NL9500235A - Gebouw en werkwijze voor het opbouwen daarvan. - Google Patents

Description

gebouw en werkwijze voor het

OPBOUWEN DAARVAN

Onroerend goed behoort tot de belangrijkste bezittingen van particulieren (en bedrijven). Op velerlei terrein wordt gezocht naar snel te bouwen huizen, om de kostprijs te verlagen, die voorzien zijn van zeer goed geïsoleerde wanden (dat wil zeggen een isolatie waarde Rc groter dan 2,5 m2K/W). Hiertoe worden concepten ontwikkeld die gebruik maken van geprefabriceerde constructie-elementen uit gas- of cellenbeton, en geprefabriceerde daken die in hun geheel op opstaande wanden geplaatst kunnen worden.

De onderhavige uitvinding verschaft een gebouw, omvattende; - een aantal dragende staande wanden, waarvan tenminste één wand is opgebouwd uit relatief grote constructie-elementen uit gas- of cellenbeton, en in tenminste één waarvan een opening voor een venster is opgenomen; - tenminste één vloerdeel dat zich ongeveer horizontaal, loodrecht of liggend en dwars op de wanden uitstrekt, waarbij de vloerdelen en/of een hoek tussen twee of meer wanden en één of meer wanden en één of meer vloerdelen is versterkt en waarbij een kopzijde van de ene wand tegen een einddeel van de andere wand door middel van verlijming is bevestigd; en - een dak dat is geprefabriceerd en dat op het geheel van opstaande wanden en vloerdeel is geplaatst.

Een dergelijk huis kan binnen een werkdag, bijvoorbeeld acht uur op de fundering geplaatst worden, en verschaft de mogelijkheid al naar gelang de bouwvoorschriften van het desbetreffend land, een huis te bouwen. In Nederland bijvoorbeeld, is thans in de praktijk aangetoond, dat verdere opneem- of overbrengingselementen voor het opnemen en/of overbrengen van belastingskrachten in de hoeken van de opstaande wanden achterwege kunnen blijven. In Duitsland echter, wordt een additionele versteviging voor die hoeken vereist.

Een dergelijk additionele versteviging wordt bij voorkeur verschaft door een stangenstelsel dat aan de buitenwand van de opstaande wanden kan worden geplaatst, zonder dat verdere ingrepen in het ook voor Nederland toepasbare concept behoeven te worden gedaan.

Belangrijke verdere aspecten van de onderhavige uitvinding betreffen kunststof goten, bij voorkeur uit polyester, en uit één stuk, die langs de randen van het dak worden geplaatst, alsmede stelelementen voor het stellen van een in de uitgespaarde opening aan te brengen kozijn.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden aan de hand van de navolgende beschrijving met verwijzing naar een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, waarbij wordt gerefereerd aan de bijgevoegde tekening, waarin tonen: fig. 1-5 aanzichten in perspectief van de achtereenvolgende werkwijze-stappen voor het opbouwen van een voorkeursuitvoeringsvorm van een gebouw volgens de onderhavige uitvinding; fig. 6 een aanzicht in doorsnede over de lijn VI- VI uit fig. 5; fig. 7 een aanzicht in doorsnede over de lijn VII- VII uit fig. 5; fig. 8 een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een verstevigingsconstructie tussen opstaande wanden en vloerdelen voor een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een gebouw volgens de onderhavige uitvinding; fig. 9 een uit elkaar getrokken aanzicht in perspectief van detail IX uit fig. 8; fig. 10 een aanzicht in perspectief van een in fig. 8 niet zichtbare, maar wel daarbij behorend detail; en fig. 11 een aanzicht in doorsnede van een derde voorkeursuitvoeringsvorm van versterkingsmiddelen voor versterking van de vloerdelen van het gebouw volgens de onderhavige uitvinding.

Op een bouwrijp stuk grond B worden allereerst funderingselementen 1 en 2 (fig. 1) aangelegd. Op de funderingselementen 1, 2 wordt een vloer 3 aangebracht, alsmede staanders 4, bij voorkeur uit metaal die in de fundering bij de hoeken daarvan zijn verankerd. Op de vloer 3 worden geprefabriceerde constructie-elementen 5, 6, 7, etc. (fig. 2) uit gas- of cellenbeton geplaatst waarin desbetreffende openingen 8, 9, 10, etc. zijn uitgespaard voor ramen respectievelijk deuren. De constructie-elementen worden bij voorkeur aan elkaar vastgelijmd, ook in de hoeken waar tevens in de desbetreffende elementen een sleuf voor de staanders 4 is gefreesd. De staanders dienen voor het opnemen en overbrengen van vanwege buiging optredende belastingen op de wanden, bijvoorbeeld vanwege de invloed van de wind. Voor de Nederlandse bouwvoorschriften is voldoende aangetoond dat lijmnaden tussen kopse kanten van constructie-elementen en een vlak nabij een einde van een ander constructie-element de optredende krachten in voldoende mate kunnen opnemen.

Om een gebouw te kunnen optrekken, dat tevens aan de Duitse bouwvoorschriften voldoet, dient echter extra versteviging bij een aldus opgetrokken constructie te worden aangebracht. Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt, na het aanbrengen van vloerdelen 30, hierbij bij voorkeur gebruik gemaakt van een stangenstelsel 20 (fig. 3) dat liggers 21, 22 en diagonalen 23, 24 en 25 omvat, alsmede hoekelementen 26, 27, 28 en 29, waardoor extra stevigheid en sterkte aan het gebouw wordt verschaft.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een hoekstuk 27 (fig.4) omvat delen 61, 62 en 63, waaraan liggers 22, 25 en 64 bevestigbaar zijn door middel van bevestigingsmiddelen 55, 66 en 67. In fig. 4 is eveneens te zien dat een staander 4 met behulp van een plaat 68 en een op een schroefeinde 69 vastgeschroefde moer is bevestigd.

Voorts is in fig. 4 zichtbaar, dat de vloerdelen 30 zijn opgelegd op stroken 80, bij voorkeur uit metaal, voor het voorkomen dat bij buiging van de vloerdelen afbrokkeling van een rand van een wanddeel 7 optreedt. Voor het voorkomen van afschuiving tussen vloerdeel 30 en wandelement 7 is een zogenoemde dook 81 gestoken die voor het eveneens opnemen van trekkrachten aan beide uiteinden bij voorkeur is voorzien van schroefdraad 82 en 83, zie de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 9301629.

Op de vloerdelen wordt vervolgens een laag stortbaar materiaal, zoals cement,aangebracht, waarin dan de diagonale stangen 23, 24 en 25 zijn ingebed, opdat een stijve strakke vloer wordt verkregen (zie ook fig. 6).

Vervolgens wordt een bij voorkeur geprefabriceerd dak 31 (fig. 5][ op de zo gevormde constructie geplaatst. Het dak 31 is in de nok 32 scharnierbaar uitgevoerd, opdat het gemakkelijk transporteerbaar is en in uitgeklapte stand op de constructie kan worden geplaatst. Nadat bijvoorbeeld binnen één werkdag op deze wijze een constructie is gevormd, kan met een beperkt aantal bouwlieden tegelijkertijd aan de verdere afwerking van het gebouw 33 worden gewerkt, in het bijzonder het aanbrengen van buitenwanden 34, 35 en kozijnen 36, 37 en deuren 38, 39 en dakgoten 40, bij voorkeur uit polyester materiaal uit één stuk en met een lengte gelijk aan de dakrand. Zodoende wordt tegen lage bouwkosten in korte tijd een geheel huis opgetrokken.

Voor het vergemakkelijken van het plaatsen van het dak is dit dak 32 (fig. 6) aan de onderzijde voorzien van een plaatsingselement 81 van geprofileerde vorm, dat passend geplaatst kan worden op een complementair plaatsingselement 82 dat met behulp van een verankeringsschoen 83 op de laag cement 84 op vloerdelen 30 is verankerd. Bij het plaatsen van het in een nok scharnierbare dak valt de uitsparing in het plaatsingslement 81 gemakkelijk in het uitstekende deel van het complementaire plaatsingselement 82 opdat plaatsing van het dak gemakkelijk en nauwkeurig kan plaatsvinden.

Een kozijn 70 (fig. 7), bij voorkeur uit kunststof, wordt geplaatst op een stelkozijn 71 uit kunststof dat aan een liggend bouwelement 72 is bevestigd dat op zijn beurt is vastgelijmd aan een constructie-element 73 uit cellenbeton. Aan het constructie-element 73 is een laag isolatiemateriaal 74 bevestigd, dat met behulp van een afdichting 75 uit P.U.R. ook langs de rand met bouwelement 72 zo goed mogelijk isolerend is uitgevoerd. Een stenen dorpel 76 is op gevelstenen 77 geplaatst. Aan de binnenzijde is een vensterbank 78 met behulp van een kitvoeg 79 zo goed mogelijk afgedicht ten opzichte van het stelkozijn. Dit detail van het kozijn, waarbij een stelkozijn wordt toegepast, maakt een goed geïsoleerde plaatsing van een venster mogelijk terwijl voor het kozijn zelf zo min mogelijk afdichtmaterialen benodigd zijn. Er wordt zodoende een zogenoemde droge plaatsing van de vensters bewerkstelligd.

In dè tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een gebouw volgens de onderhavige uitvinding, zoals dat is weergegeven in de figuren 8, 9 en 10 zijn onderdelen overeenkomend met die uit de voorkeursuitvoeringsvorm van de figuren 3 en 4 aangeduid met dezelfde verwijzingsnummers.

Een hoekstuk 87 (fig. 8, 9) omvat zijplaatdelen 88, 89 die aan elkaar zijn vastgelast en waaraan tevens een bovenplaatdeel 90 is vastgelast. Aan één van de zijplaatdelen, bijvoorbeeld 88, is voorts een bus 91 aan de buitenzijde daarvan vastgelast, terwijl in dat zijplaatdeel tevens een opening 92 is geboord. In bovenplaat 90 is eveneens een gat 93 geboord voor het opnemen van een van schroefdraad voorzien pendeel waarop een moer 95 gedraaid kan worden voor het aan de bovenplaat 90 bevestigen van een bus 96 waaraan een pendeel 94 is bevestigd. Het hoekstuk 87 behoeft minder lasbewerking dan het hoekstuk 27. Liggend versterkingselement 22 is aan de binnenzijde van het hoekstuk ten opzichte van zijplaatdeel 89 door opening 92 daaraan bevestigd, terwijl liggend versterkingselement 64 aan bus 91 is bevestigd. Het diagonale versterkingselement 25 voor het versterken van de vloerdelen is in bus 96 bevestigd.

De diagonale versterkingsstaaf 25 is in een bus 97 van een middenstuk 98 bevestigd, terwijl de diagonale ligger 24 in een bus 99 daarvan is bevestigd; ligger 24 strekt zich tussen de bussen 97 en 99 over een grondplaat 100 van het middenstuk 98 uit. Met behulp van de moeren die op de schroefdraadeinden van elk van de diagonale liggers 23, 24 en 25, alsmede aan de liggers 21, 22 en 64 zijn aangebracht, kan de vloer worden verstevigd.

Bij een andere, niet getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zijn de bussen 91, 97, 99 en het gat 93 van inwendige schroefdraad voorzien, zodat geen moeren behoeven te worden toegepast.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm voor het versterken van de onderlinge samenhang van de vloer betreft het aan elkaar vastlijmen van vloerdelen 101, 102 door middel van het,aanbrengen van een sleuf 103 op de verbindingsnaad 104 tussen de vloerdelen 101 en 102, in welke verbrede groef 103 extra lijm of cement kan worden gebracht, teneinde de onderlinge samenhang van de vloerdelen 101 en 102 verder te verstevigen en zodoende een voldoende stevige vloer te verkrijgen.

De gevraagde rechten kunnen op generlei wijze worden beperkt door het boven beschreven en in de bijgevoegde figuren getoonde uitvoeringsvoorbeeld dat louter illustratief is bedoeld. Veeleer worden de gevraagde rechten gevraagd door de navolgende conclusies.

Een van de mogelijke, niet beperkende variaties binnen de strekking van de conclusies, betreft het verankeren van de op de vloerelementen gestorte laag cement of beton met behulp van relatief kleine wapeningselementen die bijvoorbeeld een verbinding vormen tussen de vloerdelen en het gestorte materiaal en/of de opstaande constructie-elementen van de wanden. Belangrijk hierbij is dat het erom gaat om een stijve vloerconstructie te verschaffen ter versteviging van de constructie van het gebouw, zonder dat het noodzakelijk is met behulp van bekisting rondom een zogenoemd ringanker aan te brengen, hetgeen afbreuk zou doen aan de verder 'droge' opbouw van het gebouw.

In het bijzonder de vloerelementen zijn niet beperkt tot gas- of cellenbeton. Ook uit ander materiaal is het mogelijk een stijve vloerconstructie op geprefabriceerde wijze op te bouwen, hetgeen evenzeer mogelijk is voor wat betreft de wanden van het gebouw.

Claims (10)

1. Gebouw, omvattende; - een aantal dragende staande wanden, waarvan tenminste één wand is opgebouwd uit relatief grote constructie-elementen uit gas- of cellenbeton, en in tenminste één waarvan een opening voor een venster is opgenomen; - tenminste één vloerdeel dat zich ongeveer horizontaal, loodrecht of liggend en dwars op de wanden uitstrekt, waarbij de vloerdelen en/of een hoek tussen twee \ of meer wanden en één of meer wanden en één of meer vloerdelen is versterkt en waarbij een kopzijde van de ene wand tegen een einddeel van de andere wand door middel van verlijming is bevestigd; en - een dak dat is geprefabriceerd en dat op het geheel van opstaande wanden en vloerdeel is geplaatst.

2. Gebouw volgens conclusie 1, waarbij de versterkingselementen een stelsel van stangen omvatten, die zich langs of nabij de boveneinden van opstaande wanddelen langs de vloerdelen uitstrekken.

3. Gebouw volgens conclusie 1 of 2, waarbij het stangenstelsel één of meer diagonale stangen omvat, die zich tussen hoekpunten van het stangenstelsel uitstrekken.

4. Gebouw volgens conclusie 3, voorzien van een hoekelement met bevestigingsmiddelen voor het daaraan langsliggers en/of diagonale liggers.

5. Gebouw volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij over de geprefabriceerde vloerdelen een laag stortbaar materiaal wordt aangebracht waarin één of meer van de stangen zijn ingebed.

6. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, voorzien van één of meer kunststof goten voor opvang en afvoer van hemelwater, met een lengte in hoofdzaak gelijk aan de lengte van een dakrand.

7. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies, voorzien van een stelelement dat in de opening voor een venster wordt geplaatst voor het stellen van een daarin aan te brengen kozijn.

8. Gebouw volgens één van de voorgaande conclusies voorzien van een plaatsingselement aan een in de nok scharnierbaar dak en waarbij een vloerdeel is voorzien van een complementair plaatsingselement dat met verankeringsmiddelen aan dat vloerdeel is verankerd voor het daarop plaatsen van het plaatsingselement van het dak.

9. Gebouw volgens conclusie 1, waarbij een verbindingsnaad tussen twee vloerdelen is verbreed teneinde additionele versterking te verkrijgen door het in die verbrede verbindingsnaad inbrengen van extra hechtmateriaal, \ zoals lijm of cement.

10. Werkwijze voor het opbouwen van een gebouw, omvattende de volgende stappen: - het optrekken van een aantal dragende staande wanden waarvan tenminste één wand is opgebouwd uit relatief grote constructie-elementen uit gas- of cellenbeton, en in tenminste één waarvan een geprefabriceerde opening voor een venster is opgenomen; - het aanbrengen van een aantal vloerdelen die zich ongeveer horizontaal of liggend en dwars op de wanden uitstrekken; - het aanbrengen van versterkingsmiddelen voor het onderling versterken van vloerdelen of het versterken van de verbinding tussen vloerdelen en wanddelen; en - het op het geheel van opstaande wanden en vloerdelen plaatsen van een geprefabriceerd dak.