BE1002449A3 - Beveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriele installaties. - Google Patents

Beveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriele installaties. Download PDF

Info

Publication number
BE1002449A3
BE1002449A3 BE8800620A BE8800620A BE1002449A3 BE 1002449 A3 BE1002449 A3 BE 1002449A3 BE 8800620 A BE8800620 A BE 8800620A BE 8800620 A BE8800620 A BE 8800620A BE 1002449 A3 BE1002449 A3 BE 1002449A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
chamber according
fire protection
segments
fire
layer
Prior art date
Application number
BE8800620A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Wrede & Niedecken Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wrede & Niedecken Gmbh filed Critical Wrede & Niedecken Gmbh
Application granted granted Critical
Publication of BE1002449A3 publication Critical patent/BE1002449A3/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H1/00Buildings or groups of buildings for dwelling or office purposes; General layout, e.g. modular co-ordination or staggered storeys
    • E04H1/12Small buildings or other erections for limited occupation, erected in the open air or arranged in buildings, e.g. kiosks, waiting shelters for bus stops or for filling stations, roofs for railway platforms, watchmen's huts or dressing cubicles
    • E04H1/125Small buildings, arranged in other buildings
    • E04H1/1261Cubicles for fire-protection

Abstract

Brandbeveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriële installaties, gekenmerkt door een het te beveiligen onderdeel, eventueel met uitzondering van eventuele naar buiten lopende aansluitdelen, alzijdig omgrijpende brandbeveiliginsisolatie, omvattend tenminste twee segmenten, die in het geval dat er geen brand is losmakelijk tegen elkaar vast te leggen zijn, waarbij de brandbeveiligingsisolatie dragende segmenten ten opzichte van elkaar aangebracht zijn onder vorming van een tenminste in het geval van brand geslotenbinnen gelegen isolatie-omhulling (eventueel met onderbreking ter plaatse van de doorgang van de aansluitdelen).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Beveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriële installaties. 



   De uitvinding heeft betrekking op een brandbeveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriële installaties. 



   In talrijke   industriële   installaties moeten bepaalde onderdelen beveiligd worden tegen brand, opdat zij ook in het geval van brand tenminste voor een bepaalde tijd nog in staat zijn te functioneren, teneinde een niet nader te omschrijven defect zoveel als mogelijk te vermijden. Bij dergelijke onderdelen gaat het bijvoorbeeld om stuur- of regelinrichtingen, aandrijfaggregaten, kleppen of dergelijke. Deze onderdelen zijn vaak bestanddelen van een grotere industriële installatie en in zoverre aangesloten aan verbindingselementen, zoals electrische leidingen, buisleidingen of dergelijke. Als voorbeeld wordt in dit geval een servomotor genoemd voor een klep langs een buisleiding in een chemisch of petrochemisch bedrijf.

   Voorzover de stand van de techniek en ook de uitvinding in het onderstaande aan de hand van deze uitvoeringsvoorbeelden nader verduidelijkt worden, is dit slechts als voorbeeld en niet als beperkend voor het gebruik uit te leggen. 



   Om een dergelijke servomotor te beveiligen tegen een vuuraanval is het bekend ter plekke een gesloten kamer om de servomotor heen te bouwen, welke kamer enkel ter plaatse van de aansluiting doorbroken is en voorzien is van een venster voor montagewerkzaamheden. 



   Nadelig is daarbij dat een dergelijke brandbeveiligingskamer slechts   moeilijk   toegankelijk is en reparatiewerkzaamheden daarmee bemoeilijkt worden. Bovendien moet de kamer, wanneer deze zelf beschadigd is, praktisch gesloopt worden en opnieuw opgebouwd worden, omdat reparatiewerkzaamheden aan de kamer zelf niet mogelijk zijn van buitenaf, zonder de brandbeveiligingszekerheid te verminderen. 



   Bij een dergelijke, als een huis gebouwde brandbeveiligingskamer is verder nadelig dat voor elk onderdeel afzonder- 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 lijk een eigen kamer gebouwd moet worden. 



   De uitvinding heeft in zoverre tot doel een brandbeveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van   industriële   installaties, ter beschikking te stellen, welke een gemakkelijke toegankelijkheid naar het beveiligde onderdelen, bijvoorbeeld voor revisiewerkzaamheden, mogelijk maakt en bij voorkeur ook aanpasbaar is aan onderdelen van verschillende vorm en grootte. Verder moet de kamer in   brandbeveiligingstechnisch   opzicht superieur zijn aan bekende brandbeveiligingskamers. 



   De uitvinding gaat eerst uit van het algemene inzicht, dat het zonder meer mogelijk is een dergelijke kamer op te bouwen uit   afzonderli) ke segmenten,   die eventueel gestandaardiseerd kunnen zijn, en deze segmenten daarbij zo uit te voeren, dat zij afdichtend tegen elkaar aangebracht zijn, zodat ondanks aanpassing aan verschillende vormen en grootten enerzijds een uit brandbeveiligingstechnische oogpunten geoptimaliseerde beveiligingskamer ter beschikking gesteld wordt, die anderzijds echter in het geval waarin er geen brand is door verwijdering van een of meerdere segmenten, bijvoorbeeld voor reparatiedoeleinden van het beveiligde onderdeel, gemakkelijk toegankelijk is en daarna even gemakkelijk weer samengesteld kan worden tot een gesloten brandbeveiligingskamer. 



