NL9301242A - Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen. - Google Patents

Description

Titel: Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen

Doel van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, de inrichting is bedoeld om door middel van klemmen of door middel van draden een verbinding te bewerkstelligen tussen de para-urinekanaal delen van de vagina en het bijbehorende kraakbeen van de voeg van het schaambeen, met het doel het vastmaken en permanent vasthouden van deze para-urine-kanaal delen van de vagina naar boven en zo urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen.

De inrichting waarmee het zelfhechten wordt uitgevoerd bestaat uit een verlengd lichaam dat door de chirurg zelf wordt gemanipuleerd, welk uiteinde is uitgerust met een kop waaruit het vrijgeven van de klemmen gebeurt, of anders het activeren van een naald om een draad door het weefsel van de bijbehorende para-urinekanaal delen van de vagina en de voeg van het schaambeen te steken, waardoor in het eerste geval zelfhechting wordt verkregen en in het tweede geval door het vastknopen van elke draad een zelfhechting wordt bereikt.

Achtergrond van de uitvinding

Zoals is bekend, heeft het urinekanaal zijn eigen mechanisme welke het mogelijk maakt om de golfdruk van de urine-blaas te onderbreken indien de intra-abdominale druk (binnen-buikdruk), welke plotseling en onverwacht optreedt (bijv. bij hoesten), drukt op de urineblaas. Het gedrag van de anatomische delen die het op zijn plaats houden worden door de specialisten op hele verschillende wijze geïnterpreteerd.

In ieder geval, indien de beschermende mechanismen veranderen (bevallen en primair leeftijd) "verminderd" het urinekanaal, doordat de bekkenbodem dunner wordt, verminderd de weerstand van het urinekanaal tegen de samentrekkende kracht, waarmee het samentrekken van het middenrif en de sluitspier wordt verminderd. In deze situatie passeert de toegenomen golf of blaasdruk door het urinekanaal en afhankelijk van de mate van achteruitgang zal het lekken van urine meer of minder overvloedig zijn.

Om dit soort van incontinentie te corrigeren wordt normaal de toevlucht genomen tot een chirurgische ingreep, gebaseerd op het verhogen van de het urinekanaal en het maken van. een verankering of buigpunt waar het "vouw" effect dat de golfdruk van de urineblaas onderbreekt wordt veroorzaakt.

Er zijn vele aanbevolen chirurgische procedures, sommige vaginaal en andere via de buikholte, er zijn andere die door zowel de vagina als door de buik gebeuren, waarbij in alle gevallen de chirurgische operatie complex is.

Beschrijving van de uitvinding

Het doel van de uitvinding betreft het oplossen van urine incontinentie bij vrouwen door middel van een erg eenvoudig en enorm effectief systeem, gebaseerd op het uitvoeren van een bevestiging van de zijdelingse delen van het urinekanaal aan het kraakbeen van de voeg van het schaambeen, waarbij met de patiënt in een gynaecologische positie en met een geschikte vaginale scheider, de genoemde vaginale opening wordt geopend, waardoor de bovenkant van dit orgaan wordt onthuld waar het urinekanaal loopt, vervolgens worden de achterste gedeelten van het urinekanaal en de vagina onderzocht, waar de grenzen tussen het urinekanaal en de vagina zich bevinden, die langs het urinekanaal zelf lopen. Vervolgens wordt een blaas catheter in het urinekanaal ingebracht om dit kanaal beter te bestuderen en vervolgens de mobiliteit van het urinekanaal te onderzoeken, het vinden van het kraakbeen van het schaambeen door het uitstekende deel dat het normaal heeft met betrekking tot de botten die het begrenzen.

Achtereenvolgens het bevestigen van elk van deze zijdelingse delen van het urinekanaal wordt uitgevoerd met behulp van de inrichting volgens de uitvinding, welke bestaat uit een klem apparaat waarvan het uiteinde of waarvan de koppen waardoor de klemmen worden vrijgegeven worden geplaatst tegen het achterste vlak van het schaambeen, waardoor het activeren van genoemd klem apparaat het klemmen van een klem in het kraakbeen van het schaambeen wordt uitgevoerd, op deze wijze het urinekanaal vastmakend aan elke zijde van de bovenkant van de vagina.

Door middel van het uiteinde van het klem apparaat kan men het kraakbeen van het schaambeen opsporen en lokaliseren om het urinekanaal aan beide zijden vast te maken, het klem apparaat is pneumatisch, dat wil zeggen, het wordt aangedreven door samengeperste lucht en het is voorzien van de bijbehorende drukknop bediening welke de klem vrijgeeft en klemt in het kraakbeen van het schaambeen waaraan de wand van de vagina blijft vastzitten.

Logischerwijze zijn deze klemmen eenmaal op hun plaats geklemd gesloten om te voorkomen dat ze losraken.

Bovendien zullen de genoemde .klemmen in het betreffende weefsel een adequaat samendrukkend effect veroorzaken, dat een genezende reactie van de weefsels opwekt.

In het gebied waar de klemmen zullen worden aangebracht, is het noodzakelijk een incisie met een scalpel te maken in het slijm membraan van de vagina waardoor bij het inbrengen van de klem de genoemde klem verborgen blijft achter het genoemde slijm membraan van de vagina.

Het lokaliseren van het kraakbeen kan ook geschieden door middel van radioscopie, in welk geval het klem apparaat is vervaardigd van een kunststof materiaal en de klem is vervaardigd uit metaal; de plaats waar de klem zelf dient te worden aangebracht is eenvoudig te bepalen. Dit tweede type klem heeft een extern middel met een drukkende werking om de mond van het klem apparaat beter tegen het vast te klemmen oppervlak te drukken en waardoor het effect van de klemmen effectiever en zekerder is.

In een tweede uitvoering is voorzien dat het klem apparaat wordt aangevuld met een kanaal, aangebracht in de mond van het klem apparaat met het doel het urinekanaal te beschermen tegen afklemmingen of beschadigingen die het gevolg kunnen zijn van het klem proces, welk kanaal logischerwijs om het urinekanaal sluit, indien het urinekanaal is geopend na het daarin inbrengen van een blaas catheter.

Genoemd kanaal heeft de bijzonderheid het uiteinde dat in het onderste deel blijft breder is in zijn binnenste diameter om zo te passen om de trechter die de nek van de urineblaas vormt met betrekking tot het urinekanaal.

Het is duidelijk dat het element dat het genoemde kanaal vormt het positioneren van het klem apparaat makkelijker maakt, daar het urinekanaal is verbonden door het kanaal en bij het optillen van het klem apparaat om het schaambeen te benaderen, wordt de nek van de urineblaas opgetild en verplaatst om te voorkomen dat het opgenomen in de dikte van het weefsel dat wordt vastgeklemd.

Daarom wordt op basis van deze tweede uitvoering of kanaal waarmee het klem apparaat is aangevuld een correcte positionering van genoemd klem apparaat bereikt, door een betere referentie, door het positioneren van het klem apparaat met betrekking tot het urinekanaal, waarbij de klemming exacter zal zijn.

Ook is erin voorzien dat in deze tweede uitvoering het klem apparaat is uitgerust met een dubbele mond met als doel om gelijktijdig twee klemmen aan te brengen, een aan elke zijde van het urinekanaal, op een dusdanige wijze dat een mond van het klem apparaat aan de ene zijde van het kanaal blijft en logischerwijze de andere aan de andere zijde blijft, genoemde monden staan onder een hoek ten opzichte van de middellijn, in de richting van het kraakbeen van het schaambeen, aldus de operatie makkelijker makend, in tegenstelling tot dat wat zou gebeuren met een klem apparaat met een enkele mond, waarmee twee handelingen nodig zouden zijn om de twee betreffende klemmen aan te brengen.

Aan de andere kant hebben deze koppen van het klem apparaat, behalve dat ze overhellend zijn ten opzichte van het centrale kanaal, zijdelingse groeven of ribben welke het positioneren van het kanaal op verschillende hoogten toestaat, in andere woorden, de positie daarvan kan worden gevarieerd om dichterbij of verderweg van het schaambeen te blijven, om het urinekanaal ruim te houden.

Volgens een derde uitvoeringsvorm is de zelfhechtende inrichting uitgevoerd zodat het zelfhechten gebeurt door middel van een draad in plaats van een klemmen; de inrichting is uitgerust met in de uiteinden van zijn koppen met een semi-cirkelvormige naald welke wordt geroteerd door middel van een inwendig mechanisme, zoals een overbrenging gebaseerd op een ketting en rondsels, bijvoorbeeld handmatig bediend door een externe hefboom, een en ander zodanig dat de naald draait en zijn uiteinde een boog beschrijft, die in een richting de vagina wand en het weefsel dat de voeg van het schaambeen vormt, perforeert, terwijl het roteren in de andere richting het bedraden en het trekken aan de draad tot gevolg heeft, die vooraf op een geschikte plaats in de kop van de inrichting is aangebracht en wordt gegrepen door genoemde semi-cirkelvormige naald, doordat de naald een type nok heeft aan zijn uiteinde op een zodanige wijze dat door middel van de nok in de richting welke wordt beschouwd als teruglopen van het roteren van de naald, het halen en steken van de draad wordt uitgevoerd die gedwongen wordt door de gaten die de naald eerst heeft gemaakt in zijn voorafgaande rotatie.

Op deze wijze wordt de operatie aan beide zijden van het urinekanaal uitgevoerd, de einden van de draad blijven in en uit de openingen komen die de naald heeft gemarkeerd op zijn weg, vervolgens samengeknoopt.

Zoals makkelijk is vast te stellen kan het strak trekken van de zelfhechting worden bepaald doordat de twee uiteinden van de draad los blijven voor het samenknopen; het strak trekken in meer of mindere mate en daarmee een instelling van de spanning kan zo worden bereikt, hetgeen duidelijk een voordeel betekend ten opzichte van het zelfhechten dat gebeurt met een klem apparaat waarbij geen instelling noch een vooraf strak trekken kan worden verricht.

Beschrijving van de tekeningen

Om de beschrijving die hierna wordt gemaakt te completeren en met het doel een beter begrip van de kenmerken van de uitvinding te bereiken, is de onderhavige aanvrage voorzien van een set tekeningen, op grond waarvan de figuren de innovaties en voordelen van de inrichting volgens de uitvinding makkelijker zijn te begrijpen.

Figuur 1. - Toont een afbeelding overeenkomend met het openspreiden van de vagina opening door middel van een voor het doel geschikte scheider, eveneens is in deze figuur de incisie weergegeven aan een van de zijkanten van het urinekanaal, in welke incisie precies de bijbehorende klem wordt aangebracht door middel van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2. - Toont een algemeen perspectivisch aanzicht van de binnenzijde van de vagina opening waar men een van de twee klemmen kan zien die dienen te worden bevestigd aan de zijkanten van het schaambeen.

Figuur 3. - Toont een longitudinaal en schematisch aanzicht van het apparaat dat het metaal klem apparaat omvat dat het chirurgische zelfhechten uitvoert/ dat deel uitmaakt van het onderwerp van de uitvinding.

Figuur 4. - Toont het klem apparaat gemaakt van een transparant kunststof materiaal, welk mechanisch wordt bediend om de klemmen vrij te geven.

Figuur 5. - Toont een weergave volgens een algemeen perspectivisch aanzicht van de kop van het klem apparaat volgens de tweede uitvoering, met andere woorden, voorzien van het urinekanaal ondersteunende kanaal, ook de catheter en de bijbehorende urine blaas tonend.

Figuur 6. - Toont een perspectivisch vooraanzicht van het klem apparaat volgens het vorige figuur met het kanaal dat het urinekanaal vasthoudt en ondersteunt en de klemmen in gestippelde lijnen.

Figuur 7. - Toont gedetailleerd de dubbele kop van het klem apparaat volgens de twee vorige figuren, met de overeenkomstige binnenwaarts uitstekende ribben welke het positione- ren op verschillende hoogten van het kanaal dat het urineka-naal ondersteunt mogelijk maken.

Figuur 8. - Toont een longitudinaal aanzicht in doorsnede van het apparaat volgens een andere uitvoering, zo uitgerust dat het zelfhechten gebeurt door middel van draad, de kop van het apparaat heeft voor dit doel een semi-cirkelvormige naald die wordt geroteerd en bediend door middel van een mechanisme gebaseerd op rondsels en een ketting, aangedreven door handbediening .

Figuur 9. - Toont een gedetailleerd aanzicht van de kop van het apparaat volgens het voorgaande figuur, waarbij men duidelijk de samenstelling van de naald en een mogelijke positionering van de draad welke wordt vastgegrepen door het uiteinde van de naald.

Figuren 10, 11, 12 en 13. - Zij tonen schematische aanzichten van wat kan worden beschouwd als de vagina, het urine-kanaal en een deel van het kraakbeen van de voeg van het schaambeen; genoemde figuren tonen verschillende stadia van het uitvoeren de zelfhechting tussen de vagina opening en het kraakbeen van de voeg van het schaambeen, aan beide zijden van het urinekanaal en welk zelfhechten gebeurt door middel van de inrichting volgens de figuren 8 en 9.

Beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm

Met betrekking tot de genoemde figuren en op de eerste plaats verwijzend naar de figuren 1 en 2, voor het gebruik van de inrichting waarmee het zelfhechten wordt uitgevoerd, is het noodzakelijk de patiënt eerst in een gynaecologische positie te plaatsen, zodat met een geschikte vaginale scheider (1), gevormd door een lichaam met twee armen welke via een scharnier zijn verbonden en verbonden met een gemeenschappelijk positioneer element, de vaginale opening (2) open wordt gehouden, waardoor .de bovenkant van dit orgaan wordt onthuld, waar het urinekanaal (3) loopt, vervolgens de achterste gedeelten van het urinekanaal en de vagina onderzoekend, waar de grenzen tussen het urinekanaal en de vagina zich bevinden, die langs het genoemde urinekanaal (3) lopen.

Vervolgens wordt een blaas catheter (4) in het urineka-naal zelf ingebracht om dit kanaal beter te bestuderen en vervolgens de mobiliteit van het urinekanaal te onderzoeken, hetgeen makkelijker te onderzoeken is indien dé catheter (4) is ingebracht, het vinden van het kraakbeen van het schaambeen is mogelijk door het uitstekende deel dat het normaal heeft met betrekking tot de botten die het begrenzen.

In figuur 2 is het onderzoeken en zelfs een klem (6) bevestigd aan één van de zijden van het urinekanaal (3) te zien; de klem (6) zal blijven zitten in een incisie (5) gemaakt met een scalpel in een geschikt gebied om te bereiken dat de klem (6) wordt verborgen; het is mogelijk in figuur 2 te zien hoe genoemde klem (6) het gebied van het overeenkomend met het para-urinekanaal weefsel (7) optilt en in die opgetilde positie houdt, waarbij het andere einde van de klem (6) is vastgeklemd in het schaambeen bindweefsel overeenkomend met het bot van het schaambeen (9), in andere woorden het weefsel dat de voeg van het schaambeen vormt.

In figuur 3 is het klem apparaat te zien waarmee het hierboven genoemde zelfhechten wordt uitgevoerd, waarbij dit klem apparaat is uitgerust met een verlengd lichaam aan een van zijn uiteinden voorzien van een kop (11) welke een uitsteeksel onder een hoek vormt met betrekking tot de horizontale as van het lichaam (10) van het klem apparaat en waarvan de kop (11) rust boven de hierboven genoemde plaatsen die overeenkomen met die van de incisies (5), met welk doel de kop (11) van het klem apparaat over het achterste vlak van het schaambeen glijdt om het uitstekende deel van het kraakbeen van de voeg van het schaambeen te vinden en indien deze handeling is uitgevoerd en het gevoel hebbend dat het kraakbeen is gelokaliseerd, wordt voordat de klem (6) wordt aangebracht het klem apparaat verwijderd en de incisie (5) gemaakt met een scalpel, de incisie die wordt gemaakt in het slijm membraan van de vagina, precies op de plaats waar de mond van de bijbehorende kop (11) van het klem apparaat (10) rust, met de bedoeling dat bij het aanbrengen van de klem (6) de genoemde klem verborgen blijft achter het slijm membraan van de vagina.

Daarom worden de uiteinden (12) van de kop (11) van het klem apparaat gestoken in de bedding gevormd door de incisie (5) en bewogen over het bot van het schaambeen totdat het kraakbeen van de voeg van het schaambeen is gevonden en in deze positie door middel van een drukknop (13) de bijbehorende klem (6) wordt vrijgegeven voor het verbinden of vastmaken van de wand zelf van de vagina aan het genoemde kraakbeen.

Het klem apparaat dat in figuur 3 wordt weergegeven wordt pneumatisch aangedreven, inclusief de voor dit doel aanwezige binnen korffles (14) in een bijbehorend handvat, waardoor de druk van het gas dat de korffles bevat de bijbehorend klem vrijgeeft en de klem klemt in de bovengenoemde gebieden.

In figuur 4 is een klem apparaat (10) te zien dat is vervaardigd uit transparant kunststof welke het mogelijk maakt om het gebied waar de klem (6) dient te worden aangebracht te lokaliseren, daar de klem is vervaardigd uit metaal en met behulp van radiografische versterkings apparatuur waarmee onder controle van radioscopie het effectieve uiteinde (12) van genoemd klem apparaat (10) zichtbaar wordt; logischerwijze heeft dit uiteinde ook de klem en daar deze uit metaal is vervaardigd is deze makkelijk te lokaliseren, leidend naar de doorschijnende ruimte tussen de botten van het schaambeen welk overeenkomt met het kraakbeen van de voeg van het schaambeen. Indien deze positie is bereikt een element of mechanisme dat is gemonteerd op het klem apparaat zelf en dat een aandrukme-chanisme wordt aangedreven welke het vastgrijpen van het kraakbeen van het schaambeen mogelijk maakt. Dit mechanisme is uitgerust met een steun (15) waarmee het drukelement (17) zelf is verbonden, welk drukelement instelbaar is door een handbediende schroef (16).

In een tweede uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in de figuren 5, 6 en 7, omvat het klem apparaat een kop (11') verdeeld in twee delen of identieke koppen (18), waarvan elke is voorzien met een uitlaat mond voor de corresponderende klem (6), een en ander zodanig dat door middel van deze uitvoeringsvorm het mogelijk is om tegelijkertijd twee klemmen aan te brengen, een aan elke zijde van het urinekanaal (3), en het urinekanaal heeft binnenin de corresponderende catheter (4) welke doorloopt, zoals in figuur 5 is te zien, in de bijbehorende urine blaas (20).

De koppen (18) waaraan is gerefereerd en weergegeven in de figuren 5, 6 en 7, en daardoor de corresponderende monden (19) blijven gepositioneerd, een aan elke zijde van kanaal (21), welke gelegen is tussen deze koppen met de bijzonderheid dat genoemde koppen (18) onderling zijn verbonden door middel van een onderste scharnier (22), alsmede aan de binnenkant van hun oppervlak zijn voorzien van enige longitudinale uitsteeksels (23) welke het kanaal (21) toestaan om hoger of lager te worden gepositioneerd, om het dichterbij of verderaf van het urinekanaal (3) zelf te brengen.

Dit kanaal (21) blijft om het urinekanaal (3) zelf zitten, zoals in figuur 6 duidelijk te zien is, waarbij het eind van het kanaal is voorzien van een verwijding (24) om zich aan te passen aan de trechter (25) van de nek van de urine blaas (20) met betrekking tot het urinekanaal (3).

Op deze wijze kan een simultaan aanbrengen van twee klemmen (6) een aan iedere zijde van het urinekanaal (3) worden uitgevoerd in een richting zoals in figuur 6 is weergegeven, welke klemmen (6) worden vastgemaakt boven het para-urineka-naal weefsel van de vagina aan de voeg van het schaambeen of het kraakbeen van het schaambeen (8).

Op grond van al het bovenstaande, met andere woorden, in verband met de uitvoering getoond in de figuren 5, 6 en 7 kan men de klemmen (6) aanbrengen en alle handelingen uitvoeren zonder het urinekanaal (3) af te klemmen; daar het kanaal (21) is gepositioneerd tussen de koppen (18) wordt dit voorkomen, naast het toestaan van het simultaan aanbrengen van de twee klemmen (6).

In een derde uitvoeringsvorm, weergegeven in de figuren 8 tot 13, is de inrichting volgens de uitvinding uitgerust, zoals in de voorgaande gevallen, met een verlengd lichaam (26) met een handbediende middel (27), zoals een hefboom, welke uitsteekt van de zijkant van genoemd lichaam (26), de hefboom (27) scharniert in een transversale schacht (28).

Het lichaam (26) omvat het bijbehorende eind-kop (29) welk overeenkomstig een hoek vormt met de horizontale as van het lichaam en in welke kop een semi-cirkelvormig gevormde naald (30) is aangebracht draaibaar in beide richtingen en waarvan één van zijn uiteinden uitloopt in een recht deel (31) waarmee het is bevestigd op een roterende schacht (32), terwijl het andere uiteinde van de naald (30) een nok heeft die het vastgrijpende einde (33) definieert, waarop later wordt teruggekomen.

De inrichting omvat een systeem om het roteren van de naald (30) uit te voeren, het systeem is gebaseerd op een set kroon- of tandwielen (34) welke worden aangedreven door een ketting (35) welke zelf op zijn beurt wordt aangedreven door een rondsel samenstel gemonteerd op de schacht (28) zelf, op een dusdanige wijze dat het bedienen van de hefboom (27) tot gevolg heeft dat deze schacht (28) roteert en daardoor het trekken aan de ketting (35) hetgeen het tandwielmechanisme (34) doet roteren door het draaien van de schacht waarop de naald (30) is gemonteerd.

Met de inrichting beschreven volgens de uitvoering zoals weergegeven in de figuren 8 en 9, gebeurt het zelfhechten door middel van een draad (36), welke de hierboven beschreven klemmen (6) vervangt, op een dusdanige wijze dat deze draad (36) geschikt aangebracht in de kop (29) van het apparaat of lichaam (26), en met het correct positioneren van de kop op dezelfde wijze als hierboven beschreven, zal het bedienen van de hefboom (27) het roteren van de naald (30) in een richting uitvoeren, het draaien zal sectoraal zijn totdat het uiteinde (33) de draad (36) grijpt, om later het roteren in de tegengestelde richting uit te voeren, in welk geval het uiteinde (33) van de naald (30) de draad (36) grijpt door middel van de nok die daarvoor is voorzien aan dat uiteinde (33), en eraan trekt en zorgt dat deze passeert langs het pad dat de naald (30) aflegt, specifiek het uiteinde (33), waardoor dit pad wordt gevolgd, zoals hierboven is gezegd, door elke van de gebieden parallel met het urinekanaal (3) en door het kraakbeen (8) van de voeg van het schaambeen, zoals duidelijk is weergegeven in de verschillende stadia getoond in de figuren 10, 11, 12 en 13.

Met andere woorden, wat de inrichting doet is door middel van de naald (30) welke is aangebracht in de kop (29) daarvan, het voert een hecht draad (36) door het para-urinekanaal gebied (7) van de vagina (2) en door het kraakbeen (8) van de voeg van het schaambeen.

Zoals getoond in de figuren 10, 11, 12 en 13 wordt de handeling aan beide zijden van het urinekanaal (3) uitgevoerd, zodat met het roteren van de naald (30) in de ene richting en met de andere, zoals hierboven reeds is gezegd, passeert de draad (36) door de gaten gemaakt op het pad van het uiteinde (33) van de naald (30), de einden van de draad (36) blijven vrij om vervolgens te worden samengeknoopt.

Nu, voordat de eerste draad (36) aangebracht aan de ene zijde van het urinekanaal (3) wordt vastgeknoopt,is het noodzakelijk de tweede draad aan de andere zijde van genoemd urinekanaal aan te brengen, zoals is getoond in figuur 12, zodat op het moment dat de twee draden (36) door de respectievelijke gebieden van de wand van de vagina en door het kraakbeen van de voeg van het schaambeen zijn gevoerd, zij worden samengeknoopt, waarbij het mogelijk is het strak trekken in te stellen door eenvoudig de spanning lager of hoger te maken door aan de einden van de draden (36) te trekken.

Het feit dat de draad (36) niet wordt vastgeknoopt voordat de andere op zijn plaats is aangebracht, komt doordat het noodzakelijk is het urinekanaal (3) te verplaatsen naar de tegenovergestelde kant, een handeling die kan wordenLgedaan met de draad los, daar indien deze was vastgeknoopt de genoemde beweging van het urinekanaal (3) niet mogelijk zou zijn.

De semi-cirkelvormige naald (30) kan worden geplaatst in de weergegeven positie, waarmee het roteren van de genoemde naald zodanig effectief wordt dat zijn uiteinde langs het pad gaat van de top tot de bodem, of indien gepositioneerd in de tegenovergestelde positie, gaat het uiteinde van de genoemde naald langs het pad van de bodem tot de top.

Claims (8)

1. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, welke tot doel heeft om door de vagina het para-urinekanaal weefsel van de vagina naar de voeg van het schaambeen, en specifiek naar het samenvoegende kraak-been, resulterend in het openspreiden van de vaginale opening (2) door middel van een schelder (1), alsmede het onderzoeken van de mobiliteit van het urinekanaal (3) om het kraakbeen (8) van het schaambeen (9) te vinden, en het zelfhechten wordt verwacht te bewerkstelligen dat de bovenkant van de vagina-wand (2) aan elke zijde van het urinekanaal (3) wordt vastge-maakt aan een deel van het kraakbeen (8) overeenkomend met het achterste vlak van het schaambeen (9), in het bijzonder gekarakteriseerd doordat de inrichting, bestaat uit een verlengd lichaam (10,26) waarvan het ene uiteinde zich uitstrekt in een kop (11,29) die een scherpe hoek maakt met het verlengde lichaam, welke de middelen verschaft om het lichaam met de hand vast te pakken; met de bijzonderheid dat binnen in het genoemde lichaam middelen zijn voorzien, waarvan het bedienen ervan door middel van een drukknop of hefboom (13,17) voorziet in een geschikte beweging, zodat het zelfhechtende element (6,36) door het para-urinekanaal weefsel (7) van de vagina en van het kraakbeen (8) dat overeenkomt met de voeg van het schaambeen gaat, de para-urinekanaal delen van de opgerichte vagina (2) vastmakend.

2. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat in het verlengde lichaam (10) van de inrichting met zijn bijbehorende kop (11) een pneumatisch werkend klem apparaat vormt, de bijbehorende klemmen in zijn kop opgeslagen, welke vrijkomen door de einden (12) van de genoemde kop, na het bekrachtigen met de hand van de drukknop (13) welke is voorzien in het verlengde lichaam (10) van het klem apparaat.

3. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, volgens conclusie 2, met het ken merk, dat het klem apparaat (10) bestaat uit een transparant plastic materiaal, waardoor het mogelijk wordt de klem (6) aan te brengen onder oriëntering van radioscopie, met de bijzonderheid dat een schaambeen aandruk mechanisme kan worden gemonteerd op het lichaam (10) van het klem apparaat, welk mechanisme is uitgerust met een steun (15) waarmee het aanbrengen op het lichaam (10) van het hecht apparaat wordt gerealiseerd, steun (15) omvat het bijbehorende drukelement (17) dat wordt ingedrukt door een handbediende schroef (16).

4. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, volgens de bovenstaande conclusies, met het kenmerk, dat de kop het klem apparaat (10) bestaat uit een element (11') waarin twee delen of koppen (18) zijn gevormd, waarvan elke is voorzien van een uitlaat mond (19) voor de respectievelijke klemmen (.6), waarbij een kanaal (21) aanwezig is voor het positioneren en ondersteunen van het bijbehorende urinekanaal (3); er is voorzien dat de genoemde koppen (18) zijn verbonden door middel van een bodem scharnier (22), de monden (19) van de koppen hebben een convergerende spleet om de bijbehorende klemmen (6) aan te brengen met een specifieke hoek welke het correct vastmaken van het para-urinekanaal weefsel aan het kraakbeen vah het schaambeen mogelijk maakt.

5. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, volgens conclusie 4, met het kenmerk. dat het kanaal (21) dat zich bevindt tussen de koppen (18) , aan de buitenzijde een verwijding (24) heeft om zich aan te passen aan de trechter (25) die de nek van de urine blaas (20) vormt, met betrekking tot het urinekanaal (3).

6. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, volgens conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat de koppen (18) in hun binnenoppervlak enige uitsteeksels (23) hebben welke het positioneren en vasthouden op verschillende hoogten in het kanaal (21) toestaan, het mogelijk makend de nabijheid van de uitlaat monden (19) van de klemmen (6) te verminderen of vermeerderen, zonder het urine-kanaal (3) af te klemmen.

7. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, volgens conclusie 1, met het kenmerk. dat de kop (29) van het verlengde lichaam (26) in zijn uiteinde is uitgerust met een semi-cirkelvormige naald (30) die door middel van een rechte arm (31) met een interne radiale oriëntatie tot de boog van de naald (30), is verbonden met een schacht (32) die sectoraal zwenkbaar is in beide richtingen, zodat het zwenken in een richting tot gevolg heeft dat het uiteinde (33) van de genoemde naald (30) te voorschijn komt uit de mond van de kop (29) en het bijbehorende para-urinekanaal gebied (7) van de vagina (2) doorboort en het kraakbeen (8) van de voeg van het schaambeen, met de bijzonderheid dat in tegengestelde richting van de rotatie van deze naald (30), aan het einde (33) een nokvorm is voorzien aan de naald zelf, halen en steken van de hechtinrichting gevormd door een draad (36) geschikt aangebracht in het binnenste van de kop (29) van de inrichting (26), genoemde draad (36) gaat door de gaten gemaakt door de naald (30) op zijn weg.

8. Vaginale zelfhechtende inrichting om urine incontinentie bij vrouwen te voorkomen, volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de aandrijvende middelen van de samengestelde schacht (32) van de naald (30) een systeem van tandwielen (34) en een ketting (35) omvatten, welke wordt geactiveerd door een rondsel aangebracht op de rotatie schacht zelf van de handbediende hefboom (27)