NL9402049A - Verlichtingsinrichting. - Google Patents

Description

Titel: Verlichtingsinrichting

De uitvinding heeft betrekking op eenverlichtingsinrichting, omvattende houderorganen voortenminste een buisvormige lamp, een langwerpige reflector diezich uitstrekt boven en langs de opstelplaats van detenminste ene buisvormige lamp, welke reflector zodanigeconcave vorm heeft dat alle in bedrijf in dwarsrichting doorde lamp uitgestraald licht de inrichting rechtstreeks of nareflectie verlaat onder een hoek met een basisvlak van deinrichting, die groter is dan of tenminste gelijk aan eengewoonlijk tussen 30° en 45° liggende afschermhoek (a) van de inrichting, en een reeks in dwarsrichting ten opzichte van dereflector onder de opstelplaats van de tenminste enebuisvormige lamp opgestelde spiegels, waarbij iederedwarsspiegel een benedendeel omvat met in hoofdzaak V-vormigedwarsdoorsnede en concaaf gevormde zijwanden en een bovendeeldat een voortzetting is van ieder van de concaaf gevormdezijwanden, doch uit de concave vorm is gericht in eenrichting in hoofdzaak loodrecht op het basisvlak, welkbovendeel voorts een de ruimte tussen de loodrechtevoortzettingen tenminste gedeeltelijk afdekkendereflecterende afdekking omvat.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Europeseoctrooi 0.271.150. Bij deze bekende verlichtingsinrichtinghebben de onderling evenwijdige, in hoofdzaak loodrecht ophet basisvlak staande voortzettingen van de concave zijwandeneen bovenrand, die in wezen in zijaanzicht een V-vorm heeft,waarbij de benen van die V met elkaar zijn verbonden door eengebogen lijn. De afdekking van het bovendeel is eenreflecterende strook, die genoemde V-vorm met gebogenverbindingslijn volgt. De hoek, die door de benen van de V

wordt gevormd, dient aan bepaalde eisen te voldoen. Met eenaldus geconstrueerde verlichtingsinrichting wordt vermedendat zogenaamde heldere vlekken in de verlichtingsinrichtingzichtbaar zijn, wanneer men naar de inrichting kijkt ondergebruikelijke gezichtshoeken. De hoger genoemde afschermhoekligt gewoonlijk tussen 30° en 45°, doch kleinere hoeken zijnin de praktijk mogelijk. Weliswaar biedt de bekendeinrichting goede resultaten voor wat betreft de"lichtbehandeling", maar het nadeel is dat er relatief veelmateriaal nodig is voor de dwarsspiegels, omdat devoortzettingen van de zijwanden hoog doorgetrokken moetenworden om aan de noodzakelijke hoekvoorwaarden te kunnenvoldoen.

De uitvinding nu heeft tot doel een inrichting teverschaffen, waarbij voor de dwarsspiegels minder materiaalis benodigd, zodat bij de vervaardiging op materiaalkostenkan worden bespaard, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan eengoede lichtbehandeling.

Het gestelde doel wordt volgens de uitvinding bereikt meteen inrichting van de in de aanhef omschreven soort, waarinbij dwarsspiegels waarvan de dwarsdoorsnede van de concaafgevormde zijwanden de vorm van (een deel van) een paraboolheeft, de bovenrand van de loodrechte voortzetting van iederder zijwanden vanuit het midden, dat voor een deel evenwijdigaan het basisvlak kan verlopen, naar buiten toe min of meerzaagtandvormig oplopend is uitgevoerd, zodanig dat devoortzettingen van ieder der zijwanden eikaars spiegelbeeldzijn en dat de afdekking van de ruimte tussen devoortzettingen een afdekking is tussen de langste, oplopendedelen van ieder stel tegenover elkaar gelegen zaagtandvormigevoortzettingen van ieder der zijwanden.

Doordat volgens de uitvinding de concave zijwanden van dedwarsspiegel een parabolische dwarsdoorsnede hebben, is hetbelangrijk dat in het parabolische deel geen fouten ofvervormingen voorkomen, aangezien met name dergelijke verstoringen tot storende heldere vlekken aanleiding geven.Door het bovendeel van de dwarsspiegels zich vanuit deconcave vorm, dus vanuit de parabool opwaarts te latenvoortzetten, vermijdt men verstoringen in de parabool in hogemate. Door geschikte keuze van de hoek tussen de lange zijdenvan de zaagtandvormige voortzettingen en het basisvlak kanmen vermijden dat licht, gereflecteerd via de zaagtandvormigevoortzettingen en de reflector in lengterichting van deinrichting, het optische systeem van de inrichting verlaatonder een hoek kleiner dan de nagestreefde afschermingshoek.Daarbij kan de hoogte van de zaagtandvormige voortzettingengeringer zijn dan de bij de bekende inrichting gebruikelijkeen nodige hoogte van de voortzettingen, zodat mindermateriaal benodigd is.

Opgemerkt dient te worden dat in het DuitseOffenlegungsschrift 3.014.365 een inrichting wordt beschrevenmet V-vormige dwarsspiegels, voorzien van een zaagtandvormigeafdekking uit spiegelend materiaal. Het nadeel van dezeconstructie is dat de afdekkende spiegeltjes, die aan dekorte zijde van de zaagtanden liggen, oorzaak zijn vanheldere vlekken, die op de reflector in lengterichtingzichtbaar zijn binnen de nagestreefde afschermingshoek. Nuzou men dit kunnen vermijden door het materiaal aan de kortezijde te verwijderen, maar daardoor gaat de samenhang van deafdekking verloren, tenzij men de bovenafdekking en deflanken van de V-vormige spiegels uit één stuk vervaardigt.Men kan de lange zijden van de zaagtandvormige afdekkingbijvoorbeeld verkrijgen door loskappen en nadien onder dejuiste hoek torderen van stukjes van de bovenzijde van de V-vormige dwarsspiegel. Hierdoor evenwel ontstaan vervormingen,juist aan de bovenrand van de dwarsspiegels, hetgeen bij deidealiter toegepaste parabolische doorsnede van de concavezijwanden tot lange heldere strepen op de dwarsspiegelsleidt. Bij inkijken in de lengterichting onder een hoek, diekleiner is dan de nagestreefde afschermingshoek zijn dergelijke strepen extra sterk contrasterend met de(doorgaans zeer lage) luminantie van de dwarsspiegels.

Bij een geschikte uitvoeringsvorm van de inrichtingvolgens de uitvinding maken de min of meer zaagtandvormigoplopende randen van de voortzettingen een hoek van 10° tot20° met het basisvlak.

Bij een andere geschikte uitvoeringsvorm van de inrichtingvolgens de uitvinding is de hoogte ten opzichte van deconcave zijwand van de hoogste, tevens buitenste zaagtand,ongeveer gelijk aan de helft van de afstand tussen een paartegenover elkaar gelegen zaagtandvormige voortzettingen. Debuitenste zaagtand aan weerszijden is voorts belangrijklanger dan de meer centraal gelegen zaagtanden.

Bij voorkeur wordt voorts bij de verlichtingsinrichtingvolgens de uitvinding de afdekking tussen de voortzettingengevormd door loodrechte omzettingen van de desbetreffendevoortzettingen, welke omzettingen zodanige afmetingen hebbendat de omzettingen van tegenover elkaar gelegen parenvoortzettingen elkaar in het midden van de ruimte tussen deloodrechte voortzettingen vrijwel raken. Bij een dergelijkeconstructie vormen de de zaagtandvormige voortzettingenafdekkende spiegeltjes één geheel met de voortzettingen enhet benedendeel van de V-vormige dwarsspiegel. De afdekkendespiegeltjes worden daarbij gevormd door het haaks omzettenvan stukjes plaat, die bijvoorbeeld vooraf gescheiden werdendoor op geschikte wijze verwijderen van omgevend materiaal.

