NL9401422A - Draagbare aan een persoon bevestigbare zelf-evacuatie-inrichting. - Google Patents

Description

DRAAGBARE AAM EEN PERSOOM BEVESTIGBARE ZELF-EVACUATIE-INRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een draagbare, aan een persoon bevestigbare zelf-evacuatie-inrichting voor het vanaf een hoogte (in het bijzonder een bovenverdieping van een gebouw) neerlaten van de persoon, welke zelf-evacuatie-inrichting is voorzien van een rondom een as draaibare spoel, een daarom op- en afwikkelbare reddingslijn en van remmiddelen om de afwikkelsnelheid van de reddingslijn te beperken.

Een dergelijke zelf-evacuatie-inrichting is bekend uit de Europese octrooipublicatie no. 0 371 129 (Takeshi Kikuchi). Alhoewel hoge gebouwen, zoals hotels, flats, kantoor- en fabrieksgebouwen, op last van bijvoorbeeld de brandweer allerlei evacuatievoorzleningen bevatten, worden deze voorzieningen door personen in dergelijke gebouwen veelal als ontoereikend ervaren. Zo bestaat dikwijls het gevoel dat in het geval van bijvoorbeeld brand evacuatievoorzieningen als brandtrappen en nooduitgangen door paniek niet voor een ieder toegankelijk zullen zijn, terwijl de praktijk in noodgevallen heeft uitgewezen dat dergelijke voorzieningen door rookontwikkeling en dergelijke vaak niet door een ieder kunnen worden getraceerd. In hoge gebouwen veelal aanwezige brandladders, die in geval van nood door te evacueren personen naar buiten dienen te worden geworpen om vervolgens langs de gevel van een hoog gebouw af te dalen, hebben als bezwaar dat ze slechts zelden in elke ruimte van het gebouw aanwezig zijn, met alle reeds genoemde gevolgen terzake van toegankelijkheid en traceerbaarheid van dien.

In het licht van het bovenstaande is een zelf-evacuatie-inrichting volgens de bovengenoemde Europese octrooipublicatie no. 0 371 129 voorgesteld. De hieruit bekende zelf-evacuatie-inrichting bevat een rondom een as draaibare en in een freem aangebrachte spoel, waarop een reddingslijn in de vorm van een band uit synthetische of chemische fibers is opgewikkeld. De bekende zelf-evacuatie-inrichting bezit remmiddelen uitgevoerd als een op de spoel aangrijpend centrifugaal remmechanisme, ter beperking van de afwikkel-snelheid van het band.

Het gebruik van een band in plaats van een draad als red-dingslijn heeft weliswaar als voordeel dat afgewikkeld band ten gevolge van het gewicht van een hieraan hangend persoon niet gemakkelijk zal deformeren en verstrikt zal raken met nog opgewikkeld band, waardoor de spoel niet geblokkeerd zal worden, doch dit gebruik heeft als nadeel dat een beperktere lengte van de als band uitgevoerde reddingslijn kan worden opgewikkeld, welke lengte in de praktijk gezien de hoogte van hoge gebouwen onvoldoende is. Het gebruik van een band als reddingslijn heeft bovendien als bezwaar dat meer materiaal wordt gebruikt, hetgeen de bekende zelf-evacuatie-inrichting relatief groot, zwaar en duur doet zijn. Deze laatste aspecten zijn des te klemmender vanwege de toepassing van een complex centrifugaal remmechanisme bij de bekende zelf-evacuatie-inrichting.

De internationale octrooipublicatie No. WO 93/18367 (Toki Takahashi) refereert aan een zelf-evacuatie-inrichting van het type bekend uit het eerdergenoemde Europese octrooi-schrift, waarbij eveneens gebruik gemaakt wordt van op de spoel aangrijpende remmiddelen voor het beperken van de afwikkelsnelheid van een reddingskoord. De eerdergenoemde nadelen van de stand van de techniek gelden thans ook met betrekking tot de zelf-evacuatie-inrichting volgens deze internationale octrooipublicatie.

Het is het doel van de uitvinding een eenvoudige, goedkope en praktische, draagbare, aan een persoon bevestigbare zelf-evacuatie-inrichting te verschaffen, waarbij een voldoende lange reddingslijn kan worden op- en afgewikkeld en waarbij voorts het eerder geschetste probleem inzake deformatie en verstrikking van de reddingslijn is ondervangen.

Hiertoe heeft een zelf-evacuatie-inrichting van de in de aanhef vermelde soort volgens de uitvinding als bijzonderheid dat de remmiddelen op de reddingslijn aangrijpen. Bij voorkeur bevat de onderhavige inrichting een remorgaan ter regeling, dat wil zeggen "sturing" van de afwikkelsnelheid van de reddingslijn. Dit remorgaan grijpt weliswaar op de spoel aan, doch hier is sprake van een remkracht die vele malen kleiner is dan die bij de remmiddelen (bijvoorbeeld: het remorgaan oefent een kracht uit van 5 è 10 kg bij een door de remmiddelen uitgeoefende remkracht van circa 100 kg, zijnde het gewicht van de geëvacueerde persoon).

Een uitvoeringsvorm van een zelf-evacuatie-inrichting overeenkomstig de uitvinding heeft als bijzonderheid dat de remmiddelen althans in hoofdzaak zijn gevormd door een in de inrichting aangebracht oog voor het daardoorheen leiden van de reddingslijn. Hierdoor geschiedt de afwikkeling regelmatig en met voldoende snelheid.

Een verdere uitvoeringsvorm van een zelf-evacuatie-inrich-ting volgens de uitvinding heeft als bijzonderheid dat de remmiddelen althans in hoofdzaak zijn gevormd door een in de inrichting aangebracht gekromd kanaal voor het daarin leiden van de reddingslijn.

Een verdere uitvoeringsvorm van een zelf-evacuatie-inrichting overeenkomstig de uitvinding heeft als bijzonderheid dat de remmiddelen althans in hoofdzaak zijn gevormd door een in de inrichting aangebrachte schijf voor het daarlangs leiden van de reddingslijn. De schijf is bij voorkeur vast en niet-draaibaar in de inrichting aangebracht, terwijl de reddingslijn een aantal malen daaromheen is gewikkeld.

Een verder uitvoeringsvorm van een zelf-evacuatie-inrichting volgens de uitvinding heeft als bijzonderheid dat de reddingslijn althans in hoofdzaak is gemaakt van een materiaal uit aramide vezels (bij voorkeur Twaron, Kevlar).

Een verdere uitvoeringsvorm van een zelf-evacuatie-inrich-ting overeenkomstig de uitvinding heeft als bijzonderheid dat het aan de spoel bevestigde vaste uiteinde van de reddingslijn een afwikkelsignalering bevat.

Een verdere uitvoeringsvorm van een zelf-evacuatie-inrich-ting overeenkomstig de uitvinding heeft als bijzonderheid dat de inrichting is ingericht voor eenmalig gebruik.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van in een tekening weergegeven figuren, waarbij - figuur 1 een zelf-evacuatie-inrichting volgens de uit vinding schematisch in perspectief toont; - figuur 2 een schematische langsdoorsnede van een uitvoe- ringsvariant van de zelf-evacuatie-inrichting van figuur 1 weergeeft; - figuur 3 een schematische langsdoorsnede van een andere uitvoeringsvariant van de zelf-evacuatie-inrichting van figuur 1 toont; en - figuur 4 een schematische langsdoorsnede van nog een andere uitvoeringsvariant van de zelf-evacuatie-inrichting van figuur 1 weergeeft.

In figuur 1 onderscheidt men een draagbare, aan een persoon te bevestigen zelf-evacuatie-inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding, bestaande uit een rondom een as 2 draaibare spoel 3, waaromheen een reddingslijn 4 in de vorm van een koord uit aramidevezel-materiaal (Twaron, Kevlar) is opgewikkeld. De spoel 3 is met zijn as 2 in een behuizing 5 opgehangen, welke behuizing 5 de opgewikkelde reddingslijn vóór gebruik lichtdicht omhult vanwege de lichtgevoeligheid van aramidevezels. De behuizing 5 is daartoe bij voorkeur voorzien van een bij gebruik te verbreken afsluitzegel (niet getoond) ter plaatse van de opening 6 waar de red-dingslijn 4 de behuizing 5 verlaat. De reddingslijn 4, die aan zijn vrije uiteinde een oog 7 ter bevestiging van het geheel aan een vast object in een te verlaten hoog gebouw bevat, is nabij dit uiteinde voorzien van niet getoonde middelen om te voorkomen dat de reddingslijn 4 bij gebruik aldaar wordt beschadigd door scherpe delen (bijvoorbeeld glasscherven en dergelijke) van het hoge gebouw, waarlangs de reddingslijn 4 van binnen naar buiten het gebouw wordt geleid. Deze middelen zijn bij voorkeur een op de reddingslijn 4 aangebrachte coating, of een afzonderlijke op het vrije uiteinde van de reddingslijn 4 aangebrachte lijn van een ander plat bandmateriaal. De reddingslijn 4 bezit aan zijn andere, vaste, op de spoel 3 gewikkelde uiteinde een afwikkelsignalering bij voorkeur in de vorm van een ter plaatse aangebrachte felle kleur, zodat een gebruiker kan signaleren dat de reddingslijn 4 geheel afgewikkeld raakt en bij voorkeur tevens kan signaleren hoeveel meter reddingslijn 4 nog opgewikkeld is (bijvoorbeeld door het gebruik van verschillende kleuren (bijvoorbeeld blauw nog 10 è 15 m, rood nog 5 è 10 m etcetera). De zeif-evacuatie-inrichting 1 heeft zodanige afmetingen en een zodanig gewicht dat deze gemakkelijk en comfortabel in bijvoorbeeld een handtas, aktentas, of koffer en dergelijke kan worden meegenomen. Voorts is de zelf-evacuatie-inrichting 1 bij voorkeur geschikt voor eenmalig gebruik, omdat hergebruik (te) grote risico's met zich meebrengt in het licht van bijvoorbeeld slijtage of beschadiging van de reddingslijn 4. In figuur 1 ziet men voorts een lijn 11 ter bevestiging door de te evacueren persoon aan zichzelf, alsmede een op de spoel 3 werkend remorgaan 10 in de vorm van een knop voor het "sturen" van de afwikkelsnelheid van de reddingslijn 4.

Figuur 2, figuur 3 respectievelijk figuur 4 toont een schematische langsdoorsnede van de zelf-evacuatie-inrichting van figuur 1, waarbij sprake is van op de reddingslijn 4 aangrijpende remmiddelen om de afwikkelsnelheid daarvan te beperken. De remmiddelen zijn uitgevoerd als een in de behuizing 5 bevestigd oog 8, rondlopend kanaal 9 respectievelijk wikkelschijf 12. Gebruikmakend van de wrijving tussen de reddingslijn 4 en de remmiddelen 8,9 en 12 wordt voorkomen dat de afwikkelsnelheid te hoog oploopt, zonder dat de reddingslijn 4 kan vastlopen door verstrikking (cf. internationaal octrooidocument No. WO 93/18367) en zonder dat sprake is van een noodzakelijke beperkte lengte van de reddingslijn 4, zoals het geval is bij de stand van de techniek gevormd door de Europese octrooipublicatie no. 0 371 129. De constructie van figuur 3 bevat nog een gelei-derorgaan 10 voor de reddingslijn 4. Het in de figuren 2,3 en 4 ter vereenvoudiging van de tekening niet getekende remorgaan 10 controleert de afwikkelsnelheid van de reddingslijn 4, zodat deze niet onregelmatig verloopt. Het remorgaan 10 grijpt op de spoel 3 aan, doch hiermee is een remkracht gemoeid die minder dan 10 % bedraagt van de totale door het remorgaan 10 en de remmiddelen 8,9 en 12 uitgeoefende remkrachten.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de hierboven aangegeven, als illustratie dienende uitvoeringsvormen en dat de remmiddelen derhalve op allerlei manieren kunnen worden uitgevoerd, waarbij telkens gebruik gemaakt wordt van de thans gepresenteerde uitvin-dingsgedachte.

Claims (7)

1. Draagbare, aan een persoon bevestigbare zelf-evacuatie-inrichting voor het vanaf een hoogte neerlaten van de persoon, welke zelf-evacuatie-inrichting is voorzien van een spoel, een daarom op- en afwikkelbare reddingslijn, en van remmiddelen om de afwikkelsnelheid van de reddingslijn te beperken, met het kenmerk dat de remmiddelen op de reddingslijn aangrijpen.

2. Zelf-evacuatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de remmiddelen althans in hoofdzaak zijn gevormd door een in de inrichting aangebracht oog voor het daardoorheen leiden van de reddingslijn.

3. Zelf-evacuatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de remmiddelen althans in hoofdzaak zijn gevormd door een in de inrichting aangebracht gekromd kanaal voor het daarin leiden van de reddingslijn.

4. Zelf-evacuatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de remmiddelen althans in hoofdzaak zijn gevormd door een in de inrichting aangebrachte schijf voor het daarlangs leiden van de reddingslijn.

5. Zelf-evacuatie-inrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, waarbij de reddingslijn althans in hoofdzaak is gemaakt van een materiaal uit aramide vezels (bij voorkeur Twaron, Kevlar).

6. Zelf-evacuatie-inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-5, waarbij het aan de spoel bevestigde vaste uiteinde van de reddingslijn een afwikkelsignalering bevat.

7. Zelf-evacuatie-inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-6, waarbij de inrichting is ingericht voor eenmalig gebruik.