   De uitvinding gaat uit van het verdere inzicht, dat zowel door de constructieve opbouw van de brandbeveiligingsisolatie, alsook door bijkomende brandbeveiligingsmaatregelen, ook bij een uit segmenten gevormde brandbeveiligingskamer een in het geval van brand in hoofdzaak gesloten isolatie-omhulsel gevormd kan worden. 



   Dienovereenkomstig wordt een brandbeveiligingskamer voorgesteld, in het bijzonder voor onderdelen van   industriële   installaties, met een het te beveiligen onderdeel, eventueel met uitsluiting van mogelijke naar buiten lopende aansluitdelen, alzijdig omgrijpende brandbeveiligingsisolatie, omvattend tenminste twee segmenten, die in het geval dat er geen brand is losmakelijk tegen 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 elkaar vast te leggen zijn, waarbij de de brandbeveiligingsisolatie dragende segmenten ten opzichte van elkaar aangebracht zijn onder vorming van een tenminste in het geval van brand gesloten binnengelegen isolatie-omhulling (eventueel met onderbreking ter plaatse van de doorgangen van de aansluitdelen). 



   Een wezenlijk kenmerk van een brandbeveiligingskamer volgens de uitvinding is dat de afzonderlijke segmenten weliswaar losmakelijk tegen elkaar vastgelegd zijn, maar constructief zo uitgevoerd zijn, dat zij tenminste in het geval van brand een als het ware gesloten beveiligingsruimte vormen, die hoogstens ter plaatse van naar buiten lopende aansluitdelen onderbroken is. 



   Met betrekking tot de constructieve uitvoering van de afzonderlijke segmenten zijn een veelvoud van alternatieve uitvoeringsvormen denkbaar. Zo kan de brandbeveiligingskamer in het eenvoudigste geval samengesteld worden uit twee halfschaalvormige segmenten. Evenzeer is het mogelijk de kamer te vormen uit een gescheiden bodem, tenminste twee wandelementen en een plafond. Daarbi] kunnen de wandelementen bijvoorbeeld een U-vormige of halfcirkelvormige dwasrsdoorsnede hebben of, in het geval van vier wandelementen, ook vlak onder vorming van een cilindervormige of kastvormige ruimte uitgevoerd zijn. 



   Daarbij lopen dan mogelijke aansluitdelen in hoofdzaak evenwijdig met de contactvlakken van twee naburige wandelementen, en in de bodem respectievelijk in het plafond is een doorbreking voorzien voor het betreffende aansluitdeel. 



   Evenzeer is het echter bijvoorbeeld ook mogelijk, de aansluitdelen door een bodemelement te leiden en dan op de bodem, respectievelijk om het te beveiligen onderdeel heen, van boven een of meerdere ring-of cilindervormige wandelementen op te zetten, die weer afgesloten worden door een deksel. Bij deze uitvoeringsvorm lopen de contactvlakken van de afzonderlijke wandelementen dan in hoofdzaak loodrecht op de aansluitleidingen ter plaatse van de doorgang. 



   Naargelang het te beveiligen onderdeel   één- of   tweezijdig aangesloten is op aansluitdelen en naargelang het te be- 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 veiligen onderdeel binnen de installatie beter van boven of zijdelings toegankelijk is, kan in afzonderlijke gevallen de ene of de andere uitvoeringsvorm gekozen worden. 



   Het is vanzelfsprekend, dat in de regel bodem, wandelementen en plafond het te beveiligen onderdeel met afstand omgeven, om bijvoorbeeld-zoals in het onderstaande nog nader uitgewerkt wordt-reparatiewerkzaamheden gemakkelijker uit te kunnen voeren. 



   De afzonderlijke segmenten kunnen weer op verschillende manieren met elkaar verbonden worden. 



   Eerst wordt er nog op gewezen, dat een uitvoeringsvorm de voorkeur verdient, waarbij de segmenten bestaan uit een buitengelegen metaalmantel en een binnengelegen, meerlagige brandbeveiligingsisolatie, ofschoon ook een uitvoeringsvorm denkbaar is, waarbij bijvoorbeeld een cilindervormige metaalmantel aangebracht wordt tussen bodem en plafond, waarin dan weer een brandbeveiligingsisolatie voorzien wordt. 



   De bevestiging van de segmenten ten opzichte van elkaar kan bijvoorbeeld plaatsvinden van buitenaf door middel van bekende snelsluitingen (spangrendels), die bevestigd zijn op de metaalmantel van het betreffende segment. Evenzeer kunnen echter ook de segmenten door middel van felzen of messing-en groefverbinding in elkander grijpen op hun corresponderende vlakken en zich daarmee tegen elkander afsteunen, waarbij eventueel door een buitengelegen omringing of iets dergelijks extra stabiliteit verleend kan worden aan de inrichting als geheel. 



   In het bijzonder bij de uitvoeringsvorm met ringvormige, op elkaar aangebrachte wandelementen komt echter ook de volgende verbinding van de gedeelten ten opzichte van elkaar in aanmerking : op de metaalmantel van het bodemdeel worden verschillende, in de richting naar het plafond lopende verbindingsstangen plaatsvast aangebracht, waarop dan de van overeenkomstige doorbrekingen voorziene ringvormige wandelementen opgezet worden. Daarbij steken de verbindingsstangen bij voorkeur uit boven het bovenste, naar het plafond toegekeerde wandelement, en van boven kunnen dan 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 vergrendelingselementen zoals schroeven,   spanschiven   of dergelijke eventueel na het opzetten van een eveneens van doorbrekingen voorziene deksel, opgezet worden, onder het tegelijkertijd ten opzichte van elkaar spannen van de wandelementen. 



