NL9400162A - Inrichting voor het stapelen en ontstapelen van rechthoekige voorwerpen zoals bijvoorbeeld bakplaten, rijsvormen, kratten, bakblikken en dergelijke. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het stapelen en ontstapelen van recht hoekige voorwerpen zoals bijvoorbeeld bakplaten, rijsvormen, kratten, bakblikken en dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het stapelen en ontstapelen van in hoofdzaak rechthoekige voorwerpen, zoals bijvoorbeeld bakplaten, rijsvormen, kratten en bakblikken voor brood, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste één, zich in een lengterichting van een voorwerpopslaggebied uitstrekkende rechtgeleiding, een hefwagen die verrijdbaar is over de rechtgeleiding en een hefarm die verbonden is met de hefwagen, welke hefarm een hefwerktuig draagt, dat zich in breedterichting van het voorwerpopslaggebied uitstrekt en dat met behulp van de hefarm op- en neerwaarts beweegbaar is boven het voorwerpopslaggebied.

Dergelijke inrichtingen worden bijvoorbeeld in industriële broodbakkerijen toegepast voor het manipuleren van bak-of rijsvormen die tijdelijk in een voorwerpopslaggebied moeten worden opgeslagen en later elders, zoals bijvoorbeeld op een transportbaansysteem, dat naar een vervolgsysteem zoals bijvoorbeeld bakoven leidt, moeten worden geplaatst.

Bij een uit de praktijk bekende uitvoering is de inrichting voorzien van een dubbele geleiderailconstructie die boven het voorwerpopslaggebied is opgesteld. De bekende inrichting is voorzien van een enkele hefwagen die een verticaal opgestelde hefarm draagt die in verticale richting op- en neerwaarts beweegbaar is. De hefarm draagt aan het naar beneden gekeerde uiteinde een hefwerktuig. Het hefwerktuig moet vanaf de bodem tot aan te gewenste maximale stapelhoogte kunnen worden gebracht. Dit betekent dat de hefarm een lengte heeft die ten minste overeenstemt met de gewenste hoogte van de stapels. Dit heeft tot gevolg dat het boveneinde van de hefarm zich op minimaal twee maal de maximale stapelhoogte bevindt wanneer het hefwerktuig zich op de maximale stapelhoogte bevindt. Een groot nadeel van deze inrichting is derhalve dat de hoogte van de hal waarin de inrichting zich bevindt ten minste twee maal zo groot moet zijn als de gewenste maximale hoogte van de stapels.

Een ander nadeel van de bekende inrichting is dat de de lengte van het hefwerktuig beperkt is doordat het hefwerktuig slechts door een enkele hefarm wordt ondersteund.

Hierdoor is de maximale breedte van het voorwerpopslaggebied beperkt.

Dit laatste nadeel geldt overigens ook voor een andere uit de praktijk bekende inrichting die is voorzien van een dubbele geleiderail, waarvan de afzonderlijke rails zich in een verticaal vlak, boven elkaar in horizontale richting uitstrekken, en waarbij de dubbele geleiderail naast het voorwerpopslaggebied is opgesteld. Het hefwerktuig is aan een uiteinde met een over de dubbele geleiderail verrijdbare hefwagen verbonden. Doordat het hefwerktuig slechts aan één uiteinde wordt ondersteund moet de gehele inrichting bijzonder zwaar worden uitgevoerd teneinde enige stabiliteit te waarborgen.

Een dergelijke zware constructie is bijzonder kostbaar.

De uitvinding beoogt een inrichting zonder de hierboven beschreven nadelen van de bekende inrichtingen. De uitvinding beoogt bovendien een inrichting die eenvoudig is te monteren en te onderhouden.

De inrichting van het in de aanhef vermelde type wordt hiertoe gekenmerkt door ten minste twee, aan weerszijden van het voorwerpopslaggebied opgestelde rechtgeleidingen die elk zijn voorzien van een hefwagen met een scharnierend met de hefwagen verbonden, zwenkarm te noemen hefarm, zodanig dat de zwenkarmen elk zwenkbaar zijn in een verticaal vlak, waarbij de zwenkarmen aan het van de hefwagen afgekeerde uiteinde elk zijn verbonden met een uiteinde van het hefwerktuig.

Doordat het hefwerktuig aan de uiteinden is verbonden met de scharnierend met de hefwagens verbonden zwenkarmen, is het hefwerktuig stabiel ondersteund. Verder kan het hefwerktuig op de maximale stapelhoogte worden gebracht zonder dat er zich onderdelen van de inrichting ver boven het hefwerktuig uitstrekken. Derhalve kan bijna de gehele hoogte van de hal of ruimte waarin de inrichting zich bevindt worden gebruikt ter vorming van een stapel. Nog een ander voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat de rechtgeleiding zich ongeveer op de halve stapelhoogte zal bevinden. In het algemeen betekent dit dat de rechtgeleiding zich ongeveer op ooghoogte bevindt hetgeen de opbouw en het onderhoud van de inrichting aanzienlijk vereenvoudigt ten opzichte van de bekende inrichting waarbij de rechtgeleiding boven de maximale stapelhoogte is opgesteld. Bovendien kunnen de zwenkarmen door het hoogste punt scharnieren, zodat het hefwerktuig tussen de beide zwenkarmen door beweegt. Dit biedt het voordeel dat het voorwerpopslaggebied, dat wil zeggen het gebied waarin stapels kunnen worden gevormd iets langer is dan, of ten minste dezelfde lengte kan hebben als de rechtgeleidingen. Verder wordt een maximale stapelhoogte bereikt met een minimale zwenkarmlengte, aangezien de zwenkarmen de verticale stand kunnen aannemen.

Overigens kan, volgens een nadere uitwerking van de uitvinding het hefwerktuig op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Zo kan het hefwerktuig zijn voorzien van een enkele grijper die beweegbaar is verbonden met het hefwerktuig, zodanig dat de grijper in de breedterichting van het voorwerpop-slaggebied langs het hefwerktuig verplaatsbaar is. Met een aldus uitgevoerd hefwerktuig kunnen de voorwerpen in de breedterichting van het voorwerpopslaggebied worden verplaatst.

In een alternatieve uitvoering kan het hefwerktuig zijn voorzien van ten minste één grijperreeks met behulp waarvan een rij voorwerpen ter breedte van het voorwerpopslaggebied opneembaar is. Met behulp van een aldus uitgevoerd hefwerktuig kan op efficiënte wijze in één hefbeweging een gehele rij voorwerpen ter breedte van het voorwerpopslaggebied worden opgenomen en bijvoorbeeld op een transportbaansysteem worden geplaatst dat naar een bakoven leidt.

Bovendien kan het hefwerktuig zijn voorzien van twee of meer grijperreeksen van een al dan niet verschillend type, waarbij telkens één grijperreeks in een opneemstand brengbaar is door bijvoorbeeld rotatie rond een horizontale as. Met een aldus uitgevoerd hefwerktuig kunnen bijvoorbeeld voorwerpen van verschillend type worden opgenomen. Wanneer de grijperreeksen van hetzelfde type zijn kunnen de grijperreek-sen achtereenvolgens in de opneemstand worden gebracht en een reeks voorwerpen opnemen, waarna vervolgens in een enkele hef-beweging door het zwenken van de zwenkarmen twee of meer rijen voorwerpen tegelijk worden opgeheven. Aldus wordt een inrichting met een grotere verwerkingscapaciteit verkregen.

De grijpers kunnen op basis van verschillende, op zichzelf bekende principes zijn uitgevoerd. Zo kan de grijper of grijperreeks zijn voorzien van klemmiddelen die zijn ingericht voor mechanische aangrijping op de te stapelen voorwerpen. Verder kan de grijper of grijperreeks zijn voorzien van pneumatische middelen, zoals vacuumcups, voor het opnemen van de te stapelen en ontstapelen voorwerpen. Eventueel kunnen de grijpers zijn voorzien van electro-magnetische middelen voor het opnemen van de te stapelen en ontstapelen voorwerpen. Dergelijke pneumatische en electro-magnetische middelen hebben het voordeel dat deze universeler toepasbaar zijn dan de mechanische middelen waarvan de uitvoering meestal is afgestemd op het type voorwerp dat met de middelen moet worden opgenomen. Anderzijds hebben de mechanische middelen het voordeel dat hiermee relatief zware voorwerpen kunnen worden opgenomen aangezien hier de werking niet op zuig- of magnetische kracht is gebaseerd maar veelal op basis van vormaansluiting tussen de mechanische middelen en het op te nemen voorwerp.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal een uitvoe-ringsvoorbeeld van de inrichting, onder verwijzing naar de tekening, worden beschreven.

Fig. 1 toont een perspectief-aanzicht van een uitvoe-ringsvoorbeeld van de inrichting; fig. 2 toont een perspectief-aanzicht van een detail van het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; fig. 3 toont een boven-aanzicht van het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; en fig. 4 toont een zij-aanzicht van het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Het in fig. 1 in perspectief-aanzicht, in fig. 3 in bovenaanzicht en fig. 4 in zij-aanzicht weergegeven uitvoeringsvoorbeeld toont het voorwerpopslaggebied 1 waarin de te stapelen voorwerpen, zoals bijvoorbeeld kratten, bakblikken, rijsblikken P of dergelijke, moeten worden opgesteld. De stapels voorwerpen P zijn in rijen Ρχ,...Pi,...Pn opgesteld, welke rijen Pi zich uitstrekken in de breedterichting van het voorwerpopslaggebied 1. Een rij Pi bestaat uit een aantal naast elkaar opgestelde stapels Si, ...Si,...Sn voorwerpen P.

De voorwerpen P worden aangevoerd door één van de transportbanen 15, 16, met behulp van de inrichting volgens de uitvinding tijdelijk opgeslagen in het voorwerpopslaggebied 1, en vervolgens met behulp van de inrichting weer op één van de transportbanen 15, 16 geplaatst. De inrichting kan in een industriële bakkerij worden toegepast voor de handeling van bijvoorbeeld bakblikken, waarbij de transportbanen 15, 16 voorwerpen aanvoeren vanaf, of transporteren naar bijvoorbeeld een bakoven of een rijskast of een bakblikwasstation. Een eerste transportbaan 15 kan de voorwerpen P bijvoorbeeld aanvoeren terwijl de tweede transportbaan 16 de voorwerpen P bijvoorbeeld weer afvoert. In sommige gevallen kan worden volstaan met slechts één transportband die zowel de aan- als de afvoer van de voorwerpen P verzorgt. Het is duidelijk dat de inrichting tevens geschikt is voor het verplaatsen van voorwerpen P binnen het voorwerpopslaggebied 1.

Aan weerszijden van het voorwerpopslaggebied 1 is een rechtgeleiding 2a, 2b opgesteld. Over elke rechtgeleiding 2a, 2b is een hefwagen 3a, 3b verrijdbaar, welke hefwagens 3a, 3b elk zijn voorzien van een scharnierbaar met de hefwagen 3a, 3b verbonden zwenkarm 4a, 4b. Aan de van de hefwagens 3a, 3b afgekeerde uiteinden van de hefarmen 4a, 4b zijn de uiteinden van een hefwerktuig 5 bevestigd, dat is ingericht voor het opnemen van één voorwerp of een reeks voorwerpen P zoals bijvoorbeeld bakblikken.

De hefwagens 3a, 3b zijn voorzien van geleidewielen 6 waarvan er ten minste 1 aandrijfbaar is via een electromotor 7a, 7b. Het is duidelijk dat de aandrijving van de hefwagen 3a, 3b ook via een rondsel met tandheugel of met een aandrijfriem kan plaatsvinden. De zwenkende beweging van de zwenkarmen 4a, 4b wordt verkregen met behulp van electromotoren 8a, resp. 8b. Het spreekt vanzelf dat de inrichting is voorzien van een besturingseenheid die de electromotoren 7, 8 zodanig bestuurt dat de zwenkarmen 4a, 4b zich telkens in onderling dezelfde hoekstand bevinden en de hefwagens 3a, 3b zich telkens op een overeenkomstige positie op de bij de betreffende hefwagen 3a, 3b behorende rechtgeleiding 2a, 2b bevinden. Fign. 1, 3 en 4 tonen verder duidelijk kabelgoten 9a, 9b en kabelgeleidingsmiddelen 10a, 10b waarin zich de voedingskabels en besturingskabels voor de electromotoren 7, 8 bevinden. De rechtgeleidingen 2a, 2b bevinden zich ongeveer ter hoogte van de halve stapelhoogte en worden ondersteund door bijvoorbeeld verticale steunpoten 11. Het is duidelijk dat de rechtgeleidingen ook met een muur van de hal kunnen zijn verbonden of aan het plafond kunnen zijn opgehangen. Een belangrijk voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat de constructie, doordat deze een stabiele opbouw heeft, tamelijk licht kan worden uitgevoerd. Een verder voordeel is dat de gehele hoogte van de hal of ruimte waarin zich de inrichting bevindt kan worden benut voor het stapelen van voorwerpen.

Fig. 2 toont een detail van het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. De verwijzingscijfers uit fig. 2 die overeenstemmen met de verwijzingscijfers uit fig. 1 duiden overeenkomstige onderdelen aan. In fig. 2 is duidelijk zichtbaar dat het hefwerktuig 5 scharnierbaar via as 12 is verbonden met de zwenkarmen 4a, 4b. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt het hefwerktuig 5 onder invloed van de zwaartekracht in de opneemstand gehouden. Het is echter duidelijk dat wanneer het hefwerktuig 5 is voorzien van meerdere grij-perreeksen voor het opnemen van verschillende typen voorwerpen P of voor het tegelijkertijd opnemen van meerdere reeksen voorwerpen P het hefwerktuig 5 in een gewenste opneemstand moet worden gehouden door daartoe aanwezige middelen zoals bijvoorbeeld een stuurstang (niet weergegeven) of een aparte electromotor (niet weergegeven) die de stand van de as 12 bepaalt. Het hefwerktuig 5 is derhalve roteerbaar rond as 12 opgesteld, zodat de gewenste grijper door rotatie van het hefwerktuig 5 om as 12 in de gewenste stand kan worden gebracht en gehouden. De zwenkarmen 4 zijn elk via een as 13 verbonden met de hefwagen 3. De stand van de as 13 wordt bepaald door de electromotoren 8.

Het hefwerktuig 5 omvat een grijper of een grijper-reeks. In het geval van een enkele grijper, die is ingericht voor het opnemen van een enkel voorwerp, is het bijzonder gunstig wanneer deze grijper in lengterichting van het hefwerktuig 5 verplaatsbaar is verbonden met het hefwerktuig 5. De verplaatsing kan bijvoorbeeld door een via de besturing bestuurde electromotor worden bewerkstelligd. Aldus is het mogelijk voorwerpen P in de breedterichting van het voorwerp-opslaggebied 1 te verplaatsen. In het geval van een grijper-reeks kan in één opneembeweging een reeks voorwerpen worden opgenomen ter breedte van de grijperreeks, welke breedte in het algemeen overeen zal stemmen met de breedte van het hefwerktuig 5 en derhalve met de breedte van het voorwerpopslag-gebied 1. De grijper of grijperreeksen zijn niet in detail weergegeven aangezien deze van een op zichzelf bekend type kunnen zijn. De grijpers kunnen op basis van mechanische (klemvingers, klemprofielen), pneumatische (vacuümcups) of electro-magnetische (electromagneten) technieken functioneren. In fig. 2 is het hefwerktuig 5 voorzien van een grijperreeks die functioneert op basis van mechanische technieken namelijk vingers 14 die kunnen aangrijpen op de op te nemen voorwerpen.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.

Claims (7)

1. Inrichting voor het stapelen en ontstapelen van in hoofdzaak rechthoekige voorwerpen (P), zoals bijvoorbeeld bakplaten, rijsvormen, kratten en bakblikken voor brood, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste één, zich in een lengterichting van een voorwerpopslaggebied (1) uitstrekkende rechtgeleiding (2), een hefwagen (3) die verrijdbaar is over de rechtgeleiding (2) en een hefarm (4) die verbonden is met de hefwagen (3), welke hefarm (4) een hefwerktuig (5) draagt, dat zich in breedterichting van het voorwerpopslaggebied (1) uitstrekt en dat met behulp van de hefarm (4) op- en neerwaarts beweegbaar is boven het voorwerpopslaggebied (1), gekenmerkt door ten minste twee, aan weerszijden van het voorwerpopslaggebied (1) opgestelde rechtgeleidingen (2a, 2b) die elk zijn voorzien van een hefwagen (3a, 3b) met een scharnierend met de hefwagen verbonden, zwenkarm te noemen hefarm (4a, 4b), zodanig dat de zwenkarmen (4a, 4b) elk zwenkbaar zijn in een verticaal vlak, waarbij de zwenkarmen (4a, 4b) aan het van de hefwagen (3a, 3b) afgekeerde uiteinde elk zijn verbonden met een uiteinde van het hefwerktuig (5).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hefwerktuig (5) is voorzien van een enkele grijper die beweegbaar is verbonden met het hefwerktuig (5), zodanig dat de grijper in de breedterichting van het voorwerpopslaggebied (1) langs het hefwerktuig (5) verplaatsbaar is.

3. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hefwerktuig (5) is voorzien van ten minste één grijperreeks met behulp waarvan een rij voorwerpen ter breedte van het voorwerpopslaggebied (1) opneembaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het hefwerktuig (5) is voorzien van een twee of meer grij-perreeksen van een al dan niet verschillend type, waarbij telkens één grijperreeks in een opneemstand brengbaar is.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de grijper of grijperreeks is voorzien van klem-middelen (14) die zijn ingericht voor mechanische aangrijping op de te stapelen en ontstapelen voorwerpen (P) .

6. Inrichting volgens één van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de grijper of grijperreeks is voorzien van pneumatische middelen, zoals vacuumcups, voor opnemen van de te stapelen en ontstapelen voorwerpen.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de grijpers zijn voorzien van electro-magnetische middelen voor het opnemen van de te stapelen en ontstapelen voorwerpen.