NL9401224A - Laadplatform. - Google Patents

Description

Laadplatform

De uitvinding heeft betrekking op een laadplatform ter bevestiging aan een transportvoertuig, omvattende een tussen een, in hoofdzaak verticale, tegen het voertuig gelegen, stand en een neergelaten, nagenoeg horizontale, stand zwenkbare laadklep.

Een dergelijk laadplatform wordt op grote schaal toegepast in combinatie met bijvoorbeeld vrachtwagens. Met behulp van een dergelijk laadplatform kan vracht op het neergelaten laadplatform geplaatst worden waarna de laadklep en daarop geplaatste vracht verplaatst wordt tot de ondersteunende zijde ervan zich op de hoogte van de laadvloer van de vrachtwagen bevindt. De vracht kan vervolgens op eenvoudige wijze in de vrachtwagen geplaatst worden. De laadklep kan vervolgens tevens gebruikt worden voor het afsluiten van de vrachtwagen, daartoe wordt het verplaatst naar een in hoofdzaak verticale, tegen het voertuig gelegen, stand. Het lossen van de vrachtwagen geschiedt op tegenovergestelde wijze. Het laadplatform heeft als belangrijk voordeel dat het hefmiddelen voor het in- en uit een transportvoertuig plaatsen van lading overbodig maakt. Een nadeel van de bestaande laadplatforms bestaat echter uit een relatief volu-mineuse constructie van de laadklep, waardoor in neergelaten, nagenoeg horizontale stand ten minste een deel van de ondersteunende zijde van de laadklep op enige afstand van de bodem is gelegen. Een afgeschuinde laadklep maakt het mogelijk de vracht op en af de laadklep te rijden. Daarbij ‘dient bij het op de laadklep plaatsen van vracht echter wel een bepaalde weerstand overwonnen te worden. In het gebruik betekent dit dat bijvoorbeeld de zware rolcontainers door meerdere personen op de laadklep geduwd dienen te worden.

Een ander nadeel ontstaat bij het neerlaten van de laadklep. Zodra de klep volledig neergelaten is kan een op de laadklep geplaatste vracht er vanaf schuiven/rijden. Om dit te voor komen dient de lading door een inrichting of door een persoon tegengehouden te worden.

De uitvinding heeft tot doel een laadplatform te verschaffen waarmee de laadklep in neergelaten stand meer vlak op de bodem plaatsbaar is dan met de tot op heden bekende laadkleppen.

De uitvinding verschaft daartoe een laadplatform van het in de aanhef genoemde type, omvattende ten minste één op de ondersteunde zijde van de laadklep rond een scharnierpunt zwenkbaar aangrijpend, bedieningsorgaan, voorzien van aandrijfmiddelen voor het beheersen van de oriëntatie ervan, waarbij door de aandrijfmiddelen in neergelaten stand de afstand tussen het verst van de ondersteunde zijde gelegen punt van het bedieningsorgaan tot de ondersteunde zijde van de laadklep verkleinbaar is. Het zwenkbaar met de laadklep verbonden bedieningsorgaan dient in de, in hoofdzaak verticale, tegen het voertuig gelegen stand van de laadklep als arm voor het uitoefenen van een sluitkracht op de laadklep. In de nagenoeg horizontale, neergelaten stand van de laadklep is het bedieningsorgaan echter zodanig verplaatsbaar dat het minder (of in het geheel niet meer) van de ondersteunde zijde van de laadklep naar beneden uitsteekt dan in de tegen het voertuig gelegen stand van de laadklep. Door het verplaatsen van het bedieningsorgaan is het mogelijk geworden de ondersteunende zijde van de laadklep veel vlakker nabij de bodem te plaatsen. Dit verschaft de gezochte functionaliteit.

Het bedieningsorgaan is bij voorkeur op afstand van het scharnierpunt met de laadklep tevens door middel van een koppelorgaan met de laadklep verbonden. Dit koppèlorgaan is bij voorkeur langs een geleiding beweegbaar met de laadklep of langs een geleiding beweegbaar met het bedieningsorgaan verbonden. Een andere voorkeursuitvoering wordt gekenmerkt doordat het koppelorgaan een orgaan met instelbare lengte is. Deze ondersteuningsvarianten van de laadklep maken het mogelijk door het beheersen van de oriëntatie van het bedieningsorgaan tevens de oriëntatie van de laadklep te beheersen. Door het besturen van het bedieningsorgaan wordt tevens de laadklep bestuurd.

Het bedieningsorgaan is bij voorkeur rond een tweede scharnierpunt zwenkbaar verbonden met een beweegbaar met het transportmiddel verbonden draagarm. De draagarm maakt het mogelijk de laadklep verticaal te verplaatsen.

In de voorkeursuitvoering van het laadplatform vallen het eerste en het tweede scharnierpunt samen. Deze uitvoering is constructief eenvoudig te vervaardigen.

Een andere voorkeursuitvoering wordt gekenmerkt doordat de aandrijfmiddelen bestaan uit een eerste aandrijving voor het ten opzichte van het voertuig doen bewegen van de draagarm en een tweede aandrijving voor het ten opzichte van de draagarm doen bewegen van het bedieningsorgaan. De twee aandrijvingen verschaffen voldoende regelmogelijkheden voor de gewenste bewegingsvrijheid van de laadklep.

De aandrijfmiddelen zijn bij voorkeur hydraulisch aangedreven cilinders. Een relatief zware belasting voor de laadklep levert voor een hydraulische aandrijving geen problemen op.

Het bedieningsorgaan is in de voorkeursuitvoering op een zo groot mogelijke afstand van de laadklep van een rolelement voorzien. Bij het wegzwenken van het bedieningsorgaan in de neergelaten positie van het laadplatform rolt het bedieningsorgaan dan over de bodem. Dit vermindert de benodigde kracht voor het verplaatsen van het bedieningsorgaan. Tevens zal de slijtage ten gevolge van het verplaatsen van het bedieningsorgaan verminderen.

Weer een andere voorkeursuitvoering wordt gekenmerkt doordat de laadklep in hoofdzaak een vlakke plaat is. Met name een vlakke plaat kan zodanig op de bodem geplaatst worden dat de ondersteunende zijde ervan op korte afstand van en evenwijdig aan de bodem plaatsbaar is.

De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in de navolgende figuren weergegeven niet limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht op een laadplatform overeenkomstig de uitvinding in een in hoofdzaak verticale, tegen het voertuig gelegen, stand, fig. 2 een schematisch weergegeven zijaan zicht op het laadplatform uit fig. 1 in in hoofdzaak verticale, tegen het voertuig gelegen, stand, fig. 3 een schematisch zijaanzicht op het laadplatform uit de fig. 1 en 2 in horizontale, op hoogte van de laadvloer van het voertuig gelgen, stand, fig. 4 een schematisch zijaanzicht op het laadplatform uit de voorgaande figuren in neergelaten, juist boven de bodem geplaatste stand, fig. 5 een schematisch zijaanzicht op het laadplatform uit de voorgaande figuren in neergelaten, gedeeltelijk op de bodem afsteunende stand, fig. 6 een schematisch zijaanzicht op het laadplatform overeenkomstig de voorgaande figuren, in volledig door de bodem ondersteunde, vlakke stand, fig. 7 een schematisch zijaanzicht op een gedeelte van een alternatief laadplatform, en fig. 8 een schematisch zijaanzicht van een ander, gedeeltelijk weergegeven, alternatief laadplatform.

Fig. 1 toont een aan een vrachtwagen 1 bevestigd laadplatform 2. Het laadplatform 2 bestaat uit een laadklep 3 waaraan aan de ondersteunde zijde schamierbaar rond scharnierpunten 4 twee bedieningsorganen 5 zijn bevestigd. Ieder bedieningsorgaan 5 is tevens door middel van een koppelorgaan 6 met de laadklep 3 verbonden. De koppelorganen 6 zijn langs met de laadklep 3 verbonden geleidingen 7 ten opzichte van de laadklep 3 verplaatsbaar. De bedieningsorganen 5 zijn onder tussenkomst van een hoekprofiel 8 rond een tweede scharnierpunt 9 zwenkbaar met twee draagarmen 10 verbonden. De figuur toont tevens twee eerste aandrijfcilinders 11 voor het doen bewegen van de draagarmen 10 en twee tweede aandrijfcilinders 12 voor het ten opzichte van de draagarmen 10 doen zwenken van de bedieningsorganen 5. In onderbroken lijnen is het laadplatform 2' weergegeven in volledig neergelaten en op de bodem geplaatste toestand zoals verder in fig. 6 wordt verduidelijkt.

Fig. 2 toont een zijaanzicht op het laadplatform 2. Duidelijk zichtbaar is tevens een laadvloer 13 van de vrachtwagen 1.

Fig. 3 is de laadklep 3 ten opzichte van de toestand in fig. 2, zodanig verplaatst dat de ondersteunende zijde van de laadklep 3 horizontaal op de hoogte van de laadvloer 13 ligt.

In fig. 4 is het laadplatform 2 tot nabij de bodem 14 neergelaten. Daartoe wordt de draagarm lO.door de eerste aandrijfcilinder 11 verplaatst. Tijdens het verplaatsen van de laadklep 3 zal de tweede aandrijfcilinder 12 gesynchroniseerd met de eerste aandrijfcilinder 11 zorgdragen voor een constante horizontale positie van de laadklep 3. Het bedie-ningsorgaan 5 raakt nu de bodem 14.

In fig. 5 wordt het bedieningsorgaan 5 een beetje gekanteld door het verkorten van de tweede aandrijfcilinder 12. Daardoor zal een deel van de laadklep 3 op de bodem 14 komen te rusten. Om het bedieningsorgaan 5 op de bodem 14 te laten rusten wordt ook de tweede aandrijfcilinder 11 een weinig verkort. Tot zover komt de werking van het laadplatform 2 in verregaande mate overeen met de reeds bestaande platforms.

In fig. 6 wordt het bedieningsorgaan 5 door de tweede aandrijfcilinder 12 verder rond het scharnierpunt 4 verdraaid. Het bedieningsorgaan 5 omvat een rolelement 15 waardoor het relatief eenvoudig over de bodem 14 verplaatsbaar is. Daarbij verschuift tevens het koppelorgaan 6 in de geleiding 7. Doordat het bedieningsorgaan 5 nu onder de» laadklep 3 weggezwenkt wordt en de tweede bedieningscilinder 11 verder verkort wordt kan de laadklep 3 volledig vlak op de bodem 14 geplaatst worden.

Fig. 7 toont een variant waarbij een koppelorgaan 16 wordt gevormd door een element met instelbare lengte. Het koppelorgaan 16 hoeft in dit geval niet met behulp van een geleiding bevestigd te zijn. Tevens vallen de eerder beschreven scharnierpunten 4 en 9 samen in een gezamenlijk scharnierpunt 17. Een relatief eenvoudig bedieningsorgaan 18 kan nu het eerder getoonde bedieningsorgaan 5 vervangen. De werking van het laadplatform 19 is echter volledig vergelijkbaar met die van het eerder getoonde laadplatform 2. In een eventueel volgende variant kan de tweede aandrijfcilinder 12 komen te vervallen en fungeert het element met instelbare lengte 16 tevens als tweede aandrijving. Dit alternatief is verder niet in een figuur weergegeven.

Bij de in fig. 8 tenslotte getoonde variant is een koppelorgaan 20 aan de naar het bedieningsorgaan 5 toegekeerde zijde voorzien van een geleiding 21. Deze variant wijkt slechts in geringe mate af van de in de figuren 1 t/m 6 getoonde variant.

Claims (11)

1. Laadplatform ter bevestiging aan een transportvoertuig, omvattende een tussen een, in hoofdzaak verticale, tegen het voertuig gelegen, stand en een neergelaten, nagenoeg horizontale, stand zvenkbare laadklep, en ten minste één op de ondersteunde zijde van de laadklep rond een scharnierpunt zwenkbaar aangrijpend, bedieningsorgaan, voorzien van aandrijfmiddelen voor het beheersen van de oriëntatie ervan, waarbij door de aandrijfmiddelen in neergelaten stand de afstand tussen het verst van de ondersteunde zijde gelegen punt van het bedieningsorgaan tot de ondersteunde zijde van de laadklep verkleinbaar is.

2. Laadplatform volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan op afstand van het scharnierpunt met de laadklep tevens door middel van een koppel-orgaan met de laadklep is verbonden.

3. Laadplatform volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het koppelorgaan langs een geleiding beweegbaar met de laadklep is verbonden.

4. Laadplatform volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het koppelorgaan langs een geleiding beweegbaar met het bedieningsorgaan is verbonden.

5. Laadplatform volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koppelorgaan een orgaan met een instelbare lengte is.

6. Laadplatform volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan rond een tweede scharnierpunt zwenkbaar verbonden is met een beweegbaar met het transportmiddel verbonden draagarm.

7. Laadplatform volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het eerste en tweede scharnierpunt samenvallen.

8. Laadplatform volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen bestaan uit een eerste aandrijving voor het ten opzichte van het voertuig doen bewegen van de draagarm en een tweede aandrijving voor het ten opzichte van de draagarm doen bewegen van het bedie-ningsorgaan.

9. Laadplatform volgens conclusie 8, met bet kenmerk, dat de aandrijfmiddelen hydraulisch aangedreven cilinders zijn.

10. Laadplatform volgens één der voorgaande conclusies, met bet kenmerk, dat het bedieningsorgaan op een zo groot mogelijke afstand van de laadklep van een rolelement is voorzien.

11. Laadplatform volgens één der Voorgaande conclusies, met bet kenmerk, dat de laadklep in hoofdzaak een vlakke plaat is.