NL9300993A - Werkwijze voor het behandelen van plantmateriaal ter voorkoming van nadelige gevolgen van blootstelling aan licht, zoals groenkleuring met omkrullen van eventueel aanwezig gebladerte. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het behandelen van plantmateriaal ter voorkoming van nadelige gevolgen van blootstelling aan licht, zoals groenkleuring met omkrullen van eventueel aanwezig gebladerte.

Ce onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het behandelen van plantmateriaal ter voorkoming van nadelige gevolgen van blootstelling aan licht, zoals groenkleuring en het omkrullen van eventueel aanwezig gebladerte.

Van bepaald plantmateriaal zoals witlof en asperges, die geliefde groenten zijn op binnen- en buitenlandse markt, is bekend dat het de voor consumenten nare eigenschap bezit, groen te worden nadat het produkt korte tijd, enkele minuten bijvoorbeeld, in het licht gelegen heeft. In het afzetkanaal tussen teler en consument worden allerlei maatregelen genomen ter voorkoming van blootstelling van het plantmateriaal aan zonlicht of kunstlicht. Bewaren in het donker en transport in verpakkingsmateriaal dat weinig of geen licht doorlaat, zijn voorbeelden van de maatregelen die hiertoe zijn genomen. Wanneer het plantmateriaal echter bij de groenteman of in de supermarkt is aangekomen, wordt het produkt altijd tentoongesteld voor .de consument en daarbij dus ook blootgesteld aan kunstlicht of natuurlijk licht, hetgeen alsnog leidt tot groenver-kleuring. Aangezien de groenverkleuring zich binnen 1 è 2 dagen na belichting voltrekt, legt dit een grote tijdsdruk op de verkoop van het produkt aan het eind van de handelsketen. Ook het zich naar buiten omvouwen van gebladerte kan binnen twee dagen in een ongekoeld toonmeubel plaatsvinden. Er is geconstateerd dat dit in de groentehandel en distributie een groot probleem vormt. In het bijzonder is het probleem gesignaleerd bij consumenten van exportmarkten die klagen over groengekleurd plantmateriaal zoals groengekleurde witlofkroppen en is derhalve met name voor.de exporterende handelaren het probleem zeer nijpend.

Ce onderhavige uitvinding heeft dan ook betrekking op een werkwijze voor het behandelen van plantmateriaal ter voorkoming van nadelige gevolgen van blootstelling aan licht zoals groenkleuring en het omkrullen van eventueel aanwezig gebladerte, waarbij men het plantmateriaal zodanig behandelt, dat de de-etioleringsrespons die gewoonlijk onder invloed van licht optreedt, wordt voorkomen of wordt geremd, zodat het plantmateriaal na de behandeling aan zichtbaar licht kan worden blootgesteld zonder de bijkomende nadelige gevolgen die bij niet behandeld plantmateriaal optreden.

Hen kan de de-etialeringsrespons die gewoonlijk onder invloed van licht optreedt, voorkomen door het plantmateriaal te onderwerpen aan een warmtebehandeling. Bij deze warmtebehandeling wordt de energie gedoseerd aan het plantmateriaal overgedragen op zodanige wijze dat pigmenteiwit* complexen die .hij de-etiolering zijn betrokken, «orden .verstoord, zonder dat daarbij het membraan irreversibel wordt beschadigd.

De witlofkrop is een geëtioleerde bladkrop van de cichorei. Dat wil zeggen dat . deze krop in volkomen duisternis is gegroeid. De bladgroen-korrels (chloroplasten) zijn derhalve nog niet ontwikkeld en worden in dit stadium proplastiden of chlorosomen genoemd. Deze nog niet ontwikkelde bladgroenkorrels bestaan uit uitgebreide membraansystemen waarin een overmaat aan eiwitten en β-caroteen aanwezig is, hetgeen de bladranden een wat gelige kleur geeft. Reeds een zeer kleine hoeveelheid licht, de zogenaamde "low energy response" van het fytochroom, zet het proces van chlorophylvorming en inbouw in de membranen al in gang. Het omkrullen van bladeren is een morfologische respons om het lichtinvangende oppervlak te vergroten en is derhalve rechtstreeks gekoppeld aan de de-etiolerings-respons van de krop.

De onderhavige uitvinding is gericht op het verstoren van dit ontwikkelingsproces als respons op een belichting door de verdere ontwikkeling stop te zetten zonder dat dit de houdbaarheid van de krop negatief beïnvloedt.

Het gedoseerd overdragen van energie in een warmtebehandeling volgens de uitvinding, kan worden bereikt door het plantmateriaal te behandelen met infraroodstraling in het micrometer golflengtegebied, bij voorkeur onder zodanige omstandigheden dat men een zo homogeen mogelijke bestraling van het plantmateriaal bereikt. Men kan hierbij denken aan een behandeling met infraroodenergie met een golflengte tussen 1-12 μη. Ter verkrijging van een zo homogeen mogelijke bestraling kan men het plantmateriaal gedurende de behandeling met infraroodenergie voortdurend ronddraaien rond een as evenwijdig aan de lengterichting van het plantmateriaal.

De werkwijze volgens de uitvinding kan met voordeel worden uitgevoerd tussen I-30 minuten in een omgeving met een temperatuur tussen 45-55eC. Een kortere tijdsperiode levert niet het beoogde resultaat, namelijk het voorkomen van groenkleuring, en een behandeling langer dan 30 minuten leidt niet tot betere resultaten. Een warmtebehandeling van minder dan 1 minuut leidt bij een temperatuur tot 56*0 tot groenverkleu-ring en bij temperaturen boven 56*0 tot bruinverkleuring. Een behande- lingsduur korter dan 1 minuut is onvoldoende voor het bereiken van het beoogde doel.

In de bijbehorende figuren 1, 2 en 3 zijn de resultaten weergegeven van diverse behandelingen volgens de uitvinding bij bepaalde combinaties van temperatuur en gedurende bepaalde perioden.

Er is bij de proeven die in figuren 1, 2 en 3 worden weergegeven, gekeken naar de verkleuring die plaatsvond na respectievelijk 19, 43 en 67 uur. blootstelling aan licht na de behandeling volgens de uitvinding. Met voordeel kan men het plaatmateriaal gedurende minder dan 20 minuten behandelen in een omgeving met een temperatuur boven 47 *C en beneden 56®C. Bij het doen van de proeven is gebleken dat bij 48®C de kortste behandelingtijd waarmee groenverkleuring kan worden voorkomen, 10 minuten bedroeg.

. In een ander experiment, waarbij bij 47 *C werd gedompeld, bleek dat de groenverkleuring geremd werd bij een dompeling die langer duurde dan 15 minuten. De behandelingstemperatuur van 49"51°C levert al bij een behandeling tussen 5 en 10 minuten goede resultaten.

De werkwijze volgens de uitvinding lijkt met optimale resultaten te kunnen worden uitgevoerd bij 7 minuten met een temperatuur van 50*C.

De werkwijze volgens de uitvinding is niet afhankelijk van ras en teelt en derhalve zijn de bovengenoemde grenzen voor diverse plantmateri-alen toepasbaar.

De warmtebehandeling volgens de uitvinding kan ook worden bewerkstelligd door het plantmateriaal met de hierboven aangegeven waarden voor de temperatuur en gedurende de aangegeven tijd in warmwater te dompelen.

De tijdsduur binnen welke de werkwijze plaatsvindt mag niet te lang zijn en de temperatuur niet te hoog, om te voorkomen dat de buitenste bladeren binnen 1 è 2 dagen bruin verkleuren ten gevolge van fenol-oxidatie die door het lek worden van de membranen bij te heftige behandeling wordt veroorzaakt.

Bij gebruik van een waterbehandeling dient het plantmateriaal bij voorkeur na de dompeling te worden gedroogd ter voorkoming van natrot (Erwinia carotophera). Hiertoe kan het plantmateriaal bijvoorbeeld met droge lucht worden drooggeblazen.

Bij het behandelen met infrarood wordt de natrot bacterie niet gestimuleerd tot groei, zodat het risico van optreden van natrot ten gevolge van de behandeling wordt vermeden. De energie-overdracht bij behandeling met infrarood is echter minder nauwkeurig in vergelijking met de werkwijze waarbij men het plantmateriaal in water onderdompelt.

Beide methoden leveren een krop die even wit blijft en zijn oorspronkelijke vorm behoudt als een krop die in volstrekte duisternis wordt bewaard. Ook de houdbaarheid van het plaatmateriaal wordt hier niet door beïnvloed.

. Sen. andere mogelijkheid om de de-etioleringsrespons die gewoonlijk onder invloed van licht optreedt, te voorkomen, is door het plaatmateriaal in een gecontroleerde atmosfeer te brengen nadat het plaatmateriaal in het donker is' geoogst, in welke gecontroleerde atmosfeer de C02-con-centratle aanzienlijk verhoogd is ten opzichten van de C02~concentratie van lucht en ook de (^concentratie aanzienlijk verhoogd is ten opzichte van de 02-concentratie van lucht. Men denkt hierbij aan een atmosfeer waarin de C02-concentratie 2-10# bedraagt en de 02-concentratie 1-10# bedraagt. Men kan met goed resultaat een dergelijke gecontroleerde atmosfeer verkrijgen wanneer men het plaatmateriaal in een semi-permeabele folie brengt, welke folie doorlaatbaar is voor zichtbaar licht en lage diffusie voor C02 en 02 vertoont.

Goede voorbeelden van plaatmateriaal waarbij de werkwijze volgens de uitvinding met succes kan worden uitgevoerd, zijn witlof en asperges.

Claims (17)

1. Werkwijze voor het behandelen van plantmateriaal ter voorkoming van nadelige gevolgen van blootstelling aan licht zoals groenkleuring en het omkrullen van eventueel aanwezig gebladerte, waarbij men het plaatmateriaal zodanig behandelt, dat de de-etioleringsrespons die gewoonlijk onder invloed van licht optreedt, wordt voorkomen of wordt geremd, zodat het plantmateriaal na de behandeling aan zichtbaar licht kan worden blootgesteld zonder de bijkomende nadelige gevolgen die bij niet behandeld plantmateriaal optreden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij men de de-etioleringsres-pons, die gewoonlijk onder invloed van licht optreedt, voorkomt door het plantmateriaal'te onderwerpen aan een warmtebehandeling, waarbij de energie gedoseerd aan het plantmateriaal wordt overgedragen, welke energie zodanig is gedoseerd dat pigment-eiwitcomplexen die bij de-etiolering zijn betrokken worden verstoord en het membraan niet irreversibel wordt beschadigd.

3· Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij men het gedoseerd overdragen van energie bereikt door het plantmateriaal te behandelen met infra-roodstraling in het micrometer golflengtegebied, bij voorkeur onder zodanige omstandigheden dat men een zo homogeen mogelijke bestraling bereikt.

4. Werkwijze volgens conclusie 3« waarbij men het plantmateriaal onderwerpt aan een behandeling met infra-rood energie met een golflengte tussen 1-12 micrometer.

5· Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, waarbij men het plantmateriaal gedurende de behandeling met infra-rood energie voortdurend draait rond een as evenwijdig aan de lengterichting van het plantmateriaal.

6. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 of 2, waarbij men het plantmateriaal gedurende een periode tussen 1-30 minuten in een omgeving brengt met een temperatuur tussen 45-55eC.

7- Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij men het plaatmateriaal gedurende minder dan 20 minuten in een omgeving brengt met een temperatuur boven 47eC.

8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7* waarbij men. het plantmateri-aal gedurende een periode van 5"10 minuten in- een omgeving brengt met een •temperatuur tussen 49-51°C.

9. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 6-8, waarbij men het plaatmateriaal gedurende 7 minuten in een omgeving brengt met een temperatuur van 50®C.

10. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 6-9, waarbij men gedurende . de aangegeven tijd het plaatmateriaal in warm water met de aangegeven temperatuur dompelt.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij men na afloop van de warmtebehandeling het natte plaatmateriaal droogt.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij men het natte plantmate-riaal droogblaast met droge lucht.

13* Werkwijze volgens conclusie' 1, waarbij men het plantmateriaal in een gecontroleerde atmosfeer brengt, waarin de C02-concentratie aanzienlijk is verhoogd t.o.v. de C02-concentratie van lucht en de 02-concentra-tie aanzienlijk is verhoogd t.o.v. de 02-concentratie van lucht.

14. Werkwijze volgens conclusie 13. waarbij men het plantmateriaal in een gecontroleerde atmosfeer brengt, waarin de C02-concentratie 2—105» bedraagt en de 02-concentratie 1-10# bedraagt.

15. Werkwijze volgens conclusie 13 of 14, waarbij men het plantmateriaal in een semi-permeabele folie brengt, welke folie doorlaatbaar is voor zichtbaar licht en een lage diffusie voor C02 en 02 vertoont.

16. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies waarbij het . plantmateriaal witlof is.

17· Werkwijze volgens een van de conclusies 1-15. waarbij het plaatmateriaal een asperge is.