NL9500495A - Balloncatheter met een enkel lumen en samenstel van een dergelijke catheter en een lichtgeleider. - Google Patents

Description

BALLONCATHETER MET EEN ENKEL LUMEN EN SAMENSTEL VAN EEN DERGELIJKE CATHETER EN EEN LICHTGELEIDER

De uitvinding heeft betrekking op een balloncathe-ter die in het bijzonder bestemd is voor het in een bloedvat van een patiënt aanbrengen van een stent van onder lichtinvloed, in het bijzonder UV-lichtinvloed, uithardende kunststof.

De balloncatheter volgens de uitvinding omvat op op zichzelf bekende wijze een slangvormig basislichaam met een proximaal en een distaai einde. Het basislichaam is voorzien van een enkel lumen. Een ballonorgaan van licht-doorlatend materiaal is met één einde aan het distale einde van het basislichaam aangebracht. Het tegenoverliggende, relatief distale einddeel van het ballonorgaan is gesloten. Het basislichaam eindigt dus aan het begin van de ballon, zodat het inwendige van de ballon vrij is van een slangvormig element.

De catheter kan bij de patiënt worden ingebracht en de ballon daarvan op de gewenste plaats worden gepositioneerd, door een stijve leidraad door het lumen te steken, totdat het einde van de leidraad aanligt tegen het distale einde van het ballonorgaan, en dit dus in het verlengde van het basislichaam gespannen houdt. Nadat de ballon in de juiste positie is gebracht, wordt de leidraad verwijderd en wordt via het lumen van het basislichaam een lichtgeleider, in het bijzonder een optische vezelbundel ingebracht. Het einde van deze optische vezelbundel is zodanig bewerkt, dat licht, dat aan het proximale einde in de vezelbundel is ingestraald, ter plaatse van het zich in de ballon bevindende distale einde in radiale richting wordt uitgestraald. Dit kan worden bereikt doordat de lichtgeleider aan zijn proximale einde een, bijvoorbeeld door slijpen, enigszins opgeruwd oppervlak heeft. Dit eindgedeelte kan daarbij uit massief lichtgeleidend materiaal bestaan, terwijl het zich van dat eindgedeelte tot aan het proximale eindgedeelte uitstrekkende deel uit een optische vezelbundel bestaat.

Met het radiaal uitgestraalde licht kan een door de ballon geëxpandeerde stent van kunststof materiaal, dat onder lichtinvloed uithardt, worden uitgehard, zodat het zijn definitieve geëxpandeerde toestand behoudt. Een geschikt materiaal van de kunststof stent is onder UV-licht uithardend materiaal. Via de lichtgeleider wordt dan UV-licht vanaf het proximale einde tot ter plekke van de stent toegevoerd. Een gunstige uitvoering is gekenmerkt in conclusie 2. De catheter kan daarbij, ondanks het gesloten relatief distale einde van het ballonorgaan, langs een leidraad worden ingebracht.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een samenstel van een balloncatheter met een enkel lumen en een buigzame staafvormige lichtgeleider. De lichtgeleider heeft een kleinere diameter dan het lumen van het basislichaam en een grotere lengte dan de catheter, zodat deze zich van buiten het proximale einde van de catheter tot in het ballonorgaan daarvan, door het lumen kan uitstrekken.

Een voorkeursuitvoering is daarbij gekenmerkt in conclusie 4. De lichtgeleider zorgt bij het inbrengen van de catheter voor het strekken van het ballonorgaan en het in de lengterichting van het basislichaam houden daarvan. Tegelijkertijd is bij deze uitvoering verzekerd dat het distale einde van de lichtgeleider op de juiste plaats in het ballonorgaan is gepositioneerd, zodat met zekerheid de lichttoevoer op de juiste plaats geschiedt.

Teneinde de ballon op de juiste positie in het lichaam van de patiënt te kunnen brengen, wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 5 toegepast.

Een geschikte uitvoering is daarbij gekenmerkt in conclusie 6. Indien de stent zelf ook onder NMR-omstandighe-den en/of bij röntgenstralen zichtbaar is, bijvoorbeeld door in de kunststof daarvan een geschikte vulstof op te nemen, kan de relatieve positie van het werkzame einde van de lichtgeleider ten opzichte van de stent nauwkeurig in een catheterlaboratorium worden beschouwd en gecontroleerd.

De uitvinding wordt verder toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een samenstel van een catheter volgens de uitvinding en een lichtgeleider.

Figuur 2 toont het ballonorgaan van de catheter van figuur 1 tijdens het positioneren van een stent.

Figuur 3 toont het distale eindgedeelte van een andere uitvoeringsvorm van de catheter volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont weer een andere uitvoeringsvorm van de catheter.

Het in figuur 1 getoonde samenstel omvat een catheter 1 met een daarin opgenomen lichtgeleider 10.

De catheter 1 omvat een slangvormig basislichaam 2 met één enkel lumen 15. Aan het proximale einde, dat is het einde dat bij het gebruik buiten het lichaam van de patiënt blijft, is een aansluitorgaan in de vorm van een op zichzelf bekende Luerlock-aansluiting aangebracht. Het aansluitorgaan 3 is verbonden met een op zichzelf bekende hemostase-inrich-ting 4, die nog nader beschreven zal worden.

Aan het distale einde 5 van het basislichaam 2 is een ballonorgaan 6 aangebracht. Het relatief proximale einddeel 7 is aangebracht op het distale einde 5 van het basislichaam 2. Het tegenoverliggende, relatief distale einde 8 van het ballonorgaan 6 is gesloten. Het ballonorgaan 6 is inwendig dus vrij van het basislichaam 2.

De hemostase-inrichting 4 omvat op gebruikelijke wijze een centraal kanaal dat in verbinding staat met het lumen van de daarmee verbonden catheter. Door de aansluiting 12 kan een langwerpig element, in dit geval een lichtgeleider 10, afgedicht worden doorgevoerd. Via de aansluiting 13 kan vloeistof of gas onder druk worden toegevoerd, voor het expanderen van het ballonorgaan 6.

De lichtgeleider 10 is zodanig uitgevoerd dat het door een, in figuur 1 schematisch met 11 aangeduide licht bron in het proximale einde ingestraalde licht, aan het distale einde 14 radiaal uitstraalt. Hierdoor is het moge-lijk om licht vanaf het proximale einde van het samenstel te geleiden naar het ballonorgaan 6.

Het samenstel van figuur 1 wordt bijvoorbeeld gebruikt om een kunststof, onder bepaald licht uithardende stent in een bloedvat te plaatsen. Dit is schematisch aangeduid in figuur 2.

Het bloedvat 20 is bijvoorbeeld plaatselijk verzwakt en deze verzwakking dient met een stent 21 te worden verstevigd. De gebruikte stent 21 is vervaardigd van een kunststof die uithardt onder invloed van licht, in het bijzonder UV-licht. De stent 21 wordt nu in samengeknepen vorm om het ballonorgaan 6 bij de patiënt ingebracht. Met behulp van de aan weerseinden van het ballonorgaan 6 aangebrachte markeerringen 9 kan de positie van het ballonorgaan en dus van de stent 21 op bijvoorbeeld een röntgenscherm zichtbaar worden gemaakt. Bij het inbrengen wordt in plaats van de lichtgeleider 10 bijvoorbeeld een stijve leidraad gebruikt, die met zijn distale einde aangelegd wordt tegen het relatief distale einde 8 van het ballonorgaan 6, zodat het ballonorgaan bij het inbrengen strak gehouden wordt.

Zodra de stent op de juiste plek is gepositioneerd, wordt de leidraad vervangen door de lichtgeleider 10 en wordt via de aansluiting 13 in de hemostase-inrichting vloeistof onder druk toegevoerd, waardoor de ballon 6 en daarmee de stent 21 expandeert. Vervolgens wordt de lichtbron 11 ingeschakeld en de stent belicht, door het in het einde 14 van de lichtgeleider 10 radiaal uittredende licht. Na een bepaalde belichtingstijd, waarvan proefondervindelijk vastgesteld is dat deze voldoende is om de stent uit te harden, wordt de lichtbron 11 uitgeschakeld en laat men de druk in de ballon 6 weglopen, waardoor deze weer contraheert en de catheter in zijn geheel verwijderd kan worden met achterlating van de geëxpandeerde stent.

Figuur 3 toont een enigszins andere uitvoeringsvorm van de catheter volgens de uitvinding. Hierbij is de ballon 25 aan zijn relatief distale einde voorzien van een afzonderlijk einddeel 26, in een uitsparing waarvan het distale einde 28 van een lichtgeleider 27 is bevestigd, bijvoorbeeld vastgei ij ind. De lichtgeleider 27 vormt aldus één geheel met de catheter en verschaft ter plekke van het ballonorgaan 25 een zekere buigstijfheid, die het invoeren van de catheter en in het bijzonder het ballonorgaan daarvan mogelijk maakt. De lichtgeleider 27 draagt twee markerings-ringen 29, die de positie van de ballon op bijvoorbeeld een röntgenscherm zichtbaar maken. De lichtgeleider 27 strekt zich uit door het enkele lumen 30 van het basislichaam van de catheter en is daarin verschuifbaar.

Bij de uitvoeringsvorm van figuur 4 is het ballonorgaan 35 aan zijn relatief distale einde voorzien van een slangvormig einddeel 36, dat zich nog over een afstand voor de ballon 35 uitstrekt. Dit slangvormige einddeel 36 is voorzien van een geleidingslumen 37 dat zich van het uiteinde uitstrekt tot een opening 38 in de wand van het einddeel 36 nabij de ballon 35. Door dit kanaal 37 kan een leidraad 39 worden gevoerd, waarlangs de catheter bij een patiënt ingebracht kan worden. Ook bij deze uitvoeringsvorm strekt het basislichaam 40 zich niet verder uit dan tot het relatief proximale einde van het ballonorgaan 35.

Claims (6)

1. Catheter omvattende een slangvormig basislichaam met een proximaal en een distaai einde, en voorzien van een enkel lumen, een ballonorgaan van lichtdoorlatend materiaal, dat met een einddeel aan het distale einde van het basislichaam is aangebracht en waarvan het tegenoverliggende, relatief distale einddeel gesloten is.

2. Catheter volgens conclusie 1, waarbij met het relatief distale einde van het ballonorgaan een slangvormig cathetereinddeel is verbonden dat een leiddraadlumen omvat dat zich uitstrekt van het distale einde tot een opening in de zijwand, nabij het ballonorgaan.

3. Samenstel van een catheter volgens conclusie 1 of 2 en een buigzaam staafvormige lichtgeleider die lichtge-leidend materiaal omvat en een kleinere diameter heeft dan het lumen van het basislichaam en een grotere lengte dan de catheter.

4. Samenstel volgens conclusie 3, waarbij de lichtgeleider zich van het proximale einde door het lumen tot aan het relatief distale einde van het ballonorgaan uitstrekt en aan dit einde is bevestigd.

5. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij nabij de tegenoverliggende einddelen van het ballonorgaan onder NMR omstandigheden en/of bij röntgenstraling zichtbare markeerelementen zijn aangebracht.

6. Samenstel volgens conclusie 5, waarbij de markeerelementen aangebracht zijn aan de lichtgeleider.