NL9400510A - Bodembedekkingselement en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. - Google Patents

Description

Bodembedekkingselement en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een bodembedekkingselement, bestaande uit een aantal deelelementen met tussen dergelijke deelelementen verbindingen.

Een dergelijk bodembedekkingselement is bekend uit het Europees octrooischrift EP-B-0 004 364. Dit bekende element bestaat uit deelelementen, met daar tussen starre verbindingselementen, alsmede een netwerk van dunne draden, dat in de bodem van de deelelementen is aangebracht en deze onderling verbindt.

In de niet gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 9301990 ten name van aanvrager, is een bodembedekkingselement beschreven van het boven aangegeven type, waarin de verbindingselementen soepel zijn.

De uitvinding berust nu op het inzicht, dat het weliswaar gewenst is en blijft, dat de verbindingen vervormbaar zijn, in het bijzonder wanneer de bodem niet volkomen effen is en/of aanpassingen aan omgevingselementen, zoals bodem, palen en muren gewenst is. Anderzijds behoeft in het algemeen een verbindingselement maar een enkele keer aangepast te worden.

Om deze reden voorziet de uitvinding er in, dat de verbindingen vervormbaar zijn. Dergelijke verbindingen kunnen van kunststof of metaaldraad zijn en behoeven dan slechts eenmaal gebogen te worden voor de gewenste aanpassing aan de omgeving. Met dergelijke elementen blijken aanmerkelijke werkbesparingen bij de produktie mogelijk.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding, die in het bijzonder een goedkopere produktie mogelijk maakt bestaat daarin, dat de verbindingen deel uitmaken van een soepel netwerk, dat in een aantal deelelementen is opgenomen. Hiermede kan een aanmerkelijke werkbesparing verkregen worden doordat met een dergelijk soepel netwerk in één keer alle verbindingen kunnen worden aangebracht. Een dergelijk netwerk waarborgt in hoge mate flexibiliteit in een verticaal vlak, maar staat tevens, zij het enigszins beperkt, aanpassing in horizontale richting van de onderlinge stand van aangrenzende bodembedekkingselementen toe. Deze uitvoeringsvorm van de uitvinding is in het algemeen werkbesparend en geeft in het bijzonder de mogelijkheid tot volledig gemechaniseerde produktie van de elementen volgens de uitvinding over te gaan.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding kan er in worden voorzien, dat de verbindingen een gebogen vorm hebben, zoals een schroeflijn, slingerlijn of een U-bocht. Op deze wijze is een aanmerkelijke aanpassing van de onderlinge stand van aangrenzende deelelementen mogelijk, terwijl toch betrekkelijk stevige verbindingselementen gebruikt kunnen worden. Deze uitvoeringsvorm kan in het bijzonder gecombineerd worden met de toepassing van een soepel netwerk, omdat, bijvoorbeeld in kunststof, een dergelijk netwerk met de aangegeven vormen van de verbindingselementen gemakkelijk door middel van spuitgieten kan worden vervaardigd. Ook metalen netwerken kunnen op deze wijze uit gebogen draden en dergelijke betrekkelijk eenvoudig worden vervaardigd.

Bij toepassing van de uitvinding kunnen de verbindingselementen van buigbare kunststof zijn, maar ook van metaal zoals koperdraad, staaldraad (bij voorkeur roestvrij staal) of gegalvaniseerd staal. Uiteraard verdient hierbij een in de grond niet aantastbaar materiaal de voorkeur.

De uitvinding omvat eveneens een werkwijze voor de vervaardiging van de bodembedekkingselementen volgens de uitvinding, waarbij een hardhaar materiaal in een aantal door tussenwanden van elkaar gescheiden vormholten wordt gebracht. Daarbij kan er volgens de uitvinding in worden voorzien, dat vervormbare verbindingselementen tussen aangrenzende vormholten worden aangebracht.

Daarbij kunnen volgens een eerste nadere uitwerking de verbindingselementen met een in hoofdzaak U-vormige bocht over de tussenwanden liggen. Aangezien de bovenste van de tussenwanden veelal (maar niet noodzakelijkerwijze) met de onderzijde van het bodembedekkingselement overeenkomt, blijven de verbindingselementen dan onzichtbaar, maar een zekere aanpassing van aangrenzende deelelementen blijft gemakkelijk mogelijk.

Een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze voor de vervaardiging van de bodembedekkingselementen volgens de uitvinding bestaat daarin, dat in de tussenwanden insnijdingen zijn aangebracht en dat na de vulling van de holten met een aandrukstempel de insnijdingen, waar zich de verbindingselementen in bevinden, worden opgevuld. Op die wijze wordt voorkomen, dat ter plaatse van de spleten deelelementen door het alsnog uitgeharde hardbare materiaal met elkaar zijn verbonden, hetgeen de aanpasbaarheid van de verbinding zou te niet doen.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een voorbeeld toont van een bodembedekkingselement volgens de uitvinding met het daarbij behorende net van verbindingen; fig. 2 twee aangrenzende deelelementen toont met een gebogen verbindingselement daar tussen; fig. 3 een aantal uitvoeringsvormen van buigingen toont, die bij de uitvinding voor de verbindingselementen toegepast kunnen worden; fig. 4 schematisch een vorm toont, waarmede geautomatiseerde produktie van de bodembedekkingselementen volgens de uitvinding mogelijk is; en fig. 5 een vorm toont, waarmede een verdere wijze van automatische produktie mogelijk is.

In fig. 1 zijn met 1 een aantal bodembedekkingselementen aangegeven, die in vier concentrische half-cirkelvormige rijen zijn aangebracht. Met 2 is een netwerk aangegeven van verbindingselementen, die in de deelelementen 1 worden opgenomen, bijvoorbeeld doordat het netwerk of de mat 2 in de vorm is gelegd, waarin hardhaar materiaal de elementen 1 vormt.

Doordat de mat in zijn geheel wordt aangebracht, wordt een aanmerkelijke werkbesparing verkregen. Tevens wordt een goede waarborg geschapen, dat de verbindingen tussen alle deelelementen van dezelfde afmetingen zijn, hetgeen bij handvervaardiging niet altijd het geval is.

Fig. 2 toont een voorbeeld van twee naast elkaar gelegen deelelementen met daartussen een verbindingselement 3. Dit heeft een meandervorm, maar het zal duidelijk zijn dat vele andere gebogen vormen toepasbaar zijn. Dit verbindingselement gaat de elementen 1 binnen op een hoogte, die bij voorkeur tussen 1/3 en 2/3 van de totale hoogte van de elementen 1 ligt.

In fig. 3 zijn enige mogelijkheden van de buiging van verbindingselementen aangegeven.

In fig. 3a is een eenvoudige U-bocht aangegeven, die bijvoorbeeld met groot voordeel gebruikt kan worden om het verbindingselement over een wand van de vorm te leggen, waarin aangrenzende deelelementen 1 worden gevormd. Fig. 3b toont een uitvoeringsvorm met een schroeflijn. Fig. 3c toont een zig-zag lijn en tenslotte toont fig. 3d een vorm, met een buiging in verschillende richtingen, hetgeen tot grotere soepelheid leidt. In het bijzonder is in fig. 3d het gedeelte 4 in het vlak van tekening gebogen en het gedeelte 5 in het vlak loodrecht daarop.

De vorm, waarin een bodembedekkingselement volgens de uitvinding vervaardigd kan worden, is schematisch in fig. 4 weergegeven. Deze vorm heeft een bodemplaat 6, die door middel van een niet nader aangegeven krachtwerktuig 7 op en neer bewogen kan worden. De plaat 6 kan aan de bovenzijde van het desbetreffende deelelement zijn aangepast, zoals schematisch met de lijn 8 is aangegeven. Voor het vervaardigen van eenvoudige rechthoekige deelelementen behoeft een dergelijke opvulling als aangegeven met de lijn 8 niet te worden aangebracht.

In het getekende uitvoeringsvoorbeeld zijn in doorsnede de vormholten voor slechts twee deelelementen aangegeven. Deze hebben een bijvoorbeeld uit staal vervaardigde buitenwand 9 en een tussenwand 10. In deze tussenwand is ter plaatse van de doorvoering van de verbinding 12 een inkeping 11 aangebracht. Een stempel 13, dat van een uitsteeksel 14 is voorzien, dat overeenstemt met de uitsparing 11 wordt na het vullen van de holten tussen de wanden 9 en 10 met hardhaar materiaal naar beneden bewogen, zodat geen hardhaar materiaal direct de beide deelelementen verbindt en de verbinding 12 gemakkelijk kan worden uitgenomen. De gang van zaken bij gebruik van de vormpers volgens fig. 4 bestaat daarin, dat, nadat de plaat 6 naar beneden is bewogen de vormholten met hardhaar materiaal, bij voorkeur betrekkelijk droge betonspecie worden gevuld en een netwerk van verbindingselementen 12 wordt aangebracht. Uiteraard is het ook mogelijk eerst de vorm nagenoeg voor de helft te vullen en dan het netwerk aan te brengen en vervolgens de zaak geheel af te vullen. Vervolgens wordt het stempel 13 naar beneden bewogen en, eventueel na een korte uithardingstijd, weer naar boven bewogen, waarna het gevormde bodembedek-kingselement door omhoog bewegen van de plaat 6 kan worden uitgestoten. Bij voorkeur doet men dit door een opvang of uithardplaat over de vorm te leggen en nadat de stempel 13 is verwijderd, dan het geheel te keren en het gevormd bodembedekkingselement te laten uitharden.

In fig. 5 is met 14 een rubberen plaat aangeduid, die vormholten 15 heeft, die de vorm hebben van de bovenkant van deelelementen met tussenwanden 16. Een bij voorkeur stalen plaat 17 heeft doorgaande openingen 18 met in de gietstand verticale tussenwanden 19, die aansluiten op de tussenwanden 16.

Na het neerleggen van de rubberen plaat 14 met de holten 15 naar boven wordt een netwerk 20, bijvoorbeeld van plastic bindtouw, metaaldraad enzovoorts aangebracht en vervolgens de plaat 17 neer gelaten. Daarna worden de holten 15 en de openingen 18 met bij voorkeur vrij stijve betonspecie gevuld. Na trillen kan dan al gauw de plaat 17 worden opgeheven en verwijderd voor hergebruik met een andere plaat 14. Na een hardingperiode van bijvoorbeeld 24 uur kan het element uit de holten 15 worden genomen, bij voorkeur na omkering. De geschetste gang van zaken geeft de mogelijkheid bij één plaat 17 een groot aantal, bijvoorbeeld 500 è 700, aanmerkelijk goedkopere rubberen platen 14 te gebruiken, waardoor met een beperkte investering een hoge produktiesnelheid mogelijk is.

Bij het leggen van het bodembedekkingselement, bijvoorbeeld op met een weinig cement verstevigde grond, bestaat de mogelijkheid de onderlinge stand van de deelelementen enigszins aan te passen, terwijl tevens krommingen in het verticale vlak geen enkele moeilijkheid meer geven.

Hoewel in het bovenstaande de uitvinding nader is toegelicht aan de hand van bodembedekkingselementen, die in hoofdzaak horizontaal liggen, zal het duidelijk zijn, dat de ook als schuin staand of verticaal bedoelde bodembedekkingselementen als beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 9301990 vervaardigd kunnen worden onder toepassing van de onderhavige uitvinding.

Claims (8)

1. Bodembedekkingselement, bestaande uit een aantal deel-elementen met tussen dergelijke deelelementen verbindingen, met het kenmerk, dat de verbindingen vervormbaar zijn.

2. Bodembedekkingselement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbindingen deel uitmaken van een vervormbaar netwerk, dat in een aantal deelelementen is opgenomen.

3. Bodembedekkingselement volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verbindingen een gebogen vorm hebben zoals een schroeflijn, slingerlijn of een U-bocht.

4. Bodembedekkingselement volgens één of meer van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de verbindingen van buigbare kunststof of metaal zijn.

5. Werkwijze voor de vervaardiging van bodembedekkingsele-menten volgens één of meer van de conclusies 1-4, waarbij een hardbaar materiaal in een aantal door tussenwanden van elkaar gescheiden vormholten wordt gebracht, met het kenmerk, dat vervormbare verbindingselementen tussen aangrenzende vormholten zijn aangebracht.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de verbindingselementen gebogen zijn en over de tussenwanden heen liggen.

7. Werkwijze voor het vervaardigen van verbindingselementen volgens één of meer van de conclusies 1-4, waarbij hardbaar materiaal in een aantal door tussenwanden van elkaar gescheiden vormholten wordt gebracht, met het kenmerk, dat in de tussenwanden insnijdingen zijn aangebracht, waarin de verbindingselementen worden gelegd en dat na de vulling van de holten met een aandrukstempel de insnijdingen, worden opgevuld.

8. Werkwijze voor het vervaardigen van verbindingelementen volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat op een plaat met vormholten (15), die een afdruk vormen van de bovenkant van deelelementen, een vervormbaar netwerk (20) wordt gelegd, waarop een plaat (17) wordt gelegd met doorgaande openingen, die op de vormholten aansluiten, dat via de openingen (18) de vormholten (15) en de openingen zelf met betonspecie worden gevuld en dan, eventueel na trillen, de plaat (17) met de doorgaande openingen wordt opgelicht en verwijderd om de specie te laten uitharden.