NL7810474A - Spuitbus. - Google Patents

Description

·<*«*. ?

P & C

>. ' W 5336-2 Ned.

Aviel-Holland B.V. te Wapserveen.

Spuitbus.

De uitvinding heeft betrekking op een spuitbus van het type, bestaande uit een houder met een eerste, op een afdichtend ventiel aangesloten compartiment, dat met een mengsel van het te verspuiten materiaal en een gasvormig drijfmiddel is gevuld, en een tweede compartiment, 5 dat alleen met drij fmiddel is gevuld en via een klep met het eerste compartiment is verbonden.

Een dergelijke spuitbus is bekend uit de Nederlandse octrooi-aanvrge 7205294*. Bij deze bekende spuitbus wordt het drijfmiddel in het tweede reservoir gevormd door een vluchtige vloeistof en wel door het 10 onder de handelsnaam "Freon 12" bekende drijfmiddel. Boven het vloeistof niveau in het tweede compartiment bevindt het drijfmiddel zich in de dampfase en wel onder een druk, die gelijk is aan de bij de heersende temperatuur behorende maximale dampdruk. De verbindingsklep naar het eerste compartiment nu is daarbij zodanig afgesteld, dat deze klep opent, 15 telkens, wanneer (zoals bij het openen van het afgifteventiel) de druk in het eerste reservoir daalt tot een vooraf bepaalde, beneden de (konstante) dampdruk in het tweede compartiment. . Er stroomt dan drijfmiddel in dampvorm vanuit het tweede reservoir naar het eerste reservoir totdat de vooraf bepaalde druk is bereikt, waardoor de klep 20 weer sluit. Het eerste reservoir bevat dus slechts drijfmiddel in de dampfase, zodat er geen vloeibaar drijfmiddel met het te verspuiten materiaal in de atmosfeer wordt gespoten en de totale hoeveelheid in de atmosfeer terecht komende drij fmiddel wordt beperkt.

Het genoemde drijfmiddel, alsook andere gebruikelijke drijf-25 middelen in de vorm van vluchtige vloeistoffen blijven echter schadelijk voor de omgevende atmosfeer, terwijl zij in sommige gevallen een ongunstige uitwerking op het te verspuiten materiaal hebben.

Volgens de uitvinding nu worden deze bezwaren opgeheven, doordat als drijfmiddel in het tweede reservoir een gecomprimeerd gas is toegepast 30 terwijl de klep als reduceerventiel is uitgevoerd. Bij het vullen van de spuitbus wordt de druk in het tweede reservoir bijvoorbeeld opgevoerd * Ter visie gelegd op 25 oktober 1972.

7810474 35 - 2 - ,. 2 tot een waarde van 15 bar, terwijl het reduceerventiel c.q. de daarin toegepaste veer bijvoorbeeld zo zijn gedimensioneerd, dat dit ventiel gas vanuit het tweede compartiment naar het eerste compartiment doorlaat totdat de druk in het eerste reservoir een waarde van bijvoorbeeld 5 2½ bar heeft bereikt. Bij gebruik van de spuitbus zal de met het te verspuiten materiaal mee verspoten lucht telkens vanuit het eerste reservoir via het reduceerventiel worden aangevuld. Daarbij daalt de druk in het tweede compartiment geleidelijk doch door de aard van de klep als reduceerventiel zal de druk in het eerste compartiment nagenoeg 10 op de beginwaarde worden gehouden. Voor toepassing als gecomprimeerd gas in het tweede reservoir komen vele onschadelijke gassen in aanmerking. Bijzonder geschikt zijn gecomprimeerde lucht en stikstof.

Het is duidelijk, dat het tweede compartiment betrekkelijk klein kan worden en wel des te kleiner, naarmate de vuldruk binnen dit 15 compartiment hoger is in verhouding tot de gewenste werkdruk in het eerste compartiment.

Opgemerkt wordt, dat de toepassing van een gecomprimeerd gas, zoals lucht als uitdrijfmiddel bij spuitbussen op zichzelf bekend is.

