NL9400179A - Landbouwmachine. - Google Patents

Landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9400179A
NL9400179A NL9400179A NL9400179A NL9400179A NL 9400179 A NL9400179 A NL 9400179A NL 9400179 A NL9400179 A NL 9400179A NL 9400179 A NL9400179 A NL 9400179A NL 9400179 A NL9400179 A NL 9400179A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
agricultural machine
machine according
adjusting device
further processing
processing device
Prior art date
Application number
NL9400179A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Johannes Gerardus Bom
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL9400179A priority Critical patent/NL9400179A/nl
Priority to DE1995616027 priority patent/DE69516027T2/de
Priority to EP19950200252 priority patent/EP0666015B1/en
Publication of NL9400179A publication Critical patent/NL9400179A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B63/00Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements
    • A01B63/14Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements drawn by animals or tractors
    • A01B63/24Tools or tool-holders adjustable relatively to the frame
    • A01B63/26Tools or tool-holders adjustable relatively to the frame by man-power
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • A01B49/025Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven about a substantially vertical axis

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

LANDBOUWMACHINE
De voorliggende uitvinding heeft betrekking op een landbouwmachine met een gesteldeel met bewerkingsorganen en een daarmee scharnierbaar om een in hoofdzaak horizontaal en dwars op de beoogde voortbewegingsrichting denkbare as verbonden, het bodemoppervlak volgende verdere bewerkings-inrichting.
Een dergelijke machine is bekend. Het aanpassen van het werkniveau van de verdere bewerkingsinrichting aan de bewerkingsorganen kan hierbij echter niet optimaal plaatsvinden. De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel een dergelijke machine ten minste in dit opzicht te verbeteren. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt wanneer de machine verstelmiddelen omvat, met behulp waarvan de verdere bewerkingsinrichting bij verschillende ingestelde werkzame niveaus van de bewerkingsorganen telkens verstelbaar is naar een stand, waarin deze eenzelfde werkbereik heeft.
In een gunstige uitvoering is, volgens de uitvinding, de verdere bewerkingsinrichting met het gesteldeel verbonden via een scharnierconstructie met vier zwenkassen en twee zich althans in hoofdzaak in de beoogde bewegingsrichting uitstrekkende verbindingsarmen, welke constructie een parallellogramvorm althans benadert. Ook is de verstel-inrichting volgens de uitvinding uitgevoerd als een via een schroefspindel in lengte veranderbare telescopische verstel-inrichting.
Een eveneens wezenlijk deel van de uitvinding wordt gevormd door het kenmerk, dat de machine voorzieningen omvat voor het aanbrengen van een traploze verstelinrichting die uitwisselbaar tussen de bestaande constructiedelen in de machine kan worden opgenomen. De uitvinding omvat dan ook tevens een landbouwmachine met een gesteldeel met bewerkingsorganen en een daarmee scharnierbaar om een in hoofdzaak horizontaal en dwars op de beoogde voortbewegingsrichting denkbare as verbonden, het bodemoppervlak volgende verdere bewerkingsinrichting, waarbij de machine voorzieningen omvat voor het aanbrengen van een traploze verstelinrichting die uitwisselbaar in de verbinding tussen het gesteldeel en de verdere bewerkingsinrichting kan worden opgenomen. Op deze wijze kan eenvoudig een standaard-produktiemachine worden voorzien van een inrichting die het bedieningsgemak en de goede werking van de inrichting bevordert, bij voorbeeld wanneer een boer door het vorderen van zijn leeftijd niet meer in staat is tot het opbrengen van de benodigde krachtsinspanning bij het aanpassen