<Desc/Clms Page number 1>
. Steuninrichting voor een loopbrug tussen ladders.
De uitvinding heeft betrekking op een steuninrichting voor het in wezen horizontaal ondersteunen van een loopbrug tussen twee bij benadering evenwijdige schuin geplaatste ladders, welke steuninrichting voorzien is van organen voor de koppeling van de steuninrichting met een ladder, alsmede van een voor het dragen van de loopbrug bestemde draagarm, die in de aangebrachte stand van de steuninrichting op een ladder zich in wezen horizontaal uitstrekt aan die : adderzijde, die een stompe hoek maakt met het ladderstetivlak.
Dergelijke steuninrichtingen voor een loopbrug tussen ladders zijn bekend. De door deze 3teuninritiogen ondersteunde loopbrug heeft als voordeel, dat een veel groter gedeelte van de wand waar de ladders tegenaan geplaatst zijn, bestreken kan worden voor het uitvoeren van werkzaamheden zonder de ladders te verplaatsen. Zij bezitten echter ook verscheidene nadelen. Bij de bekende steuninrichtingen ligt de loopbrug los op de steuninrichtingen, hetgeen tot gevolg heeft dat, wanneer de loopbrug in het midden wordt belast en daardoor doorbuigt, zijn uiteinden kantelen ten opzichte van de steuninrichtingen. Dit kan tot gevolg hebben, dat de loopbrug verschuift ten opzichte van zijn steun- inrichtingen en ir het uiterste geval naar beneden valt.
In de praktijk worden daarom de ladders telkens zo dicht bij elkaar geplaatst, dat de uiteinden van de loopbrug in ruime mate uitsteken voorbij de van elkaar afgekeerde zijden van de ladders, hetgeen echter weer tot gevolg heeft, dat bij het belasten van een var. deze uitstekende uiteinden, het andere uiteinde opwipt. Verder worden in deze belastingstoestand horizontale oplegreacties opgewekt, welke de neiging rlvbben om de ladders uit elkaar te duwen. lovendien moet men bij het bestijgen van een ladder teneinde de lrjpbiug te bereiken om het uitstekende einde van de loopbrug hees bewegen, hetgetn gevaarlijk is.
Doe. van de uitvinding is daarom een steuninrichting van het in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarbij een betere stabiliteit gewaarborgd is, dus veiliger is die zonde-gevaar kan worden bereikt.
Volgens de uitvinding wordt dit doel in de eerste plaats bereikt doorlat de draagarm onverschuifbaar koppelbaar is met de loophrug. Door deze koppeling tussen loopbrug en draagbalk, wordt de
<Desc/Clms Page number 2>
stabiliteit van een uit een loopbrug een twee steuninrichtingen volgens de uitvinding bestaand samenstel aanzienlijk vergroot. Wanneer de loopbrug onder belasting doorbuigt, blijft de oplegging daarvan toe'1 verzekerd, omdat de door de doorbuiging opgewekt horizontale opleg- reacties opgenomen worden door de tussen de loopbrug en 6tc'n\nrich- tingen voorzien koppelingen, bijvoorbeeld door de koppelingen uit te voeren in de vorm van de bij steigers bekende klauwverbindingen.
Volgens de uitvinding bestaat nu ook niet meer het gevaar, dat de loopbrug ten opzichte van de draagarm verschuift. Daardoor is het niet meer noodzakelijk om de loopbrug voorbij de ladders te laten uitsteken, zoals tot nu toe het geval was, waardoor ook het gevaar van het opwippen van de loopbrug door belasting-an deze uitstekende uiteinden vermeden wordt.
Een ander groot voordeel van de steuninrichting volgens de uitvinding is de mogelijkheid van een betere toegankelijkheid van de loopbrug. Bij de bekende steuninrichtingen doet zich het probleem voor, dat de persoon, die de ladder opklimt, tegen de onderz. jde van de loopbrug stuit, aangezien deze ich over de gehele breedte van elke ladder en daar voorbij uitstrekt. Lm op de loopbrug te komen, moet hij tot buiten de zijkant van de ladder uitwijken, hetgeen geva rlijk is en vermGeind.
Volgens de uitvinding behoeft de loopbrug in het geheel niet buiten de draagarmen uit te steken, zodat door een geschikte plaatsing van de draagarmen langs het uiteinde van de loopbrug heen oc, hoog geklommen kan worden tot boven de loopbrug, waarna vervolgens daarop gestapt kan worden. De draagarm kan zieh bijvoorbeeld juist tussen de ladderstijlen in bevinden. Volgens de uitvinding kan een zeer goede toegankelijkheid aan beide uiteinden van de loopbrug verzekerd worden door voor de loopbrug een paar steuninrichtingen toe te passen, die elkaars spiegelbeeld vormen met de draagarm uit het midden van de koppelorganen, bijvoorkeur nabij de naar elkaar toegekeerde stijlen van de ermee gekoppelde ladders. Bij het beklimmen van de buitenste ladders kan men dan normaal langs de loopbrug omhoog klimmen.
Ter verkrijging van een grote stevigheid verdient het volgens de uitvinding de voorkeur, dat de draagarm nabij zijn uiteinden een sct. uin naar beneden verlopende schoor heeft, waarvan het ondereinde een in wezen U-vormige klauw heeft, die knn grijpen om een ladderstijl.
Deze schoor en klauw geven zowel in verticale als ook in horizontale
<Desc/Clms Page number 3>
richting stevigheid aan de steuninrichting. De U-vormige klauw kan een klauw zijn, die geen deel uitmaakt van de koppelorganen. De voorkeur gaat echter uit naar een constructie waarbij een been van de klauw wordt gevormd door een been van een haakvormig koppelorgaan en het andere been door het haaks omgezette deel van een strip, die aat. de schoor is gelast. Bij een steuninrichting met haakvormige koppelorganen kan de draagarm aan zijn uiteinde in plaats van de eerder genoemde schoor een schuin naar beneden verlopende schoor hebben, die is verbonden met een naar beneden gericht haakbeen. In dat geval behoeft geen ondersteuning plaats te vinden op een stijl van de ladder.
Volgens de uitvinding is het verder mogelijk, dar de steuninrichting is voorzien van twee draagarmen evenwijdig aan en op afstand van elkaar. Deze kunnen zieh nabij de stijlen van een ladder bevinden, dus op zodanige afstand van elkaar, dat een persoon, die de ladder cpklimt er tussen door kan. Zij kunnen zieh ook op een geringere afstand van elkaar bevinden, zodanig, dat wanneer twee loopbruggen worden aangebracht deze met minimale afstand van elkaar op elkaar aansluiten.
In horizontale richting kan aan de steuninrlchting stevigheid worden gegeven doordat tussen de draagarm en de koppelorganen zieh een in wezen horizontale steunstaaf bevindt :, die met de dr. garm en de koppelorganen een stijve driehoek vormt.
Bij een steuninrichting met haakvormige koppelorganen, die ven boven af grijpen om een laddersport en die met naar beneden gerichte benen liggen tegen de voorzijde van een lager gelegen sport, is het volgens de uitvinding mogelijk, dat bij twee door een dwarsstrip met elkaar verbonden haken het been van de zieh nabij de draagarm bevindende haak zich uitstrekt over ten minste twee lager gelegen sporten en het andere been over ten minste een lager gelegen sport en deze benen ter hoogte van de laatstgenoemde sport door een horizontale strip zijn verbonden. Men bereikt daarmee een gelijkmatige verdeling van de belasting op meerder-sporten van de ladder.
Volgens de uitvinding kunnen de benen van de haken ter hoogte van een lager gelegen sport bovendien zijn voorzien van een steunnok, die kan aangrijpen op de bovenrand van die sport. Daarmee bereikt men een verdere belastingsverdeling.
Vervolgens zal aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld de uitvinding verder toegelicht worden.
<Desc/Clms Page number 4>
Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van de steuninrichting volgens de uitvinding.
Fig. 2 toont een tweede uitvoeringsverm van de steuninrichting volgens de uitvinding.
Fig. 3 toont twee ladders met elk een steuninrichting volgens fig. 1 waartussen een loopbrug is aangebracht.
Fig. 4 toont een loopbrug ondersteund op drie ladders met behulp van de steuninrichtingen volgens fig. en fig. 2.
In fig. 1 is een steuninrichtlng 1 aangebracht op een ladder 2. De steuninri (hting 1 bevat twee haken 5, die om de sport 6 van een ladder zijn gehaakt De haken zij. onderling verbonden door dwarsverbindingen 7 waarbij aan de bov=nste dwarsverbinding een draagarnt 8 is vastgelast. De haken 5 hebben benen 3 resp. 4 die liggen tegen de sporren 6 van de ladder. De draagarm 8 maakt een zodanige hoek met de benen 3,4 dat wanneer de steuninrichtieg aangebracht is op een ladder, deze draagarm 8 in wezen horizontaal verloopt.
Verder is de draagarm 8 door middel van een steun 9 ondersteund ten opzichte van de bovenste dwars- verbinding 7. Tenslotte is aan het been 3 een steunlip 10 gelast, waarmee het been 3 op de stijl 11 van de ladder kan steunen en daarombeen kan grijpen op de wijze van een klauw. Via deze steunlip i l en schoor 12 worded, de op de draagarm.'8 uitgeoefende verticale krachten op gunstige wijze over tpbracht naar de ladderscijl li. Zoals in fig. 1 af- gebeeld, is het been 3 langer dan het been 4, waardoor de belasting van de ladder 2 over drie sporten 6 wordt verdeeld.
Ter hoogte van de strip of dwarsverbinding 7 kunnen de benen 3 en 4 zljn voorzier van steun- nokken 5'.
In fig. 2 is een variant van de steuninrichting afgebeeld, die voorzien is van twee draagarmen 8. Deze steuninrichting kan gebruikt worden voor het ondersteunen van twee loopbruggen, zoals aan de hand van fig. 4 verder zal worden toegelicht.
Fig. 3 toont hoe de steuninrichting volgens fig. | toegepast wordt ter vorming van een loopbrug met behulp van twee ladders. Op de draagarm 8 van elke steuninrichting 1 worden de klauwen 14 gehaakt van de randverstijving 15 van loopbrug 16. Deze klauwen zijn bekend op het gebied van steigers, en zijn op bekende wijze voorzien van pallen waarmee zij op de diaagarm 8 kunnen worden vergrendeld. Deze bekende pallen zijn niet afgebeeld. Zoals afgebeeld, is de steun 9 telkens naar binnen
<Desc/Clms Page number 5>
gekromd uitgevoerd en vormen de twee steuninrichtingen elkaars spiegelbeeld. Tesamen met de plaatsing van de draagarmen 8 aan de zijkant van de ladder is daardoor de loopbrug goed toegankelijk.
De persoon, die de ladder beklimt, kan zonder meer lange de loopbrug omhoogklimmen, en vervolgens vanaf de ladder daarop stappen. Verder is duidelijk dat, wanneer de loopbrug 16 onder belasting doorbuigt, de op de draagarmen 8 werkende horizontale krachtscomponenten geen invloed hebben op de stabiliteit van het geheel. Door de met de draagarmen 8 samenwerkende klauwen 14 worden de ladders in dit opzicht gestabiliseerd.
Het opbouwen van de loopbrug kan op verschillende wijzen geschieden. Als eerste mogelijkheid kunnen de steuninrichtingen op de gewenste hoogte op de ladder aangebracht worden waarna de loopbrug daarop gelegd wordt. Het is echter ook mogelijk om de steuninrichtingen nabi de begane grond met de loopbrug te koppelen en daarna is het, dankzij de door de samenwerking tussen klauwen 14 en de draagbalken 8 verkregen samenhang, mogelijk, dat twee man het geheel optillen en de ladders opdragen en op de gewenste hoogte inhaken.
In fig. 4 is tenslotte ee', loopbrugsamenstel afgebeeld bestaande uit twee naast elkaar geplaatste loopbruggen. Op de buitenste ladders zijn telkens steuninrichtin,Pn n asngebracht , terwi jl op de middelste ladder een steuninrichting 13 is aangebracht van het type getoond in fig. 2. Op deze bteuninrichtingen zijn vervolgens de loopbruggen 16 gelegd, die weer, zoals beschreven, met hun klauwen 4 bevestigd zijn aan de draagarmen 8. Het is natuurlijk ook mogelijk om meer dan twee loopbruggen naast elkaar aan te brengen. Daartoe worden meerdet"ladders geplaatst t : \ : sen telkens twee buitenste ladders en wordt elke binnenste ladder voorzien van een steuninrichting 13.
Via de buitenste ladders is ook bij een dergelijke uit meerdere afzonderlijke loopbruggen bestaande samengestelde loopbrug een goede toegankelijkheid verzekerd.
Op de loopbrug kan bij elke uitvoeringsvorm een hek worden geplaatst ter meerdere beveiliging van de gebruiker.