<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze voor het toevoeren van vezels aan borstelvervaardigingsmachines en inrichting die deze werkwijze toepast.
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het automatisch toevoeren van vezels aan machines voor de vervaardigingvanborstels.
Meer speciaal heeft zij betrekking op een werkwijze waarbij vezels behandelingen ondergaan tussen een magazijn waarin zij worden aangebracht in de vorm van bundels bijeengebonden of omwikkelde vezels en de plaats waar hoeveelheden vezels of zogenaamde tappen van een vezelvoorraad worden afgescheiden om in een borstellichaam bevestigd te worden.
Het is bekend dat bij een borstelvervaardigingsproces de vezels voor de borstelharen automatisch kunnen toegevoerd worden in de vezelmagazijnen van de borstelvervaar-
<Desc/Clms Page number 2>
digingsmachine. De tot nu toe bekende inrichtingen vertonen echter het nadeel dat zij niet geschikt zijn voor het verwerken van bepaalde vezels, meer speciaal vezels die in zodanige toestand worden geleverd dat ze niet ge. schikt zijn om rechtstreeks in een vezelmagazijn van een borstelvervaardigingsmachine geplaatst te worden. Hiermede worden bijvoorbeeld natuurvezels zoals kokosvezels, palmyravezels, enz. bedoeld, doch tevens mengelingen van allerlei soorten vezels, daar bij de behandeling hiervan zich verscheidene moeilijkheden voordoen.
Een eerste probleem bij de voornoemde vezels vindt hoofdzakelijk zijn oorzaak in de wijze van verpakking iiaarop zulke vezels klassiek worden afgeleverd. Ih de meeste gevallen worden dergelijke vezels, o. a. kokosvezels, in bundels samengebonden door middel van bindmiddelen zoals bijvoorbeeld touwtjes of strengen, die op zichzelf ook uit kokos kunnen bestaan. lia het aaneenknopen van de uiteinden van de strengen rond de bundels wordt de gevormde knoop naar binnen in de bundel tussen de vezels geduwd. Zo wordt bekomen dat een los zittende knoop of de eenvoudige ineenstrengeling van de uiteinden van de streng niet gemakkelijk zal loskomen tijdens het transport.
Wanneer de strengen waarmee de bundels vezels zijn bijeengebonden nu bij het borstelvervaardigingsproces op een willekeurige plaats worden doorgeknipt, is het duidelijk dat deze
<Desc/Clms Page number 3>
strengen blijven vasthangen aan de bundel vezels omfille van de knoop die in de bundel vastzit. De moeilijkheid hierbij bestaat er nu in om de doorgesneden strengen doeltreffend op automatische wijze : te kunnen verwijderen.
Het is immers zo dat indien aan zulke streng zou getrokken worden de vezels ten opzichte van elkaar zouden verschuiven en zelfs volledig door elkaar getrokken worden, hetgeen uiteraard niet gewenst is. De tot nu toe bekende oplossing bestond er dan ook in om telkens de knoop van de strengen te zoeken, deze naar buiten te draaien en los te maken, waarna de streng voorzichtig wordt weggenomen, hetgeen uiteraard een omslachtig werk is.
Een tweede probleem dat zieh bij voornoemde vezels kan voordoen bestaat erin dat de vezels van een bundel door hun wijze van samenstelling niet alle parallel liggen t. o. v. elkaar, waardoor dergelijke bundels na-het losmaken van de voornoemde bindmiddelen niet rechtstreeks in een vezelmagazijn kunnen gebracht worden, omdat dan een regelmatige afname door de bundelafnemer van de borstelvervaardigingsmachine niet meer gewaarborgd is. Bij de samenstelling van bijvoorbeeld een bundel kokosvezels worden deze vezels in een laag naast elkaar gelegd, waarna deze laag opgerold wordt. Het is duidelijk dat door deze meestal onregelclatige oprolbeweging de opgenomen vezels relatief veel in richting ten opzichte van elkaar kunnen
<Desc/Clms Page number 4>
verschoven liggen en bijgevolg verstrengeld kunnen geraken.
Bij het manueel inbrengen van de voornoemde vezels in een vezelmagazijn werd dit probleem overkomen door na het losmaken van de bindmiddelen de bundel vezels terug open te rollen, vervolgens daarvan telkens een kleine en goed hanteerbare hoeveelheid vezels af te nemen en deze door passende handbewegingen los te maken en gelijk te richten vooraleer ze in het vezelmagazijn van de borstelvervaar- digingsmachine te plaatsen. Het is duidelijk dat de goede werking van de machinale vezelbundelafname afhankelijk is van de kwaliteit en de handigheid van de persoon die de vezels in het vezelmagazijn plaatst. Dit probleem kon echter tot nu toe niet via automatisatie op doeltreffende wijze opgelost worden.
De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel te voorzien in een werkwijze en een inrichting voor het toevoeren van vezels aan machines voor de vervaardiging van borstels, waarbij systematisch de voornoemde nadelen worden uitgesloten. Volgens deze werkwijze en met deze inrichting wordt als dusdanig bereikt dat de doorgesneden bindmiddelen van de bundels uit de vezels verwijderd worden en dat de vezels parallel komen te liggen.
Nog een belangrijk voordeel van de uitvinding bestaat erin dat ook verontreinigingen, zoals vuil, zand en steentjes,
<Desc/Clms Page number 5>
uit de vezels verwijderd worden. Hierdoor wordt voorkomen dat door verontreinigingen, beschadigingen aan de borstelvervaar-digingsmachines worden aangericht, waardoor dergelijke machines een-merkelijk langere levensduur zullen kennen dan dat dit tot nu toe het geval is.
Een ander voordeel van de uitvinding bestaat erin dat eveneens de korte vezels uit de vezelhoeveelheden worden verwijderd, wat kwalitatief betere borstels oplevert.
De huidige uitvinding voorziet dan ook in een werkwijze voor het toevoeren van vezels aan borstelvervaardigingsmachines, meer speciaal aan de vezelkanalen van borstelvervaardigings-machines van het type waarbij de vezels in de vorm van bijeengebonden of omwikkelde bundels worden aangevoerd, daardoor gekenmerkt dat automatisch het bindmiddel of omhulling van de bundels wordt geopend waarna de vezels bewerkingen ondergaan, voordat zij in de vezelkanalen van de borstelvervaardigingsmachine terecht komen, die ervoor zorgen dat de vezels gereinigd en geordend zijn.
Verder heeft de uitvinding betrekking op een inrichting om
EMI5.1
de voornoemde werkwijze te realizeren, waarbij dezehoofdzakelijk bestaat uit een toevoerinrichting voor het aanvoeren van vezels in de vorm van bijeengebonden of
<Desc/Clms Page number 6>
omwikkelde bundels; een snijstation voor bet opensnijden van de bundels 1 ; eerste klemmiddelen om de vezelhoeveelheden bij hun eerste uiteinde vast te nemen ; eerste kammiddelen om in de. eerste klemniddelen ingeklemde vezelhoeveelheden bij hun tweede uiteinde uit te kammen ; tweede klemmiddelen om de vezelhoeveelheden bij hun tweede uiteinde vast te nemen en tweede kammiddelen om de door de tweede klemmiddelen vastgenomen vezelhoeveelheden bij hun eerste uiteinde uit te kammen.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter. enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naai de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een bundel vezels, bijvoorbeeld kokosvezels weergeeft in de samengebonden toestand ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn 11-11 in figuur l ; figuur 3 de vorming van een bundel vezels weergeeft ; figuur 4 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 5 een zieht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 4 ; figuur 6 een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in
<Desc/Clms Page number 7>
figuur 4 ; figuren 7 en 8 schematisch twee varianten voor het uitkammen van de vezels weergeven.
Teneinde het reeds in de inleiding besproken nut van de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding te verduidelijken i8 in de figuren 1 en 2 een vezelbundel 1 weergegeven zoals deze meestal wordt afgeleverd aan de borstelfabrikanten. Hierbij zijn een aantal vezels 2, bijvoorbeeld kokosvezels, bijeengebonden door middel van bindmiddelen, zoals strengen 3. Na het samenbinden wordt de knoop 4 of dergelijke in de vezelbundel 1 geduwd. Zoals weergegeven in figuur 3 zal zulke vezelbundel meestal samengesteld worden door als het ware een mat van vezels 2 op te rollen.
Het is dan ook duidelijk dat nadelen, zoals reeds in de inleiding besproken, zullen ontstaan. liet eerste nadeel hierbij is dat de strengen 3 door middel van hun knoop 4, na het doorsnijden, nog in de vezelbundel 1 zullen blijven vasthangen, terwijl het tweede nadeel er hoofdzakelijk in bestaat dat een aantal vezels 2 van de vezelbundel in elkaar verstrengeld geraken.
