NL9201430A - Werkwijze en inrichting voor het verdoven van dieren. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het verdoven van dieren

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voorhet, voorafgaande aan het slachten, verdoven van dieren, in hetbijzonder vogels.

Te slachten dieren, bijvoorbeeld vogels zoals kippen enkalkoenen moeten uit humane overwegingen voorafgaande aan hetslachten worden verdoofd. Bij een bekende werkwijze geschiedt ditdoor de met hun poten in de draaghaken van een hangtransporteuropgehangen vogels met de kop door een waterbad te leiden. De hakenvan de hangtransporteur worden aangesloten op een elektrischespanning, zodat op de kop van de vogel tijdens het binnendringenvan het water een stroomstoot wordt uitgeoefend. Tengevolge vandeze stroomstoot verliezen de vogels het bewustzijn en kunnen zeworden geslacht.

Deze bekende werkwijze bezit een aantal nadelen. Devogels worden in het algemeen aangevoerd met behulp van transport-kratten. Het aan de draaghaken van de hangtransporteur ophangenvan de vogels maakt deze onrustig, terwijl de tijdsduur tussen hetophangen en het daadwerkelijke verdoven vrij lang is. Hierdoorraken de vogels gestresst, hetgeen in de praktijk leidt tot eenafname van de kwaliteit van het vlees van de vogels. Tevens kanworden geconstateerd, dat tijdens de stroomstoot de spieren van devogel zich sterk samentrekken. Aangezien het bijna zonder uitzon¬dering jonge vogels betreft, waarvan de botten en de vaten nogniet volledig zijn volgroeid, kunnen door de sterke spiersamen-strekking botbreuken optreden en bloedvaten barsten. Dit is metnamen het geval bij kalkoenen. Tengevolge van het barsten van va¬ten ontstaan ongewenste rode vlekken in het vlees, waardoor dekwaliteit sterk afneemt. Het breken van botten kan leiden tot on¬gewenste botsplinters in het vlees.

De uitvinding beoogt thans een werkwijze voor het ver¬doven van dieren te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen nietoptreden.

Hiertoe wordt de werkwijze volgens de uitvinding geken¬merkt door het blootstellen van de dieren aan een ten minste par¬tieel vacuüm.

Tijdens praktijkproefnemingen is gebleken, dat wanneerde dieren worden blootgesteld aan een ten minste partieel vacuüm,ze vrij abrupt het bewustzijn verliezen zonder voorafgaande ver-stikkingsverschijnselen.

Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van dewerkwijze volgens de uitvinding worden de dieren in een ruimtegevoerd, waarin het ten minste partiële vacuüm reeds heerst. Ineen dergelijk geval kan het partiële vacuüm voortdurend wordengehandhaafd.

Overeenkomstig een alternatieve uitvoeringsvorm van dewerkwijze volgens de uitvinding worden de dieren onder normaleatmosferische omstandigheden in een ruimte gevoerd, die vervolgensten minste partieel vacuüm wordt gezogen. Overeenkomstig deze uit¬voeringsvorm wordt het vacuüm pas opgewekt, nadat de dieren in deruimte zijn aangebracht.

De mate van vacuüm, welke vereist is voor een goed re¬sultaat kan proefondervindelijk worden bepaald, waarbij tevens hetgedrag van de dieren en een minimaal ongemak daarvoor belangrijkerandvoorwaarden vormen.

Met behulp van de genoemde werkwijze is het in principemogelijk om de dieren te doden. In een dergelijk geval moeten dedieren voldoende lang aan het ten minste partiële vacuüm wordenblootgesteld.

Overeenkomstig een andere handige uitvoeringsvorm vande werkwijze volgens de uitvinding geldt echter, dat de dierenzolang aan het ten minste partiële vacuüm worden blootgesteld, totze het bewustzijn hebben verloren en vervolgens in een dodelijkegasatmosfeer worden gevoerd. Aangezien de dieren reeds het bewust¬zijn hebben verloren, voordat ze aan de dodelijke gasatmosfeerworden blootgesteld, zal het ongemak voor de dieren tot een mini¬mum zijn beperkt. Voor het vormen van de dodelijke gasatmosfeerkunnen verschillende soorten gassen worden toegepast.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichtingvoor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. Over¬eenkomstig de uitvinding wordt deze inrichting gekenmerkt door eende dieren opnemende afsluitbare ruimte en een op deze ruimte aan-sluitbare vacuümbron.

Wanneer de dieren zich in de ruimte bevinden en dezeruimte is afgesloten, kan met behulp van de vacuümbron de ruimte althans ten minste partieel vacuüm worden getrokken.

Uitgaande van een dergelijke inrichting bestaat thansde mogelijkheid, dat de vacuümbron een bron met constante mate vanvacuüm omvat. Dit betekent, dat de dieren van het ene op het ande¬re moment worden blootgesteld aan een zekere mate van vacuüm. Indit kader behoort het tot de mogelijkheden, dat in de ruimte degewenste mate van vacuüm heerst, en de dieren via sluizen in enuit de ruimte worden gevoerd.

Daarentegen kan als alternatieve oplossing voor eeninrichting worden gekozen, waarbij de vacuümbron een bron met eenregelbare mate van vacuüm omvat. Met een dergelijke regelbare va-cuümforon worden de dieren in het algemeen onder normale atmosferi¬sche omstandigheden in de ruimte gevoerd, waarna deze ruimte al¬thans ten minste partieel vacuüm wordt gezogen.

De inrichting volgens de uitvinding is verder bij voor¬keur voorzien van middelen voor het aan de ruimte toevoeren vaneen voor de dieren dodelijk gas. Met behulp van deze middelen kanhet dodelijke gas in de ruimte worden gebracht, nadat de dierentengevolge van het althans ten minste partiële vacuüm het bewust¬zijn hebben verloren. In dit kader wordt opgemerkt, dat vanzelf¬sprekend deze toevoermiddelen ook gebruikt zouden kunnen wordenvoor het aansluiten van de toegepaste vacuümbron.

Het is mogelijk dat de ruimte bestaat uit een van eeninvoer- en uitvoersluis voorzien transportkanaal voor de dieren.Een dergelijk transportkanaal, bijvoorbeeld een buis, wordt inwen¬dig voorzien van het ten minste partiële vacuüm. De dieren wordenvia de invoersluis in het transportkanaal gebracht, en tijdens hettransport hierdoor in de richting van de uitvoersluis blootgesteldaan het vacuüm. Wanneer de dieren ter plaatse van de uitvoersluishet transportkanaal verlaten is het verdoven (en eventueel hetdoden) voltooid.

Het transportkanaal kan geschikt zijn voor het trans¬port van transportcontainers, waarin de dieren door vrachtwagensworden getransporteerd. Nadat de transportcontainers uit devrachtwagens zijn gelost worden ze via het transportkanaal naar deslachtlokatie getransporteerd. Teneinde een minimale belemmeringte vormen bestaat de mogelijkheid, om het transportkanaal onder degrond aan te leggen.

Tenslotte wordt een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding genoemd, waarbij de ruimte wordt gevormddoor een gasdicht afsluitbare, voor het transport van de dierengeschikte transportcontainer, die is voorzien van ten minste éénaansluitstomp voor een vacuümbron en/of de toevoer van een dode¬lijk gas.

Met behulp van een dergelijke uitvoeringvorm van deinrichting volgens de uitvinding kan het verdoven van de dierenworden uitgevoerd met behulp van een minimaal aantal handelingen.Zoals bekend, worden dieren die bestemd zijn voor de slacht, inhet bijzonder vogels, met behulp van transportcontainers aange¬voerd. Door thans deze transportcontainers gasdicht afsluitbaar temaken en te voorzien van de aansluitstomp voor een vacuümbronen/of de toevoer van een dodelijk gas kan het verdoven van de die¬ren plaatsvinden zonder dat deze uit de transportcontainer moetenworden verwijderd. Afgezien van het verminderd aantal handelingen,waaraan de dieren worden blootgesteld, wordt hiermee tevens hetvoordeel verkregen, dat de dieren tijdens het verdoven rustigblijven, waardoor de kwaliteit van het vlees op een hoger peilblijft.

Nadat de dieren in de aldus gasdicht afgesloten trans¬portcontainer zijn verdoofd, en eventueel zijn gedood door de toe¬voer van een dodelijk gas, wordt de container geopend en de dierenhieruit verwijderd en afgevoerd naar de daadwerkelijke slachtin-stallatie.

De diverse parameters, waaraan de werkwijze volgens deuitvinding is onderworpen en die bepalend zijn voor de konstruktievan de de inrichting volgens de uitvinding, worden op grond vanuitgebreide testnemingen vastgesteld. Hierbij spelen niet alleeneconomische overwegingen een rol, doch ook overwegingen met hetoog op het welzijn van de dieren voorafgaande aan het slachten.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het, voorafgaande aan het slachten,verdoven van dieren, in het bijzonder vogels, gekenmerkt door hetblootstellen van de dieren aan een ten minste partieel vacuüm.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, datde dieren in een ruimte worden gevoerd waarin het ten minste par¬tiele vacuüm reeds heerst.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, datde dieren onder normale atmosferische omstandigheden in een ruimteworden gevoerd die vervolgens ten minste partieel vacuüm wordtgezogen.

4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de dieren zolang aan het ten minste partiele vacuümworden blootgesteld, tot ze het bewustzijn hebben verloren en ver¬volgens in een dodelijke gasatmosfeer worden gevoerd.

5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze vol¬gens een der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een de dierenopnemende afsluitbare ruimte en een op deze ruimte aansluitbare vacuümbron.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, datde vacuümbron een bron met een constante mate van vacuüm omvat.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, datde vacuümbron een bron met een regelbare mate van vacuüm omvat.

8. Inrichting volgens een der conclusies 5-7, geken¬merkt door middelen voor het aan de ruimte toevoeren van een voorde dieren dodelijk gas.

9. Inrichting volgens een der conclusies 5-8, met hetkenmerk, dat de ruimte bestaat uit een van een invoer- en uitvoer-sluis voorzien transportkanaal voor de dieren.

10. Inrichting volgens een der conclusies 5-8, met hetkenmerk, dat de ruimte wordt gevormd door een gasdicht afsluitba¬re, voor het transport van de dieren geschikte transportcontainer,die is voorzien van ten minste één aansluitstomp voor een vacuüm-bron en/of de toevoer van een dodelijk gas.