NL9300849A - Stalvloermat. - Google Patents

Description

Stalvloermat

In stallen wordt vaak gebruik gemaakt van zogenaamderoostervloeren. Een roostervloer is vervaardigd van beton enis voorzien van doorgaande gaten, waardoorheen mest en urinekunnen worden afgevoerd naar een onder de vloer gelegenmestkelder.

Het wordt als nadelig ondervonden, als dieren, zoalskoeien en stieren, op een dergelijke betonnen roostervloerrusten. De dieren kunnen aan diverse afwijkingen gaan lijden,zoals verkrampte spieren, reumatische aandoeningen en ookschaafwonden door de gladheid van de vloer, door de kou en opde vloer aanwezig vocht.

Doel van de uitvinding is, voorzieningen te bieden diehet welzijn van in een stal gehouden dieren bevorderen.

De uitvinding verschaft daartoe een mat voor een stalmet een vloer die via een regelmatig patroon van doorgaandegaten mest en urine kan doorlaten naar een onder de vloergelegen mestkelder, welke mat omvat: ten minste één op devloer te leggen veerkrachtige tegel met geringe reprise,welke tegel een zodanig patroon van doorgaande gatenvertoont, dat deze in ten minste één richting in register metde gaten in de vloer geplaatst kunnen worden.

Deze mat volgens de uitvinding is, zoals hiervoorbeschreven, uitgevoerd als een vocht- en mestdoorlatendplateau, dat bijvoorbeeld als een eiland op een roostervloerkan worden gelegd. Dit eiland is veerkrachtig en geeft dedieren een gevoel van warmte en verschaft daardoor eenmerkbare verbetering in de leefomstandigheden. De dierenblijken in de praktijk meer ontspannen op de vloer tê kunnenlopen en de genoemde nadelen van de onbedekte vloer doen zichniet meer voor.

In een bepaalde uitvoering vertoont de mat het kenmerkdat de tegel of een groep tegen elkaar gelegde tegels inpositie op de vloer wordt gehouden door een rand, bestaandeuit van buitenaf in hoofdzaak tot het bovenvlak van de tegel(s) omhoog hellende, veerkrachtige randelementen metgeringe reprise, die aan de vloer bevestigbaar zijn.

Het is van voordeel indien de tegel vochtdoorlatend is.Noodzakelijk is dit niet. Een tegel kan bijvoorbeeld volledigvan een massief rubberachtig materiaal zijn vervaardigd.

Vocht en mest kunnen via de gaten worden afgevoerd.

In voorkeursuitvoering is het bovenvlak van de tegel stroef.

Zeer praktisch en goedkoop is die uitvoering, waarin detegel gepolymeriseerde rubbervezels omvat.

De gaten in de tegel kunnen in hoofdzaakcirkelcilindrisch zijn. De vorm is voor de effectiviteit vande mat van ondergeschikt belang, voorwaarde is, dat de gatenregistreerbaar zijn met de doorgaande gaten in de stalvloer.In het algemeen zullen deze sleufvormig zijn. De gaten in detegel kunnen dan in rijen zijn gerangschikt.

In een bepaalde uitvoering vertoont de mat het kenmerkdat de gaten in de tegel een licht van een cirkelcilindrischevorm afwijkende koniciteit bezitten.

Om ervoor te zorgen dat de mat met eenvoudige middelenop correcte wijze op de vloer kan worden geplaatst, dat wilzeggen zodanig, dat de gaten in de mat geregistreerd zijn metde gaten in de vloer, kan de mat zijn gekenmerkt doorpositioneringsmiddelen voor het in gewenste positie tenopzichte van de gaten in de vloer plaatsen van de mat, welkepositioneringsmiddelen uitsteeksels omvatten, die vanaf hetondervlak daarvan naar onderen uitsteken om in de gaten in devloer te worden ingebracht. De uitsteeksels kunnen zijningericht voor het positioneren van de tegel of tegels, danwel de hiervoor genoemde randelementen die de tegels in degewenste positie houden.

In een specifieke uitvoering vertoont deze mat hetkenmerk dat de uitsteeksels met een flensdeel aan hetgenoemde ondervlak gelijmd zijn.

In een voorkeursuitvoering van deze mat vertoont dezehet kenmerk dat de uitsteeksels plaatvormig zijn.

Duidelijk zal zijn dat in geval van sleufgaten in devloer uitsluitend de langspositie van de mat van belang is.

De registratie van de gaten is dan automatisch verzekerd.

Wenst men ook een vaste positionering in de langsrichting vande sleufgaten, dan dienen de uitsteeksels zodanig te wordengeplaatst, dat ze samenwerken met de einden van desleufgaten.

In een bepaalde uitvoering vertoont de mat volgens deuitvinding de bijzonderheid dat de positioneringsmiddelenlosse elementen omvatten, die elk een omhoog uitstekendtweede uitsteeksel vertonen dat is ingestoken in een tegel,bijvoorbeeld in een daarin aanwezig doorgaand gat, en datzich tussen het omlaag uitstrekkende eerste uitsteeksel enhet zich omhoog uitstrekkende tweede uitsteeksel een deelbevindt dat te breed is om een gat in de vloer te passeren enaldus op de vloer kan steunen. Dergelijke separatepositioneringselementen kunnen al naar de behoefte en dewensen van de gebruiker worden toegepast en verschaffen alduseen vergrote flexibiliteit.

Teneinde op beperkte schaal positioneringsmiddelen tekunnen toepassen en niettemin een goede positionering van eenuit meerdere tegels bestaande mat te verzekeren, kan de matzijn voorzien van eerste koppelmiddelen voor het met elkaarkoppelen van de tegels. Dergelijke koppelmiddelen dienen voorhet althans in hoofdzaak onbeweeglijk met elkaar verbindenvan de tegels. Door selectief gebruik vanpositioneringsmiddelen kan met dergelijke eerste koppelmiddelen op eenvoudige en goedkope wijze een goedesamenhang van de mat en een goede fixatie ten opzichte van destalvloer verkregen worden.

De hiervoor gespecificeerde mat kan de bijzonderheidvertonen dat de tegel of een groep tegen elkaar gelegdetegels althans ten dele worden begrensd door ten minste één van buitenaf in hoofdzaak tot het bovenvlak van de tegel(s)omhoog hellend, veerkrachtig randelement met geringe reprise,welk randelement door middel van tweede koppelmiddelen met detegel(s) is verbonden.

De eerste en de tweede koppelmiddelen als hiervooromschreven kunnen bijvoorbeeld van het zelfde type zijn.

Een bepaalde uitvoering vertoont het kenmerk datde eerste en/of de tweede koppelmiddelen pen/gatverbindingenomvatten.

Een andere uitvoering vertoont het kenmerk dat deeerste en/of de tweede koppelmiddelen veer/groefverbindingenomvatten.

Tevens betreft de uitvinding een tegel, zijnde een matals hiervoor gespecificeerd, dan wel een onderdeel daarvan.

Tenslotte heeft de uitvinding tevens betrekking op eenrandelement, zijnde een onderdeel van een mat alsgespecificeerd in conclusie 2.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand vanbijgaande tekening. Hierin tonen: figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken perspectivischaanzicht van een stalvloermat volgens de uitvinding; figuur 2 de dwarsdoorsnede II-II volgens figuur 1; figuur 3, 4 en 5 met figuur 2 overeenkomende aanzichtenvan varianten; figuur 6 een gedeeltelijk weggebroken perspectivischaanzicht van een verdere variant; figuur 7 een dwarsdoorsnedeaanzicht van weer een anderuitvoeringsvoorbeeld; figuur 8 gedeeltelijk een plof-aanzicht en gedeeltelijkeen weggebroken perspectivisch aanzicht van weer een andereuitvoering; en figuur 9 een weggebroken perspectivisch aanzicht vaneen laatste variant.

Figuur 1 toont een stalvloer 1 met een patroon van opregelmatige afstanden van elkaar geplaatste doorgaandesleufgaten. De vloer bestaat uit betonnen vloerplaten 3 dieworden gedragen door steunmuren 4, die een daaronder gelegenmestkelder 5 begrenzen.

Op de vloer 1 is een mat 6 volgens de uitvindinggeplaatst. Deze omvat zes tegels 7, die in een patroon vantwee maal drie tegen elkaar zijn gelegd en zijn omgeven dooreen rondgaande rand, bestaande uit een viertal randelementen,twee lange randelementen 8 en twee korte randelementen 9. Derandelementen zijn aan de hoeken zodanig afgeschuind, dat zenaadloos aan elkaar aansluiten. De tegels 7 kunnen desgewenstbijvoorbeeld met behulp van een geschikte lijm aan elkaarzijn gehecht. De randelementen 8, 9 kunnen eveneens doormiddel van lijm aan de buitenranden van de tegels zijn gehecht. Ook de naar elkaar gerichte eindvlakken van derandelementen 8, 9 kunnen met lijm aan elkaar zijn gehecht.

De tegels 7 vertonen een regelmatig patroon vandoorgaande gaten 10, die op dezelfde steekafstand van elkaarzijn geplaatst als de steekafstand van de sleufgaten 2 in devloer 1. Bij de plaatsing van de mat 6 op de vloer moetervoor worden gezorgd, dat de gaten 10 met de sleufgaten 2geregistreerd zijn. Uitsluitend hierdoor kan verzekerd wordendat mest en urine gemakkelijk kunnen worden afgevoerd naar demestkelder 5.

De tegels 7 en de randelementen 8, 9 bestaan inhoofdzaak uit gepolymeriseerde rubbervezels. De gaten kunnen,afhankelijk van het materiaal van de tegels, bijvoorbeeldtijdens het vervaardigingsproces in een mal in het materiaalzijn uitgespaard, dan wel achteraf door ponsen zijnaangebracht. In het bijzonder een ponsbewerking maaktvervaardiging van tegels naar de specificatie van eengebruiker zeer gemakkelijk. Op deze wijze kan worden voldaanaan de wensen van gebruikers die beschikken overroostervloeren met sleufgaten met verschillendesteekafstanden.

De randelementen 8, 9 vertonen een in de richting vande tegels 5 schuin oplopende vorm. Ze sluiten aan de tegelsaan op het niveau van het bovenvlak daarvan.

Figuur 2 toont de dwarsdoorsnede II-II op vergroteschaal. Deze figuur toont, dat zowel de randelementen 8, 9als de tegels 7 aan de vloer 1 zijn bevestigd door middel vanbouten 11.

Figuur 3 toont een variant, waarin pennen 12 opdezelfde wijze als de bouten 11 volgens figuur 2 zijningestoken in de randelementen 8, 9 en de tegels 7 om de mat6 te positioneren ten opzichte van de sleufgaten 2.

Figuur 4 toont een variant, waarin een in doorsnede T-vormig element 13 met een flens 14 is vastgelijmd aan hetondervlak van een randelement 8, 9 en met een plaatvormiguitsteeksel 15 is ingestoken in een sleufgat 2.

Figuur 5 toont een variant, waarin het in doorsnede inhoofdzaak T-vormige element 16 aan zijn vrije onderzijde eenholle verbreding 17 vertoont, waarmee het element 16 licht klemmend in een sleufgat 2 kan worden geplaatst. Dit kan depositionering in langsrichting van de sleufgaten verzekeren.

De randelementen kunnen één geheel vormen met detegels. Zo kan bijvoorbeeld een hoektegel twee afgeschuinderanden vertonen en een randtegel één afgeschuinde rand.

Figuur 6 toont een deel van een mat, bestaande uit eenaantal tegels 7 en randelementen 9, die daaraan aansluiten.Gebruik wordt gemaakt van paddestoel-vormige positionerings-elementen 18, omvattende een in de sleufgaten 2 passende pen19 en een afgeknot-kegelvormig verbreed bovendeel 20. Ditdeel 20 is aan de onderzijde zodanig breed, dat het desleufgaten 2 niet kan passeren en derhalve op het bovenvlakvan de platen 3 kan rusten. Het deel 20 is ingestoken in degaten 10 van de tegels en corresponderende blinde gaten 21 inde randelementen 9.

Figuur 7 toont een variant, waarin de positionerings-elementen 22 geen afgeknot-kegelvormig bovendeel 20 vertonen,maar aan de pen 19 een verbreed flensdeel 23 aansluit, dat ophet oppervlak van de platen 3 kan rusten, terwijl zich aan debovenzijde daarvan een tweede pen 24 bevindt diepositionerend kan samenwerken met de doorgaande gaten 10 inde tegels 7 en de blinde gaten 21 in de randelementen 9.

Figuur 8 toont, op welke wijze de tegels 25, 26 en/ofde randelementen 27 met elkaar gekoppeld kunnen zijn. Detegels 25, 26 en de randelementen 27 zijn in deze uitvoeringvoorzien van zich horizontaal uitstrekkende blinde gaten 28,waarin pennen 29 hakend kunnen worden gedrukt en daartoe zijnvoorzien van naar buiten toelopende zones. Op de in figuur 8getoonde wijze kunnen de pennen met hun toelopende einden inde gaten 28 worden gedrukt. De gaten 28 van met elkaar tekoppelen elementen zijn in register met elkaar geplaatst,zodat een sterke en stabiele verbinding wordt verkregen.

Figuur 9 toont een variant, waarin tegels 30, 31, 32,33 door middel van veer/groefverbindingen met elkaarkoppelbaar zijn. De veren zijn gemakshalve alle met 34aangeduid, terwijl de groeven zijn aangeduid met hetverwijzingsgetal 35. Het zal duidelijk zijn, dat debetreffende verbindingen tussen alle relevante verbindingsvlakken aanwezig moeten zijn, teneinde eenstabiele mat te verkrijgen.

Opgemerkt wordt, dat desgewenst de positionerings-middelen volgens de figuren 1-7 kunnen worden gecombineerdmet de koppelmiddelen volgens de figuren 8 en 9. Afhankelijkvan de mechanische belasting van de mat behoeft eendergelijke combinatie niet altijd noodzakelijk te zijn.

Claims (18)

1. Mat voor een stal met een vloer die via eenregelmatig patroon van doorgaande gaten mest en urine kandoorlaten naar een onder de vloer gelegen mestkelder, welkemat omvat: ten minste één op de vloer te leggen veerkrachtigetegel met geringe reprise, welke tegel een zodanig patroonvan doorgaande gaten vertoont, dat deze in ten minste éénrichting in register met de gaten in de vloer geplaatstkunnen worden.

2. Mat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat detegel of een groep tegen elkaar gelegde tegels in positie opde vloer wordt gehouden door een rand, bestaande uit vanbuitenaf in hoofdzaak tot het bovenvlak van de tegel(s)omhoog hellende, veerkrachtige randelementen met geringereprise, die aan de vloer bevestigbaar zijn.

3. Mat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat detegel vochtdoorlatend is.

4. Mat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat hetbovenvlak van de tegel stroef is.

5. Mat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat detegel gepolymeriseerde rubbervezels omvat.

6. Mat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat degaten in de tegel in hoofdzaak cirkelcilindrisch zijn.

7. Mat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat degaten in de tegel een licht van een cirkelcilindrische vormafwijkende koniciteit bezitten.

8. Mat volgens conclusie 1, gekenmerkt doorpositioneringsmiddelen voor het in gewenste positie tenopzichte van de gaten in de vloer plaatsen van de mat, welkepositioneringsmiddelen uitsteeksels omvatten, die vanaf hetondervlak daarvan naar onderen uitsteken om in de gaten in devloer te worden ingebracht.

9. Mat volgens conclusie 8, met het kenmerk dat deuitsteeksels met een flensdeel aan het genoemde ondervlakgelijmd zijn.

10. Mat volgens conclusie 9, met het kenmerk dat deuitsteeksels plaatvormig zijn.

11. Mat volgens conclusie 8, met het kenmerk dat depositioneringsmiddelen losse elementen omvatten, die elk eenomhoog uitstekend tweede uitsteeksel vertonen dat isingestoken in een tegel, bijvoorbeeld in een daarin aanwezigdoorgaand gat, en dat zich tussen het omlaag uitstrekkendeeerste uitsteeksel en het zich omhoog uitstrekkende tweedeuitsteeksel een deel bevindt dat te breed is om een gat in devloer te passeren en aldus op de vloer kan steunen.

12. Mat volgens conclusie 1, gekenmerkt door eerstekoppelmiddelen voor het met elkaar koppelen van de tegels.

13. Mat volgens conclusie 12, met het kenmerk dat detegel of een groep tegen elkaar gelegde tegels althans tendele worden begrensd door ten minste één van buitenaf inhoofdzaak tot het bovenvlak van de tegel(s) omhoog hellend,veerkrachtig randelement met geringe reprise, welkrandelement door middel van tweede koppelmiddelen met detegel(s) is verbonden.

14. Mat volgens conclusie 12, met het kenmerk dat deeerste en/of de tweede koppelmiddelen pen/gatverbindingen omvatten.

15. Mat volgens conclusie 12, met het kenmerk dat deeerste en/of de tweede koppelmiddelen veer/groefverbindingenomvatten.

16. Tegel, zijnde een mat als gespecificeerd in één dervoorgaande conclusies, of een onderdeel daarvan.

17. Randelement, zijnde een onderdeel van een matvolgens conclusie 2.

18. Mat volgens conclusie 2, gekenmerkt door ten minsteéén tegel met ten minste één daarmee een geheel vormendrandelement als gespecificeerd in conclusie 2.