NL9301696A - Inrichting voor toevoeren van stukken wasgoed of dergelijke aan een wasinrichting. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor toevoeren van stukken wasgoed of dergelijke aan een wasinrichting

De uitvinding betreft een inrichting voor toevoeren van stukken wasgoed of dergelijke aan een wasinrichting overeenkomstig de aanhef van conclusie 1.

Bij een bekende inrichting volgens de aanhef van conclusie. 1 (DE-C 2.319.654) worden de hoekpunten van de vooruitlopende zijde van een stuk wasgoed elk in een grijper gestoken en na het insteken wordt de spreidaandrijving van de grijpers ingeschakeld, zodat de grijpers een spreidbeweging uitvoeren, waardoor de vooruitlopende zijde van een stuk wasgoed wordt gespannen. Zodra bij het spreiden door het uitrekken en spannen de vooruitlopende zijde van het stuk wasgoed een vooraf bepaalde kracht op de grijpers wordt uitgeoefend, wordt de spreidbeweging gestopt en het stuk wasgoed wordt uit de grijpers vrijgegeven en op de transportriem van de toevoerinrichting afgelegd. Daarna keren de grijpers weer terug in hun uitgangspositie, waarin de hoekpunten van de vooruitlopende zijde van het volgende stuk wasgoed weer kunnen worden ingestoken.

Bij de bekende inrichting is één enkel paar grijpers voorzien en de grijpers van dit paar zijn ten opzichte van de langsmiddenlijn van de toevoerinrichting symmetrisch aangebracht, zodat de beide grijpers zich ieder symmetrisch ten opzichte van deze langsmiddenlijn tegengesteld bewegen.

Er bestaan ook vergelijkbare toevoerinrichtingen, die meerdere paren van grijpers omvatten, welke echter voor het spreiden van stukken wasgoed steeds symmetrisch ten opzichte van de langsmiddenlijn van de toevoerinrichting tegengesteld bewegen.

Inrichtingen van de net beschreven soort werken bevredigend, indien de toevoerinrichting in één baan wordt gebruikt, zoals dit bij de behandeling van grote stukken, zoals bedlakens, bedovertrekken, tafellakens en degelijke het geval is.

In wasserijen komen echter ook middelgrote en kleinere stukken wasgoed voor, en het is in vele gevallen niet economisch om voor deze gemiddelde en kleinere stukken wasgoed aparte toevoerinrichtingen toe te passen. Daardoor is een streven daarop gericht, een toevoerinrichting volgens de boven beschreven soort met meerdere banen te gebruiken, dat wil zeggen in tenminste twee banen naast elkaar en onafhankelijk van elkaar stukken wasgoed toe te voeren en daarbij toch grijpers voor het neerleggen van de vooruitlopende zijden van de stukken wasgoed overeenkomstig de bovenstaande beschrijving toe te passen. Met de boven beschreven bekende inrichtingen is dit niet mogelijk, omdat de paren grijpers zich steeds slechts symmetrisch ten opzichte van de langsmiddenlijn van de gehele inrichting tegengesteld bewegen.

De uitvinding beoogt daarom de beschreven nadelen van de bekende inrichtingen op te heffen en een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1 zodanig uit te voeren, dat deze in meerdere banen, tenminste in twee banen kan worden gebruikt.

Dit wordt bereikt door de maatregel van het kenmerkende deel van conclusie 1, volgens welke de grijpers bovendien onafhankelijk van elkaar beweegbaar zijn.

Bij de mogelijkheid iedere grijper, onafhankelijk van de andere grijpers, alleen te bewegen kan in een zijdelings deel van de toevoerinrichting een nieuwe symmetrie-langsmiddenlijn voor de beide grijpers worden verkregen, met betrekking welke grijpers zich op de gebruikelijke wijze symmetrisch tegengesteld bewegen. Hierbij is het bijvoorbeeld mogelijk de grijpers met de hand zodanig te verschuiven, dat ze in een positie symmetrisch ten opzichte van een nieuwe langsmiddenlijn worden gerangschikt, die bijvoorbeeld in het midden van de rechter of linker helft van de breedte van de toevoerinrichting ligt. Een overeenkomstige verschuiving van de grijpers kan echter ook met behulp van een aandrijfmotor, waarmee iedere grijper is uitgerust, door middel van een programmeerbare besturing worden bereikt.

Indien de grijpers zoals beschreven, in het deel van een helft van de baan of breedte van de toevoerinrichting kunnen worden bewogen, kan de andere helft van de baan of breedte van de toevoerinrichting voor het opleggen van verdere stukken wasgoed, bijvoorbeeld met de hand, worden gebruikt. Op deze manier is de totale bruikbaarheid van de toevoerinrichting aanzienlijk verbeterd.

Verdere kenmerken van de uitvinding zijn in de volgconclusies genoemd.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening als voorbeeld verduidelijkt.

Figuur 1 is een schematisch vooraanzicht van een deel van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de beide grijpers van het paar grijpers zijn weergegeven in getrokken lijnen in een positie symmetrisch ten opzichte van de langsmiddenlijn Ll van de toevoerinrichting, en in streeppuntlijnen in een positie symmetrisch ten opzichte van een andere langsmiddenlijn L2, welke bijvoorbeeld de langsmiddenlijn van een helft van de baan of breedte van de toevoerinrichting is.

Figuur 2 is een bovenaanzicht van figuur 1.

Figuur 3 is een met figuur 1 overeenkomend aanzicht, waarbij echter voor iedere helft van de baan of breedte van de toevoerinrichting een paar grijpers is voorzien,.,

In de figuren zijn slechts die delen van een in principe bekende toevoerinrichting weergegeven, die voor het begrijpen van de uitvinding nodig zijn.

Overeenkomstig figuur 1 omvat de toevoerinrichting een zich dwars op de inrichting uitstrekkende geleidingsrail 1, waarlangs twee grijpers 2,3 gewoonlijk tegengesteld ten op zichte van elkaar verschuifbaar zijn. Bijvoorbeeld kunnen de in figuur 1 in getrokken lijnen weergegeven posities de hoekpunten van de vooruitlopende zijde van een stuk wasgoed in de grijpers 2,3 worden gestoken, waarna de grijpers 2,3 een zijdelingse spreidbeweging naar buiten tegengesteld uitvoeren, tot de vooruitlopende zijde van het stuk wasgoed is gespreid. Zodra de volledige spreiding een overeenkomstige uitrekking van het stuk wasgoed is bereikt, wordt de vooruitlopende zijde van het stuk wasgoed uit de grijpers 2,3 vrijgegeven en op een riem of dergelijke als toevoertransporteur van de toevoerinrichting gelegd. De grijpers worden daarna weer in de in figuur 1 met getrokken lijnen weergegeven uitgangspositie teruggevoerd.

De uitvoering van de grijpers zelf en hun geleiding aan de langsgeleidingsrail 1 kan een willekeurige, eveneens bekende uitvoering zijn, zodat hier geen gedetailleerde beschrijving wordt gegeven.

Iedere grijper 2,3 draagt, zoals vooral uit figuur 2 blijkt, een aandrijfmotor 4,5 aan welke uitgangsas een verhoudingsgewijs groot tandwiel 6 is aangebracht, welk zoals uit figuur 1 blijkt, aan elke zijde is voorzien van een iets naar beneden verplaatst kleiner omloopwiel 7.

Bovenop de geleidingsrail is bij de weergegeven uitvoeringsvorm een tandriem 8 voorzien, welke aan beide uiteinden bij 9 aan de geleidingsrail is bevestigd. Hoewel figuur 1 slechts de linkerzijde of helft van een toevoerinrichting toont, is te begrijpen dat de tandriem 8 zich over de gehele breedte van de toevoerinrichting uitstrekt en ook aan het andere uiteinde van de geleidingsrail is bevestigd. Dienovereenkomstig strekt de tandriem zich uit over de gehele mogelijke bewegingsbaan van de grijpers.

De tandriem 8 is een eenzijdig getande riem en deze is, zoals uit figuur 1 blijkt, over de drie wielen 7,6,7 overeenkomstig bovenstaande beschrijving zodanig geleid, dat deze eerst gedeeltelijk om één van de beide kleine wielen 7, daarna ongeveer om de helft van het grote tandwiel 6 op de uitgaande as van de aandrijfmotor 4,5 en daarna gedeeltelijk om het tweede omloopwiel 7 loopt, zoals dit in figuur 1 zichtbaar is. Daar de aandrijfmotor 4,5 en dienovereenkomstig het op de uitgaande as daarvan aangebrachte tandwiel 6 met de grijpers 2,3 is verbonden, wordt bij draaiing van het genoemde uitgangstandwiel 6 van de aandrijfmotor 4,5 overeenkomstige beweging van de grijpers 2,3 in de ene of de andere richting verkregen, afhankelijk van de draairichting van het uitgangstandwiel 6. Daar verder iedere grijper 2,3 dezelfde uitvoering heeft, kan iedere grijper bij in werking stelling van de aandrijfmotor 4,5 daarvan, onafhankelijk van de andere grijper worden bewogen.

Hoewel de tandriem 8 resp. het aandrijvingsoverdrachtsorgaan als een aan beide zijden getande riem is beschreven, is te begrijpen dat een alternatieve uitvoeringsvorm wordt gevormd doordat in plaats van de beschreven tandwielen, wielen of schijven met gladde, eventueel opgeruwde omtrek in combinatie met een gewoonlijk vlakke riem kunnen worden toegepast, waarbij slechts gewaarborgd dient te zijn, dat tussen de riemen en de wielen of schijven voldoende wrijving aanwezig is, om te waarborgen dat bij draaiing van het wiel of de schijf op de uitgaande as van de motor, een overeenkomstige schuifbeweging van de grijpers wordt bewerkstelligd.

Overeenkomstig een verdere afgeleide uitvoeringsvorm kunnen de genoemde wielen kabelschijven zijn, waarvan het omtreksoppervlak een kabelgroef bezit, in welk geval het aandrijvingsoverdrachtsorgaan een kabel is, welke zoals de boven beschreven tandriem 8 aan de beide uiteinden daarvan aan de geleidingsrail 1 is bevestigd.

Iedere aandrijfmotor 4,5 is bij voorkeur uitgerust met een niet weergegeven incrementele opnemer, die voor iedere omwenteling van de aandrijfmotor 4,5 een vooraf bepaald aantal; impulsen opwekt, die aan een geheugenprogrammeerbare stuurinrichting (niet weergegeven) worden toegevoerd en opgeslagen. Door aanvullende opslag van vooraf bepaalde programma's voor de beweging van de grijpers 2,3 kunnen met deze uitvoering een gemeenschappelijke beweging van de beide grijpers in tegengestelde richting en bewegingen van de grijpers onafhankelijk van elkaar worden veroorzaakt.

In normaal bedrijf, indien de beide grijpers 2,3 symmetrisch ten opzichte van de langsmiddenlijn Ll zijn aangebracht, zoals het in figuur 1 in getrokken lijnen is weergegeven, worden de door middel van de grijpers 2,3 uitgespreide en uitgerekte stukken wasgoed symmetrisch ten opzichte van de langsmiddenlijn LI op de transporteur van de toevoerinrichting gelegd. Bij deze werkwijze worden de aandrijfmotoren 4,5 van de beide grijpers 2,3 door de geheugenprogrammeerbare stuurinrichting zodanig gestuurd dat ze gezamenlijk tegengesteld met hetzelfde toerental draaien, zodat een gemeenschappelijke en tegengestelde beweging resp. verschuiving van de grijpers wordt verkregen.

Indien het is gewenst om de beide grijpers 2,3 voor het leggen van stukken wasgoed op de transporteur van de toevoerinrichting bijvoorbeeld slechts op één helft van de breedte van de transporteur van de toevoerinrichting te gebruiken, worden de beide grijpers 2,3 onafhankelijk van elkaar in de in figuur 1 met streeppuntlijnen weergegeven positie bewogen. In deze positie bevindt zich in het midden tussen de beide grijpers een nieuwe langsmiddenlijn L2. Een dergelijke verschuiving van de grijpers is met de hand mogelijk, indien de aandrijfmotoren stroomloos zijn. De bij het met de hand verschuiven veroorzaakte verdraaiing van de aandrijfmotoren 4,5 wordt door de respectievelijke incrementele opnemer geregistreerd, zodat door de opgewekte impulsen in de geheugenprogrammeerbare stuurinrichting de verschoven afstand van elke grijper wordt geregistreerd.

De geregistreerde en opgeslagen verschuivingswaarden worden dan gebruikt om ervoor te zorgen dat de grijpers 2,3 na elke normale werkcyclus voor het neerleggen van de vooruitlopende zijde van een stuk wasgoed op de transporteur van de toevoerinrichting weer in de vooraf bepaalde positie worden teruggeleid.

Bij de zojuist beschreven uitvoering worden de stukken wasgoed door middel van de grijpers 2,3 slechts op één helft van de transporteur van de toevoerinrichting gelegd, zodat op · de andere helft andere stukken wasgoed, bijvoorbeeld met de hand op de transporteur kunnen worden gelegd. Hierbij is te begrijpen dat zoals in principe bekend is, de transporteur van de toevoerinrichting in twee delen kan zijn opgedeeld, waarbij de beide delen gemeenschappelijk of onafhankelijk van elkaar aandrijfbaar zijn.

In figuur 3 is een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven, wederom in combinatie met een tweedelige transporteur F1,F2 van de toevoerinrichting, waarbij beide delen van de transporteur gemeenschappelijk of afzonderlijk aandrijfbaar zijn.

Overeenkomstig figuur 3 is ieder transporteurdeel F1,F2 uitgerust met een paar grijpers 20,21 resp. 22,23, en elk paar grijpers resp. de grijpers van elk paar kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt, zoals het boven voor de uitvoeringsvorm overeenkomstig de figuren 1 en 2 is beschreven. Dit betekent dat de grijpers van elk paar gemeenschappelijk tegengesteld maar ook onafhankelijk van elkaar beweegbaar zijn.

De net genoemde onafhankelijke beweging van de grijpers van ieder paar 20,21 resp. 22,23 is met name bijzonder voordelig indien bijvoorbeeld bij het werken met de beide transporteurs F1,F2 onafhankelijk van elkaar naar verhouding grote stukken wasgoed opduiken, waarvan de breedte groter is dan de breedte van de beide afzonderlijke transporteurdelen F1,F2. In dit geval is het niet mogelijk om dit stuk wasgoed door middel van slechts één van de beide paren .grijpers 20,21 resp. 22,23 op de transporteur neer te leggen, daar een volledige uitrekking niet mogelijk is. Toch kan dit stuk wasgoed met de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm zoals voorgeschreven op de transporteur worden gelegd, doordat als gevolg van de mogelijkheid van de onafhankelijke beweging van de grijpers 20-23 de zijdelingse buitenste grijper 21 resp. 22 van ieder paar onafhankelijk van de binnenste grijper 20 resp. 23 in een zijdelingse positie buiten het werkzame deel van de toevoerinrichting kan worden bewogen, zoals dit in figuur 3 door pijl A is aangegeven. De beide zijdelingse binnenste grijpers 20,23 van de grijperparen kunnen dan, in het bijzonder met de hand, in een dergelijke positie worden verschoven, dat ze na het insteken van de hoekpunten van het grote stuk wasgoed, waarbij de beide transporteurdelen F1,F2 gemeenschappelijk worden aangedreven, en de gebruikelijke spreid- en aflegcyclus doorvoeren.

De betreffende aansturing van de beweging van de verschillende grijpers is als gevolg van het beschikbaar zijn van een incrementele opnemer aan elke grijper en de verbinding daarvan met de geheugenprogrammeerbare stuurinrichting makkelijk uitvoerbaar en hoeft niet gedetailleerd te worden beschreven.

Het is duidelijk dat de uitvinding ook bij toevoerinrichtingen kan worden toegepast, welke in meer dan twee transporteurdelen of transporteurbanen kunnen worden verdeeld, waarbij dan ieder transporteurdeel onafhankelijk van andere transporteurdelen en gemeenschappelijk hiermee beweegbaar is. Ieder transporteurdeel kan hierbij worden uitgerust met een paar grijpers.

De incrementele opnemer en de geheugenprogrammeerbare stuurinrichting zijn niet weergegeven, daar dergelijke middelen in principe bekend zijn en door de vakman op het gebied in kwestie, de aandrijfmotoren van de grijpers gemakkelijk hiermee kunnen worden uitgerust, zonder dat hiervoor een gedetailleerde beschrijving nodig is.

Claims (13)

1. Inrichting voor toevoeren van stukken wasgoed of dergelijke aan een wasinrichting, terwijl een toevoertransporteur is voorzien van gestuurde, tegen de stroom dwarsspreidbare grijpers, waarbij door middel van een taster, welke een vooraf bepaalde positie de vooruitlopende zijde van het vastgeklemde stuk wasgoed registreerd, de spreidaandrijving van de grijpers schakelbaar is, met het kenmerk, dat de grijpers (2,3,20,21,22,23) bovendien onafhankelijk van elkaar beweegbaar zijn.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aandrijving van de grijpers een plaatsvast aandrijvingsoverdrachtsorgaan (8) omvat en voor elke grijper (2,3,20 tot 23) een hiermee verbonden aandrijfmotor (4,5) omvat voor het bewegen van de grijpers langs het aandrijvingsoverdrachtsorgaan (8).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aandrijvingsoverdrachtsorgaan (8) een plaatsvaste riem of een plaatsvaste kabel is, waarlangs iedere grijper (2,3,20 tot 23) bij draaiing van de aandrijfmotor (4,5) beweegbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de plaatsvaste riem (8) een aan beide uiteinden (bij 9) vastgemaakte tandriem is, welke zich dwars op de toevoerinrichting uitstrekt en welke met een door de aandrijfmotor (4,5) draaibaar tandwiel (6) in ingrijping staat.

5. Inrichting volgens conclusie 4> met het kenmerk, dat de tandriem zich over de gehele bewegingsbaan van de grijpers uitstrekt en met een draaibaar tandwiel van elke aandrijfmotor in ingrijping staat.

6. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat twee paren grijpers (20,21;22,23) zijn voorzien en elke grijper van elk· paar onafhankelijk beweegbaar is.

7. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 6, met...-hg.fc. kenmerk, dat elke aandrijfmotor (4,5) is voorzien van een incrementele opnemer, welke met een geheugenprogrammeerbare stuurinrichting is verbonden.

8. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 7, met„_hs,t kenmerk, dat de toevoertransporteur uit een deel is gevormd.

9. Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 7, mÊ£_h£iL kenmerk, dat de toevoertransporteur uit twee of meer delen is gevormd en ieder toevoerdeel onafhankelijk van de andere toevoerdelen en gezamenlijk hiermee aandrijfbaar is.

10. Inrichting volgens een der conclusies 2 tot 9, mgt,.-h.e.t. kenmerk» dat iedere aandrijfmotor (4,5) op zijn uitgaande as een verhoudingsgewijs groot aandrijfwiel (6) draagt, welke aan beide zijden is voorzien van een kleiner omloopwiel (7), waarbij de het aandrijvingsoverdrachtsorgaan (8) bij draaiing van de aandrijfmotoren (4,5) wordt bewogen over het aandrijfwiel (6) en tussen het aandrijfwiel en de aan beide zijden gegroepeerde kleinere omloopwielen (7).

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de aandrijfwielen (6) tandwielen zijn.

12. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de wielen (6,7) schijven voor vlakke riemen zijn.

13. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de wielen (6,7) kabelschijven zijn.