Het betreft daarbij echter een uitvoering waarbij het uitdrijfgas geheel 20 gescheiden wordt gehouden van het te verspuiten materiaal. Het uit drijven van het te verspuiten materiaal vindt daarbij plaats doordat het het te verspuiten materiaal bevattende compartiment bij openen van het uitlaatventiel door de druk van het uitdrijfgas wordt samengedrukt. Er is dus geen ventielverbinding tussen de beide compartimenten, terwijl 25 de werkdruk met het gebruik sterk af neemt.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

De tekening toont op ongeveer dubbele grootte een schematische vertikale doorsnede door een spuitbus volgens de utivinding. Deze 30 spuitbus bestaat uit een cilindrische houder 1, die aan de onderzijde door een bodem 2 en aan de bovenzijde door een halsdeel 3 en een kap 4 is afgesloten. Met 5 is een inwendige wand aangegeven, die de houder onderverdeelt in een eerste, onderste compartiment 6 en een tweede, bovenste compartiment 7.

35 In het tweede, bovenste compartiment 7 bevindt zich een huis 8, in hoofdzaak bestaande uit een van doorlaatpoorten 9 voorziene mantel 10, - 3 - 7810474 -. ' ..3 waarvan het bovenste, enigszins vernauwde einde 11 aanligt tegen de onderzijde van het centrale gedeelte 4a van de kap 4 en-waarvan het benedeneinde is afgesloten door een bodem 12, die onder tussenkomst van een afdichtingsring 13 afdichtend op de rand van een centrale opening 5 14 in de wand '5 aanligt. Met 15 is een centraal in het huis 8 bevestigd buisstuk aangegeven, dat met zijn benedeneinde in de bodem 12 vastzit en waarvan de bovenste eindrand 16 een uit rubber of dergelijk materiaal bestaand schijfje 16a tegen de onderzijde van het centrale gedeelte 4a van de kap 4 aandrukt. Het bovenste eindgedeelte van het buisstuk 15 10 is verwijd voor het opnemen van het spuitventiel 17, dat aan zijn uittreeëinde op bekende wijze is voorzien van een spuitmondstuk 18 en door middel van een veer 19, die op een schouder 20 van het buisstuk 15 rust, in de in de tekening weergegeven gesloten stand wordt gedrukt.

In deze stand sluit het rubberschijfje 16a de verbinding tussen het 15 centrale kanaal 21 van het buisstuk 15 en een radiale opening 22 in een keel van het ventiel 17 af.

Op het tot onder de bodem 12 reikende benedeneinde van het buisstuk 15 is een tot nabij de bodem 2 van de houder 1 reikende buigzame stijgbuis 23 aangesloten.

20 In de bodem 12 is voorts een klep 24 opgenomen, waarmede de verbinding tussen de beide compartimenten 6 en 7 kan worden geopend of gesloten. De klep 24 is in hoofdzaak uitgevoerd als naaldventiel. Het naaldvormige ventiellichaam 25 wordt daarbij nauw passend geleid in een boring 26, die aan de zijde van het tweede compartiment 7 eindigt in een 25 zitting 27 en aan de tegenover liggende zijde uitloopt in een cilindrische kamer 28, waarin het van de zitting 27 afgekeerde, zuigervormig verbrede einde 29 van het ventiel beweegbaar is geleid. In de cilindrische kamer 28 bevindt zich een veer 30, die enerzijds tegen de bodem van de kamer en anderzijds tegen de naar de zitting 27 toegekeerde zijde van de '30 zuiger 30 drukt. Met 31 is een kanaal aangegeven, dat een nabij de zitting 27 gelegen punt van de boring 26 verbindt met een punt van het naar het compartiment 6 toegekeerde vlak van de bodem 12.

In het centrale gedeelte 4a van de kap 4 zijn naast de centrale opening, waardoor het spuitventiel 17 heen naar buiten reikt, één of 35 meer openingen 32 aangebracht en wel op plaatsen die in het verlengde liggen van de ringvormige ruimte tussen de eindrand 11 van de mantel 10 7810474 - 4 - r 4 en de eindrand 16 van het buisstuk 15. Via deze openingen 32 kan onder gebruikmaking van een op de kap 4 te plaatsen vulmond een gecomprimeerd gas, bijvoorbeeld lucht of stikstof in het reservoir 7 worden gebracht. Daarbij wordt het buitenste randgedeelte van het rubber schijfje 16a, dat 5 de openingen 32 normaal aan de onderzijde afsluit, onder invloed van de vuldruk weggedrukt om het gas te laten passeren. Na het vullen wordt • dit randgedeelte onder invloed van de in het compartiment 7 heersende druk weer tegen het centrale kapgedeelte 4a gedrukt, onder afsluiting van de vulopeningen 32.

10 Het compartiment 6, dat een inhoud heeft, die bijvoorbeeld zesmaal zo groot is als die van het compartiment 7, dient als reservoir voor het te verspuiten materiaal, bijvoorbeeld een vloeistof. Het vullen van het compartiment 6 met het te verspuiten materiaal kan op bekende wijze via het spuitventiel 17 plaatsvinden.

15 Nadat het te verspuiten materiaal in het compartiment 6 is gebracht, zal bij het vullen van het compartiment 7 met het gecomprimeerde uitdrijfgas direct een deel van dit gas via de aanvankelijk onder invloed van de druk van de veer 30 geopende klep 24 naar de ruimte boven de vloeistof 6 in het compartiment 6 stromen en wel totdat in het compartiment 20 6 een druk is bereikt, waarbij de op het vrije zuigerkopoppervlak naar boven werkende kracht groter wordt dan de som van de door de veer 30 naar beneden op de zuiger uitgeoefende kracht en de op het vrije naald-einde werkende gasdruk. De klep 24 sluit dan. De klep 24 is bijvoorbeeld zo gedimensioneerd, dat zich bij een vuldruk vein 15 bar in het bovenste 25 compartiment 7 een druk van ongeveer 2½ bar instelt in het compartiment 6. De ventielnaalddoorsnede is daarbij klein in verhouding tot het oppervlak van de zuiger 29. Dit betekent dat de door de gecomprimeerde-gasdruk geleverde kracht op het ventiellichaam slechts van weinig invloed is in het evenwicht van de krachten, die op de klep 24 werken.

30 Door het mondstuk 18 op bekende wijze tegen de werking van de veer 19 in in te drukken of te kantelen wordt de opening 22 door het rubber schijfje 16a vrijgegeven en drukt het boven de vloeistof in het compartiment 6 aanwezige gas vloeistof via de buigzame stijgbuis 23 naar boven en via het ventiel 17 door het mondstuk 18 naar buiten.

35 Daarbij neemt de druk van het gasküssen boven de vloeistof in het comparti ment 6 af, waardoor de klep 24 opent om gas vanuit het compartiment 7 7810474 - 5 -

Claims (2)

10 Opgemerkt wordt, dat het voor een goede werking van de klep 24 van belang is, dat in de cilindrische ruimte van de kamer boven de zuiger 29 een bij benadering konstante, lage druk heerst. Onder invloed van de slechts geringe open- en sluitbeweglngen van de klep 24 zal zich hert volume van deze ruimte nauwelijks wijzigen, terwijl met de moderne 15 afdichtingstechnieken gaslekkage langs de ventielnaald en de zuiger kan worden afgesloten. Eventueel kan de kamer door een verbindingskanaal met de atmosfeer in verbinding staan. CO K C LUS I E S '

1. Spuitbus van het type, bestaande uit een houder met een eerste, op een afdichtend ventiel aangesloten compartiment, dat met een mengsel van het te verspuiten materiaal en een gasvormig drij fmiddel is gevuld, en een tweede compartiment, dat alleen met drijfmiddel is gevuld en via een klep met het eerste compartiment is verbonden, met het kenmerk, 25 dat als drijfmiddel in het tweede reservoir een gecomprimeerd gas is toegepast terwijl de klep als reduceerventiel is uitgevoerd.

2. Spuitbus volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klep een naaldvormig kleplichaam heeft, dat nauwpassend is geleid in een boring, die aan zijn in het tweede compartiment uitmondende einde 30 een zitting voor de klepnaald heeft, en aan zijn tegenoverliggende einde uitloopt in een kamer, waarin een verbrede kop van het kleplichaam afdichtend is geleid, welke kop enerzijds onder invloed van de druk in het eerste compartiment staat en anderzijds wordt belast door een in de kamer aanwezige veer, terwijl het eerste compartiment door een verbindings-35 kanaal is aangesloten op een nabij de zitting gelegen punt van de boring. 7810474