NL9401496A - Werkwijze voor het bepalen van de kleur of kleurcodering van een voorwerp. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het bepalen van de kleur of kleurcodering van .een voorwerp

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voorhet bepalen van de kleur of kleurcodering van een voorwerp,zoals bijvoorbeeld een elektrisch geïsoleerde draad of elek¬trisch onderdeel en beoogt een werkwijze van de in de aanhefgenoemde soort te verschaffen, die snel en met grote betrouw¬baarheid de kleur of kleurcodering van een voorwerp kanbepalen.

Hiertoe heeft de werkwijze volgens de uitvinding dekenmerkende maatregelen van conclusie 1.

Hierdoor wordt een werkwijze verkregen, waarmee opbijzonder betrouwbare wijze snel de kleur van een voorwerp kanworden bepaald.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand vande tekening, waarin een toepassingsvoorbeeld van de werkwijzevolgens de uitvinding sterk schematisch is weergegeven.

Fig. 1 is een sterk schematisch weergegeven perspec¬tivisch aanzicht van enkele belangrijke onderdelen van eentoepassing van de werkwijze volgens de uitvinding in eeninrichting voor het bedraden van een connector.

Fig. 2 is een sterk schematisch weergegeven zij¬aanzicht van de inrichting uit fig. 1.

Fig. 3 is een sterk schematisch weergegeven bovenaan¬zicht van een deel van de inrichting uit fig. 1.

Fig. 4 is een blokschema van de inrichting uit fig. 1.

Fig. 5 toont een stroomschema ter toelichting van dewerkwijze volgens de uitvinding.

In de fig. 1-4 is sterk schematisch een inrichtingweergegeven voor het bedraden van een connector 1 met een aan¬tal contacten 2 van het IDC-type. Bij deze inrichting wordt dewerkwijze volgens de uitvinding toegepast voor het bepalen vande kleurcodering van de draden, waarmee de contacten moetenworden bedraad. De werkwijze volgens de uitvinding is echterniet tot een dergelijke toepassing beperkt en is in het alge¬meen geschikt voor het bepalen van de kleur van een voorwerp.

De inrichting is voorzien van een houder 3 waarin dete bedraden connector l wordt geplaatst, waarbij aan weerszij¬den van de houder 3 een draadinvoerkop 4 met een dwars op delangsrichting van de houder 3 heen en weer beweegbaar gereed¬schap 5 is aangebracht. Elke draadinvoerkop 4 omvat voorts eendraadgeleidingsorgaan 6 waarin een op een contact 2 aan tesluiten draad kan worden gebracht. De draadinvoerkoppen 4 zijnin de langsrichting van de houder 3 verplaatsbaar door een inhet blokschema volgens fig. 4 aangeduid aandrijforgaan 7, zo¬dat de gereedschappen 5 in lijn kunnen worden gebracht.mèt elkcontact 2 van de in de houder 3 geplaatste connector 1.

De inrichting is voorts voorzien van draadselectie-middelen die in een vooraf bepaalde vaste positie zijn aange¬bracht. De draden maken gewoonlijk deel uit van een kabel 8die wordt vastgeklemd in een schematisch aangeduide kabelklem9. De draden 10 worden in een invoeropening 11 van een statio¬nair opgestelde draadselectieplaat 12 gestoken, welke deeluitmaakt van de draadselectiemiddelen. In de draadselectie¬plaat 12 is een selectiesleuf 13 aangebracht, die enerzijdsaansluit op de invoeropening 11 en anderzijds met een uitganguitmondt in een onder de invoeropening 11 gelegen rand van dedraadselectieplaat 12. De in de invoeropening 11 gestoken dra¬den 10 zakken in willekeurige volgorde in de selectiesleuf 13waarvan de breedte overeenkomt met de diameter van de indivi¬duele draden 10. De uitgang van de selectiesleuf 13 is afge¬sloten door een sluiter 14 die op niet nader weergegeven wijzebedienbaar is voor het vrijgeven van de uitgang van de draad-selectiesleuf 13. Voorts omvatten de draadselectiemiddelen eeneveneens op niet nader weergegeven wijze dwars op de selectie¬sleuf 13 heen en weer beweegbare schuif 15 met een wigvormiguiteinde. De draden 10 die onder invloed van de zwaartekrachtin de selectiesleuf 13 zakken worden nog aangedrukt door eenaandrukorgaan 16.

De inrichting is voorts voorzien van een grijper 17met een vast bovenbekdeel 18 en een beweegbaar onderbekdeel19. De grijper 17 is door middel van schematisch aangeduidemiddelen 20 voor het in x-, y- en z-richting verplaatsen vande grijper.

Tenslotte omvat de inrichting een in fig. 4 schema¬tisch aangeduide verwerkingseenheid 21 die met snelle micro¬ processoren is uitgerust. Op de verwerkingseenheid 21 is eenkleurencamera 22 aangesloten, welke beeldsignalen levert aande hand waarvan de verwerkingseenheid een waargenomen draadkan identificeren. Een lichtbron 23 verlicht de aan de sluiter14 grenzende draad, zodat de kleurencamera 22 een constantverlicht beeld kan waarnemen.

In een geheugen 24 kunnen voor uiteenlopende connec¬tors de bedradingsschema's zijn vastgelegd, waarbij via eentoetsenbord 25 de verwerkingseenheid 21 kan worden ingesteldop het bedraden van een bepaalde connector en de verwerkings¬eenheid het bedradingsproces bestuurt aan de hand van het inhet geheugen 24 vastgelegde bedradingsschema.

Voor het bedraden van een connector 1 wordt de con¬nector in de houder 3 geplaatst en worden de draden 10 van dekabel 8 door de invoeropening 11 van de draadselectieplaat 12gestoken. De draden 10 zakken in de selectiesleuf 13 waarbijde onderste draad op de sluiter 14 komt te liggen. Vervolgensbedient de verwerkingseenheid 21 de als scheidingsorgaan werk¬zame schuif 15, zodat de aan de sluiter 14 grenzende draad 10van de overige draden 10 wordt afgezonderd. De afgezonderdedraad 10 wordt door de lichtbron 23 verlicht en de kleurenca¬mera 22 levert beeldsignalen aan de verwerkingseenheid 21. Deverwerkingseenheid 21 bestuurt de grijperverplaatsingsmiddelen20 en het beweegbare bekdeel 19 van de grijper 17 zodanig, datde afgezonderde draad wordt beetgepakt en in een vooraf be¬paalde positie wordt gehouden, zodat een eenduidige waarnemingvan elke afgezonderde draad mogelijk is.

De verwerkingseenheid 21 bepaalt uit de ontvangenbeeldsignalen van de kleurencamera 22 de kleurcodering van dewaargenomen draad 10. Gewoonlijk bestaat deze kleurcoderinguit een hoofdkleur, waarbij een tweede kleur in ringen met eenvooraf bepaalde herhalingsfrequentie al dan niet aanwezig kanzijn. Hierna zal worden aangenomen dat deze tweede kleur zwartis. Ook andere kleuren zijn echter mogelijk als tweede kleur.

Wanneer de verwerkingseenheid 21 de kleurcodering vande afgezonderde draad 10 heeft bepaald, wordt de sluiter 14geopend, zodat de afgezonderde draad wordt vrijgegeven. Deoverige draden worden door de schuif 15 in de selectiesleuf 13vastgehouden. De verwerkingseenheid 21 bestuurt de grijperver-plaatsingsmiddelen 20 zodanig dat de grijper 17 de afgegeven draad 10 naar het draadgeleidingsorgaan 6 brengt dat aan de * zijde is gelegen, waar het te bedraden contact 2 van de con¬nector 1 zich bevindt. Tevens bestuurt de verwerkingseenheid21 het aandrijforgaan 7 van de draadinvoerkoppen 4 zodanig,dat de gereedschappen 5 met het te bedraden contact 2 in lijnworden gebracht. De grijper 17 beweegt hierbij volgens eenbolschilbaan waarvan het middelpunt ongeveer in de kabelklem 9is gelegen. Zodra de draad 10 zich in het betreffende draadge¬leidingsorgaan 6 bevindt, beweegt de grijper 17 volgens eentweede bolschilbaan met kleinere straal en trekt de draad 10strak in het draadgeleidingsorgaan 6. Hierna bedient de ver¬werkingseenheid 21 het betreffende gereedschap 5 en wordt dedraad 10 op gebruikelijke wijze op de juiste lengte afgesnedenen in het betreffende contact 2 bevestigd. Het afgesnedendraadgedeelte wordt door de grijper 17 in een afvalbak 26 ge¬deponeerd .

Gelijktijdig met het toevoeren van de afgegeven draad10 naar het draadgeleidingsorgaan 6 bestuurt de verwerkings¬eenheid 21 de sluiter 14 voor het afsluiten van de selectie-sleuf 13 en wordt de schuif 15 bestuurd voor het vrijgeven vande selectiesleuf 13. De draden 10 zakken in de selectiesleuf13 omlaag, waarna de schuif 15 de overige draden 10 weerscheidt van de aan de sluiter 14 grenzende draad 10. Nadat deeerder afgegeven draad in het betreffende contact 2 is beves¬tigd, kan een volgende draad worden geïdentificeerd en in eenbijbehorend contact worden bevestigd.

De verwerkingseenheid 21 legt de reeds aangeslotendraden 10 van een te bedraden connector 1 in het geheugen 24vast. Hierdoor kan de verwerkingseenheid 21 tijdens het bedra¬den elke volgende afgezonderde draad 10 vergelijken met dereeds op contacten 2 aangesloten draden. Indien een draadwordt geïdentificeerd die volgens de in het geheugen 24 vast¬gelegde informatie reeds op een contact 2 is aangesloten,voert de verwerkingseenheid een nieuwe identificatie op eenandere plaats van de draad uit. Wanneer de verwerkingseenheid21 bij een hernieuwde identificatie een kleurcodering vindtdie strijdig is met de eerste identificatie, bijvoorbeeldblauw in plaats van rood, dan geeft de verwerkingseenheid 21een alarmsignalering af en stopt het bedraden van de connector1. Indien na een vooraf bepaald aantal identificatiepogingen, bijvoorbeeld vijf maal, geen kleurcodering van een nog nietaangesloten draad 10 wordt gevonden, wordt eveneens een alarm-signalering afgegeven en wordt het bedraden van de connector 1gestopt.

De verwerkingseenheid 21 geeft via een display 27 hetgekozen bedradingsschema weer, waarbij tijdens het bedradentevens het verloop van het bedradingsproces en het verkregenresultaat kan worden weergegeven.

Het identificeren van de kleurcodering door de ver¬werkingseenheid 21 vindt bij voorkeur als volgt plaats:

De beeldinformatie die van de kleurencamera 22 wordtverkregen, wordt door de verwerkingseenheid 21 vastgelegd inhet geheugen 24. In een aantal over de lengte van de waargeno¬men draad verdeelde beeldpunten of pixels, bijvoorbeeld 15beeldpunten over een lengte van 7 mm, worden de tint-, verza-digings- en helderheidswaarden (H-, S- en B-waarden) bepaald.De verwerkingseenheid 21 kan hiertoe met een op zichzelf be¬kende geïntegreerde schakeling zijn uitgerust. De verzadi-gingswaarde S vormt een indicatie voor het witaandeel. Naarmate meer wit licht met de kleur is gemengd, wordt de verzadi-gingswaarde kleiner. De helderheidswaarde geeft een indicatievoor de lichtintensiteit, waarbij een helderheidswaarde 0overeenkomt met zuiver zwart. De tint komt overeen met de po¬sitie in de kleurencirkel en wordt bijvoorbeeld uitgedrukt ingraden.

Zoals in het stroomdiagram van fig. 5 is aangeven,wordt in een eerste stap de helderheidswaarde vergeleken meteen eerste referentiewaarde, waarbij indien de helderheids¬waarde B kleiner is dan de eerste referentiewaarde, wordt aan¬genomen dat het beeldpunt zwart is. In een tweede stap, dieuiteraard alleen wordt uitgevoerd indien het beeldpunt nietzwart is, wordt de verzadigingswaarde S vergeleken met eentweede referentiewaarde, waarbij indien de waarde S kleiner isdan de tweede referentiewaarde, wordt aangenomen dat hetbeeldpunt kleurloos dan wel grijs of wit is. Indien de verge¬lijking van de verzadigingswaarde S met de tweede referentie¬waarde aangeeft dat inderdaad van een grijze of kleurlozedraad sprake is, wordt de helderheidswaarde B achtereenvolgensmet opeenvolgende referentiebereiken vergeleken om vast te stellen welk niveau grijs het beeldpunt heeft dan wel of hetbeeldpunt wit is, zoals in het stroomdiagram is aangegeven.

Indien de vergelijking van de verzadigingswaarde Smet de tweede referentiewaarde aangeeft dat het beeldpunt nietkleurloos is, wordt de tintwaarde H vergeleken met een aantalopeenvolgende referentiebereiken die elk overeenkomen met eenvooraf bepaalde kleur. Wanneer een bepaalde kleur is gevonden,wordt tenslotte nog de verzadigingswaarde vergeleken met eenderde referentiewaarde, met behulp waarvan wordt vastgesteldof de gevonden kleur licht of donker is.

Wanneer voor alle beeldpunten de kleur is vastge¬steld, wordt als hoofdkleur voor de waargenomen draad de kleurgekozen die het meest is gedetecteerd. Indien meer dan eenvooraf bepaald aantal beeldpunten een gemeenschappelijke twee¬de kleur hebben, wordt aangenomen dat sprake is van een kleur-codering met een in ringen aangebrachte tweede kleur.

De draadlengte waarover de beeldpunten waarvan dekleur wordt bepaald, regelmatig worden verdeeld, wordt tenmin¬ste gelijk gekozen aan de herhalingslengte van de ringen vande tweede kleur. De onderlinge afstand tussen de beeldpuntenwordt zodanig gekozen dat altijd tenminste drie beeldpunten ineen ring van de tweede kleur liggen.

Een andere toepassing van de werkwijze volgens deuitvinding is het controleren van de positie van door middelvan kleur gecodeerde elektrische of elektronische onderdelenop een printkaart. Nadat de onderdelen op gebruikelijke wijzeop een printkaart zijn geplaatst, wordt door middel van eenkleurencamera een kleurenbeeldopname van de printkaart gemaakten deze opname wordt in een geheugen opgeslagen. Voorts is inhet geheugen de juiste positie van elk onderdeel en de bijbe¬horende kleurcodering vastgelegd.

Voor elk onderdeel worden op de bijbehorende positieenkele beeldpunten gekozen en van deze beeldpunten worden opde hiervoor beschreven wijze de S-, H- en B-waarden bepaald enmet behulp van deze waarden de desbetreffende kleur. De aldusvastgelegde kleur wordt vergeleken met de voor deze positie inhet geheugen vastgelegde kleur. Indien geen overeenstemmingbestaat, wordt een alarmsignaal gegeven en de bijbehorendepositie op de printkaart op een beeldscherm aangegeven.

De uitvinding is niet beperkt tot de m het voor¬gaande beschreven uitvoeringsvoorbeelden, die binnen het kaderder conclusies op verschillende manieren kunnen worden geva¬rieerd.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het bepalen van de kleur of kleur-codering van een voorwerp, met het kenmerk, dat bijvoorbeelddoor middel van een kleurencamera een kleurenbeeld van hetvoorwerp wordt opgenomen en dat in een aantal over het opper¬vlak van het voorwerp verdeelde beeldpunten van het kleuren¬beeld van het voorwerp de S-, H- en B-waarden van het kleuren¬beeld worden bepaald en de kleur wordt bepaald door vergelij¬ken van deze S-, H- en B-waarden met vooraf bepaalde referen¬tiewaarden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk,dat de B-waarde van elk beeldpunt wordt vergeleken met eeneerste referentiewaarde die vastlegt of het beeldpunt al danniet zwart is, waarna indien het beeldpunt niet zwart is, ver¬volgens de S-waarde van elk beeldpunt wordt vergeleken met eentweede referentiewaarde die vastlegt of het beeldpunt al danniet kleurloos is, waarna indien het beeldpunt niet kleurloosis, vervolgens aan de hand van de H-waarde van elk beeldpuntde kleur wordt bepaald.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk,dat in geval van een kleurloos beeldpunt door vergelijken vande B-waarde met een aantal referentiebereiken de kleur wit ofhet grijsniveau wordt bepaald.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met hetkenmerk, dat in geval van een gekleurd beeldpunt de H-waardevan elk beeldpunt wordt vergeleken met een aantal opeenvolgen¬de referentiewaardebereiken, waarbij elk referentiewaarde-bereik overeenkomt met een bepaalde kleur, en de s-waarde vanhet beeldpunt met een derde referentiewaarde wordt vergeleken,die vastlegt of de gevonden kleur licht of donker is.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies,waarbij de voorwerpen elk een hoofdkleur en al dan niet eentweede kleur in ringen met een vooraf bepaalde herhalingsaf-stand hebben, met het kenmerk, dat na het bepalen van de kleurvan alle beeldpunten de kleur die voor de meeste beeldpuntengeldt als hoofdkleur van het voorwerp wordt vastgesteld, waar¬bij indien meer dan één vooraf bepaald beeldpunt met de tweede kleur is gevonden, een kleurcodering met hoofdkleur en tweedekleur wordt vastgesteld.

6. Toepassing van de werkwijze volgens één der voor¬gaande conclusies voor het bepalen van de kleurcodering vaneen elektrische geleider met gekleurde isolatiemantel.

7. Toepassing van de werkwijze volgens één der con¬clusies 1-5 voor het controleren van de positie van een elek¬trisch onderdeel op een printkaart, waarbij in een geheugenposities en bijbehorende kleuren van onderdelen van de te con¬troleren printkaart zijn vastgelegd en waarbij de voor elkonderdeel op de printkaart vastgestelde kleur wordt vergelekenmet de bij de betreffende positie behorende vastgelegde kleuren waarbij bij niet-overeenstemming een alarmsignaal wordt afgegeven.

8. Inrichting voor het toepassen van de werkwijzevolgens één der conclusies 1-5, voorzien van een kleurencameravoor het opnemen van een kleurenbeeld van het (de) voor¬werp (en) waarvan de kleur moet worden bepaald, een verwer-kingseenheid voor het bepalen van de kleur van het voorwerpuit het opgenomen kleurenbeeld, een geheugen voor het vastleg¬gen van referentiewaarden voor de S-, H- en B-waarden, eengeheugen voor het vastleggen van het opgenomen kleurenbeeld eneen weergeefeenheid voor het weergeven van het opgenomen kleu¬renbeeld.