NL9402169A - Overbrenging en van een dergelijke overbrenging voorzien verplaatsbaar voerhek. - Google Patents

Description

OVERBRENGING EN VAN EEN DERGELIJKE OVERBRENGING VOORZIEN VERPLAATSBAAR VOERHEK

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ontzetten van een rotatiebeweging in een translatie-beweging van twee transleerbaar ten opzichte van elkaar geleide organen of omgekeerd.

Een bekende inrichting van deze soort is een tand-heugelinrichting. Wanneer de slag van de translatiebeweging relatief groot is ten opzichte van de afmetingen van het te verplaatsen orgaan en dienovereenkomstig de heugel relatief lang is, zal in ten minste één van de eindstanden de heugel uitsteken buiten de omtrek van het beweegbare orgaan. In bepaalde toepassingen is dit hinderlijk, bijvoorbeeld doordat een doorgang wordt belemmerd.

Met de inrichting volgens de uitvinding is dit bezwaar verholpen. Het langwerpige element zoals een heugel wordt volgens de uitvinding gebogen en zwenkbaar uitgevoerd. Hierdoor kan dit element tijdens de translatiebeweging wegzwenken en aldus binnen de omtrek van het beweegbare orgaan blijven.

De uitvinding betreft en verschaft eveneens een verplaatsbaar voerhek dat een over een vloer beweegbaar geleid gestel omvat dat een voerhek ondersteunt waarin een aantal openingen is bepaald voor het doorsteken van de kop van een dier. De aandrijfinrichting voor het verplaatsen van het voerhek omvat daarbij een inrichting van de genoemde soort, waarbij het roteerbare aangrijpingswiel aan het verplaatsbare hek zelf is aangebracht en het zwenkbare element met het gebogen aangrijpingsoppervlak scharnierend met de vloer is verbonden.

Deze aandrijfinrichting kan daardoor zodanig worden uitgevoerd dat in de geheel teruggetrokken stand van het voerhek het zwenkbare element bijvoorbeeld omhoog gezwenkt is, zodat de ruimte voor het voerhek niet door uitstekende delen van de aandrij finrichting wordt belemmerd. Bij het geleidelijk naar voren bewegen van het voerhek zwenkt het zwenkbare element naar beneden, maar kan daarbij binnen de dwarsafmeting van het voerhek blijven, zodat ook in de naar voren bewogen stand het zwenkbare element de vrije doorgang aan de voorkant van het voerhek niet belemmert.

Bij voorkeur wordt aan weerseinden van het voerhek een identieke aandrijfinrichting toegepast, waarbij de aan-grijpingswielen met elkaar zijn gekoppeld, zodat het voerhek gedwongen evenwijdig aan zichzelf wordt verplaatst. Geschikte uitvoeringsvormen zijn gekenmerkt in de overige conclusies.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een voerhek volgens de uitvinding; figuur 2 toont een gedeeltelijk weggebroken zijaanzicht van het voerhek van figuur 1, waarbij drie verplaat-singsstanden zijn aangegeven, ter verduidelijking van de werking van de aandrijfinrichting; figuur 3 toont een alternatieve aandrijfinrichting; figuur 4 toont een gedeeltelijk schematisch perspectivisch detailaanzicht van de inrichting van figuur 3; figuur 5 toont weer een andere uitvoeringsvorm van de aandrij finrichting; figuur 6 toont weer een andere uitvoeringsvorm.

Het in figuur l getoonde verplaatsbare voerhek omvat een gestel 2 dat een voerhek 3 ondersteunt, waarin een aantal openingen 4 is bepaald voor het doorsteken van de kop van een dier. In gebruik wordt aan de voorzijde van het voerhek, dat wil zeggen in figuur 1 aan de linker zijde, voer opgestapeld, dat het vee via de openingen 4 kan bereiken.

In figuur 1 is getoond dat het eigenlijke voerhek 3 van het zelfvangende type is, met ter plaatse van elke opening 4 aangebrachte vangspijlen die in figuur 1 in de gesloten stand zijn getekend.

Het gehele voerhek 1 is over de vloer 7 evenwijdig aan zichzelf verplaatsbaar, doordat dit, bij deze uitvoeringsvorm, op glijdblokken 5 steunt. Een rubber mat 6 is met één einde met een achterrand van het gestel 2 verbonden en met zijn andere einde met de vloer 7. Deze mat rolt zich uit over het vloeroppervlak 7, wanneer het voerhek 1 uit de in figuur 1 getoonde achterste stand naar voren wordt verplaatst. De mat 6 dekt daarbij de vloer af, zodat deze niet door mest wordt verontreinigd.

Voor het verplaatsen van het voerhek 1 is een aandrijf inrichting 10 aangebracht die twee identieke overbrengingen aan weerseinden van het gestel 2 omvat.

Deze overbrengingen zijn inrichtingen volgens de uitvinding voor het omzetten van een rotatiebeweging in een translatiebeweging van twee transleerbaar ten opzichte van elkaar geleide organen of omgekeerd, waarbij in dit geval de twee organen gevormd worden door het voerhek 1 en de vloer 7.

Deze inrichting omvat een aan het gestel 2 van het voerhek 1 gelagerd roteerbaar aangrijpingswiel in de vorm van een rondsel 12. Dit rondsel 12 werkt samen met een zwenkbaar element in de vorm van een heugel 11 dat een met het rondsel 12 in aandrijvingsaangrijping verkerend aangrij-pingsoppervlak 20 in de vorm van een heugelvertanding heeft. Het aangrijpingsoppervlak 20 strekt zich uit volgens een gebogen lijn tussen twee op een afstand van elkaar liggende punten van het zwenkbare element, namelijk vanaf dichtbij de scharnierende verbinding 13 tot aan het vrije einde van het zwenkbare element 11.

De rondsels 12 van de overbrengingsinrichtingen aan weerseinden van het gestel 2 zijn met elkaar gekoppeld door middel van een doorlopende as 15. De as 15 kan roteerbaar aangedreven worden door een motor met vertragingseen-heid 16.

Figuur 2 toont de verplaatsingsmogelijkheden van het gestel 2 van het voerhek onder invloed van de werking van de aandrijfinrichting 10.

Met I is de meest teruggetrokken stand getekend, die eveneens in figuur l is weergegeven. III is de naar voren bewogen stand, terwijl II een tussenstand toont.

Zoals te zien is heeft het zwenkbare orgaan 11 een in hoofdzaak constant profiel en wordt dit aan de zijde 21 tegenover de zijde met het aangrijpingsoppervlak 20 gesteund door steunrollen 22 welke gelagerd zijn in een houder 23 die zwenkbaar om de as 15 van het rondsel 12 is gelagerd.

Uit een beschouwing van figuur 2 zal duidelijk zijn dat door rotatie-aandrijving van het rondsel 12 in de richting tegen de klok in het voerhek zich van positie I via positie II naar positie III verplaatst. Door rotatie van het rondsel 12 in de richting van de klok beweegt het voerhek terug. In positie I steekt het zwenkbare element 11 omhoog binnen de breedte van het gestel, zodat dit zwenkbare element 11 niet de vrije doorgang voorlangs het voerhek 1 belemmert. Dit is van belang voor het opstellen van het voer voor het voerhek.

Ook bij de tussenliggende positie II steekt het einde van het zwenkbare element 11 nog niet voor het voerhek uit. Ook in positie III zijn er geen hinderlijk voor het voerhek uitstekende delen van de aandrijfinrichting.

Figuur 3 en 4 tonen een andere uitvoeringsvorm.

Ook hier gaat het om een voerhek 30 dat heen en weer verplaatsbaar is. In het voerhek 30 is eveneens een motor met overbrenging opgenomen, waarmee een aan het voerhek 30 gelagerd rondsel 31 roteerbaar kan worden aangedreven. Het rondsel 31 is in aangrijping met een gebogen heugel 32. Het rechter einde van de heugel 32 is door middel van een as 33 scharnierend gelagerd aan een vast met de vloer verbonden steun 34.

De as 33 is bovendien omhoog verplaatsbaar in een leibaan 35, die in de steun 34 is gevormd. Op het einde van de as 33 is een rol 37 gelagerd, die uitsteekt in een lei- baan 36 die één geheel vormt met het verplaatsbare voerhek 30. De leibaan 36 strekt zich schuin omhoog uit.

Figuur 3 toont in streep-stippellijnen de begin-stand en in getrokken lijnen een gedeeltelijk naar voren bewogen stand. Uit deze figuur blijkt dat door de samenwerking van de leibanen 35 en 36 het scharnierpunt 33 van het zwenkbare element 32, bij de beweging van de achterste stand naar voren, omhoog beweegt. In de achterste stand steekt het zwenkbare element omhoog en in de naar voren bewogen stand van het voerhek is het zwenkbare element 32 naar voren gekanteld.

Doordat het scharnierpunt 33 omhoog beweegt, blijft het zwenkbare element 32 vrij van de grond.

Zoals de figuren 3 en 4 tonen is ook bij deze inrichting een houder met steunrollen 38 toegepast, om het zwenkbare element 32 in contact te houden met het rondsel 31.

Bij de inrichting 40 van figuur 5 is eveneens een rondsel 41 roteerbaar gelagerd aan het gestel 42. Het gestel 42 kan een translatiebeweging uitvoeren over de vloer 43.

Een zwenkbaar element 44 in de vorm van een gebogen tandheugel is in aangrijping met het rondsel 41 en één einde daarvan is bij 45 scharnierend verbonden met een arm 46, die zelf weer scharnierend verbonden is bij 47 met een steun 48, die vast verbonden is met de vloer 43.

Aan het gestel 42 is een leibaan 49 gevormd. In deze leibaan 49 grijpt een rol 50 aan, die ter plaatse van de scharnierverbinding 45 aan het einde van het zwenkbare element 44 is aangebracht. Door het door de arm 46 in combinatie met de leibaan 49 gevormde mechanisme beweegt het scharniereinde van het zwenkbare element 44 omhoog, wanneer het gestel 42 vanuit de in figuur 5 met streep-stippellijnen getoonde achterste stand naar de vooruitgeschoven stand beweegt. De vooruitgeschoven stand is in figuur 5 met getrokken lijnen aangegeven.

Door het omhoog bewegen van het scharniereinde van het zwenkbare element 44 blijft dit vrij van de grond.

Hoewel in figuur 5 de arm 46 in de vooruitbewogen stand van het gestel 42 recht omhoog getekend is, zal deze stand zich in de praktijk niet kunnen voordoen indien de inrichting, zoals beschreven, gebruikt wordt voor het heen en weer bewegen van het gestel 42. Bij de omgekeerde toepassing, waarbij de heen en weer gaande beweging van het gestel 42 gebruikt zou worden voor het in rotatie aandrijven van het rondsel 41, zou deze stand zich wel kunnen voordoen.

Bij de uitvoering van figuur 6 is een handaandrij-ving toegepast. Het verplaatsbare voerhek 60 van deze figuur omvat een gestel 61 waarop wederom een eigenlijk hek 62 is geplaatst. Naast het voerhek is een zijhek 63 opgesteld. De aandrijving 66 omvat een aan het zijhek 63 gelagerde zwengel 67 die door middel van een haakse overbrenging 68 een snaar-schijf 69 in rotatie aandrijft.

In het gestel 61 is een as 72 gelagerd die aan zijn uiteinde een snaarschijf 71 draagt. Om de snaarschijven 69 en 71 is een V-snaar 70 gelegd.

Op de as 72 is ook een tandwiel 65, dat in deze uitvoeringsvorm een kettingwiel kan zijn, aangebracht. De tanden van dit tandwiel 65 werken samen met gaten 75 in het gebogen zwenkbare element 64. Dit zwenkbare element is weer via een arm 77 scharnierend verbonden met een steun 78, die vast met de vloer is verbonden. Een van steunrollen voorziene houder 76 is zwenkbaar om de as 72 gemonteerd en ligt aan de onderzijde aan tegen de flens van het zwenkbare element 64, dat, zoals figuur 6 toont, van een stuk hoekijzer is vervaardigd. De steunrollen van de houder 76 houden het zwenkbare element 64 in contact met het tandwiel 65. Door verdraaiing van de zwengel 67 wordt het tandwiel 65 in rotatie gebracht en door de samenwerking van het kettingwiel 65 met het zwenkbare element 64 wordt het voerhek 60 daarbij verplaatst. Hoewel dit niet is weergegeven, kan op de V-snaar 70 een spaninrichting werken, om ervoor te zorgen dat een goed wrijvingscontact tussen de V-snaar en de snaarschijven gehandhaafd blijft.

In plaats van een V-snaar kan uiteraard ook een getande riem of een ketting worden toegepast.

Aan de zijkant van het gestel 61 is een hoekpro-fiel 80 aangebracht waarvan een uitstekende flens onder een eveneens door een hoekprofiel 81 gevormde geleider valt. Hierdoor wordt het gestel goed op de grond gehouden en wordt voorkomen dat door de werking van het omzettingsmechanisme het gestel omhoog getrokken wordt.

Zoals uit de bovenstaande beschrijving blijkt, kan de inrichting volgens de uitvinding in veel verschillende vormen worden uitgevoerd. Zo kan het zwenkbare element uitgevoerd zijn als een gebogen tandheugel, of een hoekprofiel met gaten daarin, die samenwerken met een kettingwiel. De uitvinding is echter niet tot dergelijke uitvoeringen beperkt. Elk samenstel van een aangrijpingswiel dat in aan-drijvingsaangrijping kan verkeren met een aangrijpingsopper-vlak van een langwerpig element kan voor de onderhavige uitvinding worden toegepast. Een niet getoonde mogelijkheid is bijvoorbeeld een tandheugel gevormd door een in een gebogen C-profiel opgesloten rollenketting.

Bij de toepassing in een voerhek volgens de uitvinding is het gunstig om de aandrijfmotor in het gestel van het hek op te nemen, zodat met één doorgaande as een aandrijving aan weerseinden van het hek kan plaatsvinden. In dat geval zal dus het aangrijpingswiel aan het gestel worden gelagerd, terwijl het zwenkbare orgaan scharnierend met de vloer wordt verbonden. Bij een andere uitvoeringsvorm, waarbij de aandrijving aan weerseinden op een andere manier synchroon wordt gemaakt, kan het zwenkbare element aan het hek zelf worden aangebracht en het aangrijpingswiel vast worden opgesteld. Al deze en dergelijke varianten worden geacht binnen het kader van de volgende conclusies te vallen.

Claims (9)

1. Inrichting voor het ontzetten van een rotatiebe-weging in een translatie-beweging van twee transleerbaar ten opzichte van elkaar geleide organen of omgekeerd, omvattende een aan één van de organen gelagerd roteerbaar aangrijpings-wiel en een met een einde scharnierend met het andere orgaan verbonden zwenkbaar element dat een met het aangrijpingswiel in aandrijvingsaangrijping verkerend aangrijpingsoppervlak heeft, dat zich volgens een gebogen lijn tussen twee op een afstand van elkaar liggende punten van het zwenkbare element uitstrekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende geleidingsmiddelen voor het dwars op de translatiebe-wegingsrichting verplaatsbaar geleiden van de scharnierende verbinding van het zwenkbare element.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de geleidingsmiddelen een enerzijds met het ene orgaan en anderzijds met het andere orgaan verbonden mechanisme omvatten dat de scharnierbare verbinding- aangrijpt en dwars op de translatiebeweging verplaatst, bij een relatieve verplaatsing van de organen.

4. Verplaatsbaar voerhek omvattende een over een vloer beweegbaar geleid gestel dat een voerhek ondersteunt waarin een aantal openingen is bepaald voor het doorsteken van de kop van een dier, en een aandrijfinrichting voor het over het vloeroppervlak verplaatsen van dat gestel, waarbij de aandrijfinrichting omvat een overbrengingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, die zodanig is aangebracht dat het aangrijpingswiel roteerbaar aan het gestel is gelagerd en het zwenkbare element aan een vast met de vloer verbonden steun scharniert en waarbij het aangrijpingswiel aandrijfbaar met een motor is verbonden.

5. Verplaatsbaar voerhek volgens conclusie 4, waarbij het gestel aan weerseinden een aandrijfinrichting omvat waarvan de aangrijpingswielen met elkaar gekoppeld zijn.

6. Verplaatsbaar voerhek volgens conclusie 4 of 5, waarbij het zwenkbare element een constant profiel heeft en aan een tegenover het aangijpingsoppervlak liggende zijde wordt gesteund door steunrollen welke in een om de rotatie-as van het rad zwenkbare houder zijn gelagerd.

7. Verplaatsbaar voerhek volgens één van de conclusies 4-6, waarbij de geleidingsmiddelen voor het dwars op de translatiebewegingsrichting verplaatsbaar geleiden van de scharnierende verbinding van het zwenkbare element een met één einde met de scharnierende verbinding en met het andere einde scharnierend met de steun verbonden arm omvat.

8. Verplaatsbaar voerhek volgens één van de conclusies 4-6, waarbij de geleidingsmiddelen voor het dwars op de translatiebewegingsrichting verplaatsbaar geleiden van de scharnierende verbinding van het zwenkbare element een met de scharnierende verbinding verbonden glijdstuk omvat dat enerzijds aangrijpt op een zich omhoog uitstrekkende leibaan aan de steun en anderzijds op een zich schuin omhoog uitstrekkende leibaan aan het gestel.

9. Verplaatsbaar voerhek volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste in een teruggetrokken stand van het voerhek, de scharnierende verbinding van het zwenkbare element met de steun zich dichter bij de vloer bevindt dan het aangrijpingswiel en dat het zwenkbare element naar boven toe hol gekromd is.