   Evenzeer kunnen de verbindingsstangen echter ook zo aangebracht zijn, dat de segmenten zich aan de binnenzijde tegen de verbindingsstangen afsteunen met hun betreffende brandbeschermingsisolatie. 



   Daarbij is het bijzonder voordelig, wanneer de afzonderlijke ringvormige (hoekige of ronde) segmenten langs hun contactvlakken en op hun aansluitvlakken met bodem respectievelijk met plafond uitgevoerd zijn met met het naburige deel corresponderende messingen of groeven, waardoor de dichtheid van de kamer als geheel duidelijk verhoogd wordt. 



   Daarbij is het verder voordelig, wanneer de metaalmantel van een segment aan   een   eind naar binnen getrokken is en het corresponderende deel van het naburige segment uitsteekt ten opzichte van het naar binnen getrokken gedeelte, zodat een beveiliging tegen vocht, in het bijzonder regen, verkregen wordt. 



   De brandbeveiligingsisolatie is bij voorkeur losma- 
 EMI5.1 
 kelijk aangebracht op het binnenvlak van de corresponderende meta- ; len schaal en daar met hoeken bevestigd. De brande- veiligingsisolatie is bij voorkeur gevormd als een samengesteld deel en bestaat daarbij uit tenminste steeds een laag van een materiaal met een lage warmtedoorgangswaarde (of anders uitgedrukt, hoge warmte-doorgangsweerstand) en een daarop respectievelijk daarachter aangebrachte laag met hoge warmte-opslagcapaciteit. 



   Daarbi] kunnen een veelvoud van dergelijke lagen op elkaar aangebracht zijn, waarbij telkens   een   laag met hoge warmteopslagcapaciteit moet volgen op een laag met een lage warmtedoorgangswaarde. Op deze manier wordt zekergesteld dat in het geval van brand de van buiten naar binnen doordringende warmte eerst in zijn voortgang naar binnen-gehinderd wordt door een laag met hoge warm-   tedoorgangsweerstand,.   en bij toenemende brandduur en daarmee met toenemende warmtedoorgang naar binnen de warmte daarna in een vol- 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 gende laag met hoge warmte-opslagcapaciteit terecht komt en daarmee extra in zijn voortgang naar binnen gehinderd wordt. 



   Daarbij zijn een veelvoud van overeenkomstige geschikte materialen bekend. Als voorbeeld voor een materiaal met hoge warmte-opslagcapaciteit wordt gips genoemd, dat aan de ene kant makkelijk tot vormdelen (lagen, platen) te vormen is en aan de andere kant onder warmte water vrijgeeft, dat weer warmte-opslaand werkt. 



   Als materiaal met een hoge warmteweerstandswaarde is bijvoorbeeld een minerale wol geschikt, bij voorkeur met een dichtheid groter dan 50   kg/3.   



   Bij een uitvoering van de brandbeveiligingsisolatie als verbandonderdeel zijn de afzonderlijke lagen bij voorkeur aan elkaar gekleefd, bijvoorbeeld onder gebruikmaking van waterglas, of zogenaamde kaolinekleefmiddelen, waarmee bij hogere temperaturen (in het geval van brand) door afgifte van het zogenaamde kristalwater een bijkomend koeleffect bereikt wordt. 



   De afzonderlijke segmenten van metaalmantelk (bij voorkeur gegalvaniseerde plaatstaal) en daaraan bevestigde brandbeveiligingsisolatie alsook eventueel aangesloten verbindingselementen worden dan eenvoudig om het te beveiligen onderdeel heen samengesteld en met elkaar verbonden, zodat een overeenkomstige brandbeschermingskamer zich in de kortst mogelijke tijd laat oprichten. 



  Zij kan echter ook even zo snel weer geheel of gedeeltelijk gedemonteerd worden. 



   Voor het genoemde gebruiksdoel is het noodzakelijk dat tenminste enige van de segmenten uitgevoerd zijn met ventielatie-elementen, om warmte die in het normale bedrijf (in het geval waarin er geen brand is) in de brandbeveiligingskamer ontstaat af te kunnen voeren. Deze warmte kan bijvoorbeeld afkomstig zijn van de beneden de brandbeveiligingskamer aangebrachte klep of in het bijzonder ook van het aansluitdeel (hier : bijvoorbeeld de spil van de servomotor naar de klep). 



   Omdat dergelijke ventilatie-elementen echter in geval van brand een voldoende brandbeveiliging verhinderen zouden, wordt volgens de uitvinding voorgesteld de ventilatie-elementen 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 zelf te vormen uit een in het geval van brand onder warmte isolatielaag-vormend materiaal. 



   Bij een als ventilatiesteen (met van binnen naar buiten lopende doorbrekingen) uitgevoerd ventilatie-element bestaat het matrixmateriaal daarbij bij voorkeur uit een poreus, isolatielaag-vormend materiaal. Volgens een volgende alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de ventilatie-elementen ook bestaan uit een onder warmte een schuim-met-geringe-stabiliteit vormend materiaal in combinatie met een onder warmte een stabielschuim vormend materiaal. 



   In beide gevallen zijn de ventilatie-elementen zo uitgevoerd, dat de poriën van het matrixmateriaal of de doorbrekingen tussen de bijvoorbeeld roostervormige gedeelten van het ventilatie-element in het normale geval een luchtuitwisseling mogelijk maken, maar in het geval van brand gevuld worden door het opschuimende'matrixmateriaal, waarbij de ventilatiesteen (het ventilatieelement) een lucht-/gasondoorlatend gedeelte binnen het bijbehorende segment wordt. 



   De vorming van een ventilatie-element uit verschillend   schuimvormende   materialen heeft het voordeel dat de een schuim-met-geringe-stabiliteit vormende stoffen in de regel sneller en bij lagere temperaturen opschuimen als de een stabiel schuim-met hoge-vastheid vormende stoffen, zodat reeds vroeg in het geval van brand een afdichting zekergesteld kan worden, maar ook met toenemende brandduur en/of hogere temperaturen een stabiliteit en zekere gasafdichting is dit gebied zekergesteld is. 



   Het poreuse (voorgeschuimde) materiaal, dat reeds bij lagere temperaturen als een compact, gegoten isolatielaag-vormend materiaal opschuimd, kan bijvoorbeeld een brandbeveiligingsmassa zijn, zoals deze onder de   naam"Fomox"aangeboden   wordt door de firma Bayer AG. Dit, na het aanmaken met water tot vormdelen verwerkbare en luchtdrogende materiaal vormt bij temperaturen boven 2500C een brandremmend en isolerend schuim, waarbij de volumetoename meer dan 100% bedraagt, zodat ook grotere doorbrekingen zeker afgedicht kunnen worden. Evenzeer kunnen ook bijvoorbeeld materia- 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 len op basis magnesiumchloride gebruikt worden. 



   Als een materiaal, dat een onder warmte stabiel schuim vormt, wordt bij wijze van voorbeeld het onder de aanduiding "Brandschutz-Fugenmasse   Exil verhandelde   product van de firma Chemie Linz AG, Linz/Oostenrijk genoemd. Dit afdichtingsmateriaal bevat zogenoemd vermikulergrafiet met speciale bindmiddelen. Het is in stuk- of plaatvorm verkrijgbaar in de handel en uit dit materiaal kunnen in dit opzicht gemakkelijk ventilatiestenen of delen van ventilatiestenen vervaardigd worden. 



   Om een nog eerdere afdichting ter plaatse van de ventilatie-elementen mogelijk te maken wordt verder voorgesteld de oppervlakten van de ventilatie-elementen te voorzien van een isolatielaag-vormende brandbeveiligingslaag. Dergelijke isolatielaagvormende brandbeveiligingslagen volgens DIN 4102 schuimen reeds snel op bij geringe temperaturen, maar zijn echter het meest vèrstrekkend ontstabiel. Dit leidt bij een uitvoering volgens de uitvinding echter geenszins tot een nadeel, omdat na het verval van het zo gevormde schuim het matrixmateriaal van de ventilatie-elementen-zoals beschreven-opschuimt en dan als het ware in plaats treedt van de voordien opgeschuimde brandbeveiligingslaag. 



   Isolatielaag-vormende brandbeveiligingslagen van de genoemde soort zijn de vakman bekend en worden bijvoorbeeld aangeboden onder het warenmerk Unitherm van de firma Permatex. Hierbij gaat het om stoffen op basis van organische stikstofverbindingen, koolhydraten, ammoniumzouten en/of meerwaardige Al-kolen. 



   Volgens de uitvinding kunnen natuurlijk echter ook gelijkwerkende stoffen gebruikt worden. 



   Om voor het geval van brand een zo veel mogelijk hermetische afdichting van het te beveiligen onderdeel zeker te stellen, wordt volgens de uitvinding tenslotte ook voorgesteld dergelijke isolatielaag-vormende lagen ook te voorzien in de onderlinge contactgebieden van de afzonderlijke segmenten, op de binnenwanden van de metaalmantels, van de brandbeveiligingsisolatie en/of in het doorgangsgebied van eventueel naar buiten lopende aansluitdelen. Evenzo kunnen de verbindingselementen oppervlakkig bestre- 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 ken worden met dit materiaal. 



   Hoewel bijvoorbeeld door een messing/groefverbinding van de segmenten ten opzichte van elkaar, in het bijzonder van de betreffende brandbeveiligingsisolaties, reeds een praktisch gesloten brandbeveiligingswand gevormd wordt, wordt door de bijkomende brandbeveiligingslaag ter plaatse van de naden tussen de afzonderlijke segmeten bijkomend bereikt, dat in het geval van brand deze naden met schuim gevuld of met schuim bedekt worden, waardoor een nog meer volledige omhulling van het te beveiligen onderdeel verkregen wordt. 



   De functionering van de servomotor en daarmee de functionering van de bijbehorende klep kan dan ook in het geval van brand zekergesteld worden voor langere tijd. Dit is belangrijk, om bijvoorbeeld ook in het geval van brand een buisleiding nog leeg te kunnen pompen en daarmee mogelijke explosies of omgevingsrampen te verhinderen. 



   In de eerste plaats is het op grond van de segmentopbouw tegelijkertijd ook mogelijk telkens door het losmaken van een of meerdere segmenten de servomotor bijvoorbeeld voor reparatiedoeleinden toegankelijk te maken en vervolgens weer op zekere wijze te omhullen. 



   Hiermee toont een brandbeveiligingsruimte volgens de uitvinding zieh in meervoudig opzicht superieur aan kamers volgens de stand van de techniek. 



   Verdere kenmerken van de uitvinding blijken uit de overige conclusies alsook uit de overige onderdelen van de aanvra- 
 EMI9.1 
 ge. 



