NL9300921A - Voederinrichting voor gevogelte. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Voederinrichting voor gevogelte.

De uitvinding heeft betrekking op een voederinrichting voor gevogelte, in het bijzonder kalkoenen, omvattende: een in hoofdzaak schotelvormige pan; een centraal boven de pan aangebrachte voervalbuis waarvan de hartlijn vertikaal is gericht, het bovenste uiteinde in open verbinding staat met een horizontale voertoevoerbuis van een voertoevoersysteem en het onderste uiteinde open is en uitmondt boven de pan; en verbindingsmiddelen voor het verbinden van de pan met de voertoevoerbuis.

Een dergelijke voederinrichting is bijvoorbeeld bekend uit de Britse octrooiaanvrage no. 1 426 651, en wordt in het algemeen toegepast voor het voederen van gevogelte gedurende een tijdsperiode waarin zij groter, zwaarder en sterker worden. Voor jonge dieren wordt de met de voertoevoerbuis van het voertoevoersysteem verbonden voederinrichting op een ondergrond geplaatst voor een goede bereikbaarheid van het voer, terwijl de voederinrichting na verloop van tijd, wanneer de dieren in voldoende mate zijn gegroeid, boven de ondergrond aan de voertoevoerbuis hangt. Tijdens het voederen zullen door de zich om een voederinrichting bevindende vogels krachten op de voederinrichting worden uitgeoefend, welke krachten groter zijn naarmate het gewicht en de sterkte van de vogels toenemen, en door de inrichting opgevangen moeten kunnen worden. Daarbij lopen met name de verbinding tussen de voederinrichting en de voertoevoerbuis, en tussen de pan en het overige gedeelte van de voederinrichting gevaar. De eerstgenoemde verbinding is voorts aan slijtage onderhevig door de schommelende beweging die de voederinrichting rond de voertoevoerbuis van het voedersysteem kan uitvoeren wanneer de voederinrichting boven de ondergrond hangt. Zeer zwaar belaste voederinrichtingen van de voornoemde soort, zoals voederin-richtingen voor kalkoenen, werden derhalve in het verleden in hoofdzaak van metaal vervaardigd. Metalen voederinrich- tingen hebben echter het bezwaar, dat deze een hoog eigen gewicht hebben, waardoor het voedersysteem als geheel zwaar uitgevoerd dient te zijn, en dat corrosie optreedt waardoor de voederinrichtingen een beperkte levensduur hebben.

De uitvinding beoogt een voederinrichting te verschaffen die de voornoemde bezwaren vermindert, geheel of althans nagenoeg geheel van kunststof kan worden vervaardigd en voldoende sterk is om de door zware vogels zoals kalkoenen daarop uitgeoefende krachten te weerstaan.

De voederinrichting volgens de uitvinding is daartoe daardoor gekenmerkt, dat de verbindingsmiddelen omvatten: een eerste jukdeel waarvan de vorm aan één zijde is aangepast aan de vorm van de voertoevoerbuis, en met twee zich aan weerskanten van de voertoevoerbuis en in hoofdzaak loodrecht daarop uitstrekkende armen, die aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van naar elkaar toe gerichte haak-delen; en een tweede jukdeel waarvan de vorm aan één zijde is aangepast aan de vorm van de voertoevoerbuis, waarbij de haakdelen van het eerste jukdeel zijn bestemd te haken achter een van de voertoevoerbuis afgekeerde zijde van het tweede jukdeel wanneer de voertoevoerbuis is opgenomen tussen beide jukdelen. Met deze maatregelen wordt een sterke verbinding tussen de voederinrichting als geheel en de pan in het bijzonder, en de voertoevoerbuis verkregen, welke verbinding uitgevoerd kan zijn in kunststof en daardoor ongevoelig is voor corrosie.

Naar keuze kan het eerste jukdeel of het tweede jukdeel deel uitmaken van de voederinrichting, waarbij het andere jukdeel een separaat element is. Het separate jukdeel bevindt zich bij een in een voedersysteem opgenomen voederinrichting aan de bovenzijde van de voertoevoerbuis van het voedersysteem, en is derhalve het meest vatbaar voor slijtage. Dit onderdeel kan echter van een zeer slijtvast kunststofmateriaal, zoals polyamide, vervaardigd worden, waarvan de hogere grondstofprijs in vergelijking met de lagere grondstofprijs voor een kunststofmateriaal van het resterende gedeelte van de voederinrichting, zoals polypropeen, weinig bezwaarlijk is. Aangezien het tweede jukdeel het eenvoudigst van vorm en het minst volumineus kan zijn, is het voordelig, indien het eerste jukdeel deel uitmaakt van de voederinrichting, en het tweede jukdeel een separaat element is.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de armen van het eerste jukdeel onderling in hoofdzaak evenwijdig, waardoor voor de vervaardiging van dit jukdeel uit kunststof een relatief eenvoudige matrijs toegepast kan worden.

Bij voorkeur sluiten elke arm en het bijbehorende haakdeel een hoek in die kleiner is dan 90°. Hierdoor is het onmogelijk, dat de armen bij een mechanische belasting op de voederinrichting zijwaarts uitbuigen.

De voederinrichting van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de verbindingsmiddelen armen omvatten die zich uitstrekken tussen de voervalbuis en de pan, is voorts bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de armen aan het naar de pan toegekeerde uiteinde zijn voorzien van twee dwarsar-men die zich langs één zijde van de wand van de pan in tegengestelde richting uitstrekken en waarvan de uiteinden zijn voorzien van om de rand van de pan hakende haaknokken, waarbij de arm aan de andere zijde van de wand van de pan een tegen de wand steunende steunlip draagt. De wand van de pan is aldus opgesloten tussen de dwarsdoorsnede en haaknokken, en de steunlip. De stevige, in kunststof uit te voeren verbinding die aldus wordt verkregen, kan tijdens gebruik van de voederinrichting niet losraken als gevolg van door het gevogelte daarop uitgeoefende krachten.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een aanzicht in perspektief is van een voederinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een aanzicht in perspektief is van een jukdeel aan de bovenzijde van de voederinrichting; fig. 3 een aanzicht in perspektief is van een ander jukdeel dat is bestemd te worden gebruikt in combinatie met het jukdeel volgens fig. 2 voor het bevestigen van de voederinrichting aan een voertoevoerbuis van een voertoe-voersysteem; fig. 4 een aanzicht in perspektief is van de bovenzijde van de voederinrichting voor het illustreren van het gebruik van de jukdelen volgens fig. 2 en 3 op kleinere schaal; fig. 5 een aanzicht in perspektief van een afdekkap toont; fig. 6 een aanzicht in perspektief is van de bovenzijde van de voederinrichting, waarbij het gebruik van de jukdelen volgens fig. 2 en 3 en de afdekkap volgens fig. 5 op kleinere schaal is geïllustreerd; fig. 7 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede is van de voederinrichting volgens fig. 1; fig. 8 een detail ter plaatse van uitsnede VIII volgens fig. 7 op grotere schaal toont; en fig. 9 een detail op vergrote schaal toont van een onderaanzicht volgens pijl IX van de voederinrichting volgens fig. 7.

In de figuren hebben gelijke verwijzingscijfers betrekking op gelijke onderdelen.

Fig. 1 en 7 tonen een in hoofdzaak schotelvormige pan 2 met een omtreksrand 4. Op de omtreksrand 4 van de pan 2 zijn door middel van een hierna aan de hand van fig. 8 en 9 nog nader toe te lichten snapverbinding uiteinden van armen 6 bevestigd, waarvan de andere uiteinden zijn verbonden met een in hoofdzaak conusvormig lijfdeel 8. Het lijfdeel 8 is op een hierna aan de hand van fig. 2-6 nog nader toe te lichten wijze bevestigd aan een voertoevoerbuis 10 van een voertoevoersysteem, en is in het centrale gedeelte daarvan voorzien van een voervalbuis 12 die in open verbinding staat met de voertoevoerbuis 10. Via de voertoevoerbuis 10 aan de voervalbuis 12 toegevoerd voer valt in het centrale gedeelte van de pan 2, welk gedeelte opstaand conusvormig is uitgevoerd voor een verdeling van het voer over de bodem van de pan 2. De aldus te bereiken hoogte van het voer in de pan 2 is in fig. 7 met streeplijn 14 aangeduid, en wordt in hoofdzaak bepaald door de positie van de combinatie van een voervalbuisverlengstuk 16 en een voervalbuiseindstuk 18 ten opzichte van de voervalbuis 12. Het voervalbuisverlengstuk 16 is verschuifbaar ten opzichte van de voervalbuis 12 aangebracht, en het voervalbuiseindstuk 18 kan ten opzichte van het voervalbuisverlengstuk 16 door middel van een schroefverbinding daarmee in axiale richting verplaatst en ingesteld worden. Het voervalbuisverlengstuk 16 is nabij de bovenrand daarvan voorzien van een binnenwaarts uitstekende nok 20, die is opgenomen in een J-vormige groef 22 die is aangebracht aan de buitenzijde van de voervalbuis 12. In de in fig. 7 weergegeven situatie bevindt de tand 20 zich aan het onderste uiteinde van het lange been van de groef 22, terwijl door het naar boven schuiven van het voervalbuisverlengstuk 16 langs de voervalbuis 12 de tand 20 in het korte been van de groef 22 gebracht kan worden op de plaats die is aangeduid met 22a. Aldus kan het voervalbuisverlengstuk 16 met behulp van de tand/groefcombinatie 20, 22 in een lage resp. hoge stand gebracht worden. Door verdraaiing van het voervalbuiseindstuk 18 ten opzichte van het voervalbuisverlengstuk 16 wordt de positie van het voervalbuiseindstuk 18 boven de bodem van de pan 2 verder ingesteld. Dit kan stapsgewijs gebeuren, waartoe het voervalbuiseindstuk 18 aan de buitenzijde daarvan is voorzien van een cijferaanduiding, waarmee in samenwerking met een merkteken op het voervalbuisverlengstuk 16 en afhankelijk van de spoed van de voornoemde schroefverbinding, stapsgewijs een positie van het voervalbuiseindstuk 18 ten opzichte van het voervalbuisverlengstuk 16 ingesteld kan worden. In aanvulling hierop kan met behulp van de tand/groefcombi-natie 20, 22 een extra hoge positie van het voervalbui seindstuk 18 boven de bodem van de pan 2 worden ingesteld, hetgeen leidt tot een hoog niveau 14 van het voer in de pan 2. De mogelijkheid tot instelling van een dergelijk hoog voerniveau is met name bedoeld voor jonge dieren, opdat zij het voer gemakkelijk kunnen vinden.

Fig. 2 toont een aan de bovenzijde van het lijfdeel 8 van de voederinrichting aangebracht jukdeel 24, dat een holle open ruimte begrenst die aan de onderzijde van het jukdeel 24 overgaat in de door de voervalbuis 12 begrensde ruimte. Wanden 24a en 24b van het jukdeel 24 zijn elk voorzien van halfcirkelvormige uitsparingen, waarvan de diameter is aangepast aan de buitendiameter van de voertoe-voerbuis 10. Het jukdeel 24 is voorts voorzien van twee tegenover elkaar geplaatste armen 26 waarvan de van het jukdeel 24 afgekeerde uiteinden zijn voorzien van naar elkaar toe gerichte haakdelen 28. De door een arm 26 en een bijbehorend haakdeel 28 ingesloten hoek is kleiner dan 90°.

Fig. 3 toont een ander jukdeel 32 met wanden 32a en 32b, waarin halfcirkelvormige uitsparingen zijn aangebracht met een diameter die overeenstemt met de buitendiameter van de voertoevoerbuis 10. De wand 32c van het jukdeel 32 omvat tegenover elkaar liggende bovenwandgedeelten 32d en 32e, die onder een kleine hoek met het centrale gedeelte van de wand 32c staan, waarbij genoemde hoek zodanig is, dat de door een zijwand 32f en het bovenwandgedeelte 32e ingesloten hoek gelijk is aan de door de arm 26 en het haakdeel 28 van het jukdeel 24 ingesloten hoek. Voorts is het jukdeel 32 voorzien van twee in hoofdzaak U-vormige brugdelen 34.

De voederinrichting wordt met de voertoevoerbuis 10 verbonden door de voertoevoerbuis 10 in de uitsparingen van de wanden 24a en 24b te brengen (waarbij ervoor wordt gezorgd dat de voertoevoerbuis 10 ter plaatse van de holte in het jukdeel 24 aan de onderzijde van een opening is voorzien), waarna men het jukdeel 32 naast de armen 26 van het jukdeel 24 op de voertoevoerbuis 10 plaatst, waarbij de voertoevoerbuis 10 zich bevindt in de uitsparingen van de wanden 32a en 32b van het jukdeel 32. Vervolgens schuift men het jukdeel over de voertoevoerbuis 10 in positie boven het jukdeel 24, waarbij de haakdelen 28 van het jukdeel 24 komen te grijpen over de bovenwandgedeelten 32d en 32e van het jukdeel 32, zoals fig. 4 illustreert. Door de hoek tussen een arm 26 en het bijbehorende haakdeel 28 wordt effectief voorkomen, dat de armen 26 zijwaarts uitbuigen, wanneer hierop via het jukdeel 24 een kracht wordt uitgeoefend.

Fig. 5 toont een afdekkap 36 waarvan de bovenzijde 37 op de voor de onderhavige soort voederinrichtingen gebruikelijke wijze is vormgegeven voor het ondersteunen van een draad die moet voorkomen dat gevogelte plaats neemt op de voertoevoerbuis 10. De afdekkap 36 bevat twee tegenover elkaar liggende verende lippen 38 die aan hun vrije uiteinden elk zijn voorzien van een buitenwaarts uitstekende haaknok 40, welke haaknokken 40 zijn bestemd te grijpen achter het centrale gedeelte van de brugdelen 34 van het jukdeel 32. In wanden 36a en 36b van afdekkap 36 zijn sleufdelen 39 gevormd, die elk zijn bestemd een buitenwaarts uitstekende rib van armen 26 gedeeltelijk te omvatten.

Na het aanbrengen van het jukdeel 32 op het jukdeel 24 onder opsluiting van de voertoevoerbuis 10, zoals in fig. 4 is getoond, wordt de afdekkap 36 in vertikale richting over het jukdeel 32 en de armen 26 geschoven totdat de haaknokken 40 van de lippen 38 achter de brugdelen 34 van het jukdeel 32 snappen. De aldus bereikte situatie is weergegeven in fig. 6. De afdekkap 36 kan niet verschuiven in de langsrichting van de voertoevoerbuis 10 dankzij de koppeling tussen de sleufdelen 39 en de armen 26. Hierdoor is ook het jukdeel 32, dat zich binnen de afdekkap 36 bevindt, geborgd tegen verschuiving over de voertoevoerbuis 10.

Fig. 8 en 9 tonen de snapverbinding tussen de armen 6 en de pan 2 ter plaatse van de omtreksrand 4 daarvan. De pan 2 is voorzien van rechthoekige gaten 42, elk bestemd voor het opnemen van een lip 44 die is verbonden met een arm 6. Nabij de omtreksrand 4 van de pan 2 zijn de armen 6 voorzien van enigszins flexibele dwarsarmen 46, die aan de vrije uiteinden daarvan haaknokken 48 dragen die zijn bestemd te snappen achter de omtreksrand 4. Bij het aanbrengen van het één geheel met de armen 6 vormende lijfdeel 8, de voervalbuis 12 en het jukdeel 24 op de pan 2 zorgen de lippen 44 dankzij de grotere hoogte daarvan dan de hoogte van de dwarsarmen 46, voor een eerste centrering van de armen 6 ten opzichte van de pan 2. Vervolgens snappen de haaknokken 48 van de dwarsarmen 46 achter de omtreksrand 4 van de pan 2, waardoor een zeer stevige verbinding met de omtreksrand 4 is verkregen, die uitsluitend los gemaakt kan worden door de haaknokken 48 één voor één los te maken, wat onmogelijk is voor het gevogelte.

Claims (6)

1. Voederinrichting voor gevogelte, in het bijzonder kalkoenen, omvattende: een in hoofdzaak schotelvormige pan; een centraal boven de pan aangebrachte voervalbuis waarvan de hartlijn vertikaal is gericht, het bovenste uiteinde in open verbinding staat met een horizontale voertoevoerbuis van een voertoevoersysteem en het onderste uiteinde open is en uitmondt boven de pan; en verbindingsmiddelen voor het verbinden van de pan met de voertoevoerbuis, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen omvatten: een eerste jukdeel waarvan de vorm aan één zijde is aangepast aan de vorm van de voertoevoerbuis, en met twee zich aan weerskanten van de voertoevoerbuis en in hoofdzaak loodrecht daarop uitstrekkende armen, die aan hun vrije uiteinden zijn voorzien van naar elkaar toe gerichte haak-delen; en een tweede jukdeel waarvan de vorm aan één zijde is aangepast aan de vorm van de voertoevoerbuis, waarbij de haakdelen van het eerste jukdeel zijn bestemd te haken achter een van de voertoevoerbuis afgekeerde zijde van het tweede jukdeel wanneer de voertoevoerbuis is opgenomen tussen beide jukdelen.

2. Voederinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste jukdeel deel uitmaakt van de voederinrich-ting, en het tweede jukdeel een separaat element is.

3. Voederinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de armen van het eerste jukdeel onderling in hoofdzaak evenwijdig zijn.

4. Voederinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat elke arm en het bijbehorende haakdeel een hoek insluiten die kleiner is dan 90°.

5. Voederinrichting voor gevogelte, in het bijzonder kalkoenen, omvattende: een in hoofdzaak schotelvormige pan; een centraal boven de pan aangebrachte voervalbuis waarvan de hartlijn vertikaal is gericht, het bovenste uiteinde in open verbinding staat met een horizontale voertoevoerbuis van een voertoevoersysteem en het onderste uiteinde open is en uitmondt boven de pan; en verbindingsmiddelen voor het verbinden van de pan met de voertoevoerbuis, welke verbindingsmiddelen armen omvatten die zich uitstrekken tussen de voervalbuis en de pan, met het kenmerk, dat de armen aan het naar de pan toegekeerde uiteinde zijn voorzien van twee dwarsarmen die zich langs één zijde van de wand van de pan in tegengestelde richting uitstrekken en waarvan de uiteinden zijn voorzien van om de rand van de pan hakende haaknokken, waarbij de arm aan de andere zijde van de wand van de pan een tegen de wand steunende steunlip draagt.

6. Voederinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze geheel van kunststof is vervaardigd.