BE1000710A4 - Takel. - Google Patents

Abstract

Takel, daardoor gekenmerkt dat hij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een aandrijfschijf (1) bestaande uit twee parallelle schijfhelften (2,3); elastische middelen (4) die de schijfhelften (2,3) axiaal nar elkaar toe drukken; een door middel van beide schijfhelften (2,3) gevormde kabelgroef (5) die minstens op de plaats waar de kabel (11) ingeklemd wordt parallelle flankgedeelten (12,13) vertoont; en kabelgeleidingswieltjes (6) die met de kabelgroef (5), meer speciaal langs het volledige omslaggebied ervan, samenwerken.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



    Takel.   



  Deze uitvinding heeft betrekking op een takel,   m.      a.   w. een inrichting voor het heffen en vieren of voor het trekken van lasten door middel van een kabel die langs een aandrijfschijf geleid wordt. In het bijzonder betreft de uitvinding een takel van het type waarbij de aandrijfschijf gevormd wordt door twee met elkaar samenwerkende schijfhelften die gezamenlijk in de vorming van een kabelgroef voorzien. 



  Uit de Europese oktrooiaanvrage nr 189. 219 is een takel bekend waarbij gebruik gemaakt wordt van twee door middel van elastische middelen naar elkaar toe gedrukte schijfhelften, dewelke een V-vormige kabelgroef vormen.    



  Zulke takel heeft echter als hoofdzakelijk nadeel dat tengevolge van, enerzijds, de grote spankracht waarmee de    beide schijfhelften naar elkaar toe gedrukt worden en, 
 EMI1.1 
 anderzijds, de V-vorm van de groef, de kabel radiaal naar I 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
 EMI2.1 
 ligheden buiten gedrukt wordt, waardoor en ongelijkmatigheden in de goede werking van de inrichting ontstaan. 



  De huidige uitvinding heeft dan ook in de eerste plaats als doel te voorzien in een takel waarbij het voornoemde nadeel    systematisch wordt uitgesloten. Meer algemeen nog heeft de uitvinding tot doel te voorzien in, een takel waarbij de kombinatie van de hiernavolgende voordelige kenmerken wordt   geboden :    - een gelijkmatige druk op de kabel over de volledige wikkelomtrek, hoofdzakelijk door het gebruik van zieh parallel    aan elkaar bevindende schijfhelften ; - een gemakkelijke automatische bedrading van de inrichting nadat het kabeluiteinde hieraan gepresenteerd werd ;

     de kabel blijft onder iedere omsandigheid op juiste   plaats tussen de schijfhelften,   m. a. w.   vertoont geen neiging om zich radiaal   t. o. v.   het center van de kabelschijf van dit center weg te bewegen.    



  Hiertoe bestaat de uitvinding dan ook uit een takel met als kenmerk dat hij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een aandrijfschijf bestaande uit twee parallelle schijfbelften ;    elastische middelen die de schijfhelften axiaal naar elkaar 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 toe drukken ; een door middel van beide schijfhelften gevormde kabelgroef die minstens op de plaats waar de kabel ingeklemd wordt parallelle flankgedeelten vertoont en kabelgeleidingswieltjes die met de kabelgroef,    meer speeiaal   langs het volledige omslaggebied ervan, samenwerken. 



   Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan   te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met    verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur   l   in doorsnede de takel volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede weergeeft tussen de twee schijfhelften in ; figuur 3 op grotere schaal een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 1 door F3 is aangeduid. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 bestaat de takel volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een aandrijfschijf 1 bestaande uit twee parallelle schijfhelften 2 en 3 ; elastische middelen 4 die de schijfhelften 2 en 3 axiaal naar elkaar toe drukken ; een door middel van beide schijfhelften gevormde kabelgroef 5 en een aantal langs de buitenomtrek van de kabelgroef 5 geplaatste kabelgeleidingswieltjes 6. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   In de weergegeven uitvoeringsvorm is de    schijfhelft 2   door middel van lagers 7 en 8   t. o. v.   een huis 9    draaibaar   bevestigd. De tweede schijfhelft 3 wordt door middel van een aantal bouten 10, die ook de voornoemde elastische middelen 4   dragen, t. o. v. de eerste schijfhelft 2 op plaats   gehouden.    



  De elastische middelen 4 die de schijfhelften 2 en 3 axiaal naar elkaar toe drukken kunnen uit veren van een willekeurige   vorm bestaan zoals Belleville veren,    helicoldale veren,   enz. 



  Opgemerkt wordt dat de spanning van de veren   bepaald   wordt   door de kracht die zal moeten uitgeoefend worden op de kabel 11, een en ander zodanig dat, enerzijds, deze kabbel niet   vervormt en, anderzijds, er voldoende wrijving is om de lasten, zonder gevaar voor slippen te laten optrekken door de takel.    



  Een opmerkelijk kenmerk van de uitvinding bestaat erin dat in een kombinatie voorzien wordt waarbij de beide schijfhelften 2   en 3    parallel zijn, terwijl ook de door deze schijfhellften   2 en 3 gevormde kabelgroef 5 minstens op de plaats waar de kabel 5 ingeklemd wordt parallelle flankgedeelten 12 en 13 vertoont, zoals in het bijzonder is weergegeven in figuur 3. 



    Een ander bijzonder kenmerk van de uitvinding bestaat erin dat deze kabelgroef 5 in haar omtreksgebied schuine flankgedeelten   

 <Desc/Clms Page number 5> 

 
14 en 15 vertoont die op de parallelle wandgedeelten   ze   en 13 aansluiten en die in een   -vormig   gedeelte voorzien. Bij voorkeur maken de schuine flankgedeelten 14 en 15 een hoek A    met het hoofdvak van de kabelschijf I, dewelke gelijk is aan 12, 5 graden. Aan hun uiterste buitenomtrek kunnen de   schijfhelften 2 en 3 nog van afrondingen 16 en 17 worden voorzien. 



   De voornoemde kabelgeleidingswieltjes 6 zijn, zoals weergegeven in   figuur 2. hoofdzakelijk langs   de volledige omtrek van de kabelgroef   5 gesitueerd. Zij beste an bij   voorkeur uit lagers die gemonteerd zijn op vast in het huis 9 bevestigde asjes 18. 



   Bij voorkeur doch niet noodzakelijk zal nabij het invoer-, respektievelijk uitvoergebied 19 van het vrije gedeelte 20 van de kabel 11 gebruik gemaakt worden van een kabelgeleidingswieltje 6A dat een grotere diameter vertoont dan de overige kabelgeleidingswieltjes 6. Het nut hiervan zal hierna worden uiteengezet. 



  Het is duidelijk dat alle wieltjes 6-6A eenzelfde diameter kunnen vertonen. 



  De aandrijving van de takel gebeurt bij voorkeur door middel van een aandrijfas 21 met een uitwendige vertanding   22 ;   

 <Desc/Clms Page number 6> 

   planeetwielen 23 die rond de aandrijfas 21 zijn opgesteld en ermede samenwerken ; en een met de aandrijfschijf 1 verbonden bus 24 die op haar beurt via een inwendige vertanding 25 met   de planeetwielen 23 ingrijpt. De as 21 kan aangedreven worden, hetzij manueel door middel van een zwengel of dergelijke,    hetzij automatisch door middel van bijvoorbeeld een elektrische motor die al dan niet vast aan het voornoemde huis   9   bevestigd is.   



  Het gebruik van de voornoemde planetaire koppeling biedt 
 EMI6.1 
 I vooral het voordeel dat de takel bijzonder kompakt blijft. 



  Het is duidelijk dat de takel verder nog van middelen 26 of 27 zal voorzien wijze te bevestigen. 



  De werking van de takel kan eenvoudig uit de tekeningen worden   afgeleid. Een kabel 11 wordt hierbij eerst met zijn uiteinde in het toestel geleid, hetzij via de doorgang 28, hetzij via   de doorgang 29, waarbij deze automatisch door middel van de kabelgeleidingswieltjes 6 rond de kabelschijf 1 gebracht wordt. Hierbij wordt opgemerkt dat dankzij de    Speciale   vormgeving van de kabelgroef 5 een resulterende kracht 
 EMI6.2 
 ontstaat, zodanig dat bij het inlopen van de kabel 11 de schijfhelften 2 en 3 uit elkaar gedrukt worden en de kabel in de juiste werkingspositie gebracht worden.

   Tijdens de normale 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 werking bevindt de kabel 11 zieh zodanig in de kabelgroef   5 -   zoals weergegeven in figuur 1 - dat deze vastgegrepen wordt tussen de parallelle flankgedeelten 12 en ]3 van de schijfhelften 2 en 3. 



  Opgemerkt wordt nog dat de kabelgeleidingswieltjes 6 tijdens het normaal gebruik van de takel geen druk op de kabel 11    uitoefenen. Daarentegen kan het kabelgeleidingswieltje 6A nabij het invoer-, respektievelijk uitvoergebied 191wel een druk op de kabel 11 uitoefenen teneinde deze onderaan in de   kabelgroef 5 te houden. Volgens een eerste    mogelijkheid   kan het kabelgeleidingswieltje 6A vast opgesteld staan, terwijl    volgens een tweede mogelijkheid dit door middel in de   tekeningen niet getoonde veren of dergelijke naar de kabelschijf 1 gedrukt kan worden. 



  De huidige uitvinding is geenzins beperkt tot de als    voorbeeld   beschreven uitvoeringsvorm, doch dergelijke takel kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims (1)

1. Conclusies. EMI8.1 ----------- 1. - Takel, daardoor gekenmerkt dat hij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een aandrijfschijf (1)bestaandeuittwee parallelle schijfhelften (2, 3) ; elastische middelen (4) die de schijfhelften (2, 3) axiaal naar elkaar toe drukken ; een door middel van beide schijfhelften (2, 3) gevormde kabelgroef (5) die minstens op de plaats waar de kabel (11) ingeklemd wordt parallelle flankgedeelten (12, 13) vertoont ; en kabelgeleidingswieltjes (6) die met de kabelgroef (SI), meer speciaal langs het volledige omslaggebied ervan, samenwerken. EMI8.2 2.-Takel volgens conclusie l, daardoor gekenmerkt dat de kabelgroef (5) in haar omtreksgebied schuine flankgedeelten (14, 15) vertoont die op de parallelle wandgedeelten (12,13) aansluiten. EMI8.3

   3. daardoor gekenmerkt dat de schuine flankgedeelten (14, een hoek A maken hoofdviak 4.-Takel 3, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde hoek A, 12, graden bedraagt. <Desc/Clms Page number 9> EMI9.1

   5.-Takel volge ns me kt dat, 5."Takel 2 of 3 daardoor gekenmerkt dat, de kabelgeleidingswieltjes (6-6A) allen éénzelfde diameter vertonen.

   6.-Takel volgens conclusie l, 2 of 3 daardoor gekenmerkt dat, EMI9.2 nabij het invoer-, respektievelijk, uitvoergebied het vrije gedeelte (20) van de kabel (11) minstens één kabelgeleidingswieltje (6A) is voorzien met een grotere diameter dan de overige kabelgeleidingswieltjes (6).

   7.-Takel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het kabelgeleidingswieltje (6A) zodanig is opgesteld dat het met zijn buitenomtrek aanligt tegen een kabel (11).

   8.-Takel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het kabelgeleidingswieltje (6A) door middel van veren of dergelijke tegen de kabel (11) aandrukt.

   9.-Takel volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat hij voorzien is van een centrale aandrijfas (21) met een uitwendige vertanding (22) ; Planeetwielln (23). die rond de aandrijfas (21) zijn opgesteld en ermede samenwerken en een met de kabelscbijf (1) verbonden bus (24) die via een inwendige vertanding (25) door de planneetwielen (23) wordt aangedreven. <Desc/Clms Page number 10> 10.-Takel, hoofdzakelijk zoals voorafgaand beschreven en weergegven in de bijgaande tekeningen.