   De uitvinding wordt in het onderstaande aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en onder verwijzing naar de tekening nader verduidelijkt. 



   Daarbij tonen steeds in schematische weergave : figuur 1 : een zij-aanzicht van een brandbeveiligingskamer volgens de uitvinding ; figuur 2 : een verticale langsdoorsnede door een hoek tussen bodem en linkerzijwand volgens figuur   1 ;   

 <Desc/Clms Page number 10> 

 figuur 3 : een horizontale doorsnede door een hoek tussen voorwand en linker zijwand volgens figuur 1 ; en figuur 4 : een aanzicht van een ventilatiesteen volgens de uitvin- ding. 



   De in figuur 1 weergegeven brandbeveiligingskamer bestaat uit totaal zes segmenten, en wel een bodem 10, vier zijwanden 12a, b, c (de tegenover de zijwand 12b liggende zijwand is niet waar te nemen), en een puntdak 14. 



   De segmenten 10,12a-c, 14 zijn in hun principiële opbouw gelijk en verschillen bestaan hoogstens in de betreffende concrete geometrische vorm, bijvoorbeeld voor aanpassing van de bodem 10 of het dak 14 aan de drie overeenkomstie vlakken van de zijwanden 12a-c. 



   Aan de hand van de zijwand 12a en onder verwijzing naar de figuren 1-3 zal de principiële opbouw, alsook de concrete vorm van de zijwand 12a, nader verduidelijkt worden. 



   De wand 12a bestaat uit een metaalmantel 16, aan het beneden- en boveneind 18a, b waarvan steeds een U-vormige hoek 20, die gevormd is als geperforeerde metalen plaat, naar binnen uitsteekt, waarbij de hoek 20 met   een   been gelast is aan de metaalmantel 16. Het basisbeen van de benedengelegen hoek 20 sluit niet aan-zoals in figuur 2 te zien is-met de benedenrand 22 van de metaalmantel 16, maar is enigszins terugverplaatst aangebracht, zodat een uitstekend gedeelte 24 gevormd wordt. 



   Zoals in het bijzonder in figuur 3 te zien is, zijn ook ter plaatse van de verticale langszijden van de metaalmantel 16 op analoge wijze, in dwarsdoorsnede U-vormige hoeken 26 aangebracht, waarbij deze hoeken 26 echter slechts over een gedeelte (bijvoorbeeld tussen de bovenste en de onderste linker snelsluitingen 28 in figuur 1) verlopen kan en slechts ongeveer half zo diep uitsteken als de hoeken 20. 



   De hoeken 20,26, die ook losmakelijk bevestigd kunnen zijn aan de metaalmantel 16, dienen voor opname van een brandbeveiligingsisolatie 30, welke als volgt opgebouwd is (figuur 3) : aangrenzend aan de metaalmantel 16 bevindt zieh een eerste laag 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 32a van minerale wol. Daarop sluit naar binnen toe een tweede laag 34a van gips-vezelplaat aan, die weer naar binnen toe gevolgd wordt door een laag minerale vezels 32b en tenslotte door een andere gips-vezelplaat 34b. De lagen 32a, 34a, 32b, 34b zijn met elkaar verbonden met behulp van een zogenaamd kaolienkleefmiddel. 



   Terwijl de bovenste en onderste hoeken 20 het gehele verbanddeel 30 omgrijpen, grijpen de kortere zijhoeken 26 enkel achter de lagen 32a, 34a, zoals in figuur 3 te zien is. 



   Hierdoor wordt een vouwachtige vorm van de zijvlakken gevormd, waarbij het aangrenzende wandelement 12b in zijn overeenkomstige zijgedeelte corresponderend gevormd is, waarbij door de getrapte vouwopstelling van de   brandbeveiligingisolaties   een bijzonder gunstige dichtheid bereikt wordt ter plaatse van het contactgebied. 



   De bodem 10 bestaat uit een kuipvormige metaalmantel 16, die evenals de metaalmantel 16 van de zijwanden 12a-c respectievelijk van het dak 14 gevormd wordt uit een gegalvaniseerde metaalplaat. De bodem 10 is in het midden voorzien van een doorgangsgebied (niet weergegeven), waar een aansluitdeel 32 van een tegen brand te beveiligen servomotor (in figuur 1 gestreept weergegeven) door heengaat. Het doorgangsgebied is door een overeenkomstige brandbeveiligingsisolatie gasdicht afgesloten. 



   In dit gebied kan ook een kabelinvoer   geintegreerd   zijn. 



   De bodemplaat is aan de binnenzijde voorzien van een brandbeveiligingsisolatie van de voorgaand beschreven soort, welke weer gehouden wordt door hoekvormige geperforeerde stalen platen 36. 



   Daarenboven verlopen aan de randzijde ter plaatse van de hoeken 20 van de   zindelen   12a-c van de bodem uit pennen 38, waarop de zijwanden 12a-c als het ware opgestoken worden, waartoe de hoeken 20 en het daarachter gelegen gedeelte van de brandbeschermingsisolatie 30 voorzien zijn van overeenkomstige uitsparingen. Door het tegelijkertijd uitstekende gedeelte 24 van de zijwanden wordt op deze eenvoudige manier een losmakelijke verbinding 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 tussen bodem 10 en de zijwanden 12a-c verschaft, die steeds weer eenvoudig los te maken is. Door flenzen op de pennen 38, die dan tegen de hoeken 20 afsteunen, kan het afsteuneffect nog worden verbeterd. 