In figuur 4 wordt een praktische uitvoering weergegeven van een inrichting die de werkwijze volgens de uitvinding
<Desc/Clms Page number 8>
toepast. Deze bestaat in hoofdzaak uit een toevoerinrichting 5 ; een snijstation 6 ; eerste en tweede klemmiddelen 7-8 om de vezeluiteinden vast te houden ; kammiddelen 9-10 om de vezels uit te kammen. en een laadinrichting 11 om de behandeide vezels 2 in een vezelmagazijn 12 van een borstelvervaardigings-machine te brengen.
De toevoerinrichting 13 bestaat uit een bundelmagazijn 13 dat gevormd wordt door een aantal vertikale geleidingen 14 en een transportinrichting 15 die verdeeld is in kompartimenten 16. De transportinrichting 15 kan samenwerken met de onderzijde 17 van het bundelmagazijn 13. een en ander zodanig dat een na een een vezelbundel 1 aan het bundelmagazijn 13 kan ontnomen worden, waarbij in elk kompartiment 16 een vezelbundel 1 wordt opgenomen. De transportinrichting 15 kan op zichzelf bestaan uit een lopende band of een ketting 18 die voorzien is van schoepen 19.
Het snijstation 6 is tevens boven de transportinrichting 15 aangebracht en bestaat in de weergegeven uitvoeringsvorm hoofdzakelijk uit een vertikal op en neer beweegbaar mes 20t dat in zijn laagste stand tot in de zieh in de kompartimenten 16 bevindende vezelbundels l kan dringen teneinde de strengen 3 door te snijden.
<Desc/Clms Page number 9>
De voornoemde klemmiddelen 7 en 8 worden in dit geval gevormd door platte riemen, respektievelijk 21-22 en 23-24, die elk in de vorm van lopende banden zijn uitgevoerd. De riemen 21 en 22 van de eerste klemmiddelen 7 strekken zieh hierbij parallel uit, een en ander zodanig dat tussen beide riemen de vezels 2 bij hun eerste uiteinde 25 kunnen ingeklemd worden. Het zelfde geldt voor de riemen 23 en 24 van de tweede klemmiddelen 8, die aldaar met het tweede uiteinde 26 van de vezels 2 kunnen samenwerken.
Teneinde een optimale k1emwerking te verkrijgen, die noodzakelijk is om te beletten dat de vezels 2 uit de klemmiddelen 7 en 8 getrokken worden gedurende het kammen, kunnen de riemen 21-22 en 23-24 nog voorzien zijn van drukrollen of andere drukmiddelen die de bij elkaar behorende riemen naar elkaar toe drukken, dewelke duidelijkheidshalve in figuur 4 niet werden weergegeven.
De eerste en tweede kammiddelen 9 en 10 bestaan volgens de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm uit meerdere roterende kammen, respektievelijk 27 en 28, die bijvoorbeeld aangedreven zijn door middel van elektrische motoren 29-30. De kammen 27 en 28 kunnen uitgevoerd zijn als getande schijven, doch kunnen eveneens van eender welke andere geschikte vorm zijn.
<Desc/Clms Page number 10>
Aan het einde van de vezelbaan 30 die gevormd wordt door de door middel van de klemmiddelen 7 en 8 voortbewogen vezels
2 worden deze laatste opgevangen op geleidingen 32-33 of dergelijke.
De laadinrichting 11 bestaat hoofdzakelijk uit een mechanische hand of grijper 34 die een hoeveelheid vezels 2 aan de geleidingen 32-33 kan wegnemen, vervolgens kan wentelen en tenslotte in het op zichzelf bekende vezelmagazijn 12 van een borstelvervaardigingsmachine kan brengen. De grijper 34 kan hierbij ofwel op een speciaal daartoe ontworpen verplaatsingsmechanisme 35, met de nodige geleidingen 36 en 37 geplaatst zijn, of kan ook bestaan uit een robot. Om een nette afscheiding te krijgen van de vezelhoeveelheden die in de grijper 34 dienen opgenomen te worden is het duidelijk dat desgevallend kan gebruik gemaakt worden van een tweede transportinrichting met kompartimenten waarin telkens een hoeveelheid vezels wordt opgevangen, zodanig dat de grijper 34 uit deze kompartimenten steeds gelijke hoeveelheden vezels 2 kan opnemen.
Deze tweede transportinrichting kan qua vorm analoog zijn aan de voornoemde, transportinrichting 15.
De werking van de uitvoering volgens figuur 4 is hoofdzakelijk als volgt. De gebonden vezelbundels 1 worden in het bundelmagazijn 13 geplaatst. Door de rotatie van de
<Desc/Clms Page number 11>
transportinrichting 15 worden deze vezelbundels 1 een na een in de kompartimenten 16 opgenomen. Elk kompartiment 16 wordt dan stapsgewijs tot in het snijstation 6 gebracht waar doorhetnaarbenedenverplaatsenvanhetmes-20-de strengen 3 worden doorgesneden. Door de verdere verplaatsing van de transportinrichting 15 belanden de vezels in de eerste klemmiddelen 7, die uiteraard ook als meeneemmiddelen funktioneren.
Zoals in figuur 5 wordt weergegeven is het duidelijk dat tussen de in elkaar verstrengelde vezels 2 nog de doorgesneden strengen 3 aanwezig zijn.
Door middel van de eerste klemmiddelen 7 worden de vezels 2 tot onder de eerste kammiddelen 9 gebracht, waarna deze laatste neergelaten worden. Door middel van de roterende
EMI11.1
kammen 27 wordt het gedeelte 38 van de betreffende .. vezelhoeveelheid uitgekamd. Gedurende het kammen kunnen de kammiddelen 27 een op en neer gaande beweging C uitvoeren, teneinde de vezels 2 optimaal uit te kammen. Zoals weergegeven in figuur 6 worden de vezels. 2 eerst bij hun tweede uiteinde 26 uitgekamd.
Aan de tweede klemmiddelen 8 en kammiddelen 10 wordt op identieke wijze de voornoemde werkwijze herhaald teneinde de vezels 2 nabij hun eerste uiteinde 25 uit te kammen.
<Desc/Clms Page number 12>
Tenslotte worden de vezels 2 op de geleidingen 32-33 geschoven en door middel van de grijper 34 in het vezelmagazijn 12 van een borstelvervaardigingsmachine gebracht, waarbij aldaar gekamde en gezuiverde vezels worden toegevoegd.
De figuren 7 en 8 geven schematisch twee varianten voor het uitkammen van de vezelhoeveelheden weer waarbij heen en weer gaande kammen 39 i. p. v. roterende kammen worden aangewend. Andere kammiddelen zijn uiteraard niet uitgesloten.
Uit het voorgaande volgt dat de werkwijze volgens de uitvinding er in hoofdzaak in bestaat dat in de eerste plaats een hoeveelheid vezels bij het eerste uiteinde 25 wordt vastgenomen terwijl het vrij gedeelte 38 van de vezelhoeveelhied wordt uitgekamt, meer speciaal zoals door A in figuur 1 is aangeduid. Gedurende een tweede fase B wordt dezelfde vezelhoeveelheid bij zijn tweede uiteinde 26 vastgenomen en aan het aldan vrijgekomen eerste uiteinde 25 gekamt. Het is duidelijk dat met een behandeling zoals schematisch in figuur 4 is weergegeven aan de hiervoorgenoemde problemen een oplossing wordt geboden, meer speciaal door dat enerzijds, de doorgesneden strengen 3 uit de vezelhoeveelheden gekamt worden en, anderzijds, de vezels 2 evenwijdig aan elkaar worden gebracht.
<Desc/Clms Page number 13>
Tijdens het uitkammen door middel van de kammiddelen 9 en
10 worden bovendien te korte vezels en andere verontreinigingen zoals zand, steentjes, en dergelijke eveneens uit de vezelhoeveelheden verwijderd.
Het is duidelijk dat de inrichting volgens de uitvinding volgens verscheidene varianten kan verwezenlijkt worden. Zo kunnen bijvoorbeeld de twee kambewerkingen meerdere malen herhaald uitgevoerd worden. Anderzijds zou ook slechts een kammiddel kunnen aangewend worden dat telkens verplaatst wordt om respektievelijk eerst het voornoemde tweede uiteinde 26 en vervolgens het eerste uiteinde 25 uit te kammen.
Vanzelfsprekend hoeven de vezels 2 geen kontinue vezelbaan 30 te vormen gedurende de werkwijze, doch kunnen ook groepsgewijs toegevoerd worden.
Volgens nog een andere niet in de figuren weergegeven mogelijkheid zullen de vezelhoeveelheden die telkens uit een vezelbundel l ontstaan gescheiden gehouden worden van elkaar, bijvoorbeeld doordat de klemmiddelen 7 en 8 tevens voorzien zijn van-kompartimenten, gelijkaardig als de kompartimenten 16 van de transportinrichting 15.
<Desc/Clms Page number 14>
Pe huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringen, doch dergelijke inrichtingen kunnen in allerlei vormen en'afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.