BE1002676A4

BE1002676A4 - Drukkapsule voor spuitbus en spuitbus die zulke kapsule toepast.

Info

Publication number: BE1002676A4
Application number: BE8801131A
Authority: BE
Original assignee: Jaico Cv
Priority date: 1988-10-03
Filing date: 1988-10-03
Publication date: 1991-04-30
Also published as: CU22177A3

Abstract

Drukkapsule voor spuitbus, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit minstens twee kamers (2, 3), waarvan de eerste (2) bedoeld is om gevuld te zijn met een fluïdum onder relatief hoge druk en waarvan de tweede (3) bedoeld is gevuld te zijn met een fluïdum tot op een druk gelijk of nagenoeg gelijk aan de overdruk die normaal heerst in een spuitbus (19) en die nodig is voor het uitdrijven van een vloeistof (18); in de wand van de eerste kamer (2) een klep (4); in de wand van de tweede kamer (3) een membraan (5) dat de klep (4) kan bevelen; en een verwijderbaar element (6) dat in zijn niet-verwijderde toestand de klep (4) gesloten houdt.

Description

"Drukkapsule voor spuitbus en spuitbus die zulke kapsule
EMI1.1
toepastn . toepast".

Deze uitvinding heeft betrekking op een drukkapsule alsmede op een spuitbus die zulke drukkapsule toepast.

Men weet dat de druk in spuitbussen tot op heden dikwijls bekomen wordt door in de bus een drijfgas te voorzien, dat steeds nadelige invloeden heeft op de omgeving. Zulk drijfgas wordt bijvoorbeeld gevormd door chloorfluorkoolwaterstoffen, butaan, propaan of dergelijke.

Inderdaad zijn zulke drijfassen niet enkel nadelig voor de gezondheid, doch tasten tevens zoals algemeen bekend de beschermende ozonlaag omheen de aarde aan, met alle bekende en ongekende gevolgen vandien.

Het is dan ook een algemene betrachting het gebruik van zulke drijfassen uit te sluiten en verstuivers en dergelijke te bieden die de druk, nodig voor het uit een recipient drijven van een vloeistof, opbouwen door uit te gaan van druklucht die verkregen wordt door het manueel bedienen van een pomp die deel uitmaakt van de spuitbus of dergelijke. Het is echter duidelijk dat zulke manuele bediening van een verstuiver of dergelijke niet aantrekkelijk is in het gebruik en een gelijkmatige
EMI2.1
. - - -. - verstuiving nagenoeg uitsluit.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een drukkapsule die tijdens of voor de vulling van een spuitbus of dergelijke in deze laatste wordt aangebracht en de mogelijkheid biedt om eventueel als drijfmiddel voor zulke spuitbus gebruik te maken van hetzij druklucht, hetzij een inert gas, één en ander zodanig dat een spuitbus wordt bekomen die geen enkele nadelige invloed heeft op het milieu en bovendien de mogelijkheid en de eenvoudigheid van bedienen bezit die op dit ogenblik slechts te vinden zijn bij spuitbussen met de voornoemde schadelijke drijfassen.

De drukkapsule volgens de uitvinding bestaat tot dit doel hoofdzakelijk uit minstens twee kamers, waarvan de eerste bedoeld is om gevuld te zijn met een fluidum onder

relatief hoge druk en waarvan de tweede bedoeld is om gevuld te zijn met een fluldum tot op een druk gelijk of nagenoeg gelijk aan de overdruk die normaal heerst in een spuitbus en die nodig is voor het uitdrijven van een vloeistof ; in de wand van de eerste kamer een klep ; in de wand van de tweede kamer een membraan dat de klep kan bevelen ; en een verwijderbaar element dat in zijn niet verwijderde toestand de klep gesloten houdt.

Het verwijderbaar element kan hierbij rechtstreeks of
EMI3.1
.. -.. onrechtstreeks op de klep inwerken om deze gesloten te houden, en bestaat bij voorkeur uit een door geringe
EMI3.2
... -- verwarming smeltbaar of onder invloed van de vloeistof in de spuitbus oplosbaar materiaal. Volgens een variante kan ook gebruik gemaakt worden van een mechanisch verwijderbaar element.

Nadat het voornoemd element verwijderd is, wordt de voornoemde klep zodanig door het membraan geregeld dat uit de eerste kamer fluidum wordt vrijgelaten zolang de druk in de omgeving van de drukkapsule lager komt of althans merkelijk lager is dan de druk in de tweede kamer van de drukkapsule.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat de drukkapsule volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit drie kamers waarvan. zoals voornoemd een eerste bedoeld is om

gevuld te zijn met een fluidum onder relatief hoge druk ; een tweede en een derde bedoeld zijn om gevuld te worden met éénzelfde fluidum en dit tot op of nagenoeg tot op de overdruk die normaal heerst in een spuitbus of derglijke voor het uitdrijven van een vloeistof ; tussen de eerste en de derde kamer een verbindingsklep ; tussen de tweede kamer en de derde kamer een membraan dat de klep kan bevelen en
EMI4.1
... middelen die de derde kamer van de omgeving afdichten, .... -0'- - waarbij deze middelen bestaan in het voornoemde verwijderbare element.

De aanwezigheid van het
EMI4.2
.'-., -'... -. verwijderbare element voorziet in dit geval in de onrechtstreekse sluiting van de klep, zulks doordat zieh in de gesloten derde kamer een tegendruk aan het membraan kan opbouwen tot een evenwicht ontstaat waarbij de klep sluit.

De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een spuitbus die een voornoemde drukkapsule toepast waarbij deze laatste hetzij als los element hierin wordt aangebracht na het vullen van de spuitbus, hetzij vast deel uitmaakt van deze spuitbus.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een drukkapsule volgens de

uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 op schematische wijze en in doorsnede een
EMI5.1
. - - -. drukkapsule weergeeft volgens de uitvinding ".'". figuur 2 een spuitbus weergeeft waarin een drukkapsule .,... -- -. volgens figuur 1 wordt toegepast ; figuur 3 een zieht is gelijkaardig aan dit van figuur
EMI5.2
..... -...... - 1, doch voor een tweede kenmerkende stand .. -..... figuur 4 een variante weergeeft van figuur 2 .... ""'... figuur 5 een variante van de uitvinding weergeeft ...... figuur 6 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 5 met F6 is aangeduid ;

EMI5.3
.. -. figuur 7 het gedeelte van figuur 6 voor een andere toestand weergeeft ;
EMI5.4
- -..., figuren 8 en 9 varianten van het gedeelte van figuur 6 weergeven ; figuur 10 een doorsnede weergeeft volgens lijn X-X in figuur 9 ; figuur 11 nog een variante van het gedeelte volgens figuur 6 weergeeft ;
EMI5.5
... 00. ".. - figuur 12 een bijzonder praktische uitvoeringsvorm van de drukkapsule weergeeft ; figuur 13 een speciale uitvoeringsvorm van d & drukkapsule weergeeft.

In figuur 1 is een drukkapsule 1 volgens de uitvinding weergegeven die op om het even welke geschikte wijze kan samengevoegd worden door schroeven, lassen of dergelijke, doch die in deze tekening voor de eenvoudigheid als uit nagenoeg een geheel bestaande is afgebeeld.

Volgens de huidige uitvinding bestaat zulke drukkapsule uit minstens twee kamers, waarvan de eerste kamer 2 bedoeld is om gevuld te zijn met een fluldum onder relatief hoge druk en
EMI6.1
. -. - waarvan de tweede kamer 3 bedoeld is gevuld te zijn met een fluidum gelijk of nagenoeg gelijk aan de overdruk die
EMI6.2
. "......... - - - . normaal wordt toegepast in spuitbussen ; in de wand van de eerste kamer 2 een klep 4 ; in de wand van de tweede kamer 3 een membraan 5 dat de klep 4 kan bevelen en een verwijderbaar element 6 dat in zijn niet verwijderde toestand de klep 4 rechtstreeks of onrechtstreeks kan gesloten houden.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een derde kamer 7, gelegen tussen de voornoemde kamers 2 en 3,. een en ander zodanig dat de klep 4 zieh in de wand 8 tussen de eerste kamer 2 en de derde kamer 7 bevindt, terwijl het membraan 5 in de wand tussen de tweede kamer 3 en de derde kamer 7 is aangebracht. De klep 4 kan voorzien zijn van een veer 9 die is aangebracht tussen een op de klepsteel 10 bevestigd aanslagplaatje 11
EMI6.3
en de wand 8. De veer 9 oefent hierbij een zeer lichte

kracht uit om de klep 4 in gesloten toestand te houden. Het membraan 5 bevindt zieh vrij boven de klepsteel 10 en kan door vervorming uit zijn neutrale stand, doordat in de kamer 3 een grotere druk heerst dan in de kamer 7, de klep 4 openenen.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 vertonen de drie kamers 2-3-7 aan de omgeving van de drukkapsule 1 uitgevende openingen 12,13 en 14, die elk door middelen, respektievelijk 15,16 en 17, zijn afgedicht.

Volgens de uitvinding wordt bijvoorbeeld via de opening 12 de eerste kamer 2 gevuld met een fluidum onder hoge druk, zoals druklucht of een ander gas, bij voorkeur, doch niet noodzakelijk, een inert gas. De druk kan tot 100 kg/cm2 bedragen, doch is bij voorkeur van de orde van 4 ä 35 kg/cm2. Hierna wordt de opening 12 met de middelen 15 afgedicht.

Volgens een variante kan de eerste kamer 2 gevuld worden met een bij atmosferische druk gasvormig fluidum dat bij hogere druk, tussen 4 kg/cm2 en 100 kg/cm2, en bij een temperatuur hoger dan nul graden Celsius, een vloeistof wordt, zoals bijvoorbeeld freon 502, freon 22, propaan, enz. Deze vloeistoffen geven immers indien gebruikt als gewone spuitbus-drijfgasvulling een te hoge dampdruk. Als

het reservoir 2 gevuld wordt met een dezer of gekombineerde vloeistoffen, zal het drukregelsysteem van de drukkapsule 1 ervoor zorgen dat de vrijkomende drijfassen een aangepaste genormaliseerde drijfdruk hebben, en pas vrijkomen op het moment dat dit gewenst wordt, namelijk als het element 6 verwijderd is.

Door dit principe te gebruiken wordt het mogelijk het volume van het reservoir 2 sterk te verkleinen en nieuwe tot hiertoe als drijfgas onbruikbare gassen te gebruiken.

Tevens wordt de tweede kamer met druklucht of een ander fluldum gevuld via de opening 13, tot op een overdruk die gelijk is aan de druk die men in een spuitbus wenst om als drijfmedium te dienen voor het uit zulke - spuitbus verwijderen van vloeistof, bijvoorbeeld van de orde van 0, 5 ä 4, 5 kg/cm2, waarna met de middelen 16 de afdichting van de opening 13 wordt verzekerd.

Hierbij zijn de middelen 15 en 16 van blijvende aard, terwijl het voornoemde middel 17 gevormd wordt door het verwijderbaar element 6.

Het verwijderbaar element 6 zal volgens een eerste uitvoeringsvariante in een op een welbepaalde lage temperatuur smeltbaar materiaal worden verwezenlijkt, bijvoorbeeld een materiaal dat op een temperatuur van 30 ä

50 graden Celsius smelt, zoals bijvoorbeeld was, smeltlijm of dergelijke.

Het is duidelijk dat het verwijderbaar element 6 onrechtstreeks erin voorziet dat de klep 4 gesloten blijft, minstens zolang dit element 6 aanwezig is. Door de aanwezigheid van het element 6 blijft de druk in de derde kamer 7 bestaan of kan zieh opbouwen vanuit de eerste kamer 2, waarbij de in de derde kamer 7 aanwezige of opgebouwde druk er voor zorgt dat de klep 4 gesloten blijft tot de drukkapsule 1 wordt aangewend, met andere woorden tot het element 6 wordt verwijderd.

