NL9400086A - Plantpot. - Google Patents

Description

Titel: Plantpot

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een plantpot voor een plantbuis met onderste worteluittree-openingen, een toegespitst onderuiteinde en een cilindervormig einddeel/ welke pot is voorzien van geleidingsmiddelen voor het inzetten van de plantbuis in de pot in een zich daarin bevindende eindstand/ waarbij aarde of een ander substraat vooraf in de pot is ingebracht.

Een dergelijke plantpot is bekend uit DK-B-156.603 en DK-B-165.352, waarin de middelen voor het insteken of inbrengen van de met groeimiddelen gevulde plantbuis tot in de eindstand van de buis bestaan uit een geleidingsdeel aan de bodem van de plantpot, en uit het Amerikaanse octrooischrift 2.900.759, waarbij de worteluittree-openingen zich bevinden in het centrerende geleidingsdeel.

Een nadeel van de bekende plantpotten bestaat daarin, dat de geleidingsdelen in de pot betrekkelijk veel plaats innemen.

De uitvinding beoogt een plantpot van de bovengenoemde soort te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zijn opgeheven en waarbij bereikt wordt, dat aan de plant meer plaats voor het ontwikkelen van de wortels ter beschikking staat bij de bodem van de pot, zodat een gemakkelijker groei en een grotere groeisnelheid dan bij bekende uitvoeringsvormen wordt gewaarborgd.

Dit wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat de geleidingsmiddelen voor het inzetten van de plantbuis in de pot bestaan uit een doorgaande opening in de potbodem en uit een kring van boven de bodem verlopende uitsteeksels, die in de kring paarsgewijs op afstand van elkaar staan, en dat deze afstand kleiner is dan de diameter van het cilindervormige einddeel van de plantbuis.

Daardoor wordt een plantpot verschaft waarbij de wortels, nadat zij vanuit de plantbuis door de worteluittree-openingen zijn gegroeid, in de onderste aardlaag van de pot relatief meer plaats hebben, omdat die wortels vanuit de worteluittree-openingen zich kunnen verspreiden over zowel als tussen die uitsteeksels.

Omdat de pot volgens de uitvinding de genoemde, naar boven reikende en ten opzichte van elkaar op afstand staande uitsteeksel bezit, neemt de plaats voor de wortels en daarmee de mogelijkheid voor een gemakkelijker groei zodanig toe, dat de wortels in de ruimten tussen de uitsteeksels zich bij de bodem van de plantpot en in het daar aanwezige voedingsmedium snel kunnen ontwikkelen.

Deze verlichting van de groei van de wortels wordt bereikt zonder een reductie van de geleiding bij het inzetten of insteken van de plantbuis in de pot, omdat het onderste uiteinde van de plantbuis bij het in de richting naar de opening in de bodem insteken in de aarde in de plantpot, naar die opening toe wordt geleid door de bovenste uiteinden van de vanaf de bodem naar boven reikende uitsteeksels.

De diepte van tot waar de plantbuis indringt in de pot, wordt deels bepaald door de hoogte van de omhoog reikende uitsteeksels boven de bodem, en deels door de diameter van de genoemde kring van uitsteeksels, waarbij die diameter uiteraard groter is dan de diameter van het cilindervormige einddeel van de buis en bij voorkeur kleiner is dan of althans niet noemenswaardig groter is dan de diameter boven over de worteluittree-openingen. Voor de hoogten van de uitsteeksels geldt verder, dat deze groter dienen te zijn dan de lengte van het cilindervormige einddeel van de plantbuis en bij voorkeur kleiner dan de lengte van het toegespitste deel.

De worteluittree-openingen in de plantbuis kunnen zodanig zijn aangebracht, dat de onderkant daarvan zich op een dieper niveau bevindt dan de bovenpunten van de uitsteeksels in de plantpot, teneinde een verdere afkorting te bereiken van de groeiweg van de wortels in de bodem van de plantpot, om daardoor de groeiweg van de wortels naar de bodem van de plantpot verder te verkorten.

Als voorkeursuitvoeringsvormen van de genoemde uitsteeksels, die zich van de binnenste potbodem rondom een of meerdere doorgaande gaten daarin naar boven uitstrekken, kunnen vingervormige uitsteeksels, uitsteeksels met kruisvormige dwarsdoorsnede, of uitsteeksels met rechthoekige en naar boven afnemende dwarsdoorsnede worden genoemd. De uitsteeksels kunnen worden aangebracht in een kring rondom de bijbehorende, doorgaande opening en met hun radiale binnenkant vluchten met de binnenwand van de doorgaande opening, of naar buiten in verhouding tot de doorgaande binnenwand van de opening radiaal naar voren geschoven zijn. Het is slechts van belang, dat de afstand tussen twee naburige uitsteeksels in de kring kleiner is dan de diameter van de plantbuis in het cilindervormige einddeel. In dit geval wordt het onderste einddeel van de plantbuis voor het inzetten daarvan geleid naar de middelste opening in de plantpot. De diameter van de kring en de hoogte van de uitsteeksels dienen zodanig te worden aangepast aan de vormgeving van het onderste deel van de plantbuis, dat de geleidende functie wordt behouden en de de groeibevorderende functie wordt bereikt.

In het hierna volgende wordt de uitvinding nader verduidelijkt door bespreking van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening, waarin:

Fig. 1 een doorsnede toont door een plantpot, evenals een daar boven aangebracht bovenaanzicht van de pot; fig. 2 een plantbuis toont voor gebruik bij de pot van fig. 1; fig. 3 een doorsnede toont volgens de lijn I-I in figuur 2; fig. 4 een doorsnede toont volgens de lijn Il-n in fig. 2; en fig. 5 een doorsnede toont door een plantpot met ingezette plantbuis.

Fig. 1 toont een plantpot 1 waarvan de bodem is voorzien van een doorgaande opening 2. De opening 2 wordt omgeven door een kraag 3 die is uitgevoerd als een geheel met een kring van deze omgevende, zich naar boven uitstrekkende uitsteeksels 4, waarvan er hier 4 zijn afgeheeld. De kleinste afstand tussen naburige uitsteeksels 4 is daarbij kleiner dan de diameter van het cilindervormige, onderste eindgedeelte van de in de plantpot in te zetten plantbuis.

Fig. 2 toont een bekende plantbuis 6 met onderste worteluittree-openingen 7, een toegespitst onderuiteinde en een cilindervormig einddeel 8, waarvan de diameter groter is dan de kleinste afstand tussen twee naburige uitsteeksels 4 in de kring van uitsteeksels van de pot.

De aan de plantbuis 6 getoonde vleugels aan het cilindervormige deel zijn voor het uitvoeren van de onderhavige uitvinding niet noodzakelijk, maar worden toch weergegeven omdat de getoonde buis bekend is op de markt voor plantbuizen.

De figuren 3 en 4 tonen karakteristieke doorsneden van het onderste uiteinde van de plantbuis.

Fig. 5 toont de plantbuis 6 ingezet in de plantpot 1, nadat het onderuiteinde 8 van de plantbuis 6 is ingepast in de opening 2 door middel van de vingervormige uitsteeksels 4.

De uit de worteluittree-openingen 7 komende wortels van de plant in de plantbuis 6 reiken spoedig loodrecht naar beneden in het substraat tussen de vingers 4, en eventueel van daaruit radiaal naar buiten in de plantpot. Daarbij worden de groeimogelijkheden van de wortels en daarmede van de plant zelf verbeterd, omdat de wortels sneller de omgeving van de bodem van de plantpot bereiken, waar zich de hoogste vloeistofconcentratie en/of de grootste voedingsmiddel-concentratie van de plantpot bevindt.

In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de rechtop staande uitsteeksels 4 voorzien van organen die in aangrijping komen met de plantbuis wanneer deze zich in de juiste positie in de plantpot bevindt. Deze aangrijporganen kunnen in een uitvoeringsvorm haken zijn, die elastisch meegevend ingrijpen in de uittree-openingen van de plantbuis, of zij kunnen bestaan uit complementair uitgevoerde, op de buitenwand van de plantbuis gevormde ribbels of verdikkingen.

Met toenemende afstand van de onderkant van de opening 2 tot aan de bovenste aanlegpunten van de plantbuis 6 aan de uitsteeksels 4 wordt de plantbuis stijver en zekerder, en kan deze bijvoorbeeld rechthoekig gehouden worden op de horizontale ondersteuning.

Claims (2)

1. Plantpot voor een plantbuis met onderste worteluittree-openingen, een toegespitst onderuiteinde en een cilindervormig einddeel, welke pot is voorzien van geleidingsmiddelen voor het inzetten van de buis in een eindstand in de pot; met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen bestaan uit een opening (2) in de potbodem en een kring van uitsteeksels (4) die vanuit de potbodem naar boven reiken en paarsgewijs een onderlinge afstand bezitten die kleiner is dan de diameter van het cilindervormige einddeel (8) van de plantbuis (6).

2. Plantpot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitsteeksels (4) zijn voorzien van organen voor ingrijping in de plantbuis, teneinde deze vast te houden wanneer deze zich in de juiste positie in de pot (1) bevindt.