   Het dakgedeelte 14, dat weer voorzien is van een analoge brandbeveiligingsisolatie 30, wordt na de eerder beschreven samenvoeging van de bodem 14 met de zijwanden 12a-c eenvoudig met zijn uitstekende, omlopende rand 40 opgezet en daarna worden alle delen 10,12a-c, 14 door middel van overeenkomstige snelsluitingen 28 ten opzichte van elkaar gespannen en het meest vergaand gasdicht vastgelegd. 



   Volgens de uitvoeringsvorm van figuur 1 zijn de bodem 10 en de deksel 14 uitgevoerd met bijkomende samengestelde brandbeveiligingsisolatie-platen 42, die tussen de tegenoverliggende vrije benen van de hoeken 20 van de zijwanden 12a-c verlopen, waardoor ook in de aansluitgebieden hier een bijkomende dichting bereikt wordt. De samengestelde platen 42 zijn daarbij analoog opgebouwd aan de eerder beschreven brandbeveiligingsisolaties 30. 



   Zoals in figuur 1 te zien is, is de metaalmantel 16 van de voorwand 12b in het benedendeel voorzien van doorboringen 44 (in de figuur zijn in totaal tien doorboringen 44 weergegeven). 



   Achter deze ventilatie-openingen 44 is de brandbeveiligingsisolatie 30 uitgesneden en bekleed met een ventilatiesteen 46, zoals deze op schematische wijze in figuur 4 weergegeven is. De ventilatiesteen 46 bestaat uit een poreus, onder warmte opschuimend materiaal, hier uit een brandbeveiligingsmassa, zoals die verhandeld wordt door de firma Bayer AG onder de   naam"Fomox".   



   Het matrixmateriaal is voorzien van een aantal doorgangskanalen (hier tien doorgangskanalen 48 overeenkomstig de tien doorbrekingen 44 in de metaalmantel 16), zodat een gas/luchtuitwisseling tussen de binnenruimte van de brandbeveiligingskamer en de omgeving gewaarborgd is in het geval dat er geen brand is. 



   Overeenkomstige ventilatiestenen kunnen ook voorzien worden in de andere wandelementen 12a, b. 



   Bij het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoor- 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 beeld ziJn de binnenvlakken van de metaalmantel 16, de vrije vlakken van de hoeken 20,26, 36, de pennen 38, de doorgangskanalen 48 en het doorgangsgebied van het aansluitdeel 32 van de servomotor 34 aan de oppervlakte eveneens voorzien van een isolatielaag-vormende brandbeveiligingslaag, bijvoorbeeld een brandbeveiligingslaag op basis van organische stikstofverbindingen, koolhydraten, ammoniumzouten en/of meerwaardige Al-kolen, zoals die onder de naam Unitherm aangeboden wordt door de firma Permatex. 



   Reeds in het geval dat er geen brand is, is de brandbeveiligingskamer, hoewel deze op losmakelijke wijze samengesteld is uit zes afzonderlijke segmenten, als het ware gasdicht (natuurlijk met uitzondering van de gebieden van de ventilatiestenen), in de eerste plaats op grond van de vouwachtige verbindingsgebieden van de segmenten onderling, die evenzeer ook gevormd kunnen zijn in messing-groefuitvoering. Treedt er echter een geval van brand'op, d n schuimt reeds bij relatief lage temperaturen eerst de brandbeveiligingslaag op en dicht daarmee eventueel nog aanwezige voegen of dergelijke af en leidt daarenboven tot een eerste uitschuimen van de doorgangskanalen 48 in de ventilatiestenen 46.

   Met toenemende tijd en/of temperatuur schuimt dan ook het poreuse matrixmateriaal van de ventilatiestenen 46 op, zodat de doorgangskanalen 48 nog verder "dicht gemaakt worden", en ontstaat dan tenslotte een soort gesloten omhulling om het te beveiligen onderdeel 34 heen, waarbij de opbouw volgens de uitvinding van de brandbeveiligingsisolatie een brandvoortgang op drastische wijze remt. 



   Hoewel het gaat om een demonteerbare brandbeveiligingsruimte, kan deze zelfs bij grotere brandaanvallen een brandzekerheid tot 60 minuten en meer zekerstellen. 



   Deze zekerheidsreserve kan in ernstige gevallen grote schades voorkomen, doordat het bijvoorbeeld mogelijk is met behulp van de brandbeveiligde servomotor een klep in een aardolieleiding of in een leiding, waarin milieu-schadelijke stoffen getransporteerd worden, verder te bedienen om bijvoorbeeld de leiding te kunnen legen.

Claims (22)

  1. CONCLUSIES EMI14.1 1. in het bijzonder voor onderdelen (34) van industriële installaties, gekenmerkt door een het te beveiligen onderdeel (34), eventueel met uitzondering van eventuele naar buiten lopende aansluitdelen (32), alzijdig om- grijpende brandbeveiligingsisolatie (30), omvattend tenminste twee segmenten (10,12a-c, 14), die in het geval dat er geen brand is losmakelijk tegen elkaar vast te leggen zijn, waarbij de de brand- beveiligingsisolatie (30) dragende segmenten (10,12a-c, 14) ten opzichte van elkaar aangebracht zijn onder vorming van een tenmin- ste in het geval van brand gesloten binnengelegen isolatie-omhul- ling (eventueel met onderbreking ter plaatse van de doorgang van de aansluitdelen (32).
  2. 2. Kamer volgens conclusie 1, gekenmerkt door- dat de kamer een bodem (10), tenminste twee wandelementen en een plafond omvat.
  3. 3. Kamer volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door twee, in dwarsdoorsnede U-vormige of halfcirkelvormige wand- elementen of met vier vlakke wandelementen (12a-c), onder vorming van een kastvormige of cilindervormige ruimte.
  4. 4. Kamer volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door tenminste twee ringvormige wandelementen.
  5. 5. Kamer volgens een der conclusies 1-4, geken- merkt doordat de segmenten (bodem (10), wandelementen (12a-c), plafond (14)) een buitengelegen metaalmantel (16) en een binnenge- legen, meerlagige brandbeveiligingsisolatie (30) omvatten.
  6. 6. Kamer volgens een der conclusies 1-5, geken- merkt doordat de segmenten (10, 12a-c, 14) door vouwen of mes- sing-groefverbindingen in elkander grijpen.
  7. 7. Kamer volgens een der conclusies 1-6, gekenmerkt doordat de segmenten (10,12a-c, 14) op hun buitenvlakken tegen elkaar vast te leggen zijn door middel van snelsluitingen (28). <Desc/Clms Page number 15>
  8. 8. Kamer volgens een der conclusies 4-7, gekenmerkt doordat de segmenten (10,12a-c, 14) tegen elkaar vast te leggen (te spannen) zijn door verbindingsstangen, die bij voorkeur van de bodem naar het plafond verlopen.
  9. 9. Kamer volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de verbindingsstangen verlopen op het binnenvlak van de brandbeveiligingsisolatie.
  10. 10. Kamer volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de verbindingsstangen door de wandelementen heenlopen.
  11. 11. Kamer volgens een der conclusies 1-10, gekenmerkt doordat de brandbeveiligingsisolatie (30) steeds tenminste een laag (32a, 32b) van een materiaal met lage warmtedoorgangswaarde en een daarop aangebrachte laag (34a, 34b) met hoge warmte- op- slagcapaciteit omvat.
  12. 12. Kamer volgens conclusie 11, gekenmerkt dooraat de brandbeveiligingsisolatie (30) een meervoud van op elkander liggende lagen (32a, 34a, 32b, 34b) omvat, waarbij een laag (34a, 34b) met hoge warmte-opslagcapaciteit steeds volgt op een laag (32a, 32b) met een lage warmtedoorgangswaarde.
  13. 13. Kamer volgens een der conclusies 1-12, gekenmerkt doordat de brandbeveiligingsisolatie (30) gevormd is als een samengesteld bouwdeel.
  14. 14. Kamer volgens conclusie 12 of 13, gekenmerkt doordat de laag (34a, 34b) met hoge warmte-opslagcapaciteit een gipselement is en/of de laag (32a, 32b) met een lage warmtedoorgangswaarde een mineraalvezelelement is.
  15. 15. Kamer volgens een der conclusies 5-14, gekenmerkt doordat de aan de metaalmantel (16) aangrenzende laag (32a) van de brandbeveiligingsisolatie (30) samendrukbaar is.
  16. 16. Kamer volgens een der conclusies 1-15, gekenmerkt doordat de brandbeveiligingsisolatie (30) door middel van verankeringsdelen (20,26, 36) losmakelijk vastgelegd is aan de buitengelegen metaalmantel (16).
  17. 17. Kamer volgens een der conclusies 1-16, gekenmerkt doordat de segmenten (12b) gevormd zijn met tenminste een, <Desc/Clms Page number 16> bij voorkeur twee of meer ventilatie-elementen (46).
  18. 18. Kamer volgens conclusie 17, gekenmerkt doordat de ventilatie-elementen (46) bestaan uit een van doorbrekingen (48) voorziene ventilatiesteen.
  19. 19. Kamer volgens conclusie 17 of 18, gekenmerkt doordat de ventilatie-elementen (46) bestaan uit een in het geval van brand onder warmte isolatielaag-vormend materiaal.
  20. 20. Kamer volgens een der conclusies 17-19, gekenmerkt doordat de ventilatie-elementen (46) bestaan uit een poreus, isolatielaag-vormend materiaal.
  21. 21. Kamer volgens een der conclusies 17-20, gekenmerkt doordat de ventilatie-elementen (46) bestaan uit een onder warmte een schuim met geringe stabiliteit vormend materiaal in combinatie met een onder warmte een stabiel schuim vormend materiaal.
  22. 22. Kamer volgens een der conclusies 1-21, gekenmerkt doordat de wederzijdse contactgebieden van de segmenten (10,12a-c, 14), de binnenwanden van de metaalmantel (16), de ventilatie-elementen (46), de doorgangsbieden van eventueel naar buiten lopende aansluitdelen (32) en/of de verbindingselementen (20, 26,38) van de segmenten (10,12a-c, 14) voorzien zijn van een in het geval van brand onder warmte isolatielaag-vormende brandbeveiligingslaag.
BE8800620A 1987-06-05 1988-06-02 Beveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriele installaties. BE1002449A3 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19873718911 DE3718911A1 (de) 1987-06-05 1987-06-05 Schutzkammer, insbesondere fuer bauteile industrieller anlagen

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1002449A3 true BE1002449A3 (nl) 1991-02-12

Family

ID=6329160

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE8800620A BE1002449A3 (nl) 1987-06-05 1988-06-02 Beveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriele installaties.

Country Status (4)

Country Link
BE (1) BE1002449A3 (nl)
CH (1) CH678553A5 (nl)
DE (1) DE3718911A1 (nl)
NL (1) NL190081C (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT399927B (de) * 1991-03-12 1995-08-25 Vaillant Gmbh Halte- und toleranzausgleichseinrichtung
DE19852927B4 (de) * 1998-11-17 2004-05-27 Otto Lampertz Gmbh & Co. Kg Sicherheitsraum für informationstechnische Einrichtungen
DE19855931C2 (de) 1998-12-04 2003-11-27 Lampertz Fab Org Sicherheitsschrank
DE10065493A1 (de) * 2000-12-28 2002-07-11 Lampertz Fab Org Modularer Sicherheitsraum für informationstechnische Einrichtungen
DE10065494A1 (de) * 2000-12-28 2002-07-11 Lampertz Fab Org Modularer Sicherheitsraum für informationstechnische Einrichtungen
DE102004050442B4 (de) * 2004-10-16 2012-12-13 Martin Hess Gehäuse, insbesondere Instrumentenschutzhaus für elektrische Instrumente und Analysegeräte
ES2628871T3 (es) * 2010-09-28 2017-08-04 Siemens Ag Österreich Carcasa ignífuga para un convertidor de corriente
DE102015006718B4 (de) * 2015-05-29 2018-08-02 Dräger Safety AG & Co. KGaA Brandfluchtkammer mit Außenkäfig und lnnenkäfig

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2407004A1 (fr) * 1977-10-27 1979-05-25 Resine Armee Sa Paroi composite resistant au feu
EP0023621A1 (de) * 1979-08-02 1981-02-11 Distelrath Gmbh Stahlschrank, Tresor oder dergleichen
DE3010031A1 (de) * 1980-03-15 1981-10-01 Mt-Verriegelungstechnik Gmbh, 6238 Hofheim Schutzraum fuer datentraegersichere aufbewahrung von datentraegern
EP0169802A2 (de) * 1984-07-27 1986-01-29 ABS Allgemeiner Brandschutz G. u. M. Breivogel GmbH Begehbares Schutzhaus

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7226692U (de) * 1972-12-21 N V Hollandsche Asbest Maatschappij Isoliermantel-Bausatz
DE6928022U (de) * 1969-07-15 1969-12-11 Rigips Baustoffwerke Gmbh Zusammensetzbare formkoerper zum ummanteln von bauteilen
US4194521A (en) * 1977-07-20 1980-03-25 Burndy Corporation Fire protective structure
DE8009483U1 (de) * 1980-04-05 1980-08-07 Otto, Manfred, 6720 Speyer Feuerbestaendiger kabel- und/oder luftkanal

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2407004A1 (fr) * 1977-10-27 1979-05-25 Resine Armee Sa Paroi composite resistant au feu
EP0023621A1 (de) * 1979-08-02 1981-02-11 Distelrath Gmbh Stahlschrank, Tresor oder dergleichen
DE3010031A1 (de) * 1980-03-15 1981-10-01 Mt-Verriegelungstechnik Gmbh, 6238 Hofheim Schutzraum fuer datentraegersichere aufbewahrung von datentraegern
EP0169802A2 (de) * 1984-07-27 1986-01-29 ABS Allgemeiner Brandschutz G. u. M. Breivogel GmbH Begehbares Schutzhaus

Also Published As

Publication number Publication date
NL8801428A (nl) 1989-01-02
NL190081C (nl) 1993-10-18
NL190081B (nl) 1993-05-17
CH678553A5 (nl) 1991-09-30
DE3718911A1 (de) 1988-12-22
DE3718911C2 (nl) 1989-05-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA1191464A (en) Multi-cable conduit for floors and walls
BE1002449A3 (nl) Beveiligingskamer, in het bijzonder voor onderdelen van industriele installaties.
US6105334A (en) Fire resistant lighting enclosure
EP2101017A2 (en) Portable modular data center
US7478503B2 (en) Fire stop frame assembly
US4135055A (en) Device for fireproofing electric conductors
US2294554A (en) Fireproof enclosure for building frames
AU2016386337A1 (en) Cladding for a modular frame structure
DK0578694T3 (da) Temperaturregulering af forskellige bygningsdele i huse
US6128872A (en) Cable protection system
BR9915404B1 (pt) recinto de seguranÇa para equipamentos da tÉcnica de informaÇço.
DK2993746T3 (en) Portable fire protection system for electrical systems
JP2006219874A (ja) 免震装置用耐火構造
RU207115U1 (ru) Модульное сооружение
RU2664733C1 (ru) Кожух теплозвукоизолирующий газотурбинной установки арктического исполнения
RU176367U1 (ru) Кожух теплозвукоизолирующий газотурбинной установки арктического исполнения
RU205056U1 (ru) Технологический модуль для размещения электрической аппаратуры
CZ20011598A3 (cs) Bezpečný prostor pro zařízení informační techniky
CN112020589B (zh) 隔热墙壁面板以及具备该隔热墙壁面板的组合式房屋
EP4261151A1 (en) Container with increased resistance to fire
GB2149867A (en) Insulated pipe support
JP2001017559A (ja) ステンレス製又は不燃建材製の区画用バリア
RU19694U1 (ru) Подвесной потолок
IE903909A1 (en) Interior walls with easily cleanable surfaces
NO862521L (no) Strukturelle komponenter.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: DIPL.-ING. WREDE & NIEDECKEN G.M.B.H.

Effective date: 20000630