NL9201983A - Inrichting voor het ledigen van een vat. - Google Patents

Description

Inrichting voor het ledigen van een vat

Ondermeer in de textielindustrie wordt gebruik gemaakt van de gekleurde verfpasta's. Dergelijke pasta's worden getransporteerd in vaten, bijvoorbeeld met een inhoud van 30 tot 100 liter. Meestal worden vaten niet volledig geledigd.

Het is dan ook van belang, een vat gemakkelijk te kunnen ledigen.

Om een vat voor hergebruik geschikt te maken, dient het ook gereinigd te worden. Bij voorkeur moet dit reinigen zodanig plaatsvinden, dat daarvoor zo weinig mogelijk water nodig is, zodat de verfpasta in zo hoog mogelijke concentratie kan worden afgevoerd en behandeld.

In verband met bovenstaande wensen verschaft de uitvinding een inrichting voor het ledigen van een bekervormig vat met een door een mondrand begrensde mondopening, welke inrichting omvat: positioneringsmiddelen voor het verticaal positioneren van een te ledigen vat met de mondopening aan de bovenzijde; een via de mondopening in het vat te brengen zuigleiding met een zuigeinde, welke zuigleiding is verbonden met een zuiginrichting; en eerste verplaatsingsmiddelen voor het via de mondopening in het vat brengen, het naar de bodem bewegen en vervolgens uit het vat verwijderen van het zuigeinde; waarbij althans tijdens de verplaatsing van het zuigeinde naar de vatbodem de zuiginrichting werkzaam is.

Een voorkeursuitvoering vertoont het kenmerk dat het zuigeinde is verbonden met een gestel dat een zodanige vorm bezit, dat het de mondopening kan passeren, welk gestel een flexibele omtreksrand bezit, die langs de binnenwand van een vat kan schrapen. In deze uitvoering vormen het gestel en de flexibele omtreksrand samen een zuiger, die min of meer afdichtend samenwerkt met het binnenvlak van de opstaande rand van het vat. Gedurende de werkzaamheid van de zuiginrichting wordt aldus onder deze zuiger een onderdruk gecreëerd die de schrapende werking van de flexibele rand tegen de vatwand versterkt. Bij voortgaande verplaatsing zal de zuigmond op een zeker moment in rechtstreeks contact komen met de nog aanwezige, meestal viskeuze, vloeistof in het vat en vindt een rechtstreekse afzuiging daarvan plaats, totdat de zuigleiding en/of het gestel zijn laagst mogelijke positie in het vat bereikt heeft.

In een eenvoudige en goed werkende uitvoering vertoont de inrichting het kenmerk dat de flexibele rand deel uitmaakt van een aan de onderzijde van het gestel bevestigde flexibele plaat, waarmee het zuigeinde in hoofdzaak afdichtend verbonden is. De flexibele plaat is bij voorkeur zodanig uitgevoerd en met het gestel verbonden, dat hij in staat is, zich althans enigszins te voegen naar de vorm van de bodem van het vat. Hiermee vindt een zo effectief mogelijke lediging van het vat plaats.

Bij gebruik van een flexibele rand van in hoofdzaak niet-compressibel materiaal, bijvoorbeeld bepaalde rubberachtige materialen, kan het nadeel optreden, dat zich in de flexibele rand plooivorming voordoet. Om dit ongewenste verschijnsel, dat de effectiviteit van de lediging nadelig beïnvloedt, tegen te gaan, vertoont een bepaalde uitvoering van de inrichting het kenmerk dat de flexibele rand compressibel is. De flexibele rand kan van bepaalde geschikte rubberachtige materialen zijn vervaardigd, bijvoorbeeld een schuimrubber of schuim-kunststof.

Een zo stevig mogelijke positieve positionering is verzekerd met een uitvoering, waarin de positioneringsmiddelen zijn ingericht voor het op een steunvlak plaatsen van een vat en het uitoefenen van een omlaag gerichte drukkracht op de mondrand.

Een uitvoering, waarin de flexibele rand deel uitmaakt van een plaat kan met voordeel zijn gekenmerkt door tweede verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van het zuigeinde ten opzichte van het gestel. Hiermee kan een zo effectief mogelijk ledigen van het vat worden gerealiseerd, doordat de flexibele plaat in de gelegenheid is, zich zo goed mogelijk naar de vorm van de bodem van het vat te voegen.

Bijvoorbeeld kan deze inrichting zodanig zijn uitgevoerd dat de tweede verplaatsingsmiddelen veermiddelen omvatten. De veermiddelen werken dan zodanig, dat bij het bereiken van de bodem van het vat door de zuigmond of het gestel, welke van de twee het eerste is, de andere van de twee een voortgaande verplaatsing kan ondergaan onder invloed van de eerste verplaatsingsmiddelen.

In een andere uitvoering vertoont de inrichting het kenmerk dat de tweede verplaatsingsmiddelen een selectief bekrachtigbare drukcilinder omvatten.

Om van tijd tot tijd alle onderdelen van de inrichting die in aanraking komen met de af te voeren verfpasta uit de geledigde vaten te kunnen reinigen, kan de inrichting zijn gekenmerkt door derde verplaatsingsmiddelen voor het naar en van een spoelstation bewegen van althans de zuigmond.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. Hierin tonen: figuur 1 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een deel van een inrichting volgens de uitvinding.

figuur 2 een schematisch opengewerkt zij-aanzicht van een vat, dat zojuist is geledigd met een inrichting volgens de uitvinding; figuur 3 een schematisch opengewerkt zij-aanzicht van een alternatief.

Figuur 1 toont een inrichting 1 voor het ledigen en reinigen van een bekervormig vat 2 met een door een mondrand 3 begrensde mondopening 4.

Het vat 2 bezit een niet-cilindrische vorm. Aan de onderzijde en aan de bovenzijde bezit het vat een toelopende vorm. Het middengebied van het vat is in deze uitvoering niet-cilindrisch maar vertoont een afgeronde, min of meer vierkante vorm. Zoals hierna zal worden beschreven, is de inrichting 1 volgens de uitvinding ook geschikt voor het ledigen en reinigen van vaten van dit soort, in het algemeen moeilijk te behandelen vormen.

Het vat 2 wordt aangevoerd door middel van een transporteur 5. Door middel van niet-getekende middelen, bijvoorbeeld benaderingsschakelaars, foto-elektrische middelen, of dergelijke, wordt de aankomst van het vat 2 op de hierna te beschrijven gewenste positie doorgegeven aan de besturingsmiddelen van de transporteur 5, die het vat 2 ter plaatse stilzetten.

Vervolgens vindt bekrachtiging van een drukcilinder 6 plaats waardoor een aan de onderzijde daarvan bevestigde plaat 7 omlaag wordt bewogen, en de mondopening 4 passeert. Aan de plaat 7 is een flexibele plaat 8 van een compressibel materiaal gekoppeld, die bij het passeren van de rand 3 aan zijn omtreksrand omhoog wordt bewogen. Nadat de platen 7 en 8 aldus in voldoende mate omlaag zijn bewogen vindt, desnoods in de tijd gezien gedeeltelijk overlappend bekrachtiging van twee drukcilinders 9, 10 plaats, waardoor een aandrukplaat 11 omlaag wordt bewogen en met een elastische laag 12 op de mondrand 3 drukt, waardoor het vat 2 stevig gepositioneerd wordt.

Inmiddels wordt door voortgezette bekrachtiging van de drukcilinder 6 de omlaag gerichte verplaatsing van de metalen plaat 7 en de flexibele plaat 8 voortgezet. Hierdoor schraapt de vrije omtreksrand van de plaat 8 langs het binnenvlak van het vat 2. Om de schrapende werking te bevorderen, wordt een schematisch aangeduide zuiginrichting 13 bekrachtigd. Deze is via een leiding 14 verbonden met een zuigbuis 15, die de verbinding vormt tussen de drukcilinder 6 en de plaat 7. De starre zuigbuis 15 vertoont een open zuigeinde 16 in het gebied van de plaat 8. Aldus kan door de zuigende werking via het zuigeinde 16 in de ruimte, die wordt begrensd door de flexibele plaat 8 en de daaronder gelegen wanddelen van het vat 2, een onderdruk worden gecreëerd, waardoor de omtreksrand van de plaat 8 met een grotere kracht over het binnenoppervlak van het vat schraapt.

Op deze wijze schraapt de plaat 8 in hoofdzaak afdichtend en met een relatief grote kracht over de vatwand, waardoor afgeschraapte verfpasta onder invloed van de zwaartekracht naar beneden wordt verplaatst.

Figuur 2 toont de onderste stand, waarin nagenoeg alle verfpasta 17 volgens pijl 18 door de zuigbuis 15 is afgevoerd en slechts een zeer geringe restmassa op de bodem van het vat 2 is achtergebleven.

Figuur 3 toont een variant, waarin een vat 19 een enigszins bolle bodem 20 vertoont. In plaats van de aan de onderzijde in hoofdzaak vlakke plaat 16 wordt in deze uitvoering gebruik gemaakt van een gestel 21, met een aan de omtreksvorm van de bodem 20 aangepaste vorm. Daaraan is een flexibele en compressibele plaat 22 bevestigd, die in principe overeenkomt met de flexibele plaat 8 volgens de figuren 1 en 2. Bij het omlaag bewegen van het gestel 21 en de plaat 22 door bekrachtiging van de drukcilinder 6 kan nagenoeg alle verfpasta van de bolle bodem 20 worden verwijderd, doordat de plaat 22 zich volledig naar de vorm van die bodem kan voegen. Daartoe is het gestel 21 ten opzichte van de zuigbuis 15 beweegbaar, bijvoorbeeld door middel van niet-getekende veermiddelen, maar bij voorkeur, zoals in deze uitvoering, door middel van een drukcilinder 23.

Evenals in de uitvoering volgens de figuren 1 en 2 mondt de zuigbuis 15 met zijn zuigeinde 16 uit aan het midden van de flexibele plaat 22.

Duidelijk zal zijn, dat de inrichting volgens de uitvinding in staat is, een vat van zelfs de meest uiteenlopende vorm en afmetingen, effectief te ledigen en voor een belangrijk deel inwendig te reinigen.

Met behulp van een motor 24 kan een arm 25, waaraan blijkens figuur 1 de genoemde onderdelen 7, 8, 9, 10, 11, 12 zijn bevestigd, zwenken volgens een pijl 26 naar een positie, waar een spoelvat 27 is opgesteld. Door geschikte bekrachtiging van de drukcilinder 6 kan de plaat 7 samen met de flexibele plaat 8 omlaag worden bewogen voor reiniging daarvan.

Claims (9)

1. Inrichting voor het ledigen van een bekervormig vat met een door een mondrand begrensde mondopening, welke inrichting omvat: positioneringsmiddelen voor het verticaal positioneren van een te ledigen vat met de mondopening aan de bovenzijde; een via de mondopening in het vat te brengen zuigleiding met een zuigeinde, welke zuigleiding is verbonden met een zuiginrichting; en eerste verplaatsingsmiddelen voor het via de mondopening in het vat brengen, het naar de bodem bewegen en vervolgens uit het vat verwijderen van het zuigeinde; waarbij althans tijdens de verplaatsing van het zuigeinde naar de vatbodem de zuiginrichting werkzaam is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het zuigeinde is verbonden met een gestel dat een zodanige vorm bezit, dat het de mondopening kan passeren, welk gestel een flexibele omtreksrand bezit, die langs de binnenwand van een vat kan schrapen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de flexibele rand deel uitmaakt van een aan de onderzijde van het gestel bevestigde flexibele plaat, waarmee het zuigeinde in hoofdzaak afdichtend verbonden is.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de flexibele rand compressibel is.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen zijn ingericht voor het op een steunvlak plaatsen van een vat en het uitoefenen van een omlaag gerichte drukkracht op de mondrand.

6. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt door tweede verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van het zuigeinde ten opzichte van het gestel.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tweede verplaatsingsmiddelen veermiddelen omvatten.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tweede verplaatsingsmiddelen een selectief bekrachtigbare drukcilinder omvatten.

9. Inrichting volgens conclusie l, gekenmerkt door derde verplaatsingsmiddelen voor het naar en van een spoelstation bewegen van althans de zuigmond.