BE1003420A6 - Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water. - Google Patents

Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water. Download PDF

Info

Publication number
BE1003420A6
BE1003420A6 BE9000284A BE9000284A BE1003420A6 BE 1003420 A6 BE1003420 A6 BE 1003420A6 BE 9000284 A BE9000284 A BE 9000284A BE 9000284 A BE9000284 A BE 9000284A BE 1003420 A6 BE1003420 A6 BE 1003420A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
track
point
support
teeth
distance
Prior art date
Application number
BE9000284A
Other languages
English (en)
Inventor
Andre Verbandt
Original Assignee
Andre Verbandt
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Andre Verbandt filed Critical Andre Verbandt
Priority to BE9000284A priority Critical patent/BE1003420A6/nl
Priority to PCT/BE1991/000018 priority patent/WO1991013671A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1003420A6 publication Critical patent/BE1003420A6/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D29/00Filters with filtering elements stationary during filtration, e.g. pressure or suction filters, not covered by groups B01D24/00 - B01D27/00; Filtering elements therefor
    • B01D29/01Filters with filtering elements stationary during filtration, e.g. pressure or suction filters, not covered by groups B01D24/00 - B01D27/00; Filtering elements therefor with flat filtering elements
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D29/00Filters with filtering elements stationary during filtration, e.g. pressure or suction filters, not covered by groups B01D24/00 - B01D27/00; Filtering elements therefor
    • B01D29/44Edge filtering elements, i.e. using contiguous impervious surfaces
    • B01D29/445Bar screens
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D29/00Filters with filtering elements stationary during filtration, e.g. pressure or suction filters, not covered by groups B01D24/00 - B01D27/00; Filtering elements therefor
    • B01D29/62Regenerating the filter material in the filter
    • B01D29/64Regenerating the filter material in the filter by scrapers, brushes, nozzles, or the like, acting on the cake side of the filtering element
    • B01D29/6469Regenerating the filter material in the filter by scrapers, brushes, nozzles, or the like, acting on the cake side of the filtering element scrapers
    • B01D29/6484Regenerating the filter material in the filter by scrapers, brushes, nozzles, or the like, acting on the cake side of the filtering element scrapers with a translatory movement with respect to the filtering element

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen met een dwars in een vloeistofstroom (3) plaatsbaar rooster (2) en ten minste één van tanden (7) voorziene balk (5, 6) die in een gesloten kring geleid wordt waarbij de tanden (7) tijdens de stijgende beweging in een werkzame stand doorheen het rooster (2) steken, bij het begin van de dalende beweging naar achter wentelen en bij de overgang van de dalende naar de stijgende beweging in dezelfde richting verder wentelen om zodoende terug doorheen het rooster (2) te steken, waarbij deze laatste wenteling voldoende snel begint zodanig dat de tanden (7) reeds op een relatief laag niveau in hun werkzame stand doorheen dit rooster (2) steken.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water". 



   Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water, met een uit onderling evenwijdige staven bestaand rooster, dat dwars in een vioeistofstroom plaatsbaar is, met zijn bovenste deel uit de vloeistof stekend tot aan een afvoergoot of dergelijke afvoer, waarbij aan de achterzijde van de roosterstaven ten minste   een   van tanden voorziene balk is gemonteerd, die zieh nagenoeg evenwijdig aan het rooster en loodrecht op de langsrichting van de roosterstaven uitstrekt en in die langsrichting over ongeveer de volledige hoogte van het rooster aandrijfbaar geleid is in een gesloten kring met een stijgende en een dalende tak zodanig dat de tanden tijdens de stijgende beweging tussen de staven van het rooster door uitsteken,

   en waarbij ten minste twee op een bepaalde eerste afstand van elkaar gelegen en ten opzichte van genoemde balk vaste steunen voorzien zijn, welke steunen op een rechte gelegen zijn die een zodanige hoek vormt met de langsrichting van de tanden dat tijdens de stijgende beweging de eerste steun op de tweede voorop loopt, waarbij de eerste steun zieh in een eerste en de tweede steun zich in een tweede gesloten continue nagenoeg vlakke geleidingsbaan verplaatst, welke banen elk gevormd worden door een voorste en een achterste opstaand deel die boven en onderaan bij de eerste baan verbonden zijn door een bovenste en een onderste nagenoeg halfcirkelvormig deel en bij de tweede baan door een bovenste en onderste boogvormig deel, welke banen een zodanige vorm vertonen en zodanig ten opzichte van elkaar gelegen zijn dat :

   

 <Desc/Clms Page number 2> 

 (a) voor ieder punt van de eerste en de tweede baan de kleinste afstand tot de andere baan kleiner of gelijk is aan genoemde eerste afstand waarbij meer bepaald ten minste het nagenoeg recht voorste opstaand deel en het bovenste boogvormig deel van de tweede baan, afhankelijk van genoemde hoek en genoemde eerste afstand, op een zodanige afstand binnen de eerste baan gelegen zijn dat de tanden tijdens de stijgende beweging in een werkzame stand doorheen het rooster steken, (b) op het bovenste halfcirkelvormig deel van de eerste baan een eerste punt voorkomt waarin de normale op dit laatste deel de tweede baan in een tweede punt nagenoeg loodrecht kruist, waarbij de afstand tussen dit eerste en dit tweede punt nagenoeg gelijk is aan genoemde eerste afstand, (c)

   de tweede baan de eerste baan onderaan kruist zodanig dat ten minste een gedeelte van het onderste boogvormig deel van de tweede baan buiten de eerste baan gelegen is, en (d) dat op dit buiten de eerste baan gelegen deel van de tweede baan een derde punt voorkomt waarin de normale op deze tweede baan de eerste baan in een vierde punt nagenoeg loodrecht kruist, waarbij de afstand tussen dit derde en dit vierde punt nagenoeg gelijk is aan genoemde eerste afstand. 



