NL9401427A - Oven en werkwijze voor het met behulp van luchtverwarming bakken van vormstukken. - Google Patents

Description

Titel: Oven en werkwijze voor het met behulp van luchtverwarming bakken van vormstukken

De uitvinding heeft betrekking op een bakoven, voorzien van een aantal bakmatrijzen voor het bakken van vormstukken, bijvoorbeeld uit een deeg of een deegsuspensie, waarbij verwarmingsmiddelen zijn voorzien voor het verwarmen van de bakmatrijzen.

Voor het bakken van vormstukken uit een deeg of een deegsuspensie, bijvoorbeeld wafels of schaalproducten, wordt in de geschikte bakvorm of bakvormen bepalende bakmatrijzen een geschikte hoeveelheid deeg gebracht, waarna de bakmatrijs vervolgens in een oven wordt verhit. Het of elk vormstuk wordt dan gebakken en na het bakken uit de bakmatrijs genomen, waarna de bakmatrijs opnieuw wordt gevuld. Op deze wijze kan in relatief hoog tempo een groot aantal vormstukken worden gebakken.

Voor het verhitten van de bakmatrijzen wordt gebruikelijk onder de bakmatrijzen een rij gasbranders opgesteld die de bakmatrijzen verwarmen. Daardoor worden delen van de bakmatrijzen relatief heet ten opzichte van andere delen van de bakmatrijs. Dit is bijzonder nadelig voor de bakmatrijzen omdat daardoor warmtebeschadigingen kunnen optreden, zoals bijvoorbeeld breuk en verhoogde slijtage. Bovendien wordt daardoor de kwaliteit van de gebakken vormstukken nadelig beïnvloed. Door het verschil in temperatuur in de bakmatrijs kan scheurvorming in het vormstuk optreden. Voorts vergen het opwarmen en afkoelen van de bakmatrijzen relatief veel tijd en gaat veel energie verloren doordat de bakmatrijzen onevenredig hoog moeten worden verwarmd ten opzichte van de gewenste baktemperatuur binnen de bakmatrijs. Bovendien is een nadeel van het gebruik van gasbranders met een open vlam in een bakoven dat door de hoge verhitting van de bakmatrijzen bij vervuiling van de oven, bijvoorbeeld met deeg of uitgevallen producten, het gevaar bestaat dat brand ontstaat in de oven, met name bij een opstelling van de gasbranders onder in de oven.

Een verder belangrijk nadeel van het verwarmen van de bakmatrijzen met behulp van onder de bakmatrijzen opgestelde gasbranders is dat met name bij bakmatrijzen waarbij een boven- en onderstuk een duidelijk verschillende warmte-inhoud hebben het verschil in temperatuur van de bakmatrijzen moeilijk regelbaar is, zeker wanneer verschillende bakvormen worden gebruikt. De energie-toevoer zal dan afgestemd dienen te zijn op de bakmatrijzen met de kleinste warmtevraag, waardoor voor de overige matrijzen een productieverlies optreedt omdat deze niet op optimale wijze kunnen worden benut. Daarenboven is het verwarmen van de bakmatrijzen met behulp van gasbranders energietechnisch gezien weinig rendabel.

De uitvinding beoogt derhalve een bakoven van de bovenbeschreven soort te verschaffen waarbij de genoemde nadelen zijn vermeden, met behoud van de voordelen. De bakoven volgens de uitvinding wordt daartoe gekenmerkt, doordat de verwarmingsmiddelen luchtverwarmingsmiddelen en luchtverplaat-singsmiddelen omvatten, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het binnen de oven geforceerd langs de bakmatrijzen leiden van met de luchtverwarmingsmiddelen verwarmde lucht.

Doordat gebruik wordt gemaakt van luchtverwarmingsmiddelen, waarbij de verwarmde lucht geforceerd langs de bakmatrijzen wordt geleid, kan voor een optimale warmteoverdracht tussen de lucht en de bakmatrijzen worden gezorgd, terwijl de lucht eenvoudig op een daartoe optimale temperatuur kan worden gebracht. De bakmatrijzen zullen met behulp van de geforceerd daarlangs geleide, verwarmde lucht zodanig worden verhit dat elk matrijsdeel op de gewenste temperatuur wordt gebracht, afhankelijk van onder andere de warmteinhoud daarvan en de warmtevraag van het daarin te bakken vormstuk. De temperatuur van de bakmatrijs is daardoor binnen strikte grenzen regelbaar, waardoor slechts relatief kleine temperatuurverschillen zullen optreden. De bakmatrijzen en daarmee de producten worden derhalve gelijkmatig verhit, waardoor warmtebeschadigingen van de bakmatrijzen worden verhinderd en bovendien de producten op optimale wijze en zonder scheurvorming worden gebakken.

Bovendien hoeven de bakmatrijzen niet meer plaatselijk tot ongewenst hoge tenperaturen te worden verhit en bevinden zich binnen de oven geen open vlammen, waardoor de kans op brand op effectieve wijze is weggenomen.

Een verder voordeel van het gebruik van de luchtverwarmingsmiddelen volgens de uitvinding is dat de gebruikte temperaturen eenvoudiger en sneller kunnen worden aangepast, waardoor schommelingen in de oven- en matrijstemperaturen eenvoudiger kunnen worden opgevangen. Daardoor kan een duidelijk hogere productie worden bereikt dan met vergelijkbare, door gasbranders verwarmde bakmatrijzen, waarbij bovendien kwalitatief betere producten worden verkregen.

Door de verwarmde lucht langs de bakmatrijzen te forceren kan de stagnante laag die zich om de bakmatrijzen vormt relatief eenvoudig worden gepasseerd waardoor een directe verhitting van de bakmatrijzen wordt verkregen. Daardoor wordt een energetisch gezien rendabele verwarmingswijze verkregen, met een hoog rendement, waarbij de temperaturen bovendien eenvoudig regelbaar zijn. Door regeling van de luchtsnelheid kan bovendien worden gecompenseerd voor verschillen in warmteoverdracht van verschillende bakmatrijzen en matrijsdelen. De bakoven volgens de uitvinding heeft voorts het voordeel dat installatie en onderhoud daarvan duidelijk eenvoudiger zijn dan bij de bekende bakovens, met name door het ontbreken van de gasbranders in de oven, en dat de opwarm- en afkoelperiode van de bakoven aanzienlijk zijn bekort.

In een voordelige uitvoeringsvorm wordt de bakoven volgens de uitvinding gekenmerkt doordat luchtrecirculatiemid-delen zijn opgenomen voor het terugvoeren van althans een deel, en bij voorkeur nagenoeg alle langs de bakmatrijzen gevoerde verwarmde lucht naar de luchtverwarmingsmiddelen.

Door recirculatie van de lucht vanuit de oven kan op geschikte wijze de toegevoerde warmte worden hergebruikt, waardoor warmteverliezen tot een minimum kunnen worden beperkt. Met een bakoven volgens de uitvinding kunnen daardoor op energievriendelijke wijze vormstukken worden gebakken.

In nadere uitwerking wordt een bakoven volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de luchtverplaatsingsmiddelen ten minste één ventilator en ten minste één daarop aansluitend luchtaanvoerkanaal omvatten, waarbij het luchtaanvoerkanaal zich binnen de oven langs tenminste een aantal bakmatrijzen uitstrekt, en bij voorkeur langs ten minste twee zijden daarvan en is voorzien van uitstroomopeningen, zodanig dat zich een luchtaanvoerbaan uitstrekt vanuit de luchtverwarmingsmiddelen via de ventilator, althans een deel van het luchtaanvoerkanaal en een aantal uitstroomopeningen naar het buitenoppervlak van ten minste een aantal bakmatrijzen.

Bij deze uitvoeringsvorm kan via elk luchttoevoerka-naal met behulp van een ventilator lucht worden aangevoerd, welke lucht tijdens gebruik door de uitstroomopeningen tegen de bakmatrijzen wordt geblazen. Op deze wijze wordt een goed gedefinieerde luchtaanvoerbaan verschaft, waardoor de verwarmde lucht op eenduidige wijze naar de bakmatrijzen wordt gevoerd.

In nadere uitwerking van de uitvinding wordt de bakoven gekenmerkt doordat de bakoven een doorloopoven is, ingericht voor het achter elkaar door de oven voeren van de bakmatrijzen langs een geleidebaan, waarbij de bakmatrijzen in een onderling geschakelde reeks in de oven zijn opgesteld, waarbij elke bakmatrijs is voorzien van een eerste en een tweede matrijsdeel, waarbij het eerste matrijsdeel is voorzien van geleidingsmiddelen waarmee de bakmatrijzen over de geleidebaan kunnen worden geleid, waarbij een eerste luchtaanvoerkanaal zich aan de zijde van het eerste matrijsdeel uitstrekt en een tweede luchtaanvoerkanaal zich aan de zijde van het tweede matrijsdeel uitstrekt en de uitstroomopeningen in hoofdzaak dwars op de doorvoerrichting zijn gericht.

Doordat zich langs beide zijden van de bakmatrijzen een luchtaanvoerkanaal uitstrekt kunnen de bakmatrijzen van twee zijden op optimale wijze worden verhit. Daarbij kan de toevoer van verwarmde lucht (hoeveelheid, temperatuur, snelheid en dergelijke) aan beide zijden van de bakmatrijzen onafhankelijk worden geregeld zodat steeds aan de warmtebehoefte van het betreffende matrijsdeel kan worden voldaan. Bovendien worden beide matrijsdelen hierbij tegelijkertijd verwarmd inplaats van slechts één zijde, zoals bij de bekende bakovens. Daardoor kan worden volstaan met een relatief kort verwar-mingstraject en/of een relatief hoge doorvoersnelheid van de bakmatrijzen, temeer door de goede warmteoverdracht die het gevolg is van de geforceerde luchtverwarming.

