NL9500647A - Met schijven uitgeruste maaibalk. - Google Patents

Description

Titel: Met schijven uitgeruste maaibalk.

De uitvinding heeft betrekking op een maaibalk met een reeks om opwaarts gerichte assen roteerbare schijven, die elk door middel van een lagerhuis aan de bovenzijde van een balk-huis zijn aangebracht, waarbij elk lagerhuis een huis omvat, alsmede een in dit huis aangebracht lager, en een door middel van het lager in het huis geleide as, waarvan het boveneinde is uitgerust met een meenemer voor het daarop bevestigen van de bijbehorende schijf en het ondereinde is verbonden met een in het inwendige van het balkhuis aangebracht tandwiel.

Bij een bekende maaibalk vormt elk tandwiel en elke as een eenheid, die door middel van smeden en een daarop volgende bewerking wordt vervaardigd. Aan het boveneinde is de as van de eenheid voorzien van een zesvoudig spieprofiel en een daarop aansluitend draadgedeelte. De bijbehorende schijf is in het middendeel daarvan uitgerust met een meenemer, die door middel van lassen met de schijf is verbonden. Deze meenemer omvat een met het zesvoudige spieprofiel van de as corresponderende, zesvoudig spieprofielvormige boring. Ter verbinding van de meenemer en de daarbij behorende schijf met de as wordt de boring van de meenemer op het bovenste-zesvoudige spieprofielvormige uiteinde van de as geschoven en door middel van een moer, die op het draadgedeelte van de as wordt geschroefd, vast verbonden. Daardoor worden ook de binnenringen van de lagers, door middel waarvan de as in een met het balkhuis verbonden huis wordt geleid, tussen het tandwiel en de meenemer gespannen.

Bij een andere maaibalk van het bovenomschreven type is elk tandwiel voorzien van een inwendige ashelft, die een in de richting van de hartlijn verlopende boring omvat. Elk tandwiel en de bijbehorende ashelft vormen een eenheid, die door smeden en een daarop volgende bewerking wordt vervaardigd. De binnenste ashelft is in een bijbehorende, buitenste ashelft gecentreerd, welke eveneens een eenheid vormt met een corresponderende meenemer, waarbij deze eenheid eveneens door middel van smeden en een daarop volgende bewerking wordt vervaardigd. De beide ashelften zijn in rotatierichting vast met elkaar verbonden door middel van een spie. De meenemer is voorzien van een volgens de hartlijn daarvan lopend draadgat, alsmede van een aantal buitenmiddelpuntig aangebrachte draadgaten. Op de buitenste ashelft zijn lagers aangebracht, die ter geleiding van de beide ashelften, van het bijbehorende tandwiel en de bijbehorende meenemer in een bijbehorend, op het balkhuis aangebracht huis dienen. Het tandwiel en de binnenste ashelft daarvan worden met de meenemer en de buitenste ashelft daarvan met elkaar verbonden door middel van een bout, die vanaf de onderzijde door de boring in de binnenste ashelft in het centrale draadgat van de meenemer wordt geschroefd. Daardoor worden ook de binnenringen van het lager tussen het tandwiel en de meenemer gespannen. Ter bevestiging van de schijf op de meenemer worden bouten toegepast, die in de buitenmiddelpuntig aangebrachte draadgaten van de meenemer worden geschroefd.

Bij deze als tweede besproken, bekende maaibalk is het enerzijds van voordeel dat bij het verwisselen van de schijf de binnenringen van het lager niet worden ontspannen en anderzijds dat de verbinding van de schijf met de meenemer een relatief geringe bouwhoogte heeft. De constructie is echter zeer ingewikkeld en derhalve zeer duur. Ook kan de spieverbin-ding tussen de buitenste en de binnenste ashelft, d.w.z. tussen de meenemer en de binnenste ashelften geen spelingvrije verbinding garanderen, hetgeen ongewenst is.