   Een dergelijke inrichting is bekend uit het Europees octrooi nr. EP-BI-0 036 228 van dezelfde aanvrager. Bij deze bekende inrichting zijn de twee boogvormige delen van de grotendeels binnen de eerste baan gelegen tweede baan halfcirkelvormig. Verder zijn alle opstaande delen van beide banen recht en eenwijdig aan het rooster. Elk van beide banen heeft dus een symmetrievlak gaande door de middelpunten van de beide halfcirkelvormige delen en staande loodrecht op het vlak van de baan. De beide steunen zijn op een rechte gelegen die een hoek van nagenoeg   1200   vormt met de langsrichting van de tanden. Mede als gevolg hiervan zijn de voorste opstaande delen op een grotere afstand van elkaar gelegen dan de achterste of bevindt   m. a. w.   het symmetrievlak van de tweede baan zich dichter bij het rooster dan het symmetrievlak van de eerste baan.

   Het genoemd derde punt bevindt zich bijgevolg bij deze bekende inrichting duidelijltussen het 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 rooster en het symmetrievlak van de eerste baan zodat dit derde punt en het genoemde vierde punt in dit geval op een lichtjes naar achter hellende rechte doorheen de twee onderste middelpunten gelegen zijn. 



   Een nadeel van deze bekende inrichting is dat bij een verplaatsing van de tanden over de onderste delen van de beide banen de wenteling van deze tanden tot hun werkzame stand slechts laat gebeurt zodanig dat de balk reeds relatief hoog gestegen is alvorens de tanden hun werkzame stand innemen. Het zal dus duidelijk zijn dat het met deze bekende inrichting niet mogelijk is om bijvoorbeeld bij een lage waterstand dicht bij de bodem drijvende voorwerpen uit het water te verwijderen. 



   Een doel van de uitvinding bestaat er in de door de tanden zuiverbare zone in de vloeistof te vergroten, in het bijzonder door een inrichting te realiseren waarvan de tanden reeds vanaf een lager niveau in een werkzame stand doorheen het rooster steken. 



   Tot dit doel vertonen genoemde banen een zodanige vorm en zijn ze zodanig ten opzichte van elkaar gelegen dat genoemd derde punt achter een eerste vlak gelegen is dat nagenoeg loodrecht staat   op   het vlak van de eerste baan en gaat door elk van de middelpunten van de twee halfcirkelvormige delen van de eerste baan, waarbij genoemde normale in dit derde punt een hoek van 0 tot   30    met dit eerste vlak vormt, en dat tussen het derde punt en het voorste opstaand deel van de tweede baan, deze laatste, een zodanige vorm vertoont dat de tanden zieh in een richting uitstrekken die nagenoeg evenwijdig is aan de richting die ze in hun werkzame stand innemen alvorens de eerste steun zieh op een vijfde punt van de eerste baan bevindt waar de stijgende tak van de tweede baan het onderste halfcirkelvormig deel van de eerste baan kruist. 



   Door deze kenmerkende maatregelen ondergaan de tanden op de onderste delen van de beide banen vlugger een neerwaartse wenteling zodanig dat ze reeds op een lager niveau hun werkzame stand innemen. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   Doelmatig vormt de normale in genoemd derde punt van de tweede baan een hoek van nagenoeg 15 à 30  en bij voorkeur een hoek van nagenoeg   220   met het genoemd eerste vlak. In dit geval ligt het derde punt reeds een relatief grote afstand achter dit eerste vlak en hebben de tanden in dit eerste punt al een aanzienlijke wenteling ondergaan. 



   In een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bevat deze inrichting middelen die ten minste wanneer de eerste steun zieh in genoemd vierde punt bevindt een wenteling van de tanden rond deze eerste steun in de verplaatsingszin van de tanden over de beide banen verhinderen. 



   In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bevat deze inrichting een gesloten, uit schakels gevormde aandrijfbare ketting die nagenoeg volgens de eerste baan verloopt en waaraan de eerste steun bevestigd is. 



   Bij voorkeur wordt deze eerste steun gevormd door een loopwieltje dat in een schakel van de ketting rond een aan de scharnierassen van de schakel evenwijdige as draaibaar bevestigd is. 



   Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een inrichting volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeen en beperkt de uitvinding niet ; de verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren. 



   Figuur 1 is een vooraanzicht van een inrichting volgens de uitvinding. 



   Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn 11-11 van figuur   1,   waarin echter sommige onderdelen weggelaten worden. 



   Figuur 3 is, op kleinere schaal, een doorsnede volgens de lijn III-III van figuur 4, waarin dezelfde onderdelen als in figuur 2 weggelaten werden. 



   Figuur 4 is een gedeeltelijke doorsnede, op grotere schaal, volgens de lijn IV-IV van figuur 2. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



   Figuur 5 is op grotere schaal een bovenaanzicht met gedeeltelijke wegsnijding op een schakel van de ketting uit de inrichting volgens de uitvinding. 



   Figuur 6 is eveneens op grotere schaal een segment van het tandwiel uit de inrichting volgens de uitvinding, horend bij de in figuur 5 voorgestelde kettingschakel. 



   Figuur 7 is een schematische   detail voorstelling   van het bovenste deel van de inrichting volgens de uitvinding. 



   Figuur 8 is een schematische   detail voorstelling   van het onderste deel van de inrichting volgens de uitvinding. 



   Figuur 9 is een vereenvoudigde kinematische voorstelling van een volgens de uitvinding vermeden foutieve wenteling van de tanden over het bovenste deel van de inrichting volgens figuur 7. 



   Figuur 10 is een vereenvoudigde kinematische voorstelling van het onderste deel van de inrichting volgens figuur 8. 



   In de figuren is een inrichting weergegeven voor het ophalen en verwijderen van vaste onzuiverheden uit in een kanaal stromend water. 
 EMI5.1 
 



  Deze inrichting bestaat in hoofdzaak uit een, uit onderling evenwijdige staven I gevormd rooster 2, dat dwars in een I met water, volgens de richting 8, doorstromend kanaal 3 geplaatst wordt, uit een afvoergoot 4 en uit twee aangedreven balken 5 en 6 waarop tanden 7 zijn gemonteerd. 



   Het rooster 2 is met zijn onderste uiteinde op de bodem 9 van het kanaal 3 bevestigd en is bovenaan naar achter omgebogen volgens een hoek van 1800, zodanig dat het uitmondt in de boven het kanaal 3 gemonteerde afvoergoot 4. Het rooster 2 helt naar achteren en vormt met de vertikale een hoek van ongeveer   100.   



   De balken 5 en 6 strekken zieh uit aan de achterzijde van het rooster 2, evenwijdig aan dit laatste, volgens een richting loodrecht op de langsrichting van de staven 1. Elk uiteinde van deze balken 5 en 6 wordt, door middel van een eerste, ten opzichte van de balk vaste steun 23, in dit geval een op deze uiteinden vrijdraaiend loopwiel 23, geleid in een eerste gesloten geleidingsbaan 10, die bestaat uit een voorste 11 en een achterste opstaand deel 12 die bovenaan door 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 een bovenste 13 en onderaan door een onderste halfcirkelvormig deel 14 onderling verbonden zijn. In de voorkeursuitvoeringsvorm volgens de figuren zijn beide opstaande delen 11 en 12 recht en evenwijdig aan het rooster 2. 



   Op elk uiteinde van de balken 5 en 6 is verder nog een tweede, ten opzichte van de balk vaste steun 16 voorzien die op een bepaalde eerste afstand van de eerste steun 23 gelegen is. 



  Hiertoe is op elk uiteinde van de balken 5 en 6 een hefboom 15 gemonteerd waarvan de as met de as van de balken 5 en 6 een hoek van   900 vormt.   Op het vrije uiteinde van deze hefboom is de tweede steun 16 onder vorm van een loopwiel 16 draaibaar bevestigd. Dit loopwiel 16 is verplaatsbaar in een tweede gesloten continue geleidingsbaan 17 die evenals de eerste geleidingsbaan 10 bestaat uit een voorste 18 en een achterste opstaand deel 19 en uit een bovenste 29 en een onderste boogvormig deel 30. 



   Een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is dat zowel de eerste 23 als de tweede steun 16 vast zijn ten opzichte van de balk 5, 6. Hiermede wordt bedoeld dat deze beide steunen 16 en 23 ten opzichte van de balk een vaste positie innemen. 



  Dit sluit evenwel niet uit dat deze steunen 16 en 23 roterende onderdelen bevatten en bijvoorbeeld bestaan uit loopwieltjes om over de banen 10 en 17 voort te bewegen. Tevens kan ook de eerste steun 23, op een analoge manier als de tweede steun   16,   op een hefboom gemonteerd zijn. Beide steunen liggen steeds op een rechte die een bepaalde hoek   04 vormt   met de langsrichting van de tanden 7. 



   De overeenkomstige uiteinden van de balken 5 en 6 worden onderling verbonden door een gesloten ketting 20, die de balken aandrijft en verplaatst in de geleidingsbanen 10 en 17, die aan weerszijden van het rooster 2 zijn gemonteerd in kasten 21, welke met dit rooster 2 een geheel vormen. De kettingen 20 bestaan elk uit twee gelijke delen, die de overeenkomstige uiteinden van de balken 5 en 6 onderling verbinden en worden op regelmaige afstanden ondersteund door loopwielen 22, welke zieh eveneens in de geleidingsbanen 10 verplaatsen. 



  Elke ketting 20 loopt over twee tandwielen 24 en   25,   die zieh aan de achterzijde van het rooster 2, in de nabijheid van de uiteinden van dit 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 laatste, bevinden. De onderste tandwielen 25 zijn vrijdraaiend, terwijl de bovenste tandwielen 24, die gemonteerd zijn op een zelfde as 31, aangedreven worden door een niet weergegeven motor, welke zieh onder het omgebogen einde van het rooster 2 bevindt. 



   Elke kast 21 bestaat uit twee ten opzichte van elkaar volgens de langsrichting van de staven   1   verstelbare delen 26 en 27, die met hun naar elkaar toe gerichte einden in elkaar geschoven zijn. In het deel 26 is het bovenste tandwiel 24 gemonteerd, terwijl in het deel 27 het onderste tandwiel 25 is aangebracht, zodanig dat, door het ten opzichte van elkaar verplaatsen van deze beide delen, de afstand tussen de tandwielen 24 en 25 geregeld kan worden en de ketting 20 kan worden gespannen. De overeenkomstige delen van de kasten 21, die zieh aan weerszijden van het rooster 2 bevinden, zijn door dwarsbalken 28 met elkaar verbonden. 



   Ten einde de kasten 21 zo smal mogelijk te 
 EMI7.1 
 kunnen uitvoeren zijn de loopwielen 22 en 23 elk in een schakel 32, meer 0 bepaald in een buitenschakel, van kettingen 20 aangebracht. Zoals blijkt uit figuur 5 bestaat een dergelijke buitenschakel 32 in hoofdzaak uit twee evenwijdige stalen platen 33, die aan beide uiteinden met behulp van een schakelas 34 draaibaar aan de aanliggende binnenschakel 35 bevestigd zijn. In het midden van de twee stalen platen 33 is doorheen de schakel 32 evenwijdig aan de beide schakelassen 34 een bus 36 voorzien waarrond het loopwiel 22 of 23 door middel van lagers 37 draaibaar bevestigd is. De bus 36 is tevens, met de balk 5 of 6 verbonden. 



   Wegens de aanwezigheid van de loopwielen 22 en 23 in bepaalde schakels van de ketting 20, hebben de tandwielen 24 en 25 een bijzondere vorm. De tanden 38 van deze tandwielen 24 en 25 vertonen meer bepaald aan hun uiteinde een uitholling 39 waarin de schakelassen 34 van de op het tandwiel 24, 25 gelegen ketting 20 rusten. 



   Doordat de loopwielen 23 zich in een schakel 32 van de ketting 20 bevinden volgen zowel de ketting 20 als de eerste steun of loopwielen 23 dezelfde baan 10. Het bovenste 13 en het onderste halfcirkelvormig deel 14 worden gevormd door het bovenste 24 en het onderste tandwiel 25. Hier zijn dus geen bijkomende geleidingen 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 nodig zoals langs de opstaande delen 11 en 12 waar de loopwielen 22 en 23 geleid worden in een gleuf met een bepaalde breedte die iets groter is dan de diameter van de loopwielen 22 en 23. 



   Een belangrijk kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is de vorm en de onderlinge opstelling van de twee geleidingsbanen 10 en 17. Uit het voorgaande zal het duidelijk zijn dat de eerste baan 10 constructioneel het eenvoudigst is wanneer het bovenste 13 en het onderste deel 14 van deze baan 10 halfcirkelvormig zijn en door middel van twee rechte opstaande delen 11 en 12 met elkaar verbonden zijn. 



   Voor de werking van de inrichting dienen het voorste 18 en het achterste opstaand deel 19 van de tweede baan 17 en het bovenste boogvormig deel 29 van deze baan 17 binnen de eerste baan 10 gelegen te zijn. In de uitvoeringsvorm volgens de figuren zijn de voorste opstaande delen 11 en 18 en de achterste opstaande delen 12 en 19 grotendeels evenwijdig. 



   Afhankelijk van de genoemde eerste afstand tussen beide steunen 16 en 23 en de hoek oL, die in de voorkeursuitvoeringsvorm volgens de figuren nagenoeg   1200   bedraagt, wordt hierna de vorm en de onderlinge ligging van de twee banen 10 en 17 bepaald. 



   De afstand tussen de twee evenwijdige voorste delen 11 en 18 wordt zodanig bepaald dat wanneer de eerste steun 23 voor loopt op de tweede 16, de tanden 7 in een werkzame stand doorheen het rooster 2 steken en meer bepaald een hoek van nagenoeg   900   met dit rooster 2 vormen. 



   De vorm en de afstand tussen de twee bovenste delen 13 en 29 worden zodanig bepaald dat de tanden 7, zoals blijkt uit figuur 7, tijdens de translatie van hun eerste steun 23 over het bovenste   halfcirkelvormig   deel 13 van de eerste baan 10   terzelfdertijd   een rotatie over ongeveer 90  rond de eerste steun 23 in een draaizin tegengesteld aan de verplaatsingszin van de tanden over de banen 10 en
17 uitvoeren. Hierdoor is het vereist dat de tweede steun 16 de eerste steun 23 voorbij steekt. Dit is slechts mogelijk wanneer op het bovenste deel 13 van de eerste baan 10 een eerste punt 40 voorkomt waarin de 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 normale de tweede baan 17 loodrecht kruist in een tweede punt 41 en waarbij de afstand tussen dit eerste en dit tweede punt 41 gelijk is aan de afstand tussen de eerste 23 en de tweede steun 16. 



   Tijdens de dalende beweging over de twee achterste opstaande delen 12 en 19 loopt de tweede steun 16 voor op de eerste 23. De afstand tussen beide opstaande delen 12 en 19 wordt zodanig bepaald dat de tanden 7 een onwerkzame stand, bijvoorbeeld nagenoeg evenwijdig aan deze delen 12 en'19, innemen. 



   Het terug innemen van de werkzame stand gebeurt hoofdzakelijk over de onderste boogvormige delen 14 en 30. Ook hier is naast de translatiebeweging van de eerste steun 13 van de tanden 7 over het onderste boogvormig deel 14 van de eerste baan 10 een rotatie van deze tanden 7 rond hun eerste steun 23 over ongeveer   900   naar het rooster toe vereist. 



   Aangezien tijdens de dalende beweging de tweede steun 16 voorop loopt over de binnenste, tweede baan 17, zal deze tweede baan 17 de eerste baan 10 dienen te kruisen opdat de eerste steun 23 de tweede 16 opnieuw zou kunnen voorbij steken. Dit laatste gebeurt wanneer de tweede steun zieh in een derde punt 42 van het onder de eerste baan 10 gelegen deel van de tweede baan 17 bevindt waarin meer bepaald de normale 44 de eerste baan 10 loodrecht kruist in een vierde punt 43 en waarbij de afstand tussen dit derde 42 en dit vierde punt 43 gelijk is aan de afstand tussen de eerste en de tweede steun 16. 



   Om de beschreven rotatie van de tanden 7 te verkrijgen, kan het verloop van de genoemde boogvormige delen 29 en 30 van de tweede baan 17 op een kinematische wijze bepaald worden door, zoals weergegeven in de figuren 7 en 8, de tanden 7 in hun verschillende opeenvolgende gewenste standen te brengen tijdens de verplaatsing van de eerste steun 23 over de cirkelboogvormige delen van de eerste geleidingsbaan 10, en in elke stand, door een punt   45,   de hieruit volgende stand van de as van het loopwiel 16, dat vrijdraaiend is op de hefboom   15,   aan te geven. De aldus verkregen punten 45 maken het mogelijk de omgebogen delen 29 en 30 van de tweede baan 17 te construeren.

   De verschillende tussenstanden van de tanden 7, tijdens 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 hun rotatie om de as van de eerste steun 23, werden in de figuren 7 en 8 aangegeven door   uitsluitend   de langsassen van de tanden 7 en van de hefboom 15 weer te geven, aangezien deze langsassen enerzijds voldoende zijn voor het construeren van het verloop van de boogvormige delen 29 en 30 van de tweede baan 17 en anderzijds de figuren 7 en 8 hierdoor zo weinig mogelijk aan duidelijkheid verliezen. 



   Zoals blijkt uit figuren 7 en 9 kan het bovenste boogvormig deel 29 van de tweede baan 17 halfcirkelboogvormig uitgevoerd worden waardoor ook dit deel 29 eenvoudig te construeren is. Het onderste boogvormig deel 30 van de tweede baan 17 dient volgens de uitvinding nog aan verdere voorwaarden te voldoen die het mogelijk maken dat de tanden 7 reeds vanop een lager niveau vaste voorwerpen uit het water kunnen opscheppen. Met deze voorwaarden dient dus bij het construeren van de tweede baan 17 rekening gehouden te worden. 



  De voornaamste ervan is dat tijdens de beweging van de eerste steun 23 over het onderste deel 14 van de eerste baan 10 de tanden 7 voldoende snel rond deze eerste steun 23 roteren opdat ze reeds voldoende vlug, dit is wanneer de eerste steun 23 nog niet te hoog gestegen is, hun werkzame stand innemen. 



   Een eerste voorwaarde hiervoor is volgens de uitvinding dat genoemde banen 10 en 17 zodanig geconstrueerd worden dat het genoemde derde punt 42 gelegen is achter een eerste vlak A dat nagenoeg loodrecht staat op het vlak van de eerste baan 10 en gaat door elk van de middelpunten   0. en 02 van   de twee halfcirkelvormige delen 13 en 14 van deze baan 10. Hierbij komt nog dat de normale 44 in dit derde punt 32 een hoek van 0 tot   300 vormt   met dit eerste vlak A. 



  Aangezien het derde punt 42 achter het vlak A gelegen is, is de eerste fase van de rotatie van de tanden 7, dit is de fase waarin de tweede steun 16 voor loopt op de eerste 23, reeds uitgevoerd alvorens de eerste steun 23 het vlak A bereikt heeft. Naarmate de hoek   0   groter is, gebeurt dit nog vroeger of   m. a. w.   nog verder achter dit eerste vlak A. Tevens benadert de richting van de tanden 7 op het einde van de eerste fase dan dichter de richting die ze in hun werkzame stand innemen. Bij voorkeur is de hoek Y gelegen tussen 15 en   30 .   

 <Desc/Clms Page number 11> 

 



   Een tweede voorwaarde is volgens de uitvinding dat tussen het derde punt 42 en het voorste opstaand deel van de tweede baan 17, deze laatste een zodanige vorm vertoont dat de tanden 7 zieh nagenoeg in hun werkzame richting uitstrekken alvorens de eerste steun 23 zieh in een vijfde punt 46 van de eerste baan 10 bevindt waar de stijgende tak van de tweede baan 17 het onderste haifcirkelvormig deel 14 van de eerste baan 10 kruist. Aan deze voorwaarde kan bijvoorbeeld voldaan worden door de tweede baan 17 na het derde punt 42 een zodanig grote kromming te geven dat de afstand tussen beide banen 10 en 17 voldoende snel afneemt.

   Hoe snel deze afstand dient af te nemen en dus hoe groot de genoemde kromming dient te zijn, is afhankelijk van een aantal parameters zoals bijvoorbeeld de afstand tussen de eerste 23 en de tweede steun 16 en de straal van het onderste halfcirkelvormig deel 14 van de eerste baan 10. Het vervolg van de tweede baan 17 wordt zodanig bepaald dat deze vloeiend aansluit op haar voorste opstaand deel 18. 



   Een voorkeursuitvoeringsvorm van het onderste gedeelte van beide banen 10 en 17 is weergegeven in figuur 10 die tevens schematisch een aantal posities van de tanden 7 laat zien. 



  Het achterste opstaand deel 19 van de tweede baan 17 is onderaan van het rooster 2 weggebogen waardoor de tanden   7 (l)   hun voorwaartse rotatie vroeger aanvangen. Vervolgens gaat de tweede baan 17 continu over in een eerste cirkelboogsegment 47, met middelpunt   03'waarop   het genoemde derde punt 42 gelegen is. De normale 44 in dit derde punt 42 vormt een hoek   a   met het vlak A van nagenoeg 22 . In positie 7 (2) hebben de tanden 7 dus al een aanzienlijke voorwaartse rotatie achter de rug. Aangezien het eerste cirkelboogsegment 47 een relatief grote kromming vertoont, zal de afstand tussen beide banen 10 en 17 ook relatief snel terug beginnen afnemen. Het eindpunt 48 van dit eerste cirkelboogsegment 47 sluit aan op een tweede cirkelboogsegment 49 met een kleinere kromming.

   Het middelpunt   (X   van dit tweede cirkelboogsegment 49 ligt op de lijn die gaat doorheen het middelpunt   03 en   het eindpunt 48 zodanig dat de overgang tussen het eerste 47 en het tweede cirkelboogsegment 49 continu gebeurt. Het tweede cirkelboogsegment 49 sluit met zijn eindpunt 50 continu aan op een 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 
 EMI12.1 
 derde cirkelboogsegment 51, met midelpunt 05, dat op zijn beurt continu aansluit op het voorste opstaand deel 18. 



   Bij voorkeur strekken de tanden 7 zieh reeds in hun werkzame richting uit voordat de eerste steun 23 twee derde van de afstand tussen genoemd vierde punt 43 en genoemd vijfde punt 46 afgelegd heeft. In het geval van figuur 10 gebeurt dit reeds in positie 7 (3), dit is wanneer de eerste steun 23 zieh nagenoeg in het midden tussen het vierde 43 en het vijfde punt 46 bevindt. In positie 7 (4) bevinden de tanden 7 zieh in hun laagste stand. De eerste steun 23 is dan nog maar een weinig over de eerste baan 10 gestegen terwijl de tanden 7 reeds hun ganse voorwaartse rotatie doorlopen hebben. Het rooster 2 is bij voorkeur onderaan naar voor gebogen zodanig dat verhinderd wordt dat door het water   meegesleurd   voorwerpen de tanden 7 zouden blokkeren wanneer deze reeds tijdens het laatste deel van hun neerwaartse beweging doorheen het rooster 2 zouden steken. 



   Ten einde te verhinderen dat op het einde van de eerste rotatiefase, dus in positie 7 (2) de tanden 7 door de vioeistofstroming 8 achterwaarts zouden geduwd worden waardoor in het punt 42 de tweede steun 16 niet door de eerste steun 23 zou voorbijgestoken worden maar daarentegen zelf weer voorop zou   lopen,   is in de inrichting volgens de figuren een derde steun 52 voorzien die aan de meest naar buiten gelegen tand 7 bevestigd is. Ook deze steun 52 wordt gevormd door een loopwiel dat ten minste wanneer de tweede steun 16 zieh in genoemd derde punt 42 bevindt in een derde baan 53 geleid wordt. Belangrijk voor deze derde steun is dat hij buiten het vlak evenwijdig aan de balk 5 of 6 en gaande door de eerste steun 23 en de tweede steun 16 gelegen is.

   Op deze manier worden de tanden 7 op het einde van de eerste rotatiefase in neerwaartse zin geleid, zelfs wanneer de vloeistofstroming de tanden 7 omhoog zou stuwen. 



   Bij voorkeur wordt de derde steun 52 ook bovenaan in een derde baan 53 geleid zodanig dat de tanden 7 ook daar, wanneer de eerste steun 23 zieh in het eerste punt 40 bevindt en de tweede 16 in het tweede punt 41, verplicht worden van in de 
 EMI12.2 
 gewenste richting te roteren, dit is tegengesteld aan de verplaatsingszin c 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 54 van de tanden 7 over de banen 10 en 17. Zonder de geleiding van deze derde steun 52 zou bijvoorbeeld door de zwaartekracht de eerste steun 23 voorop blijven lopen zodanig dat de tanden 7 geen achterwaartse rotatie zouden ondergaan en de ganse inrichting zou geblokkeerd worden.

   Deze foutieve, in de inrichting volgens de uitvinding onmogelijke rotatiebeweging is in streeplijn   geïllustreerd   in figuur 9 waarbij bijvoorbeeld in posities 7'en 7" de tanden een rotatie volgens pijl 55 in de verplaatsingszin van de tanden 7 over de geleidingsbanen zouden uitgevoerd hebben. 



   De bepaling van het verloop van de derde geleidingsbaan 52 kan zowel boven als onderaan op kinematische wijze gebeuren, namelijk door de eerste 23 en de tweede steun 16 op de gewenste manier hun baan te laten doorlopen. 



   De werking van de beschreven inrichting volgens de uitvinding geschiedt als volgt :
De beide kettingen 20 en derhalve de hierop gemonteerde balken 5 en 6 worden continu in de richting van   pijl   54 aangedreven. De tanden 7 worden onder aan het rooster 2 naar voren gekanteld om door dit rooster 2 heen te steken en nemen bij hun opwaartse beweging de vaste bestanddelen mee die door het rooster 2 tegengehouden werden.

   Deze bestanddelen worden uit het water geheven en over het omgebogen einde van het rooster 2 verplaatst en in de   afvoergoot gestort.,  
De tanden 7 worden, tijdens hun verplaatsing tussen de, over een hoek van   1800 omgebogen,   bovenste uiteinden van de staven 1 van het rooster 2 op de beschreven wijze naar achteren gewenteld, zodanig, dat de hoek, die de voorzijde van deze tanden 7 vormt met het raakvlak aan het cilinderoppervlak, dat bepaald wordt door de langsassen van de gebogen staven, in de snijlijn van dit oppervlak met het vlak, dat bepaald wordt door de langassen van de gebogen staven, nooit kleiner is dan   90 ,   zodat de opgehaalde bestanddelen nooit kunnen klemmen tussen de tanden en het rooster 2.

   Nadat de tanden 7 de vaste bestanddelen in de afvoergoot hebben gestort, glijden zij volledig tussen de staven 1 uit, in een naar achteren gewentelde stand, volgens de verplaatsingsrichting van de balk waarop 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 ze zijn bevestigd, en verplaatsen ze zieh, in deze onwerkzame stand, tot onder aan het rooster 2, waarop ze een wenteling naar voren ondergaan tot in een stand loodrecht op het rooster, zodat op deze wijze een nieuwe kringloop begint. 



   Wegens de aanwezigheid van het in een vaste baan 53 geleid loopwiel 52 op de hierboven beschreven kritische plaatsen van de gebogen gedeelten van de banen 10 en 17, is de beweging van de tanden 7 volledig bepaald en geschiedt deze zoals in streeplijn aangeduid werd in de figuren 7 en 8. 



   De inrichting volgens de uitvinding biedt het voordeel, dat het gehele   aandrijving-en   bewegingsmechanisme volledig achter het rooster is gebouwd, zonder dat een bewegingsorgaan buiten of boven het rooster uitkomt. 



   Alhoewel in de beschreven inrichting het aantal balken tot twee beperkt werd, kan haar doelmatigheid verhoogd worden door op regelmatige afstanden meerdere van tanden voorziene balken aan te brengen. 



   De bewegende organen van de inrichting, zoals de kettingen en de balken met de tanden, zijn alle 
 EMI14.1 
 boven het wateroppervlak voor hun onderhoud en voor eventueel herstel u gemakkelijk bereikbaar. 



   Het zal duidelijk zijn dat aan de hiervoor beschreven inrichting nog tal van wijzigingen kunnen aangebracht worden zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. 



   Zo is het mogelijk dat de tweede steun 16 zieh op de langsas van de balken 5, 6 bevindt terwijl de eerste steun 23 op een hefboom gemonteerd is zodanig dat de tanden 7 nog tot een lager niveau in de vloeistof dalen. 



   Verder is het duidelijk dat de opstaande delen van beide benen niet recht hoeven te zijn maar eventueel gebogen kunnen zijn of zelfs een knik vertonen. Ook de tanden 7 kunnen gebogen zijn.

Claims (10)

  1. CONCLUSIES 1. Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water, met een uit onderling evenwijdige staven (1) bestaand rooster (2), dat dwars in een vloeistofstroom (3) plaatsbaar is, met zijn bovenste deel uit de vloeistof stekend tot aan een afvoergoot (4) of dergelijke afvoer, waarbij aan de achterzijde van de roosterstaven (1) ten minste een van tanden (7) voorziene balk (5, 6) is gemonteerd, die zieh nagenoeg evenwijdig aan het rooster (2) en loodrecht op de langsrichting van de roosterstaven (1) uitstrekt en in die langsrichting over ongeveer de volledige hoogte van het rooster (2) aandrijfbaar geleid is in een gesloten kring met een stijgende en een dalende tak zodanig dat de tanden (7) tijdens de stijgende beweging tussen de staven (l)
    van het rooster (2) door uitsteken, en waarbij ten minste twee op een bepaalde eerste afstand van elkaar gelegen en ten opzichte van genoemde balk (5, 6) vaste steunen (23,16) voorzien zijn, welke steunen op een rechte gelegen zijn die een zodanige hoek = vormt met de langsrichting van de tanden (7) dat tijdens de stijgende beweging de eerste steun (23) op de tweede (16) voorop loopt, waarbij de eerste steun (23) zich in een eerste (10) en de tweede steun (16) zieh in een tweede gesloten continue nagenoeg vlakke geleidingsbaan (17) verplaatst, welke banen (10,17) elk gevormd worden door een voorste en een achterste opstaand deel die boven en onderaan bij de eerste baan (10) verbonden zijn door een bovenste (13) en een onderste nagenoeg halfcirkelvormig deel (14) en bij de tweede baan (17) door een bovenste (29) en onderste boogvormig deel (30),
    welke banen een zodanige vorm vertonen en zodanig ten opzichte van elkaar gelegen zijn dat : (a) voor ieder punt van de eerste (10) en de tweede baan (17) de kleinste afstand tot de andere baan kleiner of gelijk is aan genoemde eerste afstand waarbij meer bepaald ten minste het nagenoeg recht voorste opstaand deel (18) en het bovenste boogvormig deel (29) van de tweede baan (17), afhankelijk van genoemde hoek ex. en genoemde eerste afstand, op een zodanige afstand binnen de eerste baan (10) gelegen zijn <Desc/Clms Page number 16> dat de tanden (7) tijdens de stijgende beweging in een werkzame stand doorheen het rooster (2) steken, (b) op het bovenste halfcirkelvormig deel (13) van de eerste baan (10) een eerste punt (40) voorkomt waarin de normale op dit laatste deel (13) de tweede baan (17) in een tweede punt (41) nagenoeg loodrecht kruist,
    waarbij de afstand tussen dit eerste (40) en dit tweede punt (41) nagenoeg gelijk is aan genoemde eerste afstand, (c) de tweede baan (17) de eerste baan (10) onderaan kruist zodanig dat ten minste een gedeelte van het onderste boogvormig deel (30) van de tweede baan (17) buiten de eerste baan (10) gelegen is, en (d) dat op dit buiten de eerste baan (10) gelegen deel van de tweede baan (17) een derde punt (42) voorkomt waarin de normale (44) op deze tweede baan (17) de eerste baan (10) in een vierde punt (43) nagenoeg loodrecht kruist, waarbij de afstand tussen dit derde (42) en dit vierde punt (43) nagenoeg gelijk is aan genoemde eerste afstand, daardoor gekenmerkt dat genoemde banen een zodanige vorm vertonen en zodanig ten opzichte van elkaar gelegen zijn dat genoemd derde punt (42) achter een eerste vlak (A)
    gelegen is dat nagenoeg loodrecht staat op het vlak van de eerste baan (10) en gaat door elk van de middelpunten (01'02) van de twee halfcirkelvormige delen (13,14) van de eerste baan (10), waarbij genoemde normale (44) in dit derde punt een hoek van 0 tot 30 met dit eerste vlak (A) vormt, en dat tussen het derde punt (42) en het voorste opstaand deel (18) van de tweede baan (17), deze laatste, een zodanige vorm vertoont dat de tanden (7) zieh in een richting uitstrekken die nagenoeg evenwijdig is aan de richting die ze in hun werkzame stand innemen alvorens de eerste steun (23) zich op een vijfde punt (46) van de eerste baan (10) bevindt waar de stijgende tak van de tweede baan (17) het onderste halfcirkelvormig deel (14) van de eerste baan (10) kruist.
  2. 2. Inrichting volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat tussen het derde punt (42) en het voorste opstaand deel (18) van de tweede baan (17), deze laatste een zodanige vorm vertoont dat de tanden (7) zich in een richting uitstrekken die nagenoeg <Desc/Clms Page number 17> evenwijdig is aan de richting die ze in hun werkzame stand innemen alvorens de eerste steun (23) vanaf genoemd vierde punt (43) twee derde van de afstand tussen genoemd vijfde punt (46) en dit vierde punt (43) afgelegd heeft.
  3. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de normale (44) in genoemd derde punt (42) van EMI17.1 de tweede baan (17) een hoek Y tussen 15 en 300 en bij voorkeur nagenoeg 22 vormt met het genoemd eerste vlak (A).
  4. 4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat het onderste boogvormig deel (30) van de tweede baan (17) tussen genoemd derde punt (42) en het voorste opstaand deel (18) van deze tweede baan (17) bepaald wordt door ten minste drie nagenoeg cirkelvormige boogsegmenten waarvan het eerste (47) het dichtst tegen genoemd derde punt (42) gelegen is, het tweede (51) het dichtst tegen het voorste opstaande deel (18) gelegen is en een kleinere kromming vertoont dan het eerste boogsegment (47) en het derde (49) tussen het eerste en het tweede boogsegment gelegen is een kromming heeft die kleiner is dan de kromming van het tweede boogsegment (51).
  5. 5. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de beide steunen (23,16) op een rechte gelegen zijn die met de langsrichting van de tanden 17 een hoek ex- vormt gelegen tussen 110 en 1350 en bij voorkeur een hoek van nagenoeg 120 .
  6. 6. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat deze inrichting middelen (52, 53) bevat die ten minste wanneer de eerste steun (23) zieh in genoemd vierde punt (43) bevindt een wenteling van de tanden (7) rond deze eerste steun (23) in de verplaatsingszin (54) van de tanden over de beide banen, verhinderen.
  7. 7. Inrichting volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat genoemde middelen (52, 53) voor het verhinderen van een wenteling van de tanden (7) rond de eerste steun (23) in de verplaatsingszin (54) van de eerste steun (23) over de eerste baan (10) een derde ten opzichte van de balk (5, 6) vaste steun (52) bevatten die <Desc/Clms Page number 18> boven een vlak, evenwijdig aan de balk (5, 6) en gaande door de eerste (23) en de tweede steun (16) gelegen is en die, ten minste wanneer de eerste steun (23) zieh in genoemd vierde punt (43) bevindt, in een derde vaste geleidingsbaan (53) gehouden wordt.
  8. 8. Inrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de derde steun (52) eveneens in een derde vaste geleidingsbaan (53) gehouden wordt ten minste wanneer de eerste steun (23) zieh in genoemd eerste punt (40) op het bovenste boogvormig deel (13) van de eerste baan (10) bevindt.
  9. 9. Inrichting volgens een der conclusies I tot 8, daardoor gekenmerkt dat deze inrichting een gesloten, uit schakels gevormde aandrijfbare ketting (20) bevat die nagenoeg volgens de eerste baan (10) verloopt en waaraan de eerste steun (23) bevestigd is.
  10. 10. Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de eerste steun (23) gevormd wordt door een loopwiel dat in een schakel (32) van de ketting (20) rond een aan de scharnierassen (34) van de schakel (32) evenwijdige as draaibaar bevestigd is.
BE9000284A 1990-03-13 1990-03-13 Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water. BE1003420A6 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9000284A BE1003420A6 (nl) 1990-03-13 1990-03-13 Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water.
PCT/BE1991/000018 WO1991013671A1 (en) 1990-03-13 1991-03-12 Device for purifying liquids, in particular water

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9000284A BE1003420A6 (nl) 1990-03-13 1990-03-13 Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1003420A6 true BE1003420A6 (nl) 1992-03-17

Family

ID=3884712

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9000284A BE1003420A6 (nl) 1990-03-13 1990-03-13 Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1003420A6 (nl)
WO (1) WO1991013671A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1010607A3 (nl) * 1996-09-09 1998-11-03 Verbandt Andre Inrichting voor het uit een waterstroom verwijderen van daarin meegevoerde materialen.
DE19814140C1 (de) 1998-03-30 1999-11-11 Noggerath Holding Gmbh Co Kg Umlauf-Siebrechen, Tragrahmen für einen Umlauf-Siebrechen und Steuerlasche eines Siebelements

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3167371D1 (en) * 1980-03-13 1985-01-10 Andre Verbandt Device for purifying liquids, particularly water

Also Published As

Publication number Publication date
WO1991013671A1 (en) 1991-09-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU591500B2 (en) A device for collecting and discharging solid particles carried by flowing water
US5171436A (en) Apparatus for the conveyance of screening
BE1003420A6 (nl) Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water.
JPS5918805A (ja) 固体物質の収集・排出装置
JP6917326B2 (ja) 背面降下前面掻揚式除塵機
US4107040A (en) Drive device for rake arm with attached screen comb in cleaning device for a water conduit screen
US2307601A (en) Screening apparatus for liquids
NL9401413A (nl) Eindloze transporteur met een continu voortbewegend en een intermitterend voortbewegend transporteurpart.
BE882212A (nl) Inrichting voor het zuiveren van vloeistoffen, in het bijzonder van water
US4353797A (en) Device for purifying liquids, particularly water
CA1300037C (en) Self-cleaning trash rack
US5770055A (en) Strainer for removing particles from effluent
US2866557A (en) Sedimentation basin cleaning apparatus
JP4009107B2 (ja) ふるい装置
EP0428590A1 (en) Sorting apparatus
WO2005019548A1 (en) Hydraulic drive system, method, and method of fluid screening with the system
JP6058509B2 (ja) 汚泥掻寄機
EP1062391B1 (en) Separating grid
EP0984824B1 (en) Bar screen with rotating rakes
GB1598130A (en) Apparatus for clearing screens
NL1009162C1 (nl) Sorteermachine voor het naar grootte sorteren van bol- en knolgewassen.
BE1010607A3 (nl) Inrichting voor het uit een waterstroom verwijderen van daarin meegevoerde materialen.
JP2601286Y2 (ja) 汚泥掻寄装置
JPH06346423A (ja) 自動除塵機
JP2957447B2 (ja) バックレーキ式自動除塵機

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: VERBANDT ANDRE

Effective date: 19960313