Een drukkapsule 1 zoals hiervoor beschreven kan zoals weergegeven in figuur 2 zeer voordelig worden toegepast in een met vloeistof 18 gevulde spuitbus 19 om het drukmedium, in dit geval lucht, te leveren, dat dient om de vloeistof 18 via een stijgbuis 20 en gekontroleerd via een door middel van een drukknop 21 bedienbaar ventiel 22 uit de spuitbus 19 te brengen. Tot dit doel wordt de drukkapsule 1 voor, tijdens, of na het vullen van de spuitbus 19, en voor het aanbrengen van het afsluitdeksel
23 met de eraan bevestigde stijgbuis 20 en ventiel 22, in de eigenlijke spuitbus 19 aangebracht.

Vervolgens volstaat het, nadat de spuitbus 19 gevuld en dicht is, het geheel te verwarmen tot op de smelttemperatuur van het element 6.

Dit heeft als gevolg dat het element 6 wegsmelt of uit de kapsule 1 wordt geduwd door de overdruk in de derde kamer 7. Dit heeft dan weer tot gevolg dat het fluidum uit de derde kamer 7 naar de ruimte 24 boven de vloeistof 18 ontsnapt, waardoor de druk in de derde kamer 7 daalt. Zolang de drukken in de tweede kamer 3 en de derde kamer 7 merkelijk van elkaar verschillen buigt het membraan door, komt in kontakt met de klepsteel 10 en opent de klep 4, zoals weergegeven in figuur 3. Hierdoor wordt fluidum uit de eerste kamer 2, dat onder hoge druk staat, afgegeven in de derde kamer 7 en dus ook in de ruimte 24. Pas wanneer de druk in de derde kamer 7 en dus ook in de ruimte 24 gelijk is, of nagenoeg gelijk is aan de druk in de tweede kamer 3, wordt de klep 4 gesloten doordat het membraan 5 terug een neutrale positie inneemt.

Hierbij wordt opgemerkt dat de veer 9 bij voorkeur zeer zwak is en het krachtenevenwicht dus niet beïnvloedt.

Het is duidelijk dat wanneer vloeistof 18 verstoven wordt het volume van de ruimte 24 toeneemt, de druk hierin daalt, waardoor zoals voornoemd terug druk geleverd zal worden door de drukkapsule. Aangezien de druk in de eerste kamer 2 en het volume van de & e kamer

vanzelfsprekend berekend zijn in funktie van de hoeveelheid te verstuiven vloeistof 18, zal de hiervoor beschreven werkingscyclus zieh steeds herhalen tot wanneer alle vloeistof 18 is uitgedreven.

Het is duidelijk dat men op deze wijze een drukkapsule bekomt, respektievelijk een spuitbus die zulke drukkapsule toepast, waardoor een milieuvriendelijk drijffluldum zoals gewone lucht of een inert gas kan worden gebruikt, met andere woorden, een fluldum dat neutraal is zowel voor het milieu als voor de te verstuiven vloeistof. Tevens wordt hierdoor een veilige temperatuursonafhankelijke spuitbusdruk bekomen.

In bepaalde gevallen kan de drukkapsule 1 voorzien zijn van in de tekeningen niet getoonde vinnen of dergelijke die kunnen dienen om zulke drukkapsule enigszins te fixeren tussen de wand van de spuitbus 19 en de stijgbuis 20.

In een andere uitvoering, zoals schematisch weergegeven in figuur 4, kan de drukkapsule 1 bijvoorbeeld ook bevestigd worden onder het ventiel 22 van de spuitbus 19.

Vanzelfsprekend kunnen andere mogelijkheden beoogd worden om de drukkapsule 1 in een spuitbus te fixeren. Zo kan

gebruik gemaakt worden van een drukkapsule die een centrale doorgang vertoont waardoor de stijgbuis 20 passeert.

Het element 6 hoeft niet noodzakelijk uit materiaal te zijn dat bij een verhoogde temperatuur smelt. Ten einde dit element 6 verwijderbaar te maken, kan ook gebruik gemaakt worden van een materiaal dat na uitwendige behandeling, bijvoorbeeld door bestraling, magnetisatie of dergelijke, of na een inwendige reaktie, bijvoorbeeld een tijdvertragende zelfdestruktie of de oplossing ervan in de vloeistof 18 van de spuitbus 19, zijn afdichtende eigenschappen verliest of totaal uiteen valt. Een oplosbaar materiaal dat voor veel toepassingen in aanmerking komt is polyvinylalkohol en dergelijke.