Doel van de uitvinding is derhalve een maaibalk van het bovenomschreven type zodanig te verbeteren dat het lagerhuis daarvan, met behoud van het voordeel van de uitwisselmogelijkheid van de schijven zonder ontspanning van de lagers alsmede behoud van het voordeel van de relatief geringe bouwhoogte van de verbinding van de schijf met de meenemer eenvoudiger en goedkoper, met een spelingsvrije verbinding van de meenemer met de as kunnen worden vervaardigd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de meenemer is voorzien van een getande boring, dat het deel van de as, waarmee de meenemer moet worden verbonden, voor het samenbouwen van de meenemer met de as glad is en dat, tijdens het inbrengen van dit gladde deel van de as in de getande boring van de meenemer het metaal van de as in de uitsparingen tussen de tanden van de boring van de meenemer dringt.

Het fabriceren van de verbinding volgens de uitvinding tussen de meenemer en de as is uitermate eenvoudig en goedkoop. Dit wordt bereikt doordat een vertanding uitsluitend aanwezig is in de boring van de meenemer, welke door het op eenvoudige en goedkope wijze ruimen kan worden aangebracht. Aangezien het metaal van de as, tijdens het samenbouwen, alle uitsparingen tussen de tanden van de boring van de meenemer opvult is de verbinding absoluut spelingvrij en kan een zeer hoog koppel overbrengen, alsmede de tijdens het werken met de machine op de schijf werkzame krachten zonder problemen opnemen.

Volgens een nadere uitwerking van de inrichting volgens de uitvinding is de as, boven de meenemer, voorzien van een wand, waartegen de meenemer onder druk aanligt. Daardoor wordt de sterkte van de verbinding nog aanzienlijk verhoogd, in het bijzonder met het oog op het opnemen van de op de schijf tijdens het werken van de inrichting optredende krachten.

Volgens de uitvinding kan ook het tandwiel een getande boring omvatten en kan dat deel van de as, waarmee het tandwiel moet worden verbonden, voor het samenbouwen van het tandwiel met de as glad zijn, zodat tijdens het inbrengen van het gladde deel van de as in de getande boring van het tandwiel, het metaal van de as in de uitsparingen tussen de tanden van de boring van het tandwiel dringt.

Ook kan de as onder het tandwiel zijn voorzien van een wand, waartegen het tandwiel onder druk aanligt.

Verdere bijzonderheden van de inrichting volgens de uitvinding zijn in de volgconclusies neergelegd.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt in het hierna volgende aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: fig. 1 - een bovenaanzicht van een maaibalk volgens de uitvinding; fig. 2 - een verticale doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1, door de as van een van de schijven van de maaibalk; en fig. 3 - een onderaanzicht van een van de tandwielen van de maaibalk, dat van een as is voorzien, waarop een schijf aanbrengbaar is.

Zoals in fig. 1 weergegeven omvat de maaibalk 1 vier schijven 2, 3, 4 en 5. Elke schijf 2, 3, 4 en 5 is voorzien van twee diametraal tegenover elkaar geplaatste messen 6 die vrij draaibaar zijn om de verticale as van het bevestigings-orgaan waarmede ze aan elke schijf 2, 3, 4 of 5 zijn bevestigd. De messen wijzen radiaal naar buiten onder invloed van de centrifugaalkracht tijdens rotatie van de schijven 2, 3, 4 en 5, in de richting van de pijlen f en f'. De messen 6 beschrijven dan banen T, welke zich, gezien in de voortbewe-gingsrichting A van de machine, tot voorbij de rand van het balkhuis 7 van de maaibalk 1 uitstrekken. Deze voorrand heeft een gegolfd profiel, waarbij de cirkelvormige sectoren 8 een straal hebben, die groter is dan de straal van de door de schijven 2, 3, 4 en 5 beschreven baan, doch kleiner dan de straal van de door de messen 6 beschreven baan T. De sectoren 8 beschermen aldus de schijven 2-5 tegen botsingen met hindernissen, welke de maaibalk tijdens bedrijf kan ontmoeten, zodat alleen de messen 6 zulke botsingen kunnen ondergaan. Daar zij verzwenkbaar zijn bevestigd, kunnen zij onder de schijven 2, 3, 4 of 5 schuiven, waardoor de kans op beschadiging van de messen 6 wordt verminderd.

In fig. 1 is eveneens te zien, dat de maaibalk 1 aan één van zijn uiteinden is voorzien van een glijschoen 9, welke zich onder het balkhuis 7 uitstrekt en daardoor het glijden over de bodem mogelijk maakt, zonder slijtage van de onderzijde van het balkhuis 7. Boven de glijschoen 9 is aan het bovengedeelte van het balkhuis 7 een haakse aandrijving 10 bevestigd. Deze dient, aangedreven door een V-snaarschijf 11, voor het aandrijven van de zich in het huis 7 bevindende transmissie-organen voor het aandrijven van de schijven 2, 3, 4 en 5. De in de groeven van deze snaarschijf 11 lopende niet weergegeven snaren worden door een andere, niet weergegeven riemschijf aangedreven, welke rechtstreeks via een transmis-sie-as kan zijn verbonden met de aftakas van een trekker.

De aandrijving van de transmissie-organen kan ook op andere wijze geschieden bijvoorbeeld door middel van een as die rechtstreeks met één der schijven 2, 3, 4 of 5 is verbonden .

Aan het andere uiteinde van de maaibalk 1 bevindt zich boven de schijf 5 een afgeknot kegelvormig element 12 met zich naar buiten uitstrekkende ribben 13. Dit element 12 dient voor het scheiden van het gemaaide en het ongemaaide gewas.

Aan hetzelfde uiteinde van de machine bevindt zich voorts nog een leiplank 14 om het door de schijven 4 en 5 gevormde zwad dichter te brengen bij het door de schijven 2 en 3 gevormde zwad.

Zoals hierboven reeds opgemerkt, worden de schijven 2, 3, 4 en 5 in de door de pijlen f en f' aangeduide zin in rotatie gebracht ten opzichte van de in de werkstand van de machine nagenoeg verticale as 15. De transmissie-organen, welke de schijven 2-5 aandrijven, bestaan uit een reeks in elkaar grijpende tandwielen, welke zich over de totale lengte van het balkhuis 7 in het inwendige daarvan uitstrekken. Zoals in fig. 2 weergegeven is een aantal van deze tandwielen 16 rechtstreeks verbonden met een schijf 2, 3, 4 of 5 door middel van een as 17, welke door middel van twee door een tussenring 21 gescheiden lagers 19 en 20 in een huis 18 zijn gemonteerd, welke lagers zijn opgesloten door middel van veerringen 22.

Het huis 18, de lagers 19, 20, de as 17, het tandwiel 16 en de meenemer 31 vormen een lagerhuis 181.

Het lagerhuis 181 van elk der schijven 2-5 is met het balkhuis 7 verbonden door middel van bouten 23, welke door de bodem 24 en het deksel 25 van het balkhuis 7 steken, alsmede door de afstandsringen 26 die tussen de bodem 24 en het deksel 25 zijn aangebracht. De moeren 27 werken samen met de bouten 23 en steunen tegen de flens 28 van het huis 18 van het lagerhuis 181. De huizen 18 zijn in het deksel 25 van het balkhuis 7 gecentreerd en zijn voorzien van een groef met daarin een afdichtring 29, welke elk lagerhuis 181 afdicht ten opzichte van het balkhuis 7, waarin een zekere hoeveelheid olie voor het smeren van de transmissie-organen is opgenomen. De cirkelvormige sectoren 8, die aan de voorzijde van de machine zijn gelegen ter bescherming van de schijven 2-5, zijn bevestigd aan het deksel 25 van het balkhuis 7, bijvoorbeeld door schroeven of lassen.

