsdraden van de elkaar 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 overlappende zones   II,   III, bijvoorbeeld de afstand tussen de langsdraden 2 en 8, nagenoeg gelijk is aan de éénheidsafstand of de afstand tussen elk paar naburige langsdraden van de middenzone I. 



  Figuur 3 toont een deel van een voorkeursuitvoeringsvorm van een wapeningsstrook 1 volgens de uitvinding. De drie zones I, II en III zijn opnieuw weergegeven, waarbij de middenzone I vier langsdraden 3,4, 5 en 6 bevat, terwijl de randzones II en III twee langsdraden 2 en 3, respektievelijk 6 en 7 bevatten. De afstand tussen   deo naburi ge 1 angsdraden in   de randzones II en III is gelijk aan tweemaal de   éénheidsafstand   of tweemaal de afstand tussen elk paar naburige langsdraden 
 EMI5.1 
 in de middenzone I.

   Ten titel van voorbeeld worden hierbij de I afmetingen van een dergelijke wapeningsstrook 1 gegeven : de éénheidsafstand bedraagt 25, 4 mm ; de diameter van de langsdraden is 2, 86 mm ; de diameter van de dwarsdraden is 2, 00 mm ; de afstand tussen de dwarsdraden bedraagt 67 mm en de lengte van de wapeningsstrook of   rol 1 is   ongeveer 115 m. 



  Figuur 4 toont een langsdoorsnede door de helft van een deel van een pijp 11 met een daarop aangebrachte bedekkingslaag 12, waarin een wapeningsstrook 1 volgens figuur 3 is aangebracht. Zoals uit figuur 4 duidelijk blijkt, wordt bij een minimum-overlapping van   een   éénheidsafstand van de onderste randzone II door de bovenste randzone III van elkaar opvolgende wikkelingen van de wapeningsstrook 1 een gelijkmatige verdeling van het wapeningsmateriaal over de lengte van de pijp 11 verkregen. 



  Bij de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm van de pijp 11 is er slechts   een   wapeningsstrook of wapeningslaag 1 in de bedekkingslaag 12 aangebracht. Het is duidelijk, dat er meerdere, dergelijke wapeningslagen of wapeningsstroken 1 in de bedekkingslaag 12 kunnen worden aangebracht.

   

 <Desc/Clms Page number 6> 

 
 EMI6.1 
 Uit de hierboven beschreven uitvoeringsvormen is het duidelijk, dat wanneer de afstand tussen twee naburige langsdraden in bepaalde delen van de randzones II en III niet gelijk is aan de éénheidsafstand of de afstand tussen elk paar naburige langsdraden in de middenzone I, deze afstand dan wel gelijk is aan een n-voud van de éénheidsafstand en dat men bij het overlappend wikkelen er steeds moet voor zorgen, dat er   (n-l) langsdraden   van de ene zone tussen de twee langsdraden op n-voudige afstand van de andere zone liggen, waarbij de afstand tussen elk paar naburige langsdraden van de beide zones II en III dan nagenoeg gelijk is aan de   éénheidsafstand.  

Claims (4)

1. CONCLUSIES : 1. Metalen wapeningsstrook (1) voor gebruik bij het versterken van een bedekkingslaag (12) die wordt aangebracht op een cilindrisch voorwerp (11), zoals een pijp, waarbij de EMI7.1 wapeningsstrook (1) bestaat uit langsdraden (2 en daarop gelaste dwarsdraden (10), met het kenmerk, dat de langsdraden in de middenzone (I) van de wapeningsstrook op een éénheidsafstand van elkaar zijn aangebracht of gelijkmatig verdeeld zijn over de breedte van de strook, terwijl de langsdraden in de randzones (II, III) van de wapeningsstrook zodanig zijn aangebracht over de breedte van de strook, dat bij overlappend wikkelen van de onderste randzone (II) door een bovenste randzone (III) de langsdraden gelijkmatig verdeeld zijn over de elkaar overlappende zones (II, III),

   wanneer de afstand tussen elk paar naburige langsdraden van de beide zones (II en III) bij het overlappend wikkelen nagenoeg gelijk is aan de éénheidsafstand.
2. 2. Metalen wapeningsstrook volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand tussen elk paar naburige langsdraden in de randzones (II, III) gelijk is aan tweemaal de éénheidsafstand tussen elk paar naburige langsdraden in de middenzone (I).
3. 3. Metalen wapeningsstrook volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke randzone (II, III) bestaat uit slechts twee langsdraden.
4. 4. Metalen wapeningsstrook volgens een of meer der voorgaande conclusies 1 - 3, met het kenmerk, dat de langsdraden (2 - 9) gelijkmatig vervormd zijn.