Het element 6 kan ook bestaan uit, een materiaal dat kan
EMI12.1
} doorprikt, ingeduwd of weggeduwd worden, bijvoorbeeld door middelen die in de drukknop 21 van het ventiel 22 worden voorzien en die bij een eerste gebruik van de spuitbus 19 op het element 6 inwerken.

In de figuren 5 en 6 wordt een variante van de uitvinding weergegeven waarbij een verwijderbaar element 6 wordt aangewend dat een mechanische vergrendeling voor de klep 4 vormt. Het element 6 bestaat uit 66n van de voornoemde

materialen, bij voorkeur uit een bij geringe temperatuur smeltbaar materiaal, zoals was, of een in de vloeistof 18 oplosbaar materiaal, zoals suiker.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 is de klep 4 met de klepsteel 10 aan een membraanschotel 25 bevestigd, die al
EMI13.1
dan niet is gemaakt aan het membraan 5. Het element c 6 is ringvormig en bevindt zieh tussen de membraanschotel 25 en de voornoemde wand 8. Zoals in detail in figuur 6 is weergegeven, wordt de goede afdichting van de klep 4 verkregen door middel van een 0-ringetje 26. De klep 4 kan door middel van de klepsteel 10 aan de klepschotel 25 zijn vastgelijmd, waarbij het kanaal 27 een ontluchting voor het drogen van de lijm voorstelt.

Figuur 7 geeft een toestand weer waarbij het element 6 verwijderd is, door smelten, oplossen of dergelijke. Vanaf dat moment is de werking van de drukkapsule volgens figuur 5 identiek aan deze volgens figuur 1.

De drie, kamer drukkapsule biedt het voordeel dat zij volledig in kunststof op een konstruktief eenvoudige wijze
EMI13.2
- -.. kan worden vervaardigd, waardoor de kostprijs van de kapsule gering kan worden gehouden. Volgens éé-n van de mogelijke varianten kan hiertoe zoals weergegeven in figuur 5 gebruik gemaakt worden van een reservoir 28,

waarin de tussenwand 8 met de klep 4 en de membraanschotel 25 wordt gemonteerd, waarna het reservoir 28 wordt afgesloten door middel van een deksel 29, dat er bijvoorbeeld op vastgesmolten of gelijmd wordt, terwijl tussen de randen van het reservoir 28 en het deksel 29 het voornoemde membraan 5 wordt ingesloten. Uiteraard is het reservoir 28 van de voornoemde opening 14 voorzien.

Het is duidelijk dat in de uitvoeringsvorm van de figuur 5 ook gebruik zou kunnen gemaakt worden van een element 6 dat in de afdichting van de opening 14 voorziet, analoog als in figuur 1.

In de uitvoeringsvorm van de figuren 5 tot 7 gebeurt de doorlaat van het fluidum van de eerste kamer -2 naar de derde kamer 7 via de klep 4, doordat de klepsteel 10 een merkelijk kleinere diameter vertoont dan de opening 30 in de wand 8. In enerzijds de figuur 8 en anderzijds de figuren 9 en 10 worden twee varianten weergegeven waarbij
EMI14.1
ze de klepsteel 10 dezelfde diameter vertoont als de opening 30 en waarbij om het fluldum door te laten respektievelijk in de klepsteel 10 en in de wand van de-opening 30 een uitsparing, respektievelijk 31 en 32, is aangebracht.

In de uitvoeringsvorm van de figuren 9 en 10 zijn de klep 4 en de klepsteel 10 met de membraanschotel 25 verbonden door middel van weerhaakvormende elementen 33.

Figuur 11 geeft nog een variante weer waarbij de klep 4 gevormd is uit een in een zitting 34 in de wand 8 aangebrachte kogel 35. De kogel 35 wordt bevolen door middel van een aan de membraanschotel 25 vastgemaakte klepstoter 36.

Volgens de, meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een konstruktieve opbouw zoals weergegeven in figuur 12. Hiertoe is de dukkapsule 1 samengesteld uit van een reservoir 37, een deksel 38 dat het reservoir 37 afsluit en dat aan zijn bovenzijde een holte 39 vertoont en een hierop geplaatste afsluitkap 40.