De omzetlijn maakt daarbij, zoals eerder vermeld, bijvoorkeur een hoek van 10° tot 20° met de basis van dedwarsspiegel. Aan de "lange zijden" van ieder paar tegenoverelkaar gelegen zaagtanden zijn de afdekkende spiegeltjes vanweerszijden inwaarts omgezet, zodanig dat daartussen slechtseen minimale spleet blijft bestaan (en zij elkaar vrijwelraken). De "korte zijde" van het desbetreffende paarzaagtanden blijft onafgedekt, zodat geen hinderlijke vlekkenop de reflector in lengterichting worden gevormd.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van detekening, waarin:

Figuur 1 een weergave in dwarsdoorsnede is door eenuitvoeringsvorm van de verlichtingsinrichting volgens deuitvinding, en

Figuur 2 een weergave in langsdoorsnede van een. gedeeltevan die uitvoeringsvorm is, genomen langs de lijn II-II infiguur 1.

In de figuren zijn soortgelijke of overeenkomstigeonderdelen van dezelfde verwijzingscijfers voorzien.

De in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van deverlichtingsinrichting volgens de uitvinding, omvat eenhuis 1, waarin een lamp 2 in geschikte, niet nader tebespreken houderorganen is bevestigd.

Een reflector 3 is op enige afstand van, gedeeltelijklangs iedere zijde van en gedeeltelijk boven de lamp 2bevestigd. Zoals uit figuur 1 blijkt is de reflector 3 indoorsnede in wezen concaaf. De reflector 3 kan uit één stukbestaan of kan uit meerdere delen bestaan, bijvoorbeeld uitdrie delen, zoals aangegeven in figuur 1.

Over de hele lengte van de reflector 3 zijn op onderlingeafstand van elkaar kleine dwarsspiegels 4 opgesteld. Debuitenste randen van die dwarsspiegels 4 zijn op geschiktewijze bevestigd aan de reflector 3 in daartoe in diereflector 3 voorziene inkepingen. In dwarsdoorsnede gezienomvatten de dwarsspiegels 4 een onderste gedeelte met een V-vorm. De wanden van het onderste deel van de dwarsspiegelsbestaan uit twee gekromde wanddelen 7, die in zijaanzicht(figuur 1) rechthoekig zijn. De kromming van ieder wanddeel 7is, zoals uit figuur 2 moge blijken parabolisch. Dewanddelen 7 zijn aan hun benedeneinden met elkaar verbondendoor een dwarsrand 5. De wanddelen 7 en de dwarsrand 5 kunnenuit één stuk zijn vervaardigd.

De rechthoekige, parabolisch gebogen wanddelen 7 van dedwarsspiegels 4 gaan ieder naar boven toe over in, of zijn aan de bovenrand verbonden met een vlakke strook 8, dievrijwel vertikaal is gericht, zodat de twee stroken 8 van.eendwarsspiegel 4 in wezen evenwijdig aan elkaar verlopen. Debovenrand van iedere strook 8 heeft in zijaanzicht, zoalsweergegeven in figuur 1, naar weerszijden een zaagtandvormigverloop, uitgaande van een min of meer horizontaalmiddendeel 6. De naar weerszijden oplopende randen 9, 10 en11 van de zaagtandvormige bovenrand van de stroken 8 kruisenelkaar onder een hoek β van ongeveer 140° tot 160°. Het hoogste punt van de meest naar de zijde gelegen oplopenderanden 11 bevindt zich op een afstand van de bovenzijde vanhet bijbehorende gebogen wanddeel 7 ongeveer gelijk aan dehelft van de afstand tussen de twee evenwijdige stroken 8 vande desbetreffende dwarsspiegel.