Sommige van de bouten 23 dienen tevens voor het onder elke schijf 2, 3, 4 en 5 bevestigen van een glijschoen 30, met behulp waarvan de machine tijdens bedrijf over de bodem kan glijden en slijtage van de bodem 24 van het balkhuis 7 wordt vermeden. Bij voorkeur is een glijschoen 30 met elk der cirkelvormige sectoren 8 verbonden ter bescherming van de schijven 2-5.

Van elk der tandwielen 16 strekt de as 17 zich naar boven toe uit tot boven het huis 18, zodat op de as een meeneemor-gaan 31 kan worden gemonteerd, dat dient voor het daarop bevestigen van de schijven 2, 3, 4 of 5 door middel van bouten 32. Aan de onderzijde van elk meeneemorgaan 31 is een afschermplaat 33 bevestigd, welke de bovenzijde van het huis 18 afdekt teneinde de lagers 19 en 20 tegen het binnendringen van verontreinigingen te beschermen.

In het hiernavolgende wordt de wijze van monteren van het tandwiel 16, de as 17, de lagers 19 en 20 en het meeneemorgaan 31 beschreven. Bij de vervaardiging zijn de uit speciaal staal bestaande tandwielen 16 voorzien van een getande boring 34, waarin de as 17 wordt gestoken. Bij het samenvoegen van het tandwiel 16 en de as 17 wordt het in de boring van het tandwiel 16 stekende gladde uiteinde van de as 17 zodanig vervormd, dat het metaal van de as 17 tussen de tanden van de boring 34 van het tandwiel 16 dringt. Dit levert een zeer goede verbinding, in het bijzonder in rotatierichting tussen de as 17 en het tandwiel 16. Na het tot stand brengen van deze niet-demontabele verbinding wordt het kogellager 19, reeds voorzien van de veerring 22, op de as 17 geschoven. Dan wordt de tussenring 21 geplaatst en vervolgens het tweede kogellager 20. Tenslotte wordt het huis 18 op de kogellagers 19 en 20 gemonteerd en wordt de veerring 22 van het kogellager 20 geplaatst. Nu wordt een meeneemorgaan 31 op elke as 17 geplaatst, waarbij deze komt aan te liggen tegen de binnenring van het kogellager 20. De boring van elk meeneemorgaan 31 die eveneens uit een speciaal staal is vervaardigd is getand uitgevoerd, overeenkomstig de boring 34 van elk tandwiel 16. Tijdens de vervorming van het aanvankelijk gladde bovengedeelte van de as 17 dringt het metaal in de uitsparingen tussen de tanden van de boring van het meeneemorgaan 31. Deze stuikverbinding is niet lossend.

Ter vergroting van de sterkte van de verbinding tussen de as 17 en het meeneemorgaan 31 is in het bovengedeelte van de as 17 boven de meenemer 31 een wand 36 aangebracht. Ter vorming van deze wand 36 is aan het bovenuiteinde van de as 17 een volgens de hartlijn van de as 17 verlopende uitsparing 35 aangebracht. Na het samenvoegen van het meeneemorgaan 31 en de as 17 wordt de rand van de uitsparing 35 ter vorming van de wand 36 vervormd met behulp van een kogel, waarvan de diameter groter is dan die van de uitsparing 35 en die krachtig tegen de genoemde rand van de uitsparing 35 wordt gedrukt. Aldus wordt een aanvullende "klinkverbinding" verkregen tussen de as 17 en de meenemer 31.

Naast de verbinding tussen de as 17 en het tandwiel 16 door vervorming van de as 17 kan deze aan het tandwiel 16 worden vastgeklonken door vervorming van de rand van een uitsparing aan het ondereinde daarvan. Deze laatste klinkverbinding komt overeen met die, welke tussen de meenemer 31 en de as 17 aanwezig is.