Het deksel 38 en de afsluitkap 40 zijn zodanig uitgevoerd dat zij bij het samenvoegen een zitting 41 voor de insluiting van het membraan 5 vormen. Uiteraard vertoont het deksel 38 ook de voornoemde zijdelings uitgevende opening 14, alsmede een doorgang, voor de klepsteel 10 waarlangs ook het fluidum van de eerste kamer 2 in de door de holte 39 gevormde derde kamer 7 kan komen. De respektievelijke delen bestaan hierbij uit met glasvezel of met een ander vulmiddel verstevigde kunststof.

Het membraan 5 vertoont een centraal ge-situeerde verdikking 42 waarin de klepsteel 10 bij zijn uiteinde 43, bij voorkeur door middel van een weerhaak, is ingeklemd.

De bevestiging van het deksel 38 op het reservoir 37 gebeurt door middel van vierkante schroefdraad 44, zulks om te vermijden dat afschuifkrachten ontstaan waardoor het geheel onder invloed van de hoge druk in de eerste kamer 2 zou kunnen vervormen en uiteenschieten. Bij het monteren worden op de schroefdraad 44 siliconen of dergelijke aangebracht die bij het vastschroeven van het deksel 38 een smerende werking uitoefenen, terwijl bij het achteraf uitharden van deze siliconen of dergelijke een perfekte dichting wordt verkregen. Verder worden in het deksel 38 de dichtingen 45 en 46 voorzien die, enerzijds, met de rand 47 van het reservoir 37, en anderzijds met een scherpe rand 48 aan de klep 4, samenwerken.

De kap 40 wordt door middel van siliconen of lijm, lassen, of door aaneensmelten, bevestigd op het deksel 38.

De eerste kamer 2 kan vooraleer de kap 40 wordt gemonteerd door het indrukken van de klep 4 langs deze klep gevuld worden, ofwel langs een, niet in de figuur 12 weergegeven
EMI16.1
.... -.. opening 12 die dan, zoals weergegeven in figuur 1, door afdichtingsmiddelen 15 wordt afgesloten.

De druk in de tweede kamer 3 kan bijvoorbeeld bekomen worden door de kap 40 aan te brengen in een milieu waar de

betreffende druk heerst. Anderzijds is het ook mogelijk om een vulopening 13 te voorzien, analoog als in figuur 1. Zoals weergegeven in de hiervoor besproken uitvoeringsvormen zijn de kamers bij voorkeur steeds axiaal achter elkaar opgesteld en bevinden het membraan 5 en de klep 4 zieh centraal ten opzichte van de as van de kapsule.

In figuur 13 wordt schematisch een uitvoering weergegeven die uitsluitend van de twee kamers 2 en 3 gebruik maakt. Zowel de klep 4 van de eerste kamer 2 als het membraan 5 van de tweede kamer 3 staan in rechtstreeks kontakt met de omgeving van de drukkapsule 1. De klep 4 is door middel van de klepsteel 10 verbonden met het membraan 5. Het membraan wordt voor het gebruik van de drukkapsule in een zodanige toestand gehouden dat de klep 4 gesloten is, Hierbij wordt de beweging van het membraan 5 belet wordt door een verwijderbaar element 6 dat een mechanische vergrendeling vormt. Volgens figuur 13 bestaat het element 6 uit een in een houder 49 geplaatste smeltbare massa die rechtstreeks met het uiteinde van de klepsteel 10 samenwerkt.

Het element 6 bestaat hierbij uit één van de voornoemde materialen en kan nadat de drukkapsule 1 in een spuitbus is aangebracht, hetzij worden losgeduwd, gesmolten, opgelost worden, enz,

In het geval dat gebruik gemaakt wordt van uitsluitend twee kamers, vertoont de drukkapsule bij voorkeur een konfiguratie zoals weergegeven in figuur 13, met andere woorden een drukkapsule 1 die gevormd is uit een cilinder 50, een eerste eindwand 51 waarin de klep 4 is gemonteerd, een tweede eindwand 52 waarin het membraan 5 is aangebracht en een tussenwand 53 die de scheiding vormt tussen de eerste kamer 2 en de tweede kamer 3 en die een doorgang 54 voor de klepsteel 10 vertoont. De opening rond de klepsteel 10 wordt afgesloten door middel van een dichtingsrok 55.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren wergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke drukkapsule en spuitbus die zulke kapsule toepast kunnen in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.
EMI18.1
"-

Claims

Conclusies. EMI19.1 ----------- 1.-Drukkapsule voor spuitbus, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit minstens twee kamers (2,3), waarvan de eerste (2) bedoeld is om gevuld te zijn met een fluldum onder relatief hoge druk en waarvan de tweede (3) bedoeld is gevuld te, zijn met een fluidum tot op een druk gelijk of nagenoeg gelijk aan de overdruk die normaal heerst in een spuitbus (19) en die nodig is voor het uitdrijven van een vloeistof (18) ; in de wand van de eerste kamer (2) een klep (4) ; in de wand van de tweede kamer (3) een membraan (5) dat de klep (4) kan bevelen ; en een verwijderbaar element (6) dat in zijn niet verwijderde toestand de klep (4) gesloten houdt.

2.-Drukkapsule volgens conclusie J, daardoor gekenmerkt dat het verwijderbaar element (6) een mechanische vergrendeling voor de klep (4) vormt.

3.-Drukkapsule volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij in hoofdzaak bestaat uit drie kamers (2, 3, 7) waarvan een eerste (2) bedoeld is om gevuld te zijn met een fluidum onder relatief hoge druk en waarvan de tweede (3) en de derde (7) bedoeld zijn om gevuld te worden met eenzelfde fluidum en dit tot op of nagenoeg tot op de <Desc/Clms Page number 20> overdruk die normaal heerst in een spuitbus (19) of dergelijke voor het uitdrijven van een vloeistof (18) ; tussen de eerste kamer (2) en de derde kamer (7) een verbindingsklep (4) ; tussen de tweede kamer (3) en de derde kamer (7) een membraan (5) dat de klep (4) kan bevelen en middelen (17) die de derde kamer (7) van de omgeving afdichten, waarbij deze middelen (17) bestaan in het voornoemde verwijderbaar element (6).

4.-Drukkapsule volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kamers (2, 3, 7) gevuld worden met druklucht.

5.-Drukkapsule volgens conclusie 1,2 of 3,'daardoor gekenmerkt dat de kamers (2,3, 7) gevuld worden met een inert gas.

6.-Drukkapsule volgens conclusie 1,2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de eerste kamer (2) gevuld wordt met een fluidum dat zieh bij de in de eerste kamer (2) toegepaste druk in vloeistofvorm voordoet. EMI20.1

7.-Drukkapsule volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de klep (4) tevens door veer (9) in haar gesloten toestand wordt gedwongen. <Desc/Clms Page number 21> een8.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vrije uiteinde van de klepsteel (10) in de gesloten toestand van de klep (4) in de nabijheid is gelegen van het membraan (5).

9.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens de eerste kamer (2) en de tweede kamer (3) openingen (12,13) vertonen, alsook middelen (15,16) van een permanent karakter die in de afdichting van deze openingen voorzien.

10.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het verwijderbaar element (6) in een materiaal is verwezenlijkt met een relatief lage smelttemperatuur.

11.-Drukkapsule volgens conclusie JO, daardoor gekenmerkt EMI21.1 - - p. - dat een materiaal wordt toegepast met een smelttemperatuur . van 30 ä 50 graden Celsius.

....

12.-Drukkapsule volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt ..... -. - dat als materiaal was wordt toegepast.

13.-Drukkapsule volgens één der conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het verwijderbaar element (6) in een materiaal is verwezenlijkt dat oplosbaar is in de <Desc/Clms Page number 22> vloeistof (18) van de spuitbus (19) waartoe de kapsule (1) bedoeld is.

14.-Drukkapsule volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat het verwijderbaar element (6) bestaat uit suiker.

15.-Drukkapsule volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat het verwijderbaar element (6) bestaat uit polyvinylalkohol of dergelijke.

16.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kamers (2,3, 7) achter elkaar op een as zijn opgesteld.

17.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de klep (4) centraal is opgesteld ten opzichte van de as van de kapsule.

18.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kapsule een axiale doorgang vertoont waarvan de diameter groter is dan deze van de stijgbuis (20) van de spuitbus (19) waarvoor zij bedoeld EMI22.1 is. <Desc/Clms Page number 23>

19.-Drukkapsule volgens één der conclusies 1 tot 17, daardoor gekenmerkt dat de wanden van de drukkapsule (1) voorzien zijn van vinnen of dergelijke.

20.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de druk in de eerste kamer (2) van de orde is van 4 ä 35 kg/cm2.

21. - Drukkapsule volgens, één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de overdruk in de tweede kamer (3) van de orde is van 0, 5 ä 4, 5 kg/cm2. EMI23.1

. - - - 22.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk is vervaardigd EMI23.2 . --. h -. uit kunststof.

23.-Drukkapsule volgens conclusie, 22, daardoor gekenmerkt dat de kunststof verstevigd is met een vulmiddel zoals EMI23.3 .... bijvoorbeeld glasvezel.

24.-Drukkapsule volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk is samengesteld EMI23.4 .. -. uit een reservoir (28) ; een in het reservoir aangebrachte tussenwand (8) ; een deksel (29) dat het reservoir (28) afsluit ; en een tussen de randen van het reservoir (28) en <Desc/Clms Page number 24> het deksel (29) gemonteerd membraan (5), waarbij de klep (4) in de tussenwand (8) is gemonteerd.

25.-Drukkapsule volgens één der conclusies 1 tot 23, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk is samengesteld uit een reservoir (37) ; een op het reservoir (37) geplaatst deksel (38) dat aan zijn bovenzijde een holte (39), een zijdelings uitmondende opening (14) en een doorgang voor de klepsteel (10) en voor het fluidum uit EMI24.1 - -... -"- -het reservoir (37) vertoont en een op het deksel (38) . - -.. -.... ;geplaatste kap (40), waarbij tussen het deksel (38) en de kap (40) het voornoemde membraan (5) is gemonteerd, EMI24.2 ... - waaraan de klepsteel (10) is bevestigd.

26.-Drukkapsule volgens conclusie 25, daardoor gekenmerkt dat het deksel (38), op het reservoir (37) is bevestigd door middel van vierkante schroefdraad (44).

27.-Drukkapsule volgens conclusie 26, daardoor gekenmerkt dat tussen de schroefdraad (44) siliconen zijn aangebracht.

28... Drukkapsule vo1gens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat langs het membraan (5) een membraanschotel (25) is voorzien, waaraan de klepsteel (10) van de klep (4) is bevestigd. <Desc/Clms Page number 25>

29.-Drukkapsule volgens één der conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de klep (4) bestaat uit een in een zitting (34) geplaatste kogel (35) die door middel van een met het membraan (5) samenwerkende klepstoter (37) kan verplaatst worden.

30.-Drukkapsule volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit uitsluitend de voornoemde twee kamers (2,3), waarbij enerzijds het membraan (5), en anderzijds de klep (4) aan de omgeving van de drukkapsule (1) uitgeven.

31.-Drukkapsule volgens conclusie 30, daardoor gekenmerkt EMI25.1 - -. - dat zij hoofdzakelijk is samengesteld uit een cilinder (50) ; een in de cilinder aangebrachte tussenwand (53) die de cilinder (50) verdeelt in respektievelijk de voornoemde EMI25.2 . - -.... -.. -.. -., -. -. eerste en tweede kamers (2, 3) eerste eindwand (51) .. -.. -. waarin de klep (4) is gemonteerd ; een tweede eindwand (52) waarin het membraan (5) is aangebracht ; een doorheen de EMI25.3 -.. - -. tussenwand (53) passerende klepsteel (10) die het membraan - - - -. - (5) inwendig met de klep (4) verbindt en een verwijderbaar element (6), vastgehouden in een houder (49), dat door zijn aanwezigheid belet dat het membraan (5) naar buiten uitbuigt.