Bij de afgebeelde uitvoeringsvorm zijn vanaf de rand vanhet middendeel 6 van iedere strook 8 en vanaf de oplopenderanden 9, 10 en 11 vlakke spiegeltjes 12 inwaarts omgezet ofgeplooid. Die inwaarts omgezette spiegeltjes 12 hebbenzodanige afmetingen dat tussen vanaf de tegenoverelkaargelegen stroken 8 naar elkaar toe geplooide spiegeltjes 12nog slechts een minimale spleet 13 bestaat. Bij voorkeur isdie spleet 13 zo gering, dat de spiegeltjes 12 elkaar vrijwelraken en aldus de bovenzijde van de dwarsspiegels 4 terplaatse van de oplopende randen 9, 10 en 11 quasi dicht is.Daarentegen zijn de "korte" randen van de zaagtanden, dieongeveer loodrecht verlopen op de randen 9, 10 en 11, nietafgedekt door enige spiegel, zodat daardoor geen hinderlijkevlekken op de reflector 3 boven de nagestreefdeafschermingshoek kunnen worden gevormd.

Claims (4)

1. Verlichtingsinrichting, omvattende houderorganen voortenminste een buisvormige lamp, een langwerpige reflector diezich uitstrekt boven en langs de opstelplaats van detenminste ene buisvormige lamp, welke reflector zodanigeconcave vorm heeft dat alle in bedrijf in dwarsrichting doorde lamp uitgestraald licht de inrichting rechtstreeks of nareflectie verlaat onder een hoek met een basisvlak van deinrichting, die groter is dan of tenminste gelijk aan eengewoonlijk tussen 30° en 45° liggende afschermhoek (00 van de inrichting, en een reeks in dwarsrichting ten opzichte van dereflector onder de opstelplaats van de tenminste enebuisvormige lamp opgestelde spiegels, waarbij iederedwarsspiegel een benedendeel omvat met in hoofdzaak V-vormigedwarsdoorsnede en concaaf gevormde zijwanden en een bovendeeldat een voortzetting is van ieder van de concaaf gevormdezijwanden, doch uit de concave vorm is gericht in eenrichting in hoofdzaak loodrecht op het basisvlak, welkbovendeel voorts een de ruimte tussen de loodrechtevoortzettingen tenminste gedeeltelijk afdekkendereflecterende afdekking omvat, met het kenmerk dat bij dwarsspiegels waarvan dedwarsdoorsnede van de concaaf gevormde zijwanden de vorm van(een deel van) een parabool heeft, de bovenrand van deloodrechte voortzetting van ieder der zijwanden vanuit hetmidden, dat voor een deel evenwijdig aan het basisvlak kanverlopen, naar buiten toe min of meer zaagtandvormig oplopendis uitgevoerd, zodanig dat de voortzettingen van ieder derzijwanden eikaars spiegelbeeld zijn en dat de afdekking vande ruimte tussen de voortzettingen een afdekking is tussen delangste, oplopende delen van ieder stel tegenover elkaargelegen zaagtandvormige voortzettingen van ieder derzijwanden.

2. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1, met hetkenmerk dat de min of meer zaagtandvormig oplopende randenvan de voortzettingen een hoek van 10° tot 20° met hetbasisvlak maken.

3. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1-2, met hetkenmerk dat de hoogte ten opzichte van de concave zijwand vande hoogste, tevens buitenste zaagtand, ongeveer gelijk is aande helft van de afstand tussen een paar tegenover elkaargelegen zaagtandvormige voortzettingen.

4. Verlichtingsinrichting volgens conclusie 1-3, met hetkenmerk dat de afdekking tussen de voortzettingen wordtgevormd door loodrechte omzettingen van de desbetreffendevoortzettingen, welke omzettingen zodanige afmetingen hebbendat de omzettingen van tegenover elkaar gelegen parenvoortzettingen elkaar in het midden van de ruimte tussen deloodrechte voortzettingen vrijwel raken.