De uitstroomopeningen zijn bij voorkeur straalpijpvormig. Daardoor wordt er op eenvoudige wijze voor gezorgd dat de lucht op de juiste wijze met relatief hoge snelheid tegen de oppervlakken van de bakmatrijzen wordt aangeblazen, zonder dat daartoe extreme druk hoeft te worden opgebouwd. De uitstroomopeningen zijn gelijkmatig over de luchtkanalen verdeeld. Aangezien de lucht met voldoende snelheid wordt aangevoerd treedt binnen de luchtkanalen slechts een minimale drukval op.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het bakken van vormstukken uit deeg of deegsuspensies in bakmatrijzen in een oven, waarbij tijdens normaal gebruik van de oven een hoeveelheid deeg of deegsuspensie in een bakmatri js wordt gebracht, de bakmatrijs wordt gesloten en in de oven wordt verhit, zodanig dat het vormstuk in de bakmatrijs wordt gebakken, dat vervolgens het gebakken vormstuk uit de bakmatrijs wordt genomen en de bakmatrijs wordt hervuld. De werkwijze wordt volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de bakmatrijs met behulp van geforceerd aangevoerde, verhitte lucht wordt verwarmd.

In een voorkeursuitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding worden de bakmatrijzen van ten minste twee zijden aangeblazen met verhitte lucht, waarbij de temperatuur van de aangeblazen lucht aan elke zijde regelbaar is en wordt afgestemd op ten minste de warmtecapaciteit van het naar de betreffende aanstroomzijde gerichte zijde van de bakmatrijs en de warmtebehoefte van het te bakken vormstuk, waarbij de snelheid van de aangeblazen lucht zodanig wordt ingesteld dat deze lucht een zich rond de bakmatrijzen vormende stagnante laag althans in hoofdzaak kan passeren en de bakmatrijs direct kan verhitten en waarbij de in de oven geblazen lucht na warmte-uitwisseling met de bakmatrijzen althans in hoofdzaak uit de oven wordt afgevoerd en via luchtverwarmingsmiddelen wordt teruggevoerd naar de aanblaaszijde van de oven.

Op deze wijze kan op een optimale, energievriendelijke wijze een groot aantal vormstukken worden gebakken in een oven. Elk matrijsdeel wordt op optimale wijze op de juiste temperatuur gebracht, waardoor de temperatuurverschillen rond de vormholten binnen zeer strikte grenzen kunnen worden gehouden. Daardoor wordt de kans op beschadiging van de vormstukken tijdens het bakken verhinderd, zodat bij gebruik van de werkwijze weinig uitval optreedt. Door recirculatie van de verwarmde lucht via de verwarmingsmiddelen wordt de restwarmte van de lucht hergebruikt, waardoor een hoog rendement wordt bereikt. Bovendien kan het warmtegebruik van de oven eenvoudig worden bepaald. Door regeling van zowel de luchttemperatuur als de stromingssnelheid wordt bereikt dat de stagnante laag rond de bakmatrijzen wordt gepasseerd door lucht die een temperatuur heeft die is afgestemd op onder andere de warmtecapa-citeit van de betreffende matrijsdelen en de warmteover-drachtscoëfficiënt daarvan, de contacttijd tussen de lucht en het matrijsoppervlak en de warmtebehoefte van de vormstukken. Tijdens het bakproces wordt bij voorkeur extra lucht van buiten de oven aangevoerd teneinde te verzorgen dat de temperatuur van de teruggevoerde lucht altijd lager is dan de minimaal gewenste procesluchttemperatuur, welke aanvoer op eenvoudige wijze wordt bereikt door gebruikmaking van leklucht.

Bij een voordelige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt in ten minste een aantal bakmatrijzen een reeks vormholten bepaald, waarbij afhankelijk van ten minste de matrijstemperatuur bij elke bakcyclus wordt bepaald welke van de vormholten wordt of worden gevuld. Daardoor kan, zonder dat de bakoven stilgezet hoeft te worden of verdere bijzondere maatregelen hoeven te worden genomen de temperatuur van een bakmatrijs eenvoudig worden bijgeregeld.

Doordat minder vormholten worden gevuld wordt de bakmatrijs slechts weinig afgekoeld, waardoor de toegevoerde warmte de bakmatrijs sneller zal opwarmen dan bij bakmatrijzen met meer gevulde vormholten. Bij een volgende cyclus heeft de betreffende bakmatrijs dan weer een temperatuur die voldoende hoog is om het bakproces niet te verstoren. Dit is met name van belang bij bijvoorbeeld bakmatrijzen die na een cyclus niet geheel zijn geleegd en vervolgens wel weer zijn gevuld en als gevolg van deze dubbele vulling veel warmte hebben verloren.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoe-ringsvoorbeelden van een bakoven en een werkwijze voor het bakken van vormstukken, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven. Daarin toont: fig. 1 een regelschema van een bakoven met een luchtverwarming; fig. 2 een doorgesneden zij-aanzicht van een bakoven met luchtverwarming; fig. 3 een doorgesneden zij-aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een bakoven met luchtverwarming; en fig. 4 een regelschema voor een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een bakoven met luchtverwarming.

In fig. 1 is een regelschema getoond van een bakoven 1, voorzien van heteluchtverwarming. In onderbroken lijnen is een ovenruimte 2 aangegeven waarin een reeks bakmatrijzen 3 is opgesteld. Elke bakmatrijs 3 bepaalt op gebruikelijke wijze één of meer vormholten. De bakmatrijzen 3 worden, gevuld met deeg, via een rondlopend paar geleiderails 4 door de ovenruimte 2 gevoerd, waarbij de vormstukken worden gebakken. Vervolgens worden de vormstukken uitgenomen, waarna de bakmatrijzen 3 weer worden gevuld en terug de ovenruimte 2 worden ingevoerd.

Door de ovenruimte 2 strekt zich één eerste luchtkanaal 5 en een tweetal tweede luchtkanalen 6 uit. De luchtkanalen 5, 6 liggen alle evenwijdig aan elkaar, waarbij het eerste luchtkanaal 5 is gelegen tussen de tweede luchtkanalen 6. De geleiderails 4 strekken zich tussen de luchtkanalen 5, 6 door uit, zodanig dat het eerste luchtkanaal 5 in hoofdzaak is ingesloten tussen een onderste deel 7, een bovenste deel 8 en tweede einddelen 9 van het door de geleiderails 4 bepaalde traject. De bakmatrijzen 3 zijn zodanig op de geleiderails gepositioneerd dat steeds hetzelfde deel van de bakmatrijs 3 naar het eerste luchtkanaal 5 is gericht. Dientengevolge is een ander deel van de bakmatrijs 3 naar een tweede luchtkanaal 6 gericht.

Het eerste luchttoevoerkanaal 5 is nabij een einde aangesloten op een eerste aanvoerleiding 10, die anderzijds aansluit op een eerste luchtbehandelingsinrichting 11. De tweede luchtkanalen 6 zijn te zamen aangesloten op een tweede aanvoerleiding 12 die anderzijds is aangesloten op een tweede luchtbehandelingsinrichting 13. De luchtbehandelingsinrichtin-gen 11, 13 worden nog nader toegelicht. Vanuit de ovenruimte 2 strekt zich een -.luchtretourleiding 14 uit naar een aanvoer-zijde van de beide luchtbehandelingsinrichtingen 11, 13. De luchtkanalen 5, 6 zijn aan de naar de bakmatrijzen gekeerde zijde(n) voorzien van een groot aantal op regelmatige wijze verdeelde uitstroomopeningen 15, die bij voorkeur straalpijpvormig zijn en haaks op de doorvoerrichting van de bakmatrijzen 3 zijn gericht.

Tijdens gebruik van de bakoven kan lucht vanuit de ovenruimte 2 via de retourleiding 14, de eerste luchtbehandelingsinrichting 11 en de eerste aanvoerleiding 10 naar het eerste luchtkanaal 5 worden geleid, en via de retourleiding 14, de tweede luchtbehandelingsinrichting 13 en de tweede aanvoerleiding 12 naar de tweede luchtkanalen 6. Voor het terugvoeren van de retourlucht kunnen eveneens bijvoorbeeld twee retourleidingen 14 zijn aangebracht waarbij een eerste retourleiding 14 is aangesloten nabij het eerste luchtkanaal 5 en een tweede retourleiding 14 is aangesloten nabij het tweede luchtkanaal 6. Het voordeel van deze inrichting is dat bij het retourneren van de lucht geen menging optreedt. Daardoor wordt verhinderd dat bij grote temperatuurverschillen van de lucht in het eerste luchtkanaal 5 en het tweede luchtkanaal 6 de lucht met de hoogste temperatuur te zeer wordt afgekoeld door de lucht met de laagste temperatuur en/of de lucht met de laagste temperatuur te veel door de warmere lucht wordt verhit . Dit heeft belangrijke energetische voordelen. Ter vereen- voudiging is in het vervolg slechts gesproken over één retour-leiding 14, doch dient steeds bedacht te worden dat dit twee of meer retourleidingen kunnen zijn.

De luchtbehandelingsinrichtingen 11, 13 zijn althans qua opbouw gelijk aan elkaar. Elke luchtbehandelingsinrichting 11, 13 omvat een circulatieventilator 16 die enerzijds aansluit op de retourleiding 14 en anderzijds op een geleidebuis 17. Dwars op de geleidebuis 17 mondt een gecombineerde venti-lator/verwarmingsinrichting 18 uit die wordt aangestuurd door een temperatuursregeling 19. De geleidebuis 17 sluit bij de eerste luchtbehandelingsinrichting 11 via een eerste regelklep 20 aan op de eerste aanvoerleiding 10. Bij de tweede luchtbehandelingsinrichting 13 sluit de geleidebuis 17 via twee tweede regelkleppen 21 aan op de tweede aanvoerleidingen 6.

De warmteregeling kan op verschillende wijzen worden gerealiseerd. Zo kan bijvoorbeeld de brander worden bijgeregeld voor het toevoeren van meer of minder warmte aan de via de retourleiding 14 aangevoerde lucht of kan de hoeveelheid toegevoerde lucht naar de luchtkanalen 5 en 6 worden geregeld. Voorts kan de luchttemperatuur worden verlaagd door toevoeging van bijvoorbeeld relatief koude buitenlucht.

Een bakoven 29 met een regelschema volgens fig. 1 is getoond in fig. 2 en kan als volgt worden gebruikt.

Fig. 2 toont in gedeeltelijk doorgesneden zij-aanzicht schematisch een doorloopoven 1, geschikt voor het in een aantal geschakelde bakmatrijzen 3 bakken van schaaldelen of dergelijke vormstukken. In de oven 1 worden de bakmatrijzen 3 rondgeleid in de met de pijl P aangegeven richting, waarbij de bakmatrijzen 3 achtereenvolgens door een sluitstation 30, een bakgedeelte 2, een uitneemstation 31, een vulstation 32 en weer terug naar het sluitstation 30 worden gevoerd.

Elke bakmatrijs 3 is opgebouwd uit een eerste matrijs-deel 33 en een langs een zwenkas 34 zwenkbaar daarmee verbonden tweede matrijsdeel 35. De zwenkas 34 strekt zich uit langs één van de zijden van de beide matrijsdelen 33, 35. De matrijsdelen 33, 35 vormen te zamen, bij gesloten stand van de bakmatrijs 3, één of meer bakvormen B. Het eerste matrijsdeel 33 is voorzien van loopwielen 36 waarmee de bakmatrijs 3 over de zich door de oven uitstrekkende looprails 4 kan worden geleid. Het tweede matrijsdeel 35 is aan de van de zwenkas 34 afgekeerde zijde voorzien van een leidrol 37 die door een zich eveneens door de oven uitstrekkende leidrail 38 kan worden geleid.

Elke bakmatrijs 3 is voorts voorzien van een grendel-mechanisme 39, bijvoorbeeld een grendelpen-constructie of een grendelklem waarmee de matrijsdelen 33, 35 ten opzichte van elkaar kunnen worden vergrendeld. Openen en sluiten van de bakmatrijzen wordt met behulp van de leidrol 37 automatisch bewerkstelligd.

De bakmatrijzen zijn onderling verbonden, bijvoorbeeld door een aandrijfketting. De aandrijfketting wordt op een algemeen bekende wijze via een in de tekening niet weergegeven aandrijfmechanisme aangedreven waardoor de bakmatrijzen 3 door de oven 1 worden getrokken.

Een bakmatrijs 3 wordt in geopende toestand aangevoerd in het vulstation 32, waarin een hoeveelheid deeg in de bakmatrijs wordt aangebracht. Vervolgens wordt de bakmatrijs 3 naar het sluitstation 30 gevoerd, waarbij het tweede matrijsdeel 35 in de richting van het eerste matrijsdeel 33 wordt gezwenkt.

In het sluitstation 30 wordt de bakmatrijs dichtgedrukt en vergrendeld.

Voor de verwarming van de bakmatrijzen 3 in het bakge-deelte 2 is in de oven tussen het bovenste 8 en onderste deel 7 van het door de looprails 4 bepaalde traject een eerste luchtkanaal 5, en zowel boven het bovenste 8 als onder het onderste deel 7 van genoemd traject elk een tweede luchtkanaal 6 geplaatst. Het eerste luchtkanaal 5 en de tweede luchtkanalen 6 strekken zich in de lengterichting van de looprails 4 uit over de gehele breedte van de bakmatrijzen 3. De naar de bakmatrijzen toegekeerde zijden van de luchtkanalen zijn voorzien van een groot aantal bijvoorbeeld in rijen en banen aangebrachte uitstroomopeningen 15 die straalpijpvormig zijn.

Boven op de oven zijn de eerste 11 en tweede luchtbe-handelingsinrichting 13 opgenomen die zijn aangesloten zoals weergegeven in het in fig. 1 getoonde schema. Doordat deze luchtbehandelingsinrichtingen boven de oven zijn aangebracht wordt op optimale wijze gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte. In de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm omvatten de in de luchtbehandelingsinrichtingen opgenomen gecombineerde ventilator/verwarmingsmiddelen 18 een gasgestookte brander en een ventilator, maar uiteraard kan ook voor andersoortige verwarming van de lucht worden gekozen, zoals bijvoorbeeld elec-trische verwarming, inductie en dergelijke. De temperatuursregeling bestaat bijvoorbeeld uit een temperatuurvoeler, instel-middelen en regelmiddelen en kan op voor de vakman voor de hand liggende wijze zijn opgebouwd.

Bij de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm is in de retourleiding 14 een luchtverzamelkamer 40 opgenomen waaruit de circulatieventilatoren 16 de lucht aanzuigen. Luchtoverschotten die bijvoorbeeld optreden als gevolg van leklucht en verbranding kunnen via de schoorsteen 41 worden afgevoerd.

Zoals blijkt uit fig. 2 blijft steeds het eerste deel 33 van elke bakmatrijs naar het eerste luchtkanaal 5 gericht en het tweede deel 35 naar een tweede luchtkanaal 6. Daardoor kunnen onder andere de temperatuur, de hoeveelheid en de stromingssnelheid van de aangevoerde lucht per luchtkanaal 5, 6 op optimale wijze op het betreffende deel 33, 35 van de bakma-trijzen 3 worden afgestemd. Daardoor kan eenvoudig worden gecompenseerd en bijgeregeld. De ovenruimte 2 is op effie-ciënte wijze voorzien van een warmteisolerende bemanteling.

Tijdens gebruik van de oven wordt op efficiënte wijze gebruik gemaakt van leklucht die via bijvoorbeeld spleten tussen de ovenbeplating en de in- en uitvoerzijde van het ovengedeelte instroomt. Met deze leklucht worden luchtverlie-zen gecompenseerd, waardoor drukverschillen worden verhinderd en wordt bovendien een efficiënte temperatuurregeling eenvoudig mogelijk.

Tijdens gebruik van de oven voor het bakken van bijvoorbeeld schaaldelen uit een zetmeelrijke deegsuspensie worden aan de buitenzijde van de matrijs temperaturen ingesteld van bijvoorbeeld 300°C, waarbij aan de binnenzijde van de matrijs een baktemperatuur van ongeveer 200°C wordt bereikt. Bij de bekende ovens zou de buitentemperatuur plaatselijk veel hoger dan 400°C moeten zijn. Deze temperatuur kan zelfs rond de 1000°C of hoger liggen. Met name bij het gebruik van veren en dergelijke voor het sluiten en gesloten houden van de bakmatrijzen is deze temperatuur veelal onaanvaardbaar. De maximum procestemperatuur is bij voorkeur minder dan 350°C. Bovendien kan met behulp van de heteluchtverwarming volgens de uitvinding eenvoudig een temperatuurverschil tussen de betreffende matrijsdelen 33, 35 van één bakmatrijs van bijvoorbeeld minder dan 5°C worden bereikt. Ook bij gebruik van verschillende bakmatrijzen, van bijvoorbeeld verschillende opbouw of vervaardigd uit verschillende materialen kunnen optimale temperaturen steeds worden bereikt.

De hoge te bereiken temperaturen bij de bekende inrichting van bijvoorbeeld 1000°C hebben naast de energetische nog andere nadelen. Zo dienen voor de smering van de lagers waarop de bakmatrijzen door de oven worden gevoerd en de overige bewegende delen van de bakmatrijzen speciale smeermiddelen gebruikt te worden op bijvoorbeeld teflonbasis, welke smeermiddelen in de voedingsindustrie minder gewenst of zelfs ontoelaatbaar worden geacht. Bovendien zijn deze smeermiddelen relatief duur. Voorts worden de sterkte-eigenschappen van de gebruikte materialen en constructies bij de bekende inrichting als gevolg van de hoge temperaturen negatief beïnvloed. Zo veranderen de materiaaleigenschappen sterk en dienen zwaardere stijvere constructies gebruikt te worden. In het bijzonder bij gebruik van verende middelen in de matrijs en bakoven zullen grotere sluitkrachten dienen te worden toegepast voor het verkrijgen van een goede sluiting van de matrijzen. Voorts dienen de aandrijfmiddelen zoals motoren, kettingen en omkeerwielen zwaarder te worden uitgevoerd waardoor de doorvoersnelheid van de bakmatrijzen door de oven negatief wordt beïnvloed. Dit heeft een lagere opbrengst tot gevolg en bovendien wordt door de matrijzen relatief veel ruimte ingenomen, zowel tijdens gebruik als bij opslag, waardoor de bekende inrichting ruimte- onvriendelijk is. Aangezien bij de werkwijze en inrichting volgens de uitvinding lagere maximale temperaturen in de oven zullen optreden worden bovengenoemde problemen daarbij vermeden .

Doordat de lucht met behulp van de ventilatoren door de straalpijpvormige openingen 15 wordt geforceerd en retour-lucht wordt bijverwarmd, worden de bakmatrijzen op een energievriendelijke wijze verhit. Bovendien worden de bakmatrijzen tegelijkertijd vanaf de boven- en onderzijde verwarmd, waardoor een maximale verwarmingslengte wordt bereikt binnen een gegeven ovenlengte. Dit betekent dat het rendement van de oven volgens de uitvinding vele malen hoger is dan van bekende ovens met een vergelijkbare capaciteit temeer daar minder uitval optreedt, de oven minder vaak en minder lang stilstaat en opwarm- en afkoeltijden zijn bekort. Bovendien kan als gevolg van de betere verwarming de doorvoersnelheid van de bakmatrijzen worden opgevoerd.

Na het in het bakgedeelte 2 bakken van de produkten wordt de bakmatrijs 3 in het uitneemstation 31 gevoerd, waar de bakmatrijs 3 wordt geopend en de gebakken produkten uit de bakvormen B worden genomen. Vervolgens wordt de bakmatrijs in geopende stand verder geleid naar het vulstation 32, en wordt een volgende bakcyclus aangevangen.

Het vulstation, het sluitstation en het uitneemstation zijn alle aan een einde van de oven aangebracht, en gelegen aan een einddeel 9 van het genoemde traject.

In fig. 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm getoond van een bakoven volgens de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm zijn het vulstation, het sluitstation en het uitneemstation alle in een middendeel van de oven opgenomen. Daardoor wordt de verblijftijd van de verschillende matrijsdelen buiten het verwarmde deel van de oven, en de afstand daartoe van met name het tweede matrijsdeel 35 verkort, waardoor energieverliezen als gevolg van met name afkoeling van de bakmatrijzen worden verminderd en derhalve het rendement verhoogd. Met name het uitnemen van de schaaldelen wordt daardoor echter enigszins bemoeilijkt.

In fig. 4 is een regelschema gegeven voor een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van een bakoven 101 volgens de uitvinding, waarbij de verschillende bakmatrijzen 103 althans semi-stationair zijn opgesteld en een uitneem/vulinrichting 100 langs de verschillende matrijzen wordt bewogen. De bakmatrijzen 103 zijn individueel of groepsgewijs voorzien van een eerste 105 en een tweede luchtaanvoerkanaal 106 die op de in het voorgaande beschreven wijze worden voorzien van verwarmde lucht. In een op dergelijke wijze uitgevoerde oven 101 kunnen eveneens op eenvoudige wijze tegelijkertijd bakmatrijzen worden gebruikt die bijvoorbeeld een verschillende warmtebehoefte hebben, waardoor verschillende producten naast elkaar kunnen worden geproduceerd. Bovendien koelen de bakmatrijzen 103 tijdens het vullen en uitnemen nagenoeg niet af, waardoor warmteverliezen tot een minimum worden beperkt en kan de temperatuur van de bakmatrijzen op individuele wijze worden ingesteld en bijgeregeld waardoor de procesomstandigheden op optimale wijze kunnen worden geregeld. Voorts zijn slechts weinig bewegende delen noodzakelijk, waardoor slijtage wordt verminderd. Een verder voordeel van de uitvoeringsvorm van de oven volgens fig. 4 is dat tijdens gebruik enkele matrijzen kunnen worden uitgezet c.q. overgeslagen. Daardoor kan de productiecapaciteit exact worden afgestemd op de vraag zowel naar aantal als naar productsoort. Bovendien kunnen tijdens het proces bakmatrijzen worden uitgenomen, verwisseld, onderhouden, schoongemaakt en dergelijke zonder dat daartoe het bakproces onderbroken dient te worden.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen. De bakmatrijzen kunnen bijvoorbeeld zijn voorzien van allerlei op andere wijze ten opzichte van elkaar bewegende matrijsdelen, en de bakmatrijzen kunnen op andere wijzen door andersoortige ovens worden rondgeleid, bijvoorbeeld door een carrouseloven. Het patroon van de uitstroomope-ningen en de vorm van de luchtkanalen kunnen naar specifieke behoefte zijn aangepast. Voorts kan bijvoorbeeld elk luchtkanaal zijn voorzien van een eigen ventilator en eigen luchtverwarmingsmiddelen, kan van recirculatie van de verwarmde lucht worden afgezien, waarbij de restwarmte bijvoorbeeld voor andere doeleinden in het productieproces kan worden gebruikt, of voor ruimteverwarming en kunnen meerdere luchtkanalen zijn voorzien, bijvoorbeeld langs de zijden van de bakmatrijzen of in verschillende compartimenten ingedeelde luchtkanalen. Deze en vele andere aanpassingen zijn binnen het raam van de uitvinding mogelijk.

Claims (18)

1. Bakoven, voorzien van een aantal bakmatrijzen voor het bakken van vormstukken, bijvoorbeeld uit een deeg of een deegsuspensie, waarbij verwarmingsmiddelen zijn voorzien voor het verwarmen van de bakmatrijzen, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen luchtverwarmingsmiddelen en luchtverplaat-singsmiddelen omvatten, waarbij de luchtverplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het binnen de oven geforceerd langs de bakmatrijzen leiden van met de luchtverwarmingsmiddelen verwarmde lucht.

2. Bakoven volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat lucht-recirculatiemiddelen zijn opgenomen voor het terugvoeren van althans een deel, en bij voorkeur nagenoeg alle langs de bakmatrijzen gevoerde verwarmde lucht naar de luchtverwarmings-middelen.

3. Bakoven volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de luchtverplaatsingsmiddelen ten minste één ventilator en ten minste één daarop aansluitend luchtaanvoerkanaal omvatten, waarbij het luchtaanvoerkanaal zich binnen de oven langs tenminste een aantal bakmatrijzen uitstrekt en is voorzien van uitstroomopeningen, zodanig dat zich een luchtaanvoerbaan uitstrekt vanuit de luchtverwarmingsmiddelen via de ventilator, althans een deel van het luchtaanvoerkanaal en een aantal uitstroomopeningen naar het buitenoppervlak van ten minste een aantal bakmatrijzen.

4. Bakoven volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat zich binnen de oven langs ten minste twee zijden van de bakmatrijzen een luchttoevoerkanaal uitstrekt.

5. Bakoven volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de zich aan weerszijden van de bakmatrijzen uit strekkende lucht-toevoerkanalen elk zijn voorzien van een ventilator en daarop aansluitende, gescheiden luchtverwarmingsmiddelen, waarbij de luchttemperatuur en het luchtdebiet in elk luchttoevoerkanaal afzonderlijk regelbaar is.

6. Bakoven volgens één der conclusies 3 - 5, met het kenmerk, dat de bakoven een doorloopoven is, ingericht voor het achter elkaar door de oven voeren van de bakmatrijzen langs een geleidebaan, waarbij het of elk luchtaanvoerkanaal zich in de doorvoerrichting uitstrekt langs de geleidebaan en waarbij de uitstroomopeningen in hoofdzaak dwars op de doorvoerrichting zijn gericht.

7. Bakoven volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat bakmatrijzen in een onderling geschakelde reeks in de oven zijn opgesteld, waarbij elke bakmatrijs is voorzien van een eerste en een tweede matrijsdeel, waarbij het eerste matrijsdeel is voorzien van geleidingsmiddelen waarmee de bakmatrijzen over de geleidebaan kunnen worden geleid, waarbij een eerste luchtaanvoerkanaal zich aan de zijde van het eerste matrijsdeel uitstrekt en een tweede luchtaanvoerkanaal zich aan de zijde van het tweede matrijsdeel uitstrekt.

8. Bakoven volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de geleidebaan ten minste twee onderling verbonden, boven elkaar aangebrachte delen omvat waarlangs de reeks bakmatrijzen leid-baar is.

9. Bakoven volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de bakmatrijzen stationair zijn opgesteld en zijn voorzien van individueel of groepsgewijs regelbare verwarmingsmiddelen .

10. Bakoven volgens één der conclusies 3-9, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen straalpijp-vormig zijn.

11. Bakoven volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elke bakmatrijs een reeks vormholten bepaalt, met het kenmerk, dat een reeks deeginjectoren is voorzien voor het in de vormholten brengen van deeg, waarbij het aantal deeginjectoren bij voorkeur overeenkomt met het maximum aantal vormholten in de bakmatrijzen.

12. Werkwijze voor het bakken van vormstukken uit deeg of deegsuspensies in bakmatrijzen in een oven, waarbij tijdens normaal gebruik van de oven een hoeveelheid deeg of deegsus-pensie in een bakmatrijs wordt gebracht, de bakmatrijs wordt gesloten en in de oven wordt verhit, zodanig dat het vormstuk in de bakmatrijs wordt gebakken, dat vervolgens het gebakken vormstuk uit de bakmatrijs wordt genomen en de bakmatrijs wordt hervuld, met het kenmerk, dat de bakmatrijs met behulp van geforceerd aangevoerde, verhitte lucht wordt verwarmd.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de bakmatrijzen van ten minste twee zijden worden aangeblazen met verhitte lucht, waarbij de temperatuur van de aangeblazen lucht aan elke zijde regelbaar is en wordt afgestemd op ten minste de warmtecapaciteit van het naar de betreffende aan-stroomzijde gerichte zijde van de bakmatrijs en de warmtebehoefte van het te bakken vormstuk.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de snelheid van de aangeblazen lucht zodanig wordt ingesteld dat deze lucht een zich rond de bakmatrijzen vormende stagnante laag althans in hoofdzaak kan passeren en de bakmatrijs direct kan verhitten.

15. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 14, met het kenmerk, dat de in de oven geblazen lucht na warmte-uitwisse-ling met de bakmatrijzen althans in hoofdzaak uit de oven wordt afgevoerd en via luchtverwarmingsmiddelen wordt teruggevoerd naar de aanblaaszijde van de oven.

16. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de terugvoerlucht wordt gemengd met omgevingslucht vóór de luchtverwarmingsmiddelen, zodanig dat de temperatuur van de lucht die aan de luchtverwarmingsmiddelen wordt toegevoerd altijd lager is dan de in de oven gewenste minimale luchttemperatuur.

17. Werkwijze volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat tijdens het terugvoeren van de lucht vanuit de omgeving lucht wordt toegevoerd.

18. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 17, met het kenmerk, dat in ten minste een aantal bakmatrijzen een reeks vormholten wordt bepaald, waarbij afhankelijk van ten minste de matrijstemperatuur bij elke bakcyclus wordt bepaald welke van de vormholten wordt of worden gevuld.