NL9302216A - Inrichting voor het bedienen van een thermostaat. - Google Patents

Description

Inrichting voor het bedienen van een thermostaat.

De ronde thermostaat welke oorspronkelijk ontwikkeld is door Honeywell (zie het Amerikaans octrooischrift 2.729.719) is in verschillende uitvoeringen vervaardigd, echter bezitten die uitvoeringen verschillende gemeenschappelijke eigenschappen. Daartoe behoort een behuizing met een in hoofdzaak cirkelvormige omtrek met een centrale as en een voorvlak waarop zich bevindt een schaalverdeling voor de instelling van de thermostaat. Voor het veranderen van de instelling van de thermostaat is er een thermostaatknop met een rotatieas welke samenvalt met de centrale as. De thermostaatknop heeft een bepaalde uitwendige vorm met een cirkelvormige wand welke uit de behuizing steekt. Een wijzer aan de thermostaatknop geeft de heersende instelling aan op de schaalverdeling. Gewoonlijk is de diameter van de behuizing 70-100 mm en bezit de thermostaatknop een diameter van 50-60 mm.

Een thans beschikbare versie is bestemd om gebruikt te worden door slechtzienden. Deze versie bezit extra grote (meer dan 8 mm) verhoogde cijfers op de schaalverdeling, en een pal welke klikt voor elke rotatie over 2°F van de thermostaatknop. De temperatuurstanden welke deelbaar zijn door tien bezitten een lossere pal waardoor een duidelijke voelbare verstelling ontstaat in vergelijking met de pal in de andere instelstanden. De twee type pallen maken het mogelijk dat een persoon welke bijzonder slecht ziend is de thermostaat kan instellen op het gevoel doordat het vrij gemakkelijk is de instelling te bepalen binnen een gebied van 10°F voor het vergelijken van de heersende temperatuur in de ruimte met de instelling van de thermostaat.

Het is niet ongebruikelijk dat slecht ziende personen tevens weinig kracht bezitten. Deze omstandigheid doet zich voor bij oudere personen en bij zieke personen waarmee zowel de fysieke kracht als het gezichtsvermogen wordt aangetast. Doordat zij slecht ziend zijn, is het voor slechtzienden ontwikkelde model bijzonder voordelig, maar doordat zij tevens weinig kracht bezitten hebben zij problemen bij het roteren van de thermostaatknop van de speciaal voor slechtzienden uitgevoerde versie ten gevolge van de weerstand welke wordt ondervonden door de pal.

De uitvinding zoals gekenmerkt in conclusie 1 is ontwikkeld om de voor slechtzienden ontwikkelde versie van de ronde thermostaat beter bedienbaar te maken en verschaft een knopaanpasser waarvan de buitendiameter groter is dan die van de standaardknop, en welke op de standaardknop wordt geschoven. De grotere buitendiameter van de knopaanpasser verkleind de kracht welke noodzakelijk is voor het veranderen van de instelling van de thermostaat. Ter vermijding van de extra kosten waarmee het gebruik van een grotere knop gepaard gaat voor personen die deze niet nodig hebben, danwel om mogelijk te maken dat de grotere knop kan worden aangebracht op reeds in gebruik zijnde thermostaten, is de knop uitgevoerd zodat deze kan worden verwijderd van de standaardversie welke is ontwikkeld voor slechtzienden. Er is een aantal problemen waarmee rekening dient te worden gehouden bij het ontwikkelen van een dergelijke knop. Deze dient stevig op zijn plaats te worden gehouden en toch relatief gemakkelijk verwijderbaar te zijn. Het uiterlijk dient overeen te stemmen met het globale uiterlijk van de thermostaat. Er dient mogelijk te zijn dat de schaalverdeling aan de voorzijde zichtbaar is onafhankelijk van de instelling van de thermostaat.

Met deze problemen is op doelmatige wijze rekening gehouden door in de uitwendige vorm van de standaardthermostaatknop een eerste palvoorziening te treffen welke omvat een deel van een palmechanisme voor het vasthouden van het knophulpstuk op de standaard thermostaatknop. Het knophulpstuk zelf bezit een cilindrische wand welke de omtrek vormt van het knophulpstuk. Een voorste deel van het knophulpstuk vormt één eenheid met de omtrek en loopt vanaf de omtrek naar het midden van het knophulpstuk. Een centrale wand van het knophulpstuk welke ééndelig is uitgevoerd met het voorste deel begrenst een centrale opening met een vorm welke aansluit bij de uitstekende wand van de thermostaatknop.

Binnen die centrale wand bevindt zich een tweede palvoorziening welke is aangepast aan de eerste palvoorziening om daarmee het palmechanisme te vormen wanneer het knophulpstuk is bevestigd op de thermostaatknop door de centrale opening in aangrijping te brengen met de wand van de thermostaatknop. Het palmechanisme houd het knophulpstuk op het de thermostaatknop, en tegelijkertijd kan dit worden verwijderd wanneer dat noodzakelijk is. Wanneer aangebracht op de thermostaatknop, omgeeft de centrale wand van het knophulpstuk de wand van de thermostaatknop. Voordelige details en verbeteringen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies.

In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van niet beperkende uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin: figuur 1 een aanzicht in perspectief is van een thermostaatsamenstel met het bevestigde knophulpstuk.

figuur 2 een aanzicht in perspectief is met de onderdelen in de gemonteerde stand op afstand van elkaar van de thermostaat en het knophulpstuk waarin is weergegeven hoe het knophulpstuk is gemonteerd op de thermostaatknop.

figuur 3 is een aanzicht in perspectief vanaf de achterkant van het knophulpstuk.

figuur 4 is een zijaanzicht in doorsnede van het aanzicht met de delen in de gemonteerde stand op afstand van elkaar volgens figuur 2, waarbij het doorsnedevlak loopt door de buigzame vinger 18.

figuur 5 is een zijaanzicht in doorsnede van het samenstellingsaanzicht van figuur 1 waarbij het snijvlak loopt door de buigzame vinger 18.

figuur 6 is een detailaanzicht in doorsnede van het palmechanisme waarmee het knophulpstuk is vastgehouden op de thermostaatknop.

figuur 7 is een detail van een vooraanzicht van de * samenstelling van thermostaat en knophulpstuk waarin is getoond de uitlijnvoorzïening voor het knophulpstuk en de thermostaatknop.

figuur 8 is een detail van een vooraanzicht van de samenstelling van thermostaat en knophulpstuk waarbij het knophulpstuk is vervaardigd van een ondoorzichtig materiaal met een venster waar doorheen een deel van de instelschaal van de thermostaat altijd zichtbaar is.

Figuur 1 en 2 tonen een thermostaatsamenstel 10 welke is uitgevoerd overeenkomstig de onderhavige uitvinding. Het aanzicht van figuur 2 met de onderdelen in de gemonteerde stand op afstand van elkaar weergegeven geeft een beter beeld van hoe de thermostaat 11 is opgebouwd. De behuizing van de thermostaat 11 bezit een in hoofdzaak cirkelvormige omtrek welke een centrale as bepaald (aangeduidt met 14 in figuur 4 en 5) en is voorzien van een voorvlak 27 waarop een instelschaal voor de thermostaat is aangebracht, met ongewoon grote cijfers 14. Het voorvlak 27 steunt op een integrale mantel 23 welke op zijn beurt steunt op een basis 25. De basis 25 is bestemd om te worden verbonden met een zogenaamde subbasis welke de elektrische contacten legt tussen de thermostaatbedrading en de thermostaat 11 zelf. De basis 25 bezit een achterrand 28 welke een vlak bepaald. De instelling van de thermostaat 11 vindt plaats door middel van een centrale thermostaatknop 16 welke kan worden geroteerd rond een as die samenvalt met de centrale as van de thermostaat 11 voor het kiezen van de gewenste instelling. De knop 16 bezit een cilindrische wand 26 welke steekt door het oppervlak van het voorvlak 27- Een pijl 23 steekt radiaal uit de wand 26 van de knop 16 voor het aangeven van de heersende temperatuurinstelling op de schaalverdeling op het voorvlak, De pijl is duidelijker zichtbaar in het detail van figuur 7· De knop 16 bezit een vertanding of ribbeling langs de omtrek van de wand 26 daarvan voor het verschaffen van een antislibgrijpvlak. Een thermometer kan worden gemonteerd binnenin de knop 16 voor het weergeven van de heersende temperatuur.

De thermostaat 11 verschaft een voordeel voor slechtziende personen welke zelf in hun eigen onderkomen de temperatuur wensen in te stellen. Maar de palvoorziening welke is verschaft voor het aangeven van elke twee graden stap tijdens de rotatie van de knop 16 veroorzaakt het hierboven beschreven probleem bij deze voor slechtziende verbeterde versie van de ronde thermostaat, doordat personen welke niet veel kracht kunnen zetten niet in staat zijn om de knop 16 gemakkelijk te roteren tegen de weerstand van die palvoorzieningen in.

Een knophulpstuk 12 welke deel uitmaakt van de onderhavige uitvinding lost dit probleem in een aanzienlijk aantal gevallen op. Een interessante eigenschap van de uitvinding is de verbindingsovergang tussen het knophulpstuk 12 en de thermostaatknop 16. Het knophulpstuk 12 bezit een aanzienlijk grotere diameter en breedte in vergelijking met de thermostaatknop 16. Langs deze vergrote omtrek bezit het knophulpstuk 12 een cilindrische buitenwand 13 met diepe groeven of tanden voor het vormen van een greepvlak voor een persoon met slechts beperkte sterkte, welke daardoor gemakkelijk de instelling van de thermostaat 11 kan veranderen. De buitenwand 13 bezit een ringvormig achtervlak 30. De binnendiameter van de buitenwand 13 is groter dan de diameter van de behuizing van de thermostaat. Wanneer het knophulpstuk 12 is aangebracht op de knop 16, loopt de buitenwand 13 daarvan naar de achterrand 28 van de basis 25 van de thermostaat, om ten minste gedeeltelijk de behuizing van de thermostaat 11 te omgeven waarbij een tussenruimte is gevormd tussen het vlak van de achterrand 28 en het achtervlak 30 van het knophulpstuk 12. Het knophulpstuk 12 bezit een helder voorvlakgebied 15 waardoorheen de schaalverdeling op het vlak 27 van de thermostaat duidelijk is te zien. Het deel 15 van het voorvlak loopt binnenwaarts vanaf de buitenwand 13 en is bij voorkeur ééndelig daarmee uitgevoerd, en is in hoofdzaak naar voren gekeerd in de richting van de gebruiker en weg van het achtervlak 30· Wanneer het knophulpstuk 12 op geschikte wijze is bevestigd op de knop 16, bestaat een kleine tussenruimte tussen het voorvlak 27 van de thermostaat en het gedeelte 15 van het voorvlak van het knophulpstuk 12. Het verdient de voorkeur om het knophulpstuk 12 als één deel samen te stellen uit een doorzichtig kunststof zodat een gebruiker de schaalverdeling kan zien op de voorzijde 27 van de thermostaat wanneer het knophulpstuk 12 aangebracht is op de knop 16. Een opening 29 met een geschikte afmeting en op de geschikte plaats aangebracht in het deel 15 van het voorvlak zoals getoond in figuur 8 kan tevens een voldoende zicht verschaffen op de schaalverdeling op het voorvlak ZJ van de thermostaat, in welk geval het knophulpstuk 12 kan worden vervaardigd uit ondoorzichtig materiaal. Een dergelijke opening 29 vermijdt het risico voor schittering op het deel 15 van het voorvlak waardoor de cijfers 14 slecht zichtbaar kunnen zijn, in het bijzonder voor slechtzienden.

Ten behoeve van de uiteenzetting van het mechanisme door middel waarvan het knophulpstuk 12 is verbonden met de knop 16, wordt verwezen naar de figuren 4-6. Het knophulpstuk 12 bezit een cirkelvormige centrale opening in het deel 15 van het voorvlak met een cilindrische binnenwand 17 welke loopt vanaf het deel 15 van het voorvlak en de centrale opening afbakent. De diameter van de binnenwand 17 is iets groter dan de buitendiameter van de instelknop 16 van de thermostaat, waardoor de centrale opening van het knophulpstuk 12 kan aangrijpen op de wand van de knop 16, met de binnenwand 17 van het knophulpstuk 12 de uitstekende wand 26 van de knop 16 omgevend. De binnenwand 17 dient nauwsluitend te passen op de uitstekende wand van de knop 16 ter voorkoming van speling tussen het knophulpstuk 12 en de knop 16.

Het knophulpstuk 12 wordt vastgehouden op de thermostaatknop 16 door drie palmechanismen welke elk één van de axiaal lopende vingers 18, 19 en 20 bezitten welke zijn verbonden met de binnenwand 17· Elk van de vingers 18-20 draagt aan het einde daarvan een binnenwaarts gericht, radiaal lopend uitsteeksel 38 zoals is weergegeven bij vinger 18 in figuur 6. Elk uitsteeksel 38» enzovoorts, grijpt aan op een radiaal binnenwaarts lopende uitsparing in de knop 16 welke is uitgelijnd met het bijbehorende uitsteeksels daarvan. Elk van de drie palmechanismen omvattende één van de vingers 18-20 en de bijbehorende uitsteeksels 38» enzovoorts, samen met de bijbehorende uitsparingen 33. 34 aan de omtrek van de knop 16 bezit een in hoofdzaak identieke structuur in vergelijking met de andere twee. Daardoor kan de werking van elk palmechanisme hier worden beschreven onder verwijzing naar vinger 18 en de daarmee samenwerkende voorzieningen, en waarvan de werking en de opbouw gedetailleerd is weergegeven in de figuren 4-6. Een enkel palmechanisme zal in feite in veel gevallen voldoen om het knophulpstuk 12 vast te houden om de thermostaatknop 16.

De uitsparing waarin het uitsteeksel 38 gedragen aan het einde van de vinger 18 grijpt bezit een bodem 33 en is begrensd bij een voorste einde door een korte radiaal lopende eindwand 34. De breedte van elke uitsparing is iets groter dan de breedte van het bijbehorende uitsteeksel 38, enzovoorts. Het uitsteeksel 38 bevindt zich veerkrachtig op het knophulpstuk 12 door middel van de buigzaamheid van de vinger 18 waardoor het uitsteeksel 38 veerkrachtig radiaal kan verbuigen ten opzichte van de rotatieas 24. Ten opzichte van de vinger 18 loopt het uitsteeksel 38 over een korte afstand daarvan radiaal en binnenwaarts met een in axiale richting gekeerd paloppervlak 37 en een diagonaal nokoppervlak 36 dat binnenwaarts en naar de centrale as 24 is gekeerd. Wanneer het knophulpstuk 12 dient te worden aangebracht op de knop 16, wordt de binnenwand van de opening uitgelijnd met het buitenvlak van de knop 16 en wordt het knophulpstuk 12 op de knop 16 gedrukt. De veerkracht van de vinger 18 wordt overwonnen door de radiaal gerichte nokkracht welke wordt ontwikkeld door de interactie tussen oppervlak 36 en de buitenrand 35 bij de voorzijde van de cilindrische wand 26 van de knop 16. Het uitsteeksel 38 wordt radiaal weggedwongen van de centrale as door de axiale kracht en schuift axiaal over het buitenvlak van de knop 16. Wanneer het paloppervlak 37 de uitgespaarde eindwand 34 passeert, zal de terugstelkracht in de vinger 18 ervoor zorgen dat het uitsteeksel 38 radiaal klikt naar de bodem 33 van de uitsparing, waardoor een ineengrijping ontstaat tussen het paloppervlak 37 en de eindwand 34. Deze ineengrijping werkt tegen een latere poging voor het verwijderen van het knophulpstuk 12 van de knop 16, waardoor het knophulpstuk 12 wordt vastgehouden op de knop 16. Wanneer het wenselijk is om het knophulpstuk 12 te verwijderen van de knop 16, veroorzaakt een axiale kracht voor het van de knop 16 trekken van het knophulpstuk 12 zoals getoond in figuur 4-6 opnieuw dat uitsteeksel 38 komt te steunen tegen eindwand 34 zodat opnieuw het uitsteeksel 38 radiaal buitenwaarts wordt verbogen. Het knophulpstuk 12 kan dan gemakkelijk worden verwijderd van de knop 16. In plaats dat is toegepast afzonderlijke uitsparingen 33 welke zijn uitgevoerd om samen te werken met vingers 18, 19 en 22, kan een omtreksgroef de uitstekende wand 26 omgeven en zijn voorzien van een bodem 33. samen met een als oploopvlak uitgevoerde eindwand 3^·

Voor het verzekeren van een nauwkeurige en stevige axiale positionering van het knophulpstuk 12 op de knop 16, is een ringvormige steun 32 geplaatst rond de uitstekende wand van de knop 16. Het eindvlak 21 van de centrale wand 17 welke gedragen is door het knophulpstuk 12 maakt contact met de steun 32, wanneer het knophulpstuk 12 tot de gewenste stand axiaal gestoken is op de knop 16. In deze stand is er een tussenruimte tussen de achterrand van de wand 13 en het vlak welke is bepaald door de achterrand 28 van de basis 25. Deze tussenruimte maakt het mogelijk dat omgevingslucht ongehinderd kan stromen door de door de thermostaat 11 omgeven ruimte, zodat de temperatuur van de omgevingslucht nauwkeurig kan worden gemeten. Er zijn een aantal andere geschikte uitvoeringen mogelijk waardoor de axiale positie van het knophulpstuk 12 op de knop 16 op de geschikte wijze kan worden vastgelegd.

Een juiste hoekuitlijning tussen het knophulpstuk 12 en de knop 16 is noodzakelijk voor het verzekeren dat de uitsparingen zijn uitgelijnd met de respectieve uitsteeksels 38 enzovoorts. Voorzieningen op de knop l6 en het knophulpstuk 12 vormen gezamenlijk een uitlijnvoorziening waardoor de hoekoriëntatie van het knophulpstuk 12 is begrensd wanneer deze is gemonteerd op de knop 16 tot een enkele voorgekozen stand. Onder verwijzing naar figuur 7. steekt de pijl 22 radiaal buitenwaarts uit de wand 26 welke de knop 16 bepaalt. De pijl 12 vormt een spie welke dient als uitlijnuitsteeksel en die, door samenwerking met een sleuf of een sleutelgat welke dient als een uitlijnuitsparing in de centrale opening van het knophulpstuk 12, de hoek uitlijnt van het knophulpstuk 12 met de knop 16. Het is voordelig om een verder uitsteeksel HO te bezitten op het buitenvlak van de centrale wand 17 voor het duidelijk aangeven van de hoekpositie van het knophulpstuk 12. Natuurlijk kan bij een andere uitvoering de spiebaan zijn aangebracht aan de omtrek van de knop 16 terwijl de spie zich bevindt aan de centrale opening van het knophulpstuk 12. Aangezien echter de uitstekende pijl 22 reeds aanwezig is aan de omtrek van de knop 16, verdient de in figuur 7 getoonde uitvoering de voorkeur. Door de uitvinding is de diameter van het temperatuurinstelmiddel in de vorm van het knophulpstuk 12 vergroot tot een diameter welke aanzienlijk groter is dan de diameter van de oorspronkelijke instelknop 16 en zelfs groter dan de diameter van de totale oorspronkelijke thermostaatbehuizing 11.

Claims (10)

1. Thermostaatbedieningsinrichting voor een ronde thermostaat, voorzien van: a) een behuizing met een in hoofdzaak cirkelvormige omtrek; b) een thermostaatknop (16) met een rotatieas (24) welke samenvalt met de centrale as van die behuizing (11) en voorzien van een centrale cirkelvormige wand (26) welke in axiale richting uit die behuizing steekt, gekenmerkt door: c) een eerste palelement (33, 34, 35) in de uitwendige vorm van de thermostaatknop (16) welke een eerste deel vormt van een palmechanisme; d) een knophulpstuk (12) welke die bedieningsinrichting vormt en is voorzien van: dl) een cilindrische buitenwand (13) welke de omtrek bepaalt van het knophulpstuk; d2) een voorvlakdeel (15) welke is verbonden met de buitenwand en vanaf de omtrek naar het midden loopt, waarbij e) dat voorvlakdeel een centrale opening begrenst met een vorm welke is aangepast aan die van de uitstekende wand (26) van de thermostaatknop (16), f) een centrale binnenwand (17) welke door dat voorvlakdeel (15) is ondersteund; g) binnenin die centrale binnenwand (17) een tweede palelement (18, 38) welke in aangrijpings is met het eerste palelement om daarmee het palmechanisme te vormen wanneer het knophulpstuk is aangebracht op de thermostaatknop door de centrale opening in aangrijping te brengen met de wand (26) van de thermostaatknop (16) en waarbij de centrale binnenwand (17) van het knophulpstuk (12) de wand (26) van de thermostaatknop (16) omgeeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het palmechanisme (33, 3^» 35, 18, 38) is voorzien van de thermostaatknop (16), waarvan ten minste één omtreksgebied een radiaal lopende uitsparing (33, 34) bezit, met in het knophulpstuk (12) een binnenwaarts gericht radiaal lopend veerbelast uitsteeksel (18, 38) welke komt in de uitsparing in de thermostaatknop wanneer het knophulpstuk aangebracht is op de thermostaatknop.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het veerbelaste (18, 38) uitsteeksel is voorzien van een in axiale richting lopende buigzame vinger (18, 19, 20) welke aan het einde daarvan het uitsteeksel {38) draagt.

4. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 3» met het kenmerk, dat de thermostaatknop (16) en het knophulpstuk (12) in onderlinge samenwerking een uitlijnvoorziening vormen voor het begrenzen tot een enkele voorafgekozen stand van de hoekoriëntatie van het knophulpstuk ten opzichte van de thermostaatknop wanneer het knophulpstuk daarop is aangebracht, welk uitlijnmiddel omvat: a) een uitlijnuitsteeksel (22) aan de thermostaatknop (16) of aan de centrale wand (17) van het knophulpstuk (12); en b) een gebied in de centrale wand (17) van het knophulpstuk (12) respectievelijk in de thermostaatknop (16), welk gebied is voorzien van een uitlijnuitsparing (4l) welke in aangrijping is met het uitlijnuitsteeksel (22) wanneer de hoekoriëntatie van het knophulpstuk de vooraf gekozen stand daarvan heeft ingenomen.

5· Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de thermostaatknop (16) het uitlijnuitsteeksel (22) draagt en het knophulpstuk (12) de uitlijnuitsparing (4l) draagt.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de thermostaatknop (16) een eerste bovenwand (32) bezit grenzend aan de uitstekende wand (26) daarvan, en het knophulpstuk (12) is voorzien van een tweede bovenwand (21) grenzend aan de centrale wand (17) daarvan, welke in contact staat met de eerste bovenwand wanneer het palmechanisme in aangrijping is.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de thermostaat van het soort is met een voorvlak (15) van de thermostaatbehuizing, een temperatuurschaalverdeling (14) voor het instellen van de thermostaat, en waarbij het voorvlakdeel een doorzichtig gedeelte bezit over de temperatuurschaalverdeling.

8. Inrichting volgens conclusie 7. met het kenmerk, dat het knophulpstuk (12) is gevormd uit transparant materiaal.

9. Inrichting volgens conclusie 7. met het kenmerk, dat het deel (13) van het voorvlak van het knophulpstuk een venster (29) bezit in een bepaald gebied daarvan.

10. inrichting volgens een der conclusies 1 tot 9» met het kenmerk. dat a) de thermostaatbehuizing (11) een bepaalde diameter bezit evenals een voorvlak (27) en een achterrand (28) welke is te plaatsen tegen de wand van een kamer, welke achterrand een vlak bepaald, b) de cilindrische wand (13) welke de omtrek bepaald van het knophulpstuk een binnendiameter bezit welke groter is dan de bepaalde diameter van de behuizing van de thermostaat, c) welke cilindrische wand (13) van het knophulpstuk loopt naar de achterrand (28) van de behuizing (11) van de thermostaat en een eindvlak (30) bezit, terwijl deze ten minste gedeeltelijk de behuizing (11) van de thermostaat omgeeft met een tussenruimte tussen het vlak van de achterrand (28) en het eindvlak (30) van de cilindrische wand (13) van het knophulpstuk.