van de gangbare verdere bewerkingsinrichting aan een veranderd bewerkingsniveau van de in het gestel ondergebrachte bewerkingsorganen. Het bedieningsgemak speelt ook een rol bij loonwerkers die bij verschillende klanten en/of verschillende grondsoorten regelmatig het genoemd bewerkingsniveau moeten veranderen. De telescopische verstelinrichting is overeenkomstig de uitvinding in lengte aanpasbaar met behulp van een schroefspindel die is voorzien van verbindingselementen, zoals verbin-dingsbussen, waardoorheen dwars op de langsrichting van de verstelinrichting een een zwenkas vormende verbindingspen kan worden aangebracht, van welke verbindingselementen er ten minste twee tegen het bovenste telescoopdeel van de verstelinrichting zijn aangebracht en ten minste één nabij het onderste uiteinde van ten opzichte van het bovenste telescoopdeel verplaatsbare telescoopdeel van de verstelinrichting. Volgens de uitvinding zijn de constructieve delen in de machine zo gevormd dat de machine, na het eventueel weer verwijderen van bovengeschetste traploze verstelinrichting, onmiddellijk zonder noodzakelijke aanvoer van verdere constructiedelen, weer volgens de gangbare wijze kan worden ingericht.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 toont in een bovenaanzicht een machine volgens de uitvinding, in gekoppelde toestand met de hef-inrichting van een trekker;
Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1;
Figuur 3 is een aanzicht volgens de pijl III in figuur 2;
Figuur 4 is een aanzicht volgens de lijn IV-IV in figuur 2;
Figuur 5 is een, met het aanzicht van figuur 3 overeenkomende, gedeeltelijke weergave van een alternatieve uitvoering van de uitvinding.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvinding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont een cirkeleg 1, ook wel genoemd rotorkopeg, die zich in gekoppelde toestand met de hef-inrichting van een trekker bevindt. Aan de achterzijde omvat de rotorkopeg een rol 4 die via een paar armen 3 in de machine is opgenomen. De kopeg 1 is een op zichzelf bekend grondbewerkingswerktuig voor de secundaire grondbewerkingen en omvat, in de onderhavige uitvoering van drie meter breed, een twaalftal via tandwielen 6 met elkaar in aangrijpende verbinding staande grondbewerkingsorganen 7, die om opwaarts gerichte assen 8 draaibaar en aandrijfbaar in een dwars op de rijrichting aangebracht kokervormig gesteldeel 9, zijn ondergebracht. Een bewerkingsorgaan 7 omvat een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkende drager 12, waaraan, nabij de omtrek daarvan, zich in hoofdzaak neerwaarts uitstrekkende grond-bewerkingselementen 15, kortweg tanden genoemd, zijn bevestigd. De tandwielen 6 zijn aangebracht op het bovenste uiteinde van de opwaarts gerichte assen 8 die door de bodem van het gestel 9 heen reiken en die daarin zijn gelegerd. Eén van de middelste twee assen 8 reikt tevens door de bovenzijde van het kokervormig gestel 9 naar één van twee haaks op elkaar staande en elkaar aangrijpende tandwielen in een op het gestel aangebrachte transmissiekast 10. De transmissiekast 10 omvat ten behoeve van de aandrijving van de grondbewerkingsorganen 7 een uitgaande asstomp die via een koppelingsas met de aftakas van een trekker gekoppeld kan zijn. De machine is voorzien van een centraal op de bovenzijde van het gesteldeel 9 aangebrachte bok 11 voor koppeling met de driepuntshef-inrichting van een trekker. De onderhavige koppelbok 11 is onder meer gevormd door twee opstaande, elk nabij de onderste aankoppelpunten 16 voor aankoppeling met de hef inrichting van de trekker opgestelde en aan het gesteldeel 9 bevestigde, in de rijrichting A georiënteerde plaatvormige steunen 17, aan het bovenste uiteinde waarvan een dwars op de rijrichting georiënteerde, de aankoppe le lemen ten 18 voor aankoppeling met de bovenste aankoppelarm van een driepuntskoppeling dragende drager of verbindingsbalk 19 is bevestigd. Het gesteldeel 9 wordt nabij zijn uiteinden door de aankoppelbok 11 gesteund via zich vanaf de voorzijde en nabij de bovenzijde van een plaatvormige steun 17 zijwaarts en enigszins achterwaarts uitstrekkende schoren 20. Het kokervormig gesteldeel 9 is aan beide uiteinden afgesloten door een opwaarts gerichte, boven het gesteldeel 9 uitstekende plaat 13, waaraan telkens een arm 3 via een horizontaal en aan de bovenzijde van het gesteldeel 9 aangebrachte asstomp 14 scharnierbaar is bevestigd. Via een aan de achterzijde van de machine in meerdere in de plaat 13 aangebrachte openingen plaatsbare borg- dan wel aanslagpen, is de hoogte van het gesteldeel 9 en daarmee de werkdiepte van de bewerkingsorganen 7 ten opzichte van de rol 4 instelbaar. In de onderhavige uitvoering is het buitenste uiteinde van een schoor 20 nabij de achterzijde van het gesteldeel 9 tegen het boven dit gesteldeel 9 uitstekende deel van de plaat 13 aangebracht.
De machine is tevens voorzien van een verdere bewerkingsinrichting, in de onderhavige uitvoering een verkruimel- annex egalisatie-inrichting 23, die een vóór de rol 4 en in de nabijheid van de roterende bewerkingsorganen 7 aangebracht, zich in hoofdzaak horizontaal, dwars op de rijrichting A en op bepaalde optimale afstand van de bewerkingsorganen 7 uitstrekkend, door een geprofileerde plaat gevormd opvangelement 24 en nog te beschrijven, tussen het gesteldeel 9 en de plaat 24 aangebrachte verbindingselementen omvat. De plaat 24 wordt gesteund via twee opwaarts gerichte en van horizontaal en dwars op de rijrichting A gerichte boringen voorziene, stripvormige en op afstand van elkaar aangebrachte steunen 25. De steunen 25 zijn met het gesteldeel 9 verbonden via in de rijrichting A gerichte stripvor- mige verbindingsarmen 26, 27 die, gezien in zijaanzicht, onderdeel van een parallellogramvormige scharnierconstructie 26 - 31 vormen. De verbindingsarmen 25 zijn hiertoe nabij hun voorste uiteinden elk via een zich horizontaal en dwars op de rijrichting uitstrekkende zwenkas 28, 29 verbonden met een op het gesteIdee1 9 aangebrachte, opwaarts en in de rijrichting georiënteerde plaatvormige steun 32. De scharnierassen 28 en 29 zijn opgesteld vóór de in de machine aanwezige rij rotatieassen 8, zodat een voor de werking van de verkruimel-inrichting 23 gunstige verhouding tussen de lengte van de armen 26, 27 en de verwachte hoogte-uitwijkingen van de plaat 24 wordt verkregen. In de onderhavige uitvoering zijn de zich in hoofdzaak in de rijrichting uitstrekkende verbindingsarmen 26, 27 elk paarsgewijs uitgevoerd, waarbij elke verbin- dingsarm van een paar 26, 27 aan een zijde van de opwaarts gerichte steun 32 is aangebracht. Gezien in bovenaanzicht, is een steun 32 aangebracht nabij het contactpunt tussen een tweede en een derde tandwiel 6, geteld vanaf een uiteinde van de machine, doch althans nagenoeg binnen de omtrekscirkel van het derde tandwiel. Ongeveer in het midden, zoals gezien in zijaanzicht, is een plaatvormige steun 32 voorzien van een uitsparing ten behoeve van het rechte verloop van een schoor 20. Tevens heeft de bovenste verbindingsarm 26 om dezelfde reden een gekromd verloop, waarbij vanaf het voorste en bovenste scharnierpunt 29 een eerste deel van de verbindingsarm 26 zich neerwaarts en achterwaarts uitstrekt en een tweede deel zich in hoofdzaak achterwaarts en opwaarts uitstrekt. Elk van de bovenste en onderste verbindingsarmen 26, 27 is met zijn achterste uiteinde via een pen- of bout/moer- 1 constructie 30, 31 scharnierbaar verbonden met het bovenste en ruimste telescoopdeel 39 van een, met behulp van een schroefspindel continu in de lengte verstelbare telescopische verstelinrichting 34. Deze strekt zich evenwijdig aan de steunen 25, ofwel in hoofdzaak verticaal uit. De verbin-' dingsarmen 26, 27 zijn nabij dit uiteinde voorzien van twee, in de rijrichting A achter elkaar aangebrachte boringen 33. Aan de achterzijde van de telescopische verstelinrichting 34 is hiertoe een drietal horizontaal en dwars op de rijrichting gerichte bussen 36 bevestigd. Het onderste uiteinde van de verstelinrichting 34 is eveneens voorzien van een zich horizontaal en dwars op de rijrichting uitstrekkende bus 37. Deze strekt zich in de richting van één lateraal uiteinde van de machine uit tot aan een opwaarts gerichte steun 25 voor de verkruimelplaat 24. De steun 25 is hiertoe nabij het onderste uiteinde voorzien van een extra boring.
Ongeveer halverwege de hoogte tussen twee achterste scharnierpunten 30, 31 van een parallellogramconstructie 26 - 31 is aan een naar een lateraal uiteinde van de machine gerichte zijde van een verstelinrichting 34 een uit stevig plaatmateriaal gevormde geleide-opening 38 met een, gezien in het bovenaanzicht van bijvoorbeeld figuur 4, voor het opwaarts gerichte steunelement 25 passende rechthoekige opening bevestigd. Een verstelinrichting 34 is nabij zijn bovenste uiteinde voorzien van een om een horizontale as en in de onderhavige uitvoering vanaf een lateraal uiteinde van de machine bedienbare zwengel 35, waarmee via een in dit uiteinde ondergebrachte haakse overbrenging een van schroefdraad voorziene as in beweging gebracht kan worden. Het onderste deel van deze in de tekeningen overigens niet zichtbare as verkeert in aangrijping met het bovenste uiteinde van een smaller telescoopdeel 40, waarin centraal een eveneens van schroefdraad voorziene en met de genoemde as samenwerkende boring is voorzien. Ten einde meedraaien van dit onderste deel 40 te voorkomen, zijn de telescoopdelen 39, 40 rechthoekig uitgevoerd.
In een alternatieve uitvoering, geschetst in figuur 5, kan het onderste telescoopdeel 40 van een verstelinrichting 34 zijn uitgevoerd met twee bussen 42 die verbindbaar zijn met een vast tegen de verkruimelplaat 24 aangebracht oor 43. Een verstelinrichting 34 komt in deze uitvoering geheel in plaats van een steun 25. Ter plaatse van scharnierpunten 30, 31 dienen echter afstandselementen tussen de armen van een paar 26, 27 en om de scharnierassen 30, 31 aangebracht te worden. Het oor 43 dient bij weglating van een verstelinrichting 34 als bevestigingspunt voor steunen 25. In de uitvoering volgens figuur 5 kan de geleide-opening 38 achterwege gelaten worden. Deze uitvoering heeft als voordeel dat enige massa uit de constructie gelaten kan worden. Verder kan de uitvoering volgens de figuren 1-4 bijvoorbeeld beneden het onderste scharnierpunt 31 van een tweede, aan het bovenste telescoopdeel 39 aangebrachte geleide-opening 38 zijn voorzien, zodat de reactiekrachten goed verdeeld op het bovenste telescoopdeel 39 overgebracht worden. In een gunstige uitvoering, weergegeven in de figuren 1, 2 en 4, is de parallellogramvormige scharnierconstructie 26 - 31 onder spanning van een veerelement gebracht. Het veerelement is uitgevoerd als trekveer 44 die enerzijds nabij de voorzijde van het gesteldeel 9 is bevestigd en anderzijds tegen de achterste helft van een onderste verbindingsarm 26. De veer 44 is onder een hoek van enkele graden met een horizontaal opgesteld, zodat de verkruimelinrichting met een neerwaarts gerichte krachtcomponent wordt belast, die toeneemt bij een eventuele uitslag. Een neerwaartse uitslag wordt begrensd door een het onderste paar armen verbindend horizontaal stripdeel 45 dat in de in figuur 2 getekende stand in aanslag met een zich horizontaal uitstrekkend deel van de steunplaat 32 verkeert. In de onderhavige uitvoering is de voorzijde van de veer 44 bevestigd aan een zwenkarm 46 van een op zichzelf bekende bescherminrichting 47 tegen in de te bewerken aarde aanwezige stenen.
De werking van de machine is als volgt.
In de meest gangbare uitvoering zijn de verbin-dingsarmen 26, 27 via een wegneembare ofwel verplaatsbare verbinding 30, 31 met een opwaarts gerichte steun 25 verbonden. Hierbij dienen bij voorkeur de op één na achterste openingen in de armen 26, 27 gebruikt te worden. Via de hierin aangebrachte boringen kan, met behoud van de parallellogramscharnierconstructie 26 - 31 de verkruimelplaat 24 aan een veelvoud van ingestelde werkdiepten van de bewerkingsorganen 7 worden aangepast, zodanig dat de schar-nierassen 28 - 31 van de parallellogramconstructie in een in hoofdzaak horizontale lijn gelegen kunnen blijven. Voor een goede werking van de verkruimelinrichting dient bij de gewenste bewerkingsdiepte van de bewerkingsorganen naar een horizontale uitlijning te worden gestreefd. Bij een dergelijke stand is het namelijk onwaarschijnlijk dat een noodzakelijke verzwenking van de egalisatie- en verkruimel-inrichting, bijvoorbeeld als gevolg van een obstakel of een plaatselijke onregelmatigheid in het bodemoppervlak, al te veel tegenwerkende kracht ondervindt van de naar een horizontale stand van de denkbeeldige lijnen 28 - 31 en 29, 30 neigende parallellogramconstructie. In geval van zware gronden, waarbij de aardkluiten een relatief lange verblijftijd in het bereik van de rotoren 7 hebben, kan men, om het lossen van de voldoende verkruimelde aarde te vergemakkelijken, de verkruimelplaat 24 enigszins voorover laten hellen door de achterste bovenste scharnierverbinding in een hoger gelegen opening van de steunen aan te brengen. De plaat 24, die overigens bijvoorbeeld ook als kokerbalk uitgevoerd had kunnen zijn, is ten behoeve van deze functie op gunstige wijze uitgevoerd met een, gezien in zijaanzicht, verticaal opgesteld deel dat aan het bovenste uiteinde naar voren is afgebogen voor de terugvoer van opgestuwde aarde. Het onderste uiteinde van het verticale deel gaat op een hoogte van ongeveer 5 cm van het onderste uiteinde van de plaat 24 over in een onder 45° opgesteld deel, dat vervolgens overgaat in een laatste, onder 30® met een horizontaal gesteld deel met een lengte van ongeveer 2 cm. Kluiten waarvan de ruw gemeten straal groter is dan 5 cm zullen door deze constructie in elk geval een voorwaartse, naar de rotoren 7 toe gerichte stuwing verkrijgen.
Volgens de uitvinding kan, met behoud van bovenstaande mogelijkheden, naderhand op eenvoudige wijze een inrichting 34 worden aangebracht, met behulp waarvan de hoogteaanpassing van de verkruimel inrichting 23 continu, of wel beter uitgelijnd en zonder noemenswaardige krachtsinspanning kan worden gerealiseerd. Hiertoe dient éénmalig een opwaarts gerichte steun 25, na wegnemen van de verbin-dingspennen 30, 31 door de geleide-opening 38 aan het bovenste telescoopdeel 39 van de telescoopinrichting geleid te worden en dienen vervolgens bij voorkeur de achterste boringen in de verbindingsarmen 26, 27 gebruikt te worden voor de scharnierverbinding met het onderste paar bussen 36 aan de achterzijde van het bovenste telescoopdeel 39. De onderste bus 37 van de verstelinrichting 34 wordt met een steun 25 verbonden in een zo laag mogelijk, bij voorkeur achter de verkruimelplaat 24 gelegen, hiertoe aangebrachte boring. Ten einde de verkruimelplaat 24 enigszins voorover te doen hellen kan het achterste en bovenste scharnierpunt in de bovenste bus 36 van de verstelinrichting 34 aangebracht worden.
Het principe van de bovenomschreven inrichting kan tevens worden toegepast in allerlei andere machines of op andere plaatsen in de machine, waar horizontale uitlijning van een parallellogramconstructie of optimale volging van met het bodemoppervlak in aanraking zijnde bewerkingselementen, zoals bijvoorbeeld maaielementen, zaaikouters en grond-rollen, gewenst is.
De uitvinding is dan ook niet beperkt tot hetgeen aan de hand van de voorbeelden is beschreven, maar heeft verder betrekking op alle details in de tekeningen. De uitvinding heeft betrekking op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen de bewoordingen van de hiernavolgende conclusies.

Claims (16)

1. Landbouwmachine met een gesteldeel met bewer-kingsorganen en een daarmee scharnierbaar om een in hoofdzaak horizontaal en dwars op de beoogde voortbewegingsrichting denkbare as verbonden, het bodemoppervlak volgende verdere bewerkingsinrichting, met het kenmerk, dat de machine ver-stelmiddelen (34) omvat, met behulp waarvan de verdere bewerkingsinrichting (23) bij verschillende ingestelde werkzame niveaus van de bewerkingsorganen (7) telkens verstelbaar is naar een stand waarin deze eenzelfde werkbereik heeft.
2. Landbouwmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verdere bewerkingsinrichting (23) met het gesteldeel (9) is verbonden via een scharnierconstructie (26 - 31) met vier zwenkassen (28 - 31) en twee zich althans in hoofdzaak in de beoogde bewegingsrichting A uitstrekkende verbindingsarmen (26, 27), welke constructie de vorm van een parallellogram althans benadert.
3. Landbouwmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verstelinrichting (34) is uitgevoerd als een via een schroefspindel (35) in lengte veranderbare telescopische verstelinrichting.
4. Landbouwmachine volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de verstelinrichting (34) een bovenste gesteldeel (39) omvat, waarin een onderste telescoopdeel (40) met kleinere doorsnee passend en ondraaibaar verplaatsbaar is onder bediening van de schroefspindel.
5. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bovenste telescoopdeel (39) van de verstelinrichting (34) twee, de parallellogram-vorm van de scharnierconstructie (26 - 31) behoudende bevestigingspunten (36) omvat, waarin de verstelinrichting (34) scharnierbaar met de achterste uiteinden van de verbindingsarmen (26, 27) is verbonden.
6. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verstelinrichting (34) zich evenwijdig aan de steunen (25) van de verdere bewerkingsinrichting (23) uitstrekt, en nabij zijn onderste uit- einde aan de verdere bewerkingsinrichting (23) bevestigd is.
7. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verstelinrichting (34) aansluitend tegen een zijde van de in de beoogde bewegingsrichting opgestelde verbindingsarmen (26, 27) is opgesteld en hiertoe van tegen zijn achterzijde aangebrachte bussen (36) is voorzien, waardoorheen de de scharnierassen (30, 31) vormende verbindingspennen of bouten met moer zijn aangebracht .
8. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk der verbindingsarmen (26, 27) nabij zijn achterste uiteinde is voorzien van twee in de bewegingsrichting achter alkaar aangebrachte boringen.
9. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verdere bewerkingsinrichting (23) één of meer vast aangebrachte steunen (25) omvat, die elk in verticale richting beweegbaar door een aan het bovenste telescoopdeel (39) van de verstelinrichting (34) aangebrachte geleide-opening (38) met passende opening is gevoerd en de verstelinrichting (34) nabij zijn onderste uiteinde van een in laterale richting tot aan de steunen (25) reikende bus (37) is voorzien waardoorheen een verbindingspen of bout is gevoerd, die de verbinding vormt tussen de verstelinrichting (34) en de bewerkingsinrichting (23).
10. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine voorzieningen omvat voor het aanbrengen van een traploze verstelinrichting (34) die uitwisselbaar in de verbinding tussen het gesteldeel (9) en de verdere bewerkingsinrichting (23) kan worden opgenomen .
11. Landbouwmachine, in het bijzonder volgens een of meer der voorgaande conclusies, met een gesteldeel met bewer-kingsorganen (7) en een daarmee scharnierbaar om een in hoofdzaak horizontaal en dwars op de beoogde voort-bewegingsrichting denkbare as verbonden, het bodemoppervlak volgende verdere bewerkingsinrichting (23), met het kenmerk, dat de machine voorzieningen (33) omvat voor het aanbrengen van een traploze verstelinrichting (34) die uitwisselbaar in de verbinding tussen het gesteldeel (9) en de verdere bewer-kingsinrichting (23) kan worden opgenomen.
12. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bewerkingsorganen (7) van de machine worden gevormd door aandrijfbaar roteerbare, in het gestel van de machine gelegerde grondbewerkingsorganen.
13. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verdere bewerkings-inrichting (23) een zich in hoofdzaak dwars op de rijrichting en horizontaal uitstrekkend opvangelement (24) voor het in het werkbereik van de bewerkingsorganen (7) houden en het geëgaliseerd achterlaten van de daardoor bewerkte aarde omvat.
14. Telescopische verstelinrichting (34) welke in zijn lengte aanpasbaar is onder bediening van een schroefspindel en is voorzien van verbindingselementen, zoals verbindings-bussen (36, 37), waardoorheen dwars op de langsrichting van de verstelinrichting (34) een een zwenkas vormende verbin-dingspen kan worden aangebracht, van welke verbindingselementen (36, 37) ten minste twee tegen het bovenste gesteldeel (39) van de inrichting zijn aangebracht en ten minste één nabij het onderste uiteinde van het ten opzichte van het bovenste telescoopdeel (39) verplaatsbare telescoopdeel (40) van de verstelinrichting (34).
15. Verstelinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat aan het bovenste telescoopdeel (39) een zich zijwaarts uitstrekkend geleide-element (38) met een opening voor geleiding in de langsrichting van de verstelinrichting (34) is aangebracht.
16. Landbouwmachine volgens één of meer der voorgaande conclusies en/of één of meer der kenmerken zoals is weergegeven in de beschrijving en/of de figuren.
NL9400179A 1994-02-04 1994-02-04 Landbouwmachine. NL9400179A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400179A NL9400179A (nl) 1994-02-04 1994-02-04 Landbouwmachine.
DE1995616027 DE69516027T2 (de) 1994-02-04 1995-02-02 Laudwirtschaftliche Maschine
EP19950200252 EP0666015B1 (en) 1994-02-04 1995-02-02 An agricultural machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400179A NL9400179A (nl) 1994-02-04 1994-02-04 Landbouwmachine.
NL9400179 1994-02-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9400179A true NL9400179A (nl) 1995-09-01

Family

ID=19863793

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400179A NL9400179A (nl) 1994-02-04 1994-02-04 Landbouwmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0666015B1 (nl)
DE (1) DE69516027T2 (nl)
NL (1) NL9400179A (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202009009721U1 (de) * 2009-07-16 2010-11-25 Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh Bodenbearbeitungsgerät
WO2014108909A1 (en) * 2013-01-09 2014-07-17 Tirth Agro Technology Pvt. Ltd. A tractor drawn rotary plough
CN109588065B (zh) * 2019-01-02 2023-08-04 华南农业大学 一种机具高程连续调节机构及其耕深自动调节方法

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2386977A1 (fr) * 1977-04-13 1978-11-10 Howard Machinery Ltd Machine agricole a deflecteur articule
EP0170156A2 (en) * 1984-07-27 1986-02-05 PEGORARO MACCHINE AGRICOLE S.p.A. Rear shield for cultivating machines
EP0305601A1 (en) * 1987-09-03 1989-03-08 C. van der Lely N.V. A soil cultivating machine
EP0333150A2 (de) * 1988-03-18 1989-09-20 Friedhelm Dutzi Bodenbearbeitungsgerät mit Teleskop-Schutzklappe

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2386977A1 (fr) * 1977-04-13 1978-11-10 Howard Machinery Ltd Machine agricole a deflecteur articule
EP0170156A2 (en) * 1984-07-27 1986-02-05 PEGORARO MACCHINE AGRICOLE S.p.A. Rear shield for cultivating machines
EP0305601A1 (en) * 1987-09-03 1989-03-08 C. van der Lely N.V. A soil cultivating machine
EP0333150A2 (de) * 1988-03-18 1989-09-20 Friedhelm Dutzi Bodenbearbeitungsgerät mit Teleskop-Schutzklappe

Also Published As

Publication number Publication date
EP0666015B1 (en) 2000-04-05
DE69516027T2 (de) 2000-12-14
DE69516027D1 (de) 2000-05-11
EP0666015A3 (en) 1995-09-13
EP0666015A2 (en) 1995-08-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8500396A (nl) Grondbewerkingsinrichting.
EP0271119A1 (en) A soil cultivating machine
EP0475480B1 (en) A soil cultivating machine
NL9400179A (nl) Landbouwmachine.
EP0850553B1 (en) A soil supporting member
EP0436975A1 (en) A soil cultivating machine
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL1001579C2 (nl) Rotorkopeg.
EP0262734B1 (en) Soil cultivating machines
EP0305601B1 (en) A soil cultivating machine
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9401156A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0345899A1 (en) A soil cultivating machine
NL8602972A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL192557C (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
EP0264987A1 (en) Soil cultivating machines
FR2475843A1 (fr) Machine agricole pour le travail des patures
JPH064647Y2 (ja) 管理機の耕耘カバ−スイング装置
NL9101330A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0244038B1 (en) A soil cultivating machine
NL8202358A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8006776A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8501212A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0763318A1 (fr) Machine d'arrachage de racines ou tubercules cultivés en ligne

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed