NL9401107A - Bestuurd buigbare catheter. - Google Patents

Description

BESTUURD BUIGBARE CATHETER

De uitvinding heeft betrekking op een catheter omvattende een slangvormig basislichaam met een proximaal en een distaai einde en ten minste één lumen. In het lumen van de catheter is een trekdraad opgenomen die aangrijpt nabij het distale einde. Door aan de trekdraad te trekken buigt de catheter, waardoor deze gemakkelijker in een bepaalde positie in het lichaam van een patiënt is te brengen.

De uitvinding beoogt een dergelijke, op zichzelf bekende catheter te verbeteren.

Dit doel wordt bereikt met de catheter zoals gekenmerkt in conclusie 1. Door de in omtreksrichting variërende stijfheid is het buiggedrag van de catheter als het ware "voorgeprogrammeerd". Door aan de trekdraad te trekken zal de catheter altijd in de vorm buigen waarvoor de minimale hoeveelheid energie is vereist.

Door de uitvinding is het mogelijk een catheter in elke gewenste vorm te doen buigen, zowel tweedimensionaal als ook driedimensionaal. Bij het "programmeren1* van de buiging behoeft men er slechts voor zorg te dragen dat in elk gedeelte van de catheter waar een bepaalde buiging gewenst is de buigstijfheid van het cathetermateriaal dat in de gebogen toestand aan de buitenkant van de bocht komt te liggen, een grotere buigstijfheid heeft dan dat aan de binnenkant van de bocht.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt eveneens de buigstijfheid in langsrichting gevarieerd. Hierdoor is het mogelijk naast de gewenste buigrichting ook de relatieve buiging van bepaalde delen van de catheter voor te programmeren. Een gedeelte met een geringere buigstijfheid dan een in langsrichting ander gedeelte zal bij het uitoefenen van een trekkracht op de trekdraad een sterkere buiging verkrijgen dan het buigstijvere gedeelte. De richting waarin de buiging optreedt hangt daarbij uiteraard af van de in omtreksrichting variërende stijfheid van de betreffende gedeelten. Zo kan het buigslappere gedeelte in één richting buigen en het meer buigstijve gedeelte in een tegengestelde richting zodat een S-bocht wordt gevormd. Elke gewenste combinatie van buigingen is daarbij volgens de uitvinding bereikbaar.

Een geschikte uitvoeringsvorm is gekenmerkt in conclusie 3. De strook materiaal met de afwijkende buig-stijfheid kan bijvoorbeeld door coëxtrusie van materialen met verschillende buigstijfheidseigenschappen in het basislichaam worden opgenomen.

Bij bekende buigbare catheters is de trekdraad excentrisch nabij het einde bevestigd teneinde de gewenste buiging te verkrijgen. Met de uitvinding is het echter op geschikte wijze mogelijk om de maatregel van conclusie 5 toe te passen. Zelfs bij zeer dunne catheters kan het gewenste buiggedrag worden verkregen.

Een geschikte uitvoering is daarbij gekenmerkt in conclusie 6. De trekdraad kan zeer stevig aan de einddop worden bevestigd en de einddop kan in een latere fase van het fabricageproces van de catheter aan het distale einde van het basislichaam worden gemonteerd.

De uitvinding zal verder toegelicht worden in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Fig. 1 toont een gedeeltelijk doorgesneden eindge-deelte van een catheter volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont de doorsnede volgens II-II in fig. 1.

Fig. 3 toont een alternatief van fig. 2.

De catheter 1 van fig. 1 omvat een basislichaam 2 dat slangvormig is en één lumen heeft. In fig. 1 is het gedeelte van de catheter 1 nabij het distale einde weergegeven. Het proximale einde is op gebruikelijke wijze voorzien van hier niet getoonde aansluitorganen en bijvoorbeeld een bedieningsorgaan voor de in de catheter 1 opgenomen trekdraad 4. Deze trekdraad 4 is met zijn distale einde beves- tigd in een dop 5, die getrapt is uitgevoerd en een schouder 6 heeft welke aanligt tegen het eindvlak 7 van het basislichaam 2. De dop is voorzien van een afgeronde kop, zodat bij het inbrengen van de catheter geen traumata worden veroorzaakt.

Het eindgedeelte 3 van het basislichaam 2 is volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd dat dit in omtreks-richting een variërende stijfheid heeft.

Zoals fig. 2 laat zien is dat bij deze uitvoeringsvorm gerealiseerd doordat in de wand van het basislichaam 2 een zich in de langsrichting uitstrekkende strook materiaal 11 met een van het overige materiaal 10 afwijkende buigstijfheid is opgenomen. Deze strook 11 kan bijvoorbeeld door coëxtrusie met het materiaal 10 tijdens de vervaardiging van het buislichaam 2 daarin worden gevormd.

Wanneer het materiaal 11 een grotere buigstijfheid heeft dan het materiaal 10 zal het eindgedeelte 3 bij voorkeur in zodanige richting buigen dat het materiaal 11 minimaal wordt vervormd, dat wil zeggen bij een buiging aan de buitenkant van de bocht komt te liggen. Bij het uitoefenen van een trekkracht in de richting van pijl 8 op de trekdraad 4 zal het eindgedeelte 3 dus altijd in de in fig. 1 getoonde richting buigen.

De variërende stijfheid en omtreksrichting kan op verschillende wijze worden bereikt.

Fig. 3 toont een alternatief waarbij in het eindgedeelte 13 twee strookvormige gedeelten 15 met een ten opzichte van die van het gedeelte 14 afwijkende buigstijfheid zijn opgenomen. Bij deze uitvoering wordt een stabielere buiging van de catheter in één vlak bereikt.

Het zal duidelijk zijn dat wanneer de strook 11 respectievelijk de stroken 15 over een eerste gedeelte van het eindgedeelte zich aan de ene kant van het basislichaam bevinden en over een ander, eventueel aansluitend tweede gedeelte aan het tegenoverliggende zijde, bij het uitoefenen van een trekkracht op de trekdraad 4 zich een S-buiging vormt. Naast dergelijke twee-dimensionale buigingen is het uiteraard ook mogelijk een drie-dimensionaal buiggedrag in te programmeren door een geschikte verdeling van het buig-stijvere materiaal respectievelijk het buigslappere materiaal in de omtreks- en langsrichting van de catheter.

Wanneer de over de omtrek variërende buigstijfheid verkregen wordt door coëxtrusie van verschillende materialen, kan op geschikte wijze een roterende spuitkop aan de extrusiemachine worden toegepast. Door verdraaiing van de spuitkop wordt de gewenste verdeling in omtreks- en langsrichting van de catheter bereikt. Hierbij wordt tegelijkertijd een geleidelijke overgang volgens een schroeflijn tussen de verschillende gebieden in de langsrichting van de catheter verkregen, waardoor plaatselijke knik wordt voorkomen.

Claims (6)

1. Catheter omvattende een slangvormig basislichaam met een proximaal en een distaai einde en ten minste één lumen, een nabij het distale einde met het basislichaam verbonden en zich door het lumen tot aan het proximale einde uitstrekkende trekdraad, waarbij het basislichaam ten minste over een gedeelte nabij het distale einde een in omtreks-richting variërende stijfheid heeft.

2. Catheter volgens conclusie 1, waarbij het gedeelte nabij het distale einde eveneens een in langsrich-ting variërende stijfheid heeft.

3. Catheter volgens conclusie 2, waarbij het gedeelte nabij het distale einde ten minste één, in de wand van het basislichaam opgenomen, zich in langsrichting van het basislichaam uitstrekkende strook materiaal met een van het overige materiaal afwijkende buigstijfheid.

4. Catheter volgens conclusie 3, waarbij de strook een hogere buigstijfheid heeft.

5. Catheter volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de trekdraad centraal in de doorsnede van het basislichaam is bevestigd.

6. Catheter volgens conclusie 5, waarbij de trekdraad bevestigd is aan een einddop die met een steunvlak aanligt tegen het eindvlak van het basislichaam.