NL9200469A - Aftakorgaan. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Aftakorgaan.

De uitvinding heeft betrekking op een aftakorgaan voorzien van een huis, dat bestemd is om te worden verbonden met een montagerail, welke is voorzien van een zich in de lengterichting van de montagerail uitstrekkende holte met een aantal zich daarin uitstrekkende stroomrails waarmede contacttongen van het aftakorgaan kunnen samenwerken, waarbij de contacttongen zijn aangebracht op de uiteinden van stripvormige contact-armen, welke zich in de lengterichting van het huis en in de gebruiksstand van het aftakorgaan althans nagenoeg evenwijdig aan de stroomrails uitstrekken met de langszijden van hun althans in hoofdzaak rechthoekige doorsneden althans nagenoeg evenwijdig aan de insteekrichting van het aftakorgaan in de holte van de rail, en die samenwerken met een draaibaar in het huis gelegen verstelorgaan met behulp waarvan de stripvormige contactarmen dwars op hun lengterichting kunnen worden verzwenkt voor de verplaatsing van de contacttongen in resp. uit contact met de stroomrails.

Een dergelijk aftakorgaan is bijvoorbeeld bekend uit het Britse octrooischrift 2.140.983. Bij deze bekende constructie zijn de van de contacttongen afgekeerde uiteinden van de stripvormige contactarmen met behulp van bevestigingsschroeven met het huis van het aftakorgaan verbonden. In insteekrichting van het aftakorgaan in de holte van de rail gerekend is dientengevolge de hoogteligging van de contacttongen nauwkeurig bepaald. In de praktijk is gebleken, dat er in de hoogteligging van de stroomrails bij verschillende fabrikaten montagerails kleine variaties kunnen bestaan. Dientengevolge kan een voor aansluiting aan een bepaalde montagerail uitgevoerd aftakorgaan in het algemeen niet worden gebruikt voor de aansluiting van een aftakorgaan op een andere montagerail. Dit beperkt de gebruiksmogelijkheden van met aftakorganen uitgeruste op de stroomrails aan te sluiten organen, zoals bijvoorbeeld lichtspots of dergelijke.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een aftakorgaan van bovengenoemde soort te verkrijgen, dat zodanig is uitgevoerd, dat het aftakorgaan aan te sluiten is op verschillende montagerails waarin de hoogteligging van de stroomrails ten opzichte van elkaar, gerekend in de insteekrichting van het aftakorgaan in de holte in de montagerail variaties kan vertonen.

Volgens de uitvinding kan dit wórden bereikt doordat de van de contacttongen afgekeerde uiteinden van de stripvormige contactarmen zijn aangesloten op stripvormige verbindingsarmen, welke zich dwars op de contactarmen uitstrekken en met hun van de contactarmen afgekeerde einden zijn verbonden met het huis van het aftakorgaan, waarbij de langszijden van de althans in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnedes van de verbindingsarmen althans nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van het huis verlopen.

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding is een stevige uitvoering van de contactarmen en de deze contactarmen ondersteunende stripvormige verbindingsarmen te verkrijgen, terwijl toch de op de vrije uiteinden van de contactarmen aansluitende contacttongen in zekere mate in de beoogde insteekrichting van het aftakorgaan in de holte van de stroomrail verplaatsbaar zijn, zodat de ligging van de contacttongen zich kan aanpassen aan de hoogteligging van de stroomrails in de montagerail.

Opgemerkt wordt, dat in het Britse octrooi schrift 1.591 .358 een aftakorgaan is geopenbaard, met betrekking waartoe gesteld is, dat de uitvoering van dit aftakorgaan zodanig is, dat ook hier een aanpassing wordt verkregen aan verschillende hoogteliggingen van stroomrails in verschillende montagerails.

De met de stroomrails in verbinding te brengen contacten zijn hier bevestigd aan de uiteinden van veerkrachtige draden, die zich, voor zover uit de openbaring van dit Britse octrooi 1.591.358 valt op te maken, in de gebruiksstand langs de buitenzijde van het huis van het aftakorgaan uitstrekken en die voor het loskoppelen van het aftakorgaan van de montagerail door openingen in het huis van het aftakorgaan terug te trekken zijn. Hoe dit intrekken resp. uitschuiven van de veerkrachtige draden moet worden gerealiseerd is niet aangegeven. Indien een dergelijke constructie al te realiseren zal zijn lijkt een dergelijke constructie zeer storingsgevoelig.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoor-beeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch in perspectief deel van het aftakorgaan uitmakende onderdelen op afstand van elkaar weergegeven.

Figuur 2 toont op grotere schaal in perspectief het de contactarmen ondersteunende huisdeel met de daarop aangebrachte contact- armen.

Zoals uit figuren 1 en 2 duidelijk zal zijn omvat het aftak-orgaan volgens de uitvinding een huisdeel 1 voor het ondersteunen van contacttongen 2-4 dragende contactarmen 5-7. De stripvormige, in doorsnede althans in hoofdzaak rechthoekige contactarm 6, die in de lengterichting van het aftakorgaan verloopt, is met zijn van de een geheel daarmee vormende contacttong 3 afgekeerde uiteinde verbonden met een een geheel met de contactarm 6 vormende stripvormige, in doorsnede rechthoekige, verbind-ingsarm 8, welke zich althans nagenoeg haaks op de contactarm 6 uitstrekt.

Het van de contactarm 6 afgekeerde uiteinde van de verbind-ingsarm 8 is met behulp van een ten opzichte van de verbindingsarm 8 enigszins versprongen opgesteld tussenstuk 9 verbonden met een een geheel daarmee vormende voetplaat 10, welke zoals uit de figuren duidelijk zal zijn, zich haaks op de verbindingsarm 8 uitstrekt en rust op een bodemplaat 11 van het huisdeel 1. Over de voetplaat 10 grijpt een op de bodemplaat 11 aansluitende in doorsnede L-vormige opsluitbeugel 12. De verbindingsarm 8 is schuivend opgenomen tussen de zich evenwijdig aan de verbindingsarm uitstrekkende benen van een deel van het huis 1 uitmakende in doorsnede U-vormige geleiding 13.

Op soortgelijke wijze als hierboven beschreven sluit op het van de contacttong 2 afgekeerde uiteinde van de contactarm 5 een verbindingsarm 14 aan, die verschuifbaar ligt opgesloten tussen de zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen van een deel van het huisdeel 1 uitmakende, in doorsnede U-vormige geleiding 15. Zoals blijkt uit figuur 1 is aan het van de contactarm 5 afgekeerde uiteinde van de verbindingarm 14 een met de voetplaat 10 overeenkomende voetplaat 16 aangebracht, welke op soortgelijke wijze als hierboven beschreven voor de voetplaat 10 wordt aangesloten op de bodemplaat 11 van het huisdeel 1.

De contactarm 7 heeft een enigzins geknikt verloop en is aan zijn van de contacttong 4 afgekeer-de uiteinde met behulp van een zich evenwijdig aan de contacttong 4 uitstrekkend verbindingsgedeelte 17 aangesloten op een stripvormige verbindingsarm 18, welke zich haaks op de contactarm 7 uitstrekt. Aan het van het verbindingsgedeelte 17 afgekeerde uiteinde van de verbindingarm 18 is een met de voetplaten 10 en 16 overeenkomende voetplaat 19 bevestigd.

Op het van de voetplaat 19 afgekeerde uiteinde van de ver-bindingsarm 18 sluit een uiteinde aan van een geknikt verloop bezittende koppel arm 20, waarvan het van ds verbindingsgedeelte 17 afgekeerde uiteinde is gelegen ter hoogte van het U-vormige geleidingsorgaan 13. Op dit uiteinde sluit een zich evenwijdig aan de verbindingarm 18 uitstrekkende arm 21 aan. Aan het van de koppelarm 20 afgekeerde uiteinde van de verbindings-arm 21 is een met de voetplaten 10, 16 en 19 overeenkomende op de bodemplaat 11 rustende voetplaat 22 aangebracht.

De contactarm 7 vormt verder een geheel, met een daarop aansluitend zich evenwijdig aan de verbindingsarm 18 uitstrekkend armstuk 18', dat schuifbaar is opgenomen in een met de geleidingen 13 en 15 overeenkomende geleiding 13'„

Verder ondersteunt het huisdeel 1 een met behulp van een hefboom 23 om een draaiingsas verdraaibare, een verstelorgaan vormende wals 24. Aan deze wals zijn grendelvingers 25 bevestigd, met behulp waarvan het aftakorgaan aan een montagerail kan worden vergrendeld. Verder zijn aan de wals 24 uitstekende nokken 26 bevestigd, die kunnen samenwerken met aan de contactarmen 5-7 bevestigde nokvormige uitsteeksels 27 zodanig, dat door verdraaiing van de wals 24 de contacttongen 2-4 door verbuiging van de contactarmen verplaatsbaar zijn in de richting volgens pijl A (figuur 2), ten einde de contacttongen in contact te kunnen brengen met in een montagerail aangebrachte stroomrails resp. de contacttongen te laten bewegen' in een van deze stroomrails afgekeerde richting.

Dit is een voor dergelijke aftakorganen algemeen gebruikelijke en bekende constructie, zodat hierop niet nader zal behoeven te worden ingegaan.

De in figuur 2 boven de bodemplaat 11 liggende contactarmen, verbindingsarmen en dergelijke kunnen worden afgeschermd met behulp van een tweetal in figuur 1 weergegeven huisdelen 28 en 29, die aan weerszijden van de in figuur 2 boven de bodemplaat 11 aangebrachte onderdelen kunnen worden opgesteld en op het huisdeel 1 en aan elkaar kunnen worden vastgeklikt, onder meer onder gebruikmaking van een geheel met het huisdeel 28 vormende grendelvingers 30, die grijpen achter in het huisdeel 29 aangebrachte nokken.

In de zijwand van het huisdeel 28 is een spieetvormige opening 31 aangebracht voor de doorvoer van de contacttong 2. Op soortge lijke wijze zijn in het huisdeel 29 een tweetal spieetvormige openingen 32 en 33 aangebracht voor de doorvoer van de contacttongen 3 en 4.

Op de onderzijde van het huisdeel 1 kan een huisdeel 34 worden geklikt, dat aan zijn onderzijde is voorzien van een holte 35 voor het opnemen van een aansluitdeel van een met het aftakorgaan te koppelen apparaat, zoals bijvoorbeeld een spot of dergelijke.

De opneemholte 35 wordt aan zijn bovenzijde begrensd door een bovenwand 36, welke in gemonteerde stand aanligt tegen de bodemplaat 11 van het huisdeel 1. In de bodemwand 36 is een sleufgat 37 aangebracht, dat in gemonteerde stand ligt tegenover een soortgelijk sleufgat in de bodemplaat 11 ter hoogte van de voetplaat 10. Een in de bovenwand 36 aangebracht sleufgat 38 ligt in gemonteerde toestand ter hoogte van een soortgelijk sleufgat in de bodemplaat 11 ter hoogte van de voetplaat 16. Verdere in de bovenwand 36 aangebrachte sleufgaten 39 en 40 liggen tegenover soortgelijke in de bodemplaat 11 aangebrachte sleufgaten ter hoogte van de voetplaten 22 en 19.

Zoals verder nog voor het huisdeksel 28 is weergegeven, is het huisdeksel 28 aan zijn binnenzijde voorzien van een naar binnen uit- . stekende rug 41. Indien het huisdeksel 28 op het huisdeel 1 is aangebracht zal deze rug 41 zich gezien in figuur 2 althans nagenoeg evenwijdig aan en rechts van de stripvormige verbindingsarm 14 uitstrekken, zodat de rug 41 de stripvormige verbindingsarm 14 opgesloten houdt tussen de benen van het in doorsnede U-vormige geleidingsorgaan 15.

Soortgelijke ruggen zullen op het huisdeksel 29 zijn aangebracht voor het op soortgelijke wijze opsluiten van de verbindingsarm 8 en het armstuk 18' in de in doorsnede U-vormige geleidingsorganen 13 resp. 13'.

Voor aansluiting van het aftakorgaan op een montagerail zal het de huisde!en 28 en 29 omvattende gedeelte van het aftakorgaan in de richting volgens pijl B in de holte van de in het algemeen een U-vormige doorsnede bezittende montagerail worden gestoken. Hierbij zal een deel van het aftakorgaan vormende grendel 42 tegen de werking van een daarmede verbonden veer 43 worden verschoven in een stand waarin de grendel blokkering van de wals 24 tegen verdraaiing opheft. Bij verdraaiing van de wals 24 zullen dan de contacttongen 2 en 3 bij het door de spleten 31 en 32 naar buiten bewegen tengevolge van een met behulp van de wals 24 bewerkstelligde verzwenking van de contactarmen 5 en 6 met stroomrails van de montagerail in ingrijping wonden gebracht. De contacttong 4 zal door de spleet 33 naar buiten bewegen en in contact worden gebracht met een nul-rail of nul-geleider.

In de praktijk is gebleken, dat door de boven omschreven uitvoering, ondanks de solide ondersteuning van de contacttongen met behulp van de stripvormige contactarmen en de een geheel daarmee vormende stripvormige verbindingsarmen, de contacttongen toch in zekere mate loodrecht op hun beoogde verplaatsingsrichting volgens pijl A kunnen u.itwijken door een zekere veerkrachtige vervorming van de desbetreffende contactvingers en verbindingsarmen, in het bijzonder ter hoogte van de aansluiting daarvan, ter hoogte van de op de bodemplaat 11 liggende steunvoeten 10, 16, 19 waarbij de opsluiting van de desbetreffende steunvoeten met behulp van de opsluitbeugels 12 ook zodanig kan zijn uitgevoerd, dat hier een zekere speling aanwezig is, welke mede bijdraagt aan de mogelijkheid tot een beweging van de contacttongen in een richting loodrecht op de verplaatsingsrichting volgens pijl A. Dientengevolge is ondanks de solide opbouw van de contacttongen en de deze contacttongen ondersteunende onderdelen toch een aanpassing van de hoogte!igging van de contacttongen 2-4 aan variërende hoogte!iggingen van de stroomrails in de montagerails te realiseren.

Door de met de nul-geleider in aanraking komende contacttong 4 aan te sluiten op een tweetal steunvoeten 19 en 22, die symmetrisch ten opzichte van elkaar zijn opgestèld zal onafhankelijk van de wijze waarop een in de opneemholte 35 van het aftakorgaan passend aansluitstuk wordt ingestoken steeds een verbinding met de nul-geleider tot stand worden gebracht.

Claims (7)

1. Aftakorgaan voorzien van een huis, dat bestemd is om te worden verbonden met een montagerail, welke is voorzien van een zich in de lengterichting van de montagerail uitstrekkende holte met een aantal zich daarin uitstrekkende stroomrails waarmede contacttongen van het aftakorgaan samenwerken, waarbij de contacttongen zijn aangebracht op de uiteinden van stripvormige contactarmen, welke zich in de lengterichting van het huis en in de gebruiksstand van het aftakorgaan althans nagenoeg evenwijdig aan de stroomrail uitstrekken, met de langszijden van hun rechthoekige doorsneden althans nagenoeg evenwijdig aan de insteekrichting van het aftakorgaan in de holte in de rail, en die samenwerken met een draaibaar in het huis gelegerd verstelorgaan met behulp waarvan de stripvormige contactarmen dwars op hun lengterichting kunnen worden verzwenkt voor verplaatsing van de contacttongen in resp. uit contact met de stroomrail, met het kenmerk, dat de van de contacttongen afgekeerde uiteinden van de stripvormige contactorganen zijn aangesloten op stripvormige verbindingsarmen, welke zich dwars op de contactarmen uitstrekken en met hun van de contactarmen afgekeerde uiteinden zijn verbonden met het huis van het aftakorgaanj waarbij de langszijden van de althans in hoofdzaak rechthