NL9400853A - Rolstoel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Rolstoel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een rolstoel omvattende een gestel met loopwielen, een verstelbare zitting, een de zitting beweegbaar met het gestel koppelend draagmechanis-me, zodat de in de rolstoel zittende persoon ten minste omhoog en omlaag kan worden bewogen, en een tussen het gestel en de zitting aangebrachte gasveer, die een cilinder en een daar verschuifbaar uitstekende zuigerstang omvat, welke zuigerstang door de druk van een gas in de cilinder naar buiten wordt gedrukt.

Er zijn veel rolstoelen bekend, waarbij het draagmechanisme is ingericht om het omhoog en omlaag bewegen van de zitting en/ of het kantelen van de zitting mogelijk te maken. Deze veranderingen van de stand van de zitting worden in de praktijk meestal uitgevoerd als de te vervoeren persoon op de zitting zit. Afhankelijk van de uitvoering van het draagmechanisme kan ook het kantelen van de zitting het omhoog of omlaag bewegen van de massa van de op de zitting zittende persoon betekenen. De bekende rolstoelen zijn voor het vergemakkelijken van het veranderen van de stand van de zitting vaak voorzien van een gasveer. Hierbij is de gasveer geplaatst tussen een punt van het gestel en een punt van de zitting die bij het omlaag bewegen van de massa van de in de rolstoel zittende persoon naar elkaar toe bewegen. In de regel is de bevestiging van de gasveer aan het gestel en de zitting scharnierend uitgevoerd. Bij deze bekende opstelling schuift de zuigerstang van de gasveer in de cilinder bij het omlaag bewegen van de persoon. De kracht die resulteert uit de compressie van het gas in de gasveer wordt benut om het gewicht van de persoon en van de zitting te compenseren. Hierdoor kan een de rolstoelgebruiker assisterende persoon met geringe krachtsinspanning de verstelling van de stand van de zitting bewerkstelligen.

Bij het ontwerpen van rolstoelen treedt het probleem op dat, onder andere afhankelijk van het gewenste draagmechanisme van de zitting, voor het onderbrengen van een gasveer op de hierboven beschreven bekende wijze te weinig ruimte beschikbaar is.

Teneinde bovengenoemd probleem op te kunnen lossen, stelt de uitvinding voor de gasveer te plaatsen tussen een punt van de zitting en een punt van het gestel, die bij het omlaag bewegen van de in de rolstoel zittende persoon van elkaar vandaan bewegen, waarbij het naar het gestel gerichte deel (cilinder of zuigerstang) van de gasveer is verbonden met de zitting en het naar de zitting gerichte deel (zuigerstang of cilinder) van de gasveer is verbonden met het gestel. Nogmaals wordt opgemerkt dat ook het in de praktijk met kantelen aangeduide verstelling van de zitting afhankelijk van het draagmechanisme het omhoog of omlaag bewegen van het zwaartepunt van de in de rolstoel zittende persoon kan betekenen. Met deze maatregel wordt bereikt dat, ondanks het van elkaar vandaan bewegen van de punten waar de beide delen van de gasveer aan zijn bevestigd, de gasveer bij het omlaag bewegen van de in de rolstoel zittende persoon wordt samengedrukt en daardoor het gewicht van de in de rolstoel zittende persoon compenseert.Aldus kunnen vele verschillende rolstoelen waar een toepassing van een gasveer op de in de inleiding beschreven bekende wijze niet mogelijk of omslachtig was met de maatregel volgens de onderhavige uitvinding wel worden voorzien van een gasveer als compensatie. Aangezien gasveren zeer betrouwbare standaard constructie-onderdelen zijn, die goedkoop en in vele uitvoeringsvormen in de handel zijn, is hierdoor een kostprijsreductie van de rolstoel mogelijk.

Voordelige uitvoeringsvormen van de rolstoel blijken uit de volgconclusies.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de rolstoel volgens de uitvinding. Daarbij toont: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een rolstoel volgens de uitvinding, fig. 2 een onderaanzicht van de gasveer construct ie van de rolstoel in fig. l, en fig. 3 een langsdoorsnede van de gasveerconstructie in fig. 2.

De in fig. 1 getoonde rolstoel omvat een gestel 1 met een vaste achteras 2 en twee achterste wielen 3. Aan de voorzijde is het gestel 1 voorzien van twee zwenkwielen 4. De met de rolstoel te vervoeren persoon kan plaatsnemen op een zitting 5, die bestaat uit een zitvlak 6 en een ten opzichte van het zitvlak 6 in hoek verstelbare rugsteun 7. Tussen de zitting 5 en het gestel 1 is een draagmechanisme aanwezig dat het mogelijk maakt de zitting 5 te kantelen. Het draagmechanisme omvat een voorste zwenkstang 10, die met zijn uiteinden respectievelijk met een voorste scharnieras 11 van het gestel 1 en met een voorste scharnieras 12 van de zitting 5 is gekoppeld. Tevens omvat het draagmechanisme een achterste zwenkstang 14, die met zijn uiteinden respectievelijk met de achteras 2 van het gestel 1 en met een achterste scharnieras 15 van de zitting 5 is gekoppeld. De positie van de scharnierpunten met het gestel en de zitting en de lengte van de zwenkstangen 10, 14 is zodanig dat het snijpunt van de hartlijnen door beide zwenkstangen 10, 14 boven het zitvlak 6 op een afstand van de rugsteun 7 ligt. Indien de te vervoeren persoon op het zitvlak 6 plaatsneemt met zijn rug tegen de rugsteun 7, zal de zitting 5 vanuit de in fig. 1 met doorgetrokken lijn aangeduide nagenoeg horizontale stand naar de in fig. 1 met streeplijnen aangeduide stand kantelen. Het is duidelijk dat deze kantelbeweging van de zitting 5 tegelijkertijd het omlaagbewegen van het zwaartepunt van de op de zitting 5 zittende persoon tot gevolg heeft.

Voor het in de gewenste stand vasthouden van de zitting 5 en voor het compenseren van het gewicht van de op de zitting zittende persoon tijdens het veranderen van de stand van de zitting 5 heeft de rolstoel een tussen het gestel 1 en de zitting 5 werkzame gasveerconstructie, die in zijn geheel is aangeduid met het verwijzingscijfer 30 en die in het bijzonder aan de hand van de fig. 2 en 3 nader zal worden toegelicht.

De gasveerconstructie 30 omvat een algemeen bekende gasveer 31 met een cilinder 32 en een in en uit de cilinder 32 schuifbare zuigerstang 33. In de cilinder 32 aanwezig gas drukt de zuigerstang 33 naar buiten. Om de zuigerstang 33 in de cilinder 32 te laten schuiven moet een uit de kop van de zuigerstang 33 stekende knop 34 worden ingedrukt. Fig. 2 en 3 tonen de gasveer 31 in zijn zo ver mogelijk uitgeschoven stand. De kop van de zuigerstang 33 is verbonden met een huis 35 van gebogen metaalplaat, dat zich langs de gasveer 31 uitstrekt en aan de andere zijde van de gasveer 31 vast is verbonden met een bus 36. Verder is de cilinder 32 aan zijn dichte einde vast verbonden met blok 37. Aan het blok 37 zijn zich aan weerszijden langs de gasveer uitstrekkende stangen 38 bevestigd. De stangen steken door het huis 35 naar buiten en zijn daar vast verbonden met een bus 39. Deze constructie heeft tot gevolg dat bij een van elkaar vandaan bewegen van de bussen 36 en 39 de zuigerstang 33 in de cilinder 32 wordt gedrukt, hierbij trekken de stangen 38 de cilinder 32 in de richting van de bevestiging van de zuigerstang 33 aan het huis 35. Om een knikken van de constructie te vermijden is een geleidesleuf 40 aangebracht in het huis 35, waar een in het blok 37 geschroefde bout 41 verschuifbaar in kan bewegen. Tenslotte is voorzien in een bediening van de drukknop 34. Hiertoe is een voetpedaal 42 door middel van scharnierbouten 43 zwenkbaar aan het huis 35 bevestigd. De beweging van het voetpedaal wordt door een kabel 44 overgebracht naar een door de stangen 38 geleid schuif blok 45. Bij het omlaag drukken van het voetpedaal 42 vanuit de in fig. 3 weergegeven stand drukt het schuifblok 45 de drukknop 34 in waardoor de zuigerstang 33 ten opzichte van de cilinder 32 kan verschuiven.

Uit fig. 1 blijkt duidelijk dat door de bus 36 de achteras 2 van het gestel 1 is aangebracht en dat door de bus 39 de voorste scharnieras 12 van de zitting 5 steekt. Door deze opstelling kan een achter de rolstoel lopende persoon gemakkelijk het voetpedaal 42 bedienen en daardoor de stand van de zitting veranderen terwijl de te vervoeren persoon op de zitting 5 zit.

Claims (3)

1. Rolstoel omvattende een gestel met loopwielen, een verstelbare zitting, een de zitting beweegbaar met het gestel koppelend draagmechanisme, zodat de in de rolstoel zittende persoon ten minste omhoog en omlaag kan worden bewogen, en een tussen het gestel en de zitting aangebrachte gasveer, die een cilinder en een daar verschuifbaar uitstekende zuigerstang omvat, welke zuigerstang door de druk van een gas in de cilinder naar buiten wordt gedrukt, met het kenmerk, dat de gasveer is geplaatst tussen een punt van de zitting en een punt van het gestel, die bij het omlaag bewegen van de in de rolstoel zittende persoon van elkaar vandaan bewegen, waarbij het naar het gestel gerichte deel van de gasveer is verbonden met de zitting en het naar de zitting gerichte deel van de gasveer is verbonden met het gestel.

2. Rolstoel volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de gasveer zich uitstrekt vanaf een punt nabij de achterzijde van de rolstoel van het gestel en een punt nabij de voorzijde van de zitting.

3. Rolstoel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de cilinder van de gasveer met de zitting is verbonden en de zuigerstang van de gasveer met het gestel.