NL9300413A - Plantpot en inzetstuk voor plantpot. - Google Patents
Plantpot en inzetstuk voor plantpot. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9300413A NL9300413A NL9300413A NL9300413A NL9300413A NL 9300413 A NL9300413 A NL 9300413A NL 9300413 A NL9300413 A NL 9300413A NL 9300413 A NL9300413 A NL 9300413A NL 9300413 A NL9300413 A NL 9300413A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- pot
- plant pot
- plant
- openings
- wall
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G27/00—Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots
- A01G27/04—Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots using wicks or the like
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Water Supply & Treatment (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)
Description
Korte aanduiding: plantpot en inzetstuk voor plantpot.
De uitvinding heeft betrekking op een plantpot met een binnenruimte die begrensd wordt door een opstaande wand en een bodem die bestemd is voor het daarin opnemen van sub-straatmateriaal voor een plant, waarbij een de bodem omvattend onderste gedeelte van de pot onder een hoogte die, na plaatsing van de pot op een vloer, overeenkomt met een hoogste bevloeïingsniveau van een waterbevloeiïingssysteem, zodanig gevormd en van openingen voorzien is, dat de ope-ningen lucht en water tussen de binnenruimte en de de pot omgevende ruimte kunnen doorlaten.
Een plantpot van de hierboven genoemde soort is bekend uit de praktijk. Een dergelijke plantpot wordt door kwekerijen, waar vaak grote aantallen planten tegelijk opgekweekt worden, gebruikt in een zogenaamd eb/vloed bevloei-ingssysteem. Hierbij staan de plantpotten op een in hoofdzaak waterdichte vloer, die begrensd wordt door een zodanige opstaande rand dat daartussen en op de vloer water kan blijven staan. Een dergelijke vloer kan een op de grond aangebrachte betonnen vloer zijn of kan gevormd worden door de bodem van een kweekbak, die op een gemakkelijke werk-hoogte aangebracht is. Bij toepassing van het eb/vloed bevloeïingssysteem bevindt zich normaal geen water op de vloer. Deze toestand wordt ook wel eb genoemd. Voor het aan de planten geven van water wordt zoveel water op de vloer gebracht dat het niveau ervan zich boven openingen in een onderste gedeelte van elke plantpot bevinden voor het via de openingen doorlaten van water. Deze toestand, die ook wel vloed genoemd wordt, wordt gedurende een vooraf bepaalde tijd gehandhaafd, in welke tijd het substraatmateriaal binnen elke plantpot via de openingen in de bodem van de plantpot water kan opzuigen. Na afloop van deze vooraf bepaalde tijd wordt het water weer van de vloer afgevoerd, zodat weer de ebtoestand bereikt wordt, waarin een eventueel teveel aan water in het substraatmateriaal van elke plantpot via de openingen in de bodem van de plantpot uit de pot kan wegstromen. Voor het snel laten wegstromen van overtollig water uit de plantpot wanneer naar de ebtoestand teruggekeerd wordt is het bekend de bodem van de plantpot door middel van verhogingsmiddelen relatief hoog boven de vloer, maar toch met de genoemde openingen 2-4 cm onder het vloedniveau van het water te plaatsen. Dergelijke verho-gingsmiddelen kunnen bestaan uit een integraal aan de onderkant van de pot gevormde, relatief hoge kraag. Het eb/vloed bevloeïingssyteem wordt vaak toegepast omdat het van bovenaf beregenen van planten nadelen heeft, in het bijzonder voor wat betreft het handhaven van een bepaald klimaat, waterverdeling en automatisering.
In alle bekende plantpotten, al of niet met toepassing van de genoemde verhogingsmiddelen, groeien de wortels in hoofdzaak langs de binnenwand van de plantpot tot onder in de pot en bevindt zich onder in de pot de grootste concentratie van wortels.
Het is gebleken dat, vooral in de winter, een groot aantal plantensoorten beschadigingen aan de wortels kunnen krijgen wanneer de belangrijkste concentratie wortels, dat zich onder in de pot bevindt, regelmatig onder water gezet wordt. De beschadigingen kunnen bestaan uit het afsterven van haarwortels, waardoor vaak invalspoorten voor schimmels kunnen ontstaan, als gevolg waarvan wortelrol kan ontstaan.
Omdat de wortels in het onderste gedeelte van de plantpot tijdens vloedperioden regelmatig in aanraking met water komen dat vaak gerecirculeerd wordt en het water tevens in aanraking komt met wortels van andere planten bestaat een reëel gevaar van besmetting en verspreiding van nematoden (soort aaltjes). Teneinde wortelrot en verspreiding van nematoden tegen te gaan worden vaak fungicides (ter beschrijding van schimmels) en nematicides (ter bestrijding van nematoden) aan het water toegevoegd. Het toepassen van fungicides en nematicides wordt echter steeds meer als een belasting voor het milieu gezien, en vormt daarnaast bij commerciële opkweek van planten een kost-prijsverhogende factor.
De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende plantpot op te heffen.
Daartoe heeft de plantpot van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding als kenmerk dat de bodem van de binnenruimte een bovenste gedeelte omvat dat zich langs de wand en boven het hoogste bevloeïingsniveau uitstrekt, en dat zich tussen het bovenste bodemgedeelte en een lager bodemgedeelte een tussenwand uitstrekt die geschikt is voor het in hoofdzaak tegenhouden van het substraatmateriaal. Omdat de wortels makkelijker langs de wand van de pot groeien dan dat zij vandaar in substraatmateriaal groeien gaat het verhoogde bodemgedeelte tegen dat wortels in de richting van het lagere bodemgedeelte groeien, zodat zich boven het lager bodemgedeelte geen of weinig wortels zullen ontwikkelen. Hierdoor wordt het ontstaan van beschadigingen aan de wortels tegengegaan. Niettemin blijft het substraatmateriaal boven het onderste bodemgedeelte in staat tijdens de vloedtoestand via in het onderste bodemgedeelte aanwezige openingen water op te zuigen. Door het in hoofdzaak niet aanwezig zijn van wortels in het substraatmateriaal onder het vloedniveau van het water kan het vloedniveau langer gehandhaafd worden om het substraatmateriaal gelegenheid te geven water op te nemen, zonder dat significante beschadigingen aan de wortels optreden. Omdat zich in het onderste gedeelte van de pot boven het onderste bodemgedeelte minder wortels bevinden zal eventuele besmetting en verspreiding van nematoden minder zijn en zal het toepassen van fungicides en nematicides minder noodzakelijk zijn.
Bij voorkeur heeft het bovenste bodemgedeelte op afstand van de wand erboven een verhoging. Hierdoor wordt het groeien van de wortels vanaf de wand boven het bovenste bodemgedeelte in de richting van het onderste bodemgedeelte verder tegengegaan, waardoor het ontstaan van beschadigingen aan de wortels verder tegengegaan wordt.
Bij voorkeur heeft het bovenste bodemgedeelte openingen en is het onderste gedeelte van de pot zodanig gevormd dat de openingen in zowel het bovenste bodemgedeelte als in het onderste bodemgedeelte lucht tussen de binnenruimte en de de pot omgevende ruimte kunnen doorlaten. Hierdoor wordt de groei van de plant gunstig beïnvloed. De openingen in het bovenste bodemgedeelte geven tevens als voordeel dat na terugkeer van de vloedtoestand naar de ebtoestand overtollig water in het substraatmateriaal via deze openingen afgevoerd kan worden.
Het bovenste bodemgedeelte kan bij toepassing van een bekende plantpot van de in de aanhef genoemde soort tevens gerealiseerd worden wanneer het bovenste bodemgedeelte en de tussenwand tussen de bovenste en onderste bodemgedeelten gevormd worden door een inzetstuk.
De uitvinding heeft daarom tevens betrekking op een dergelijk inzetstuk.
Andere eigenschappen en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende toelichting met verwijzing naar de tekeningen waarin:
Fig. 1 een doorsnede toont van een bekende plantpot met daarin substraatmateriaal en een gedeelte van een plant;
Fig. 2 een onderaanzicht toont van de plantpot van fig. 1;
Fig. 3 een doorsnede toont van een eerste uitvoeringsvorm van een plantpot volgens de uitvinding;
Fig. 4 een onderaanzicht toont van de plantpot van fig. 3;
Fig. 5 een zijaanzicht toont van een steunmiddel voor de plantpot van fig. 3,
Fig. 6 een doorsnede toont van een tweede uitvoeringsvorm van een plantpot volgens de uitvinding;
Fig. 7 een onderaanzicht toont van de plantpot van fig. 6; en
Fig. 8 een doorsnede toont van een inzetstuk volgens de uitvinding voor een bekende plantpot volgens fig. l.
De in de fig. 1 en 2 getoonde bekende plantpot heeft een binnenruimte 1, die begrensd wordt door een opstaande wand 2 en een bodem 3. De bodem 3 heeft openingen 4. Aan de onderkant van de pot bevindt zich een kraag 5 met uitsparingen 6. De pot staat met de kraag 5 op een vloer 7, die in hoofdzaak waterdicht is en kan bestaan uit een betonnen vloer met een opstaande rand (niet getoond) of die een bodem kan zijn van een bak, die op een gemakkelijke werk-hoogte geplaatst is.
In de binnenruimte 1 bevindt zich geschikt substraat-materiaal 8, bijvoorbeeld potgrond. In het substraatmateri-aal 8 groeit een plant, waarvan in fig. 1 slechts een gedeelte van de stam 9 en wortels 10 (beide niet in doorsnede) getoond zijn. In het algemeen groeien de wortels 10 in hoofdzaak langs de binnenkant van de wand 2 van de pot en vooral in het onderste gedeelte van de binnenruimte 1 van de pot.
Bij toepassing van een eb/vloed bevloeïingssysteem wordt periodiek water op de vloer 7 gebracht tot bijvoorbeeld een maximale hoogte of vloedhoogte h. Tijdens vloed kan water via de uitsparingen 6 in de kraag 5 aan de onderkant van de pot en via de openingen 4 in de bodem 3 van de pot in het substraatmateriaal 8 dringen en kan het sub-straatmateriaal 8 het water tot boven het vloedniveau h opzuigen. Bij terugkeer naar de ebtoestand kan overtollig water uit het substraatmateriaal 8 via de openingen 4 en de uitsparingen 6 terugstromen en samen met ander water op de vloer 7 afgevoerd worden. Tijdens eb kan via de openingen 4 en de uitsparingen 6 lucht in het substraatmateriaal 8 onder in de pot dringen, wat de groei van de plant bevordert.
Gebleken is dat bij een groot aantal plantensoorten beschadigingen aan de wortels kan ontstaan, in het bijzonder 's winters en in het onderste gedeelte van de pot waarin zich de belangrijkste concentratie van wortels bevindt en dat tijdens vloedperioden regelmatig onder water staat. In fig. 1 zijn aangetaste wortels, net als ze meestal in werkelijkheid zijn, zwart getoond.
Het ontstaan van wortelbeschadigingen is ongunstig voor een gezonde groei van de plant. Verder, omdat een gedeelte van de wortels regelmatig in aanraking is met water dat vaak gerecirculeerd wordt en het water ook in aanraking met wortels van andere planten komt, bestaat er een reëel gevaar van besmetting en verspreiding van nemato-den. Bovendien wordt het toepassen van fungicides (ter bestrijding van schimmels) en nematicides (ter beschrijding van nematoden) in toenemende mate als een belasting voor het milieu gezien en is het bij commerciële opkweek van planten kostprijsverhogend.
De uitvinding beoogt de bezwaren die verbonden zijn aan het toepassen van de bekende plantpot op te heffen.
De in de figuren 3 en 4 getoonde eerste uitvoeringsvorm van de plantpot volgens de uitvinding heeft een binnenruimte 1, die begrensd wordt door een opstaande wand 2, een onderste bodemgedeelte 12 en een bovenste bodemgedeelte 13. Het onderste bodemgedeelte 12, dat in vergelijking met de bodem 3 van de pot van fig. 1 en 2 een kleinere diameter heeft, is net als de bodem 3 voorzien van openingen 4 en heeft aan de onderkant een kraag 5 met uitsparingen 6. De functie van de openingen 4, de kraag 5 en de uitsparingen 6 van de pot van fig. 3 en 4 zijn dezelfde als die van de pot van fig. l en 2.
Het onderste bodemgedeelte 12 is met het bovenste bodemgedeelte 13 verbonden via een tussenwand 14, die geschikt is voor het in hoofdzaak tegenhouden van in de binnenruimte 1 aanwezig substraatmateriaal. De tussenwand 14 kan geheel dicht zijn of kan openingen hebben, bijvoorbeeld zich over de hoogte van de tussenwand uitstrekkende langwerpige openingen, via welke lucht en/of water in het door de tussenwand 14 omgeven substraatmateriaal kan dringen. Wanneer de tussenwand 14 dicht bij het onderste bodemgedeelte 12 dergelijke openingen heeft kan de bodem 12 geheel dicht zijn en hoeft aan de onderkant van de bodem 12 niet de kraag 5 aangebracht te zijn.
Het bovenste bodemgedeelte 13 bevindt zich boven de eerdergenoemde hoogste waterhoogte h. Omdat de wortels van een plant zich in hoofdzaak langs de binnenkant van de wand 2 zullen ontwikkelen en vandaar zich minder radiaal naar binnen zullen ontwikkelen wordt door toepassing van een dergelijk bovenste bodemgedeelte 13 tegengegaan dat een belangrijk gedeelte van de wortels zich in de richting van het onderste bodemgedeelte 12 ontwikkelt. Hierdoor wordt tegengegaan dat tijdens vloedperioden een belangrijk gedeelte van de wortels onder water komt te staan, wat het ontstaan van wortelrot, besmetting en verspreiding van nematoden en de noodzaak van het gebruik van fungicides en nematicides tegengaat.
De in fig. 3 en 4 getoonde plantpot heeft in de binnenruimte 1 ervan op het bovenste bodemgedeelte 13 een opstaande rand of kraag 15, die een dichte voortzetting kan zijn van de tussenwand 14. De kraag 15 gaat het ontwikkelen van wortels vanaf de wand 2 over het bovenste bodemgedeelte 13 en vandaar in de door de tussenwand 14 omgeven ruimte verder tegen.
Het bovenste bodemgedeelte 13 heeft openingen 16. Via de openingen 16 kan lucht van buiten de pot in het sub-straatmateriaal in de binnenruimte 1 van de pot dringen, wat een gezonde groei van de plant bevordert. De openingen 16 kunnen tevens dienen voor het afvoeren van overtollig water uit het substraatmateriaal wanneer het bevloei-ïngssysteem van een vloedtoestand naar een ebtoestand terugkeert.
Er wordt opgewezen dat de afmetingen van de in de figuren 3 en 4 getoonde pot slechts als voorbeeld genomen zijn. Wanneer de werkelijke afmetingen echter zodanig zijn dat in bepaalde situaties, afhankelijk van het gewicht van het substraatmateriaal en de plant, de pot onvoldoende stabiel op de vloer zou staan kan overwogen worden de pot te voorzien van extra steunmiddelen. Dergelijke steunmidde-len kunnen bestaan uit integraal aan de pot gevormde steunmiddelen of aan de pot te koppelen steunmiddelen.
Fig. 5 toont een zijaanzicht van een voorbeeld van aan de pot van fig. 3 te koppelen steunmiddelen, die bestaan uit een schijf 17 met opstaande haakorganen 18, die in de openingen 4 van het onderste bodemgedeelte 12 gestoken kunnen worden en daarna binnen de pot over de randen van die openingen 4 blijven haken. In het algemeen zullen twee van dergelijke haakorganen 18 voldoende zijn. In plaats van op een schijf 17 kunnen dergelijke haakorganen 18 tevens aangebracht zijn op een schijf met kleinere diameter en met de radiaal daarvan uitgaande vingers in het vlak van de schijf. Dergelijke steunmiddelen met haakorganen 18 kunnen tevens zo uitgevoerd zijn dat dergelijke haakorganen over randen van openingen 16 van het bovenste bodemgedeelte 13 grijpen.
Hoewel niet getoond kunnen de aan de pot koppelbare steunmiddelen ook bestaan uit een schijf met een opstaande kraag die om de tussenwand 14 geschoven kan worden en daar door wrijving of door middel van complementaire uitdrukkingen en uithollingen in die kraag en de buitenkant van de tussenwand 14 op zijn plaats gehouden wordt.
Integraal aan de pot gevormde steunmiddelen kunnen bestaan uit een zodanig aantal en op zodanige plaatsen aan de onderkant van het bovenste bodemgedeelte 16 gevormde verticale stiften 19 (in de figuren 3 en 4 met streepjeslijnen getoond) waarvan de hartlijnen een cirkel kruisen waarop tevens de openingen 16 gecentreerd zijn en met een kleinere diameter dan de openingen 16, dat potten met dergelijke stiften 19 zodanig gestapeld kunnen worden dat de stiften 19 door openingen 16 van een lagere pot steken.
Fig. 6 toont een plantpot van de soort als getoond in fig. 3, zonder de kraag 5 aan de onderkant van het onderste bodemgedeelte 12 maar met een onderkant van het bovenste bodemgedeelte 13 integraal daaraan gevormde wand 20 met een zodanige hoogte dat de pot door middel van de wand 20 op de vloer (fig. 1) steunt en de wand 20 uitsparingen 21 heeft voor het doorlaten van water en lucht. De wand 2 0 kan op dezelfde wijze als de tussenwand 14 openingen hebben. Relatief hoog in de wand 20 aangebrachte openingen, zoals de openingen 22, kunnen het opdrijven van de pot tegengaan wanneer het eb/vloedsysteem van de ebtoestand naar de vloedtoestand gaat. De wand 20 vormt integraal aan de pot gevormde steunmiddelen. Zoals te zien in fig. 6 loopt de wand 20 in hoofdzaak verticaal, wat tijdens spuitgieten van de potten het lossen ervan uit matrijsdelen vergemakkelijkt. Verder is de wand 20 op afstand van de wand 2 versprongen aangebracht, waardoor de stapelbaarheid van de potten verbeterd wordt, waarbij de wand 20 dieper in een lagere pot kan steken.
Integraal aan de pot gevormde steunmiddelen kunnen tevens bestaan uit "vingers", die zich in het verlengde van de wand 2 vanaf het bovenste bodemgedeelte 13 naar beneden uitstrekken. Omdat dergelijke vingers enigszins buigzaam zullen zijn, geven zij geen problemen bij het lossen bij spuitgieten van de plantpot of bij het stapelen van plantpotten. Door, in analogie met de stiften 19 en de openingen 16, aan de doorsnede van de vingers aangepaste openingen (niet getoond) langs de wand 2 in het bovenste bodemgedeelte 13 aan te brengen zullen dergelijke potten dieper in elkaar te stapelen zijn.
Fig. 8 toont een plantpot die gelijk is aan de in de figuren 1 en 2 getoonde bekende plantpot. In de plantpot van fig. 8 is echter een inzetstuk 26 geplaatst dat een tussenwand 14 en een bovenste bodemgedeelte 13 als in de potten van de figuren 3 en 6 vormt. Aan de onderkant heeft het gedeelte van het inzetstuk 2 6 dat de tussenwand 14 vormt tegenover de binnenkant van de bodem 3 van de pot uitsparingen 27. Via de openingen 4 in de bodem 3 en uitsparingen 27 kan water en lucht naar en uit het substraat-materiaal in de binnenruimte 1 stromen.
Het inzetstuk 26 kan los in de pot geplaatst zijn maar kan tevens haakorganen, zoals de twee met streepjeslijnen getoonde haakorganen 28 hebben die om de randen van openingen 4 in de bodem 3 kunnen grijpen.
Het gebruik van het inzetstuk 26 heeft, boven de potten volgens de figuren 3 en 6, als voordeel dat bestaande, in grote aantallen en daardoor relatief goedkope potten, eventueel alleen van een nog aanwezige voorraad, gebruikt kunnen worden, terwijl de voordelen van de potten van de figuren 3 t/m 7 boven het in fig. 1 geïllustreerde gebruik van de bekende pot gehandhaafd worden. De goede stapelbaarheid van de bekende potten, waarbij ze relatief diep in elkaar steken, blijft bij toepassing van het inzetstuk 26 gehandhaafd, wanneer de inzetstukken 26 voorafgaand aan het gebruik van de potten buiten de potten bewaard worden. Omdat de bekende potten uitgevoerd zijn met zodanige afmetingen en bestaan uit zodanig materiaal dat de potten op zichzelf voldoende stevig en bestand tegen beschadigingen zijn, zou het inzetstuk 26 uit relatief dun, zwak materiaal, zoals polytheen, kunnen bestaan, waardoor het inzetstuk relatief goedkoop kan zijn. Ter versteviging zou het inzetstuk 26 dan een verstijvingsrand, zoals 29 (met streepjeslijnen getoond), langs de wand 2 kunnen hebben.
Er wordt opgemerkt dat toepassing van de plantpot en het inzetstuk volgens de uitvinding tevens voordelen biedt bij toepassing van de plantpot respectievelijk van een bekende plantpot met het inzetstuk op een bevloeiïingsmat. De planten zullen dan minder snel in de mat doorwortelen, terwijl het water uit de mat toch goed in het substraatma-teriaal in de pot 1 opgenomen kan worden.
Omdat door toepassing van de plantpot 2 of het inzetstuk 26 volgens de uitvinding voor een aantal plantensoorten het vormen van wortels onder het bovenste bodemgedeelte 13 wordt tegengegaan kan het, voor die planten, toegestaan worden de pot in een schotel of dergelijke te plaatsen met daarin water tot ten hoogste het vloedniveau h. In dat geval kan de in fig. 5 getoonde schijf 17 langs de omtrek ervan een in fig. 5 met streepjeslijnen getoonde opstaande rand 30 hebben.
Claims (17)
1. Plantpot met een binnenruimte (1) die begrensd wordt door een opstaande wand (2) en een bodem (3,12,13) die bestemd is voor het daarin opnemen van substraatmateriaal (8) voor een plant (9,10), waarbij een de bodem omvattend onderste gedeelte van de pot onder een hoogte (h) die, na plaatsing van de pot op een vloer (7), overeenkomt met een hoogste bevloeïingsniveau van een waterbevloeiïingssysteem, zodanig gevormd en van openingen (4,6,21,27) voorzien is, dat de openingen lucht en water tussen de binnenruimte en de de pot omgevende ruimte kunnen doorlaten, met het kenmerk, dat de bodem van de binnenruimte een bovenste gedeelte (13) omvat dat zich langs de wand (2) en boven het hoogste bevloeïingsniveau (h) uitstrekt, en dat zich tussen het bovenste bodemgedeelte (13) en een lager bodemgedeelte (3,12) een tussenwand (14) uitstrekt die geschikt is voor het in hoofdzaak tegenhouden van het substraatmateriaal (8) .
2. Plantpot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bovenste bodemgedeelte (13) op afstand van de wand (2) erboven een verhoging (15) heeft.
3. Plantpot volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verhoging een flens (15) is die een voortzetting van de tussenwand vormt.
4. Plantpot volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het bovenste bodemgedeelte (13) openingen (16) heeft en het onderste gedeelte van de pot zodanig gevormd is, dat de openingen (4,6,16,21) lucht tussen de binnenruimte (1) en de de pot omgevende ruimte kunnen doorlaten.
5. Plantpot volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door onder het bovenste bodemgedeelte (13) aangebrachte steunmiddelen (19,20), die zich naar beneden tot tenminste het niveau van de onderkant van het onderste bodemgedeelte (3,12) uitstrekken.
6. Plantpot volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de steunmiddelen bestaan uit een de tussenwand (14) omgevende wand (20) met uitsparingen (21) tegenover de vloer (7).
7. Plantpot volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de steunmiddelen (20) boven het hoogste bevloeïingsni-veau openingen (22) hebben.
8. Plantpot volgens conclusies 4 en 5, met het kenmerk, dat de steunmiddelen bestaan uit stiften (19) waarvan de hartlijnen een cirkel kruisen waarop de openingen (16) van het bovenste bodemgedeelte (13) gecentreerd zijn, waarbij de doorsnede van de stiften (19) kleiner is dan de doorsnede van laatstgenoemde openingen (16) en het aantal stiften (19) en hun posities zodanig zijn dat bij stapeling van twee potten de stiften (19) van de bovenste pot door een aantal van laatstgenoemde openingen (16) van de onderste pot steken.
9. Plantpot volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de steunmiddelen bstaan uit strookvormige elementen in het verlengde van de boven het bovenste bodemgedeelte (13) aanwezige wand (2).
10. Plantpot volgens een van de conclusies 1 t/m 9, gekenmerkt door zich in hoofdzaak radiaal vanaf de tussenwand (14) uitstrekkende steunmiddelen (17).
11. Plantpot volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de zich in hoofdzaak radiaal van de tussenwand (14) uitstrekkende steunmiddelen bestaan uit een schijf (17).
12. Plantpot volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de schijf (17) rond de tussenwand (14) een opstaande rand (30) heeft, zodat de schijf (17) en de rand (30) een in hoofd- zaak waterdichte schotel vormen.
13. Plantpot volgens een van de conclusies 5 t/m 12, met het kenmerk, dat de steunmiddelen (17,20) aan de pot te koppelen zijn.
14. Plantpot volgens een van de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat het bovenste bodemgedeelte (13) en de tussenwand (14) van de binnenruimte (1) gevormd worden door een inzetstuk (26).
15. Plantpot volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het inzetstuk (26) tegenover het onderste bodemgedeelte (3) van de pot uitsparingen (27) heeft.
16. Plantpot volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat het inzetstuk (26) aan de pot te koppelen is.
17. Inzetstuk (26) volgens een van de conclusies 14 t/m 16.
Priority Applications (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9300413A NL9300413A (nl) | 1993-03-08 | 1993-03-08 | Plantpot en inzetstuk voor plantpot. |
NL9300467A NL9300467A (nl) | 1993-03-08 | 1993-03-16 | Plantpot, inzetstuk voor plantpot en kweektablet. |
PCT/NL1994/000055 WO1994019928A1 (en) | 1993-03-08 | 1994-03-03 | Plant pot, and insert for plant pot |
AU62219/94A AU6221994A (en) | 1993-03-08 | 1994-03-03 | Plant pot, and insert for plant pot |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL9300413 | 1993-03-08 | ||
NL9300413A NL9300413A (nl) | 1993-03-08 | 1993-03-08 | Plantpot en inzetstuk voor plantpot. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9300413A true NL9300413A (nl) | 1994-10-03 |
Family
ID=19862144
Family Applications (2)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9300413A NL9300413A (nl) | 1993-03-08 | 1993-03-08 | Plantpot en inzetstuk voor plantpot. |
NL9300467A NL9300467A (nl) | 1993-03-08 | 1993-03-16 | Plantpot, inzetstuk voor plantpot en kweektablet. |
Family Applications After (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9300467A NL9300467A (nl) | 1993-03-08 | 1993-03-16 | Plantpot, inzetstuk voor plantpot en kweektablet. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
AU (1) | AU6221994A (nl) |
NL (2) | NL9300413A (nl) |
WO (1) | WO1994019928A1 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
ES2651443T3 (es) | 2003-12-17 | 2018-01-26 | Anova Solutions Pty Ltd | Sistema de gestión de raíces y aguas para plantas en macetas |
GB201116319D0 (en) * | 2011-09-21 | 2011-11-02 | Ashurst Gillian | Plant base |
US11540459B2 (en) * | 2021-01-22 | 2023-01-03 | Susan Tunes | Plant holder and method |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1932110A1 (de) * | 1969-06-25 | 1971-01-07 | Herbert Ullrich | Blumentoepfe u.dgl. mit Feuchtigkeitsregulierung und Luftzufuhr |
US3949524A (en) * | 1975-02-25 | 1976-04-13 | Mickelson Richard C | Planter |
DE3440616A1 (de) * | 1984-11-07 | 1986-05-07 | Erich 7141 Steinheim Blattert | Pflanzgefaess, wie blumentopf oder -schale, fuer selbstbewaesserung |
NL8502065A (nl) * | 1985-07-17 | 1987-02-16 | Rockwool Lapinus Bv | Werkwijze voor het ontkiemen van zaad of het opkweken van een plantje uit een zaadje of een weefselkweek alsmede waterabsorberend poreus plugvormig lichaam geschikt voor toepassing bij deze werkwijze en plaatvormig deel voor het opnemen van plugvormige lichamen. |
-
1993
- 1993-03-08 NL NL9300413A patent/NL9300413A/nl not_active Application Discontinuation
- 1993-03-16 NL NL9300467A patent/NL9300467A/nl not_active Application Discontinuation
-
1994
- 1994-03-03 AU AU62219/94A patent/AU6221994A/en not_active Abandoned
- 1994-03-03 WO PCT/NL1994/000055 patent/WO1994019928A1/en active Application Filing
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1932110A1 (de) * | 1969-06-25 | 1971-01-07 | Herbert Ullrich | Blumentoepfe u.dgl. mit Feuchtigkeitsregulierung und Luftzufuhr |
US3949524A (en) * | 1975-02-25 | 1976-04-13 | Mickelson Richard C | Planter |
DE3440616A1 (de) * | 1984-11-07 | 1986-05-07 | Erich 7141 Steinheim Blattert | Pflanzgefaess, wie blumentopf oder -schale, fuer selbstbewaesserung |
NL8502065A (nl) * | 1985-07-17 | 1987-02-16 | Rockwool Lapinus Bv | Werkwijze voor het ontkiemen van zaad of het opkweken van een plantje uit een zaadje of een weefselkweek alsmede waterabsorberend poreus plugvormig lichaam geschikt voor toepassing bij deze werkwijze en plaatvormig deel voor het opnemen van plugvormige lichamen. |
Non-Patent Citations (1)
Title |
---|
AU-A-35783/78 * |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO1994019928A1 (en) | 1994-09-15 |
NL9300467A (nl) | 1994-10-03 |
AU6221994A (en) | 1994-09-26 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4019279A (en) | Root control planter | |
US3545127A (en) | Lawn edging arrangement | |
US7774981B2 (en) | Plant container and method | |
US20160037735A1 (en) | Plant Tray | |
AU1488799A (en) | Device, especially for growing plants | |
US4301996A (en) | Snake guard | |
US5327679A (en) | Plant root growth training device | |
US10653078B2 (en) | Animal-incursion-resistant raised bed gardening system | |
US6601342B2 (en) | Culture tray for the rooting of young plants | |
NL9300413A (nl) | Plantpot en inzetstuk voor plantpot. | |
US7082718B2 (en) | Culture tray for the rooting of young plants | |
US11540459B2 (en) | Plant holder and method | |
US5584602A (en) | Method for landscape and hardscape edging | |
KR101337819B1 (ko) | 연근재배장치 및 그것을 이용한 연근재배방법 | |
US5337517A (en) | Transferable growing tray apparatus | |
CN219087970U (zh) | 植物防护栅栏 | |
KR102424541B1 (ko) | 뿌리작물 재배틀 | |
US5787641A (en) | Excess water shedding and root shaping plant container | |
NL1023159C2 (nl) | Plantpot met wortelgeleidingsmiddelen. | |
JP2009118770A (ja) | マット植物用地盤軽量化部材及び屋上緑化工法 | |
JP3680481B2 (ja) | 育苗箱 | |
DE2724308A1 (de) | Behaelter zur pflanzenzucht | |
JPS6225100Y2 (nl) | ||
EP0599798A1 (en) | Plastic flowerpot | |
NL2031269B1 (en) | Cultivation trough and transport system |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |