NL9401244A - Balloncatheter. - Google Patents

Description

BRLIiONCATHETER

De uitvinding heeft betrekking op een balloncathe- ter.

De uitvinding heeft neer in het bijzonder betrekking op een balloncatheter net een ballon van het type dat in een rusttoestand in een aantal over de ontrek platgelegde plooien is sanengevouwen. Het ballonorgaan onvat een hals, die gedeeltelijk over het eindgedeelte van een buitenste slangvornig elenent van de catheter is geschoven en daarop is bevestigd. Door het buitenste slangvomige elenent en de ballon strekt zich een binnenste slangvornig elenent uit.

Het ballonorgaan is aan het distale einde net dit binnenste slangvornige elenent verbonden.

Bij het gebruik van een dergelijke balloncatheter wordt deze bij een patiënt ingebracht via het kanaal van een tevoren ingebracht inbrengorgaan.

Bij de ontwikkeling van catheters is een trend naar steeds kleinere effectieve dianeters waarneembaar.

De uitvinding beoogt een catheter van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen die een kleinere effectieve diameter heeft, dat wil zeggen, door een kanaal met een kleinere diameter ingebracht kan worden.

Dit doel wordt met de in conclusie 1 gekenmerkte catheter bereikt.

Gebleken is dat bij een balloncatheter met geplooide ballon het gedeelte van de samengevouwen ballon dat direct grenst aan de hals, dat wil zeggen het gedeelte van de ballon waar de plooien juist beginnen, minder flexibel is en daardoor minder goed samengevouwen wordt. Dit gedeelte bepaalt dan ook de effectieve diameter van de catheter. Door de maatregel volgens de uitvinding gaat het desbetreffende gedeelte van de ballon uit van een kleinere diameter, te weten de kleinere diameter van het inspringend gedeelte van de hals, waardoor ook het aanvangsgedeelte van de samenge- vouwen ballon een met dezelfde waarde kleinere diameter heeft, zodat eveneens de effectieve diameter van de catheter een kleinere diameter heeft.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. Hierdoor is de effectieve doorsnede van het kanaal dat wordt gevormd tussen het buitenste slangvormige element en het binnenste slangvormige element ook ter plaatse van het inspringende gedeelte van de hals continu, zodat enerzijds geen belemmering van de doorstroming door dit kanaal optreedt en anderzijds een maximaal effect van de uitvinding wordt bereikt. Dit kanaal dient voor het aan de ballon toevoeren van een fluïdum onder druk, voor het doen opzwellen van de ballon.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk aanzicht van een catheter volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van een gedeelte van de catheter volgens de uitvinding, doorgesneden volgens de lijn II-II in figuur 1.

De in figuur 1 getoonde catheter 1 omvat een buitenste slangvormig element 2 met in figuur 1 rechts het distale einde en links het proximale einde. Aan het proxima-le einde is gewoonlijk een hier niet weergegeven aansluitor-gaan verbonden.

Aan het distale einde van het buitenste slangvormige element 2 is een ballonlichaam 4 aangebracht. Dit ballonlichaam 4 omvat een hals 5 die over het einde van het buitenste slangvormige element 2 is geschoven en daarmee is verbonden en een ballonorgaan 6.

Door het buitenste slangvormige element 2 en het ballonlichaam 4 strekt zich een binnenste slangvormige element 3 uit. Het ballonlichaam 4 is aan het van de hals 5 afgekeerde einde 8 met dit binnenste slangvormige element 3 verbonden.

Tussen het binnenste slangvormige element 3 en het buitenste slangvormige element 2 wordt aldus een kanaal gevormd dat in verbinding staat met het inwendige van het bal-lonorgaan 6 en aan het distale einde afgesloten is door de verbinding van het ballonlichaam 4 met het binnenste slangvormige element. Door het toevoeren van medium onder druk, zoals aangegeven met pijl 9, kan het ballonorgaan 6 opgezwollen worden tot de met stippellijnen 7 aangeduide vorm.

Het ballonorgaan 6 is van een type dat in een rusttoestand in een aantal over de omtrek platgelegde plooien 12 is samengevouwen.

De materiaaldikte van het ballonorgaan 6 is bijvoorbeeld ter plaatse van de doorsnede II-II zeer gering.

Het materiaal in de plooien legt zich zeer goed tegen elkaar aan, waardoor de effectieve diameter ter plaatse gelijk is aan de diameter van het binnenste slangvormige element 3 plus een aantal malen de materiaaldikte van het ballonorgaan 6.

Ter plaatse van het met 13 aangeduide begin van de plooien 12 kunnen de plooien echter, door de relatief grotere stijfheid van het materiaal ter plekke, niet volledig tegen elkaar aanliggen, waardoor de effectieve diameter in de samengevouwen toestand daar het grootst is.

Zoals in het bijzonder in figuur 2 wordt getoond, is de hals 5 van het ballonlichaam 4 uitgevoerd met een eerste gedeelte 10 dat over het buitenste slangvormige element 2 is geschoven en een aansluitend inspringend gedeelte 11. Doordat de hals 5 aldus bij het begin 13 van de plooien 12 een kleinere diameter heeft, is de effectieve diameter ter plaatse van het meest bepalende gedeelte, dat wil zeggen ter plaatse van het begin 13 van de plooien 12, evenredig kleiner. Het verschil is schematisch aangegeven met de streep-stippellijn 14, die de diameter toont bij het ontbreken van een inspringend gedeelte 11.

Claims (2)

1. Catheter omvattende een buitenste slangvormig element met een proximaal en een distaai einde, een nabij het distale einde aan het buitenste slangvormige element aangebracht opzwelbaar ballonlichaam, dat omvat een over het einde van het buitenste slangvormige orgaan geschoven hals en een op de hals aansluitend ballon-orgaan, dat in een rusttoestand in een aantal over de omtrek platgelegde plooien is samengevouwen, waarbij zich door het buitenste slangvormige element en het ballonlichaam een binnenste slangvormig element uitstrekt, waarmee het van de hals afgekeerde einde van het ballonlichaam is verbonden en waarbij de hals tussen het op het buitenste slangvormige lichaam geschoven gedeelte en het ballon-orgaan een inspringend gedeelte heeft met een kleinere diameter dan het op het buitenste slangvormige lichaam geschoven gedeelte daarvan.

2. Catheter volgens conclusie 1, waarbij het inspringende gedeelte van de hals een binnendiameter heeft die in hoofdzaak gelijk is aan de binnendiameter van het buitenste slangvormige element.