<Desc/Clms Page number 1>
"Laad- en losbrug voor schepen"
Deze uitvinding heeft betrekking op een laad-en losbrug voor het behandelen van produkten, zoals vruchten die slechts een zeer korte tijd temperatuurschommelingen kunnen verdragen en van een schip of een loods, of omgekeerd, waar een ingestelde temperatuur of vochtigheidsgraad eerst moeten worden vervoerd, welke laad- of losbrug is uitgerust met een ligger voor het verrijden van loopkatten, welke ligger voor een deel als een giek is samengesteld die boven het ruim van het te laden of te lossen schip kan worden gepositioneerd.
Een laad- en losbrug gevormd door een portiek voor het vervoeren van zware lasten in werkplaatsen die is uitgerust met een baan die zieh rondom bedoelde portiek uitstrekt, is bekend uit het octrooi FR 397. 759, aangevraagd 21 december 1908.
Een gelijkaardige oplossing wordt voorgesteld in het octrooi GB 263, 273, aangevraagd 16 november 1925.
Tenslotte wordt in de Nederlandse octrooiaanvrage 69 01 204,24 januari 1969 een inrichting voorgesteld voor het laden en lossen van schepen waarin eveneens het gebruik wordt gesuggereerd van een spoor zonder eind waarlangs loopwielstellen kunnen verplaatst worden. Een dergelijke inrichting werd uitgedacht om aan boord van schepen verplaatsbaar te worden gemonteerd.
Aangenomen mag worden dat met laadbruggen en portieken een verhoging van de laad-en loscapaciteit werd nagestreefd. Niettegenstaande de door deze documenten theoretisch voorgestelde oplossingen heeft de toepassing van het principe dat aan de basis ligt van deze drie uitvoeringsvormen in havens nooit tot een praktische realisatie geleid.
De intensieve verhoging van de laad-en loscapaciteit van een laad- of losbrug voor produkten, zoals vruchten
<Desc/Clms Page number 2>
of groenten die geen noemenswaardige temperatuursschommelingen verdragen en op paletten worden geladen en gelost, heeft tot nog toe geen bevredigende oplossing gevonden.
Weliswaar bestaan thermische geisoleerde transportkokers die in staat zijn specifieke ladingen zoals bananen in goede omstandigheden te behandelen. Deze bekende inrichtingen zijn niet geschikt om op paletten gestapelde kisten die de in de aanhef genoemde vruchten en groeten bevatten in een versneld tempo te laden of te lossen. Door de afmetingen van de kisten worden meestal ook de afmetingen van de paletten bepaald.
De uitvinding heeft dus tot doel dergelijke op paletten gestapelde goederen tegen uitzonderlijke tot nog toe onbekende tempo's te laden en te lossen.
Om dit volgens de uitvinding mogelijk te maken, is hogerbedoelde ligger van een lusvormige baan voor bedoelde loopkatten voorzien, een en ander zodanig dat het heen-en weer verrijden van een loopkat op eenzelfde vak van bedoelde baan wordt vermeden en meerdere loopkatten langsheen hogerbedoelde lusvormige baan kunnen worden verreden.
Steeds volgens de uitvinding zijn langsheen hogerbedoelde lusvormige baan een willekeurige reeks posten voorzien die met naderingsschakelaars zijn uitgerust waar hogerbedoelde loopkatten tot stilstand kunnen worden gebracht, terwijl minstens een sectie van hogerbedoelde lusvormige baan als een wacht-of stelsectie is uitgerust die zieh bevindt stroomafwaarts van een post waar de loopkat boven het scheepsruim tot stilstand wordt gebracht.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het behandelen van produkten, zoals vruchten die slechts beperkte temperatuursschommelingen kunnen verdragen.
Andere details en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een laad- en losbrug voor schepen, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
<Desc/Clms Page number 3>
Figuur 1 vertoont schematisch en volgens een zijaanzicht een laad-en losbrug volgens de uitvinding waarbij ook een schematische dwarsdoorsnede van een schip is weergegeven.
Figuur 2 vertoont schematisch, in bovenaanzicht, het traject door de verschillende loopkatten op de ligger met giek afgelegd.
Vooraleer tot de beschrijving van de eigenlijke kenmerken van de laad- en losbrug volgens de uitvinding over te gaan, moet zeer duidelijk worden gemaakt dat de vorm, de structuur en het algemeen concept van de portiek van de laad- en losbrug niet de minste rol speelt. Het hier bij wijze van voorbeeld weergegeven profiel is in geen opzicht bindend voor het uitvindingsontwerp aangezien uitsluitend het concept van de onderdelen die als ligger en desgevallend als scharnierende giek fungeren, aan de basis liggen van de octrooiaanvrage.
De laad- en losbrug volgens de uitvinding bevat dus een gebruikelijk portiek 1 waarvan het concept en de structuur aan plaatselijke eisen wordt aangepast. Hierop is een ligger 2 bevestigd ten opzichte van dewelke een giek 3 scharnierend wordt gemonteerd. Een giek moet natuurlijk scharnierend zijn opgevat of dank zij gelijk welke andere denkbare structuur boven een schip 4 kunnen worden gebracht. In figuur 1 is het ruim van het schip met de algemene verwijzing 5 en het scheepsluik met 6 aangeduid. Het niveau waarop in het stadium door figuur 1 voorgesteld wordt gewerkt, werd met de letter N duidelijk gemaakt. Gestapelde goederen, onder vorm van kisten, dragen de verwijzing 7.
Volgens de huidige techniek worden de goederen (in het uitvoeringsvoorbeeld kisten 7) op bedoeld niveau en op paletten 8 geladen. De paletten 8 kunnen ook behoren tot paletkooien 9. Het op en neer verplaatsen van elk van de aan hijskabels 10 opgehangen paletten of paletkooien geschiedt vanaf een loopkat 11.
Om nu, overeenkomstig de uitvindingsgedachte, de capaciteit van de laad- en losbrug volgens de uitvinding aanzienlijk te verhogen, wordt de ligger 1 met zijn giek 2 met een lusvormige baan 12 (figuur 2) uitgerust die het tegelijkertijd in gebruik
<Desc/Clms Page number 4>
nemen van meerdere loopkatten mogelijk maakt.
De lusvormige baan 12 kan als "monorail" worden uitgevoerd waaraan de loopkatten 11 dan hangen. De eigenlijke "monorail" kan ook door een kokerbalk worden vervangen.
De uitvindingsgedachte bestaat er dus essentieel in meerdere loopkatten langsheen de lusvormige baan 12, steeds in dezelfde richting te verplaatsen. Elke loopkat met een geladen palet kan dan van de plaats boven het luik naar een willekeurige losplaats worden verplaatst terwijl een volgende loopkat de vrijgekomen plaats boven het luik kan innemen zodra de voorgaande loopkat van boven het luik is verplaatst.
Om dit uiterst versneld tempo te verzekeren en nog op te voeren, worden meerdere loopkatten op de lusvormige baan 12 ingeschakeld. Het aantal loopkatten hangt af van de structuur van de laad- en losbrug. In de hier bij wijze van voorbeeld gegeven beschrijving van de uitvinding worden vier loopkatten ingeschakeld.
Een deel van de lusvormige baan 12 wordt als wacht- of stelsectie voor een of meerdere loopkatten uitgevoerd.
Langsheen de lusvormige baan 12 zijn verstelbare voor-en eindschakelaars geplaatst. Op iedere loopkat zijn naderingsschakelaars die een stilstaande of vertragende loopkat kunnen detecteren voorzien.
Aan de hand van figuur 2 wordt nu de werking van de laad- of losbrug met sterk verhoogd rendement, volgens de uitvinding, duidelijk gemaakt.
De plaatsen waar vier loopkatten langsheen bedoelde lusvormige baan 12 kunnen gestopt worden of zieh op een bepaald ogenblik verplaatsen, worden met de letters A, B, C en D aangeduid. De richting waarin zieh de loopkatten steeds verplaatsen, wordt door twee pijlen gelllustreerd.
Veronderstellen wij nu dat een loopkat 11 de post A inneemt. Post A duidt een plaats aan boven het scheepsluik waarin gelaad of gelost kan worden. In het hier aangehaald voorbeeld wordt het lossen van het schip verondersteld. Een loopkat gaat zieh dus in post A bevinden van het ogenblik waarop de loopkat deze post
<Desc/Clms Page number 5>
bereikt tot op het ogenblik waarop deze post door dezelfde loopkat wordt verlaten. Tussen deze twee ogenblikken vindt het lossen of het laden plaats. In het hier beschreven voorbeeld gaat het dus om een losbewerking van het schip.
Met zijn geladen palet 8 of paletkooi 9 wordt de hijskabel opgetrokken tot op het ogenblik waarop de loopkat 11 post A mag verlaten in de richting van post B.
Post B is een willekeurige of op voorhand bepaalde plaats die als de meest geschikte voor het lossen van de goederen wordt bepaald.
Vooraleer een loopkat 11 post B heeft bereikt en dus nog ruim vtir de goederen van post B zijn gelost, heeft een volgende loopkat 11, die zich in de wacht- of stelsectie bevond, welke sectie met post D overeenstemt, de plaats van de vorige loopkat kunnen innemen en kan met het laden van een tot deze loopkat behorend palet of paletkooi gestart worden.
Onmiddellijk nadat de goederen ter hoogte van post B zijn gelost, kan de betreffende loopkat zijn weg langsheen de lusvormige baan 12 verderzetten tot deze loopkat post C bereikt.
Post C kan het begin van de wacht- of stelsectie zijn die zich uitstrekt tot post D. Post C kan ook de plaats aanduiden vanaf dewelke de snelheid waarmede zich een loopkat verplaatst, wordt verminderd en/of deze loopkat wordt afgeremd.
Het is duidelijk dat het verwekken van de verschillende signalen die het stopzetten, vertragen of terug in beweging brengen van de verschillende loopkatten bij het naderen en bereiken van de verschillende posten A, B, C en D door afstand- bediening kan plaatsvinden, maar eveneens volautomatisch kan gebeuren.
De nodige detectiemiddelen zijn ook voorzien om de bochten van de lusvormige baan 12 te detecteren waardoor de loopkatten deze bochten met vertraagde snelheid nemen.
Is een loopkat in post A gestopt, d. i. dus boven het scheepsluik 6, dan kan een bedienaar die zich in het ruim of op het dek bevindt met een infrarode sturing de hijskabels 10 met
<Desc/Clms Page number 6>
grote snelheid, daarna met vertraagde snelheid laten dalen en tenslotte op het gewenste niveau tot stilstand brengen. Ook deze verschillende bewerkingen kunnen geautomatiseerd worden wanneer de koers van de hijskabel vanaf de loopkat tot op het peil waarop in het schip wordt gewerkt, bekend is.
Het is duidelijk, hoewel dit niet tot de uitvindingsgedachte behoort, dat de lusvormige baan gedeeltelijk of volledig kan worden afgeschermd. De loopkatten zijn zodanig gestructureerd dat de vervanging van een defekte loopkat door een andere spoedig en zonder moeite kan plaatsvinden.
Wanneer de afmetingen van het scheepsluik dit toelaten kunnen twee rolbruggen, al dan niet behorende tot twee naast elkaar opgestelde portieken, in gebruik worden genomen. De vakken van de lusvormige banen waarop post l voorkomt zijn dan zo tegen elkaar opgesteld dat in het ruim van het schip de laad-en losbewerkingen kunnen plaatsvinden in de noodzakelijk daartoe beschikbare beperkte ruimte. Een dergelijke opstelling laat een aanzienlijk verhoogd werkritme toe.
Uit de hierboven gegeven beschrijving van de laad-en losbrug volgens de uitvinding blijkt onmiddellijk in welke mate het werkritme, dus de laad- en loscapaciteit van een dergelijke inrichting voor het aan boord of van een schip brengen van op paletten geladen kisten met fruit of groenten in aanzienlijke mate kan worden verhoogd, wanneer men deze vergelijkt met de capaciteit van gebruikelijke gelijkaardige laad-en losbruggen waar slechts een loopkat langsheen een enkele baan heen en weer moet worden verplaatst.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en dat hieraan vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam van de octrooiaanvrage te treden.