Volgens de uitvinding kunnen verschillende soorten lagers worden toegepast, welke afwijken van de aan de hand van fig. 2 beschreven kogellagers. Deze lagers kunnen schuine kogellagers zijn, kegelrollagers of naaldlagers. Het is ook mogelijk de lagers zo uit te voeren dat de huizen 18 de buitenste ringen van de lagers vormen.

De hiervoor beschreven wijze van samenstellen van de verschillende onderdelen van de lagerhuizen 181 maakt een vaste inbouw van de lagers 19, 20 met grotere nauwkeurigheid mogelijk dankzij de snelle stuikverbindingen. Het is aldus mogelijk subsamenstellingen bestaande uit een tandwiel 16, een as 17, de lagers 19 en 20 met tussenring 21 en een meeneem-orgaan 31 als reservedeel op te slaan, waarbij ook het huis 18 van deze subsamenstelling deel kan uitmaken, bijvoorbeeld wanneer dit de buitenloopring van de lagers 19 en 20 vormt. Deze subsamenstellingen leveren geen enkel probleem bij het monteren daarvan op maaibalken, daar niets anders behoeft te geschieden dan het losnemen van de moeren 27 om snel en derhalve tegen lage kosten een dergelijke eenheid te monteren. De tandwielen 16 hebben een diameter, die kleiner is dan de diameter van de montage-opening in het bovenste deel 25 van het balkhuis 7, terwijl de buitenmaten van de flens 28 van het huis 18 groter zijn dan deze opening, zodat het niet nodig is deel 25 van het balkhuis 7 los te nemen.

Claims (6)

1. Maaibalk met een reeks om opwaarts gerichte assen roteerbare schijven, die elk door middel van een lagerhuis aan de bovenzijde van een balkhuis zijn aangebracht, waarbij elk lagerhuis een huis omvat, alsmede een in dit huis aangebracht lager, en een door middel van het lager in het huis geleide as, waarvan het boveneinde is uitgerust met een meenemer voor het daarop bevestigen van de bijbehorende schijf en het ondereinde is verbonden met een in het inwendige van het balkhuis aangebracht tandwiel, met het kenmerk, dat de meenemer (31) is voorzien van een getande boring, dat het deel van de as (17), dat met de meenemer (31) verbindbaar is, voor het samenbouwen van de meenemer (31) met de as (17) glad is en dat, tijdens het inbrengen van dit gladde deel van de as (17) in de getande boring van de meenemer (31) het metaal van de as (17) in de uitsparingen tussen de tanden van de boring van de meenemer (31) dringt.

2. Maaibalk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de as (17), boven de meenemer (31), is voorzien van een wand (36), waartegen de meenemer (31) onder druk aanligt.

3. Maaibalk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de as (17) aan het boveneinde daarvan een in de richting van de hartlijn lopende uitsparing (35) heeft, waarvan de rand, na het samenbouwen van de meenemer (31) met de as (17), ter vorming van de wand (36) wordt vervormd.

4. Maaibalk volgens tenminste één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het tandwiel (16) eveneens is voorzien van een getande boring (34), dat het gedeelte van de as (17), dat met het tandwiel (16) verbindbaar is, voor het samenbouwen van het tandwiel (16) met de as (17) glad is en dat, tijdens het inbrengen van dit gladde gedeelte van de as (17) in de getande boring (34) van het tandwiel (16), het metaal van de as (17) in de uitsparing tussen de tanden van de boring (34) van het tandwiel (16) indringt.

5. Maaibalk volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de as (17), onder het tandwiel (16), is voorzien van een wand, waartegen het tandwiel (16) onder druk aanligt.

6. Maaibalk volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de as (17) aan het ondereinde waarvan een volgens de hartlijn lopende uitsparing is aangebracht, waarvan de rand na het samenbouwen van het tandwiel (16) met de as (17) onder vorming van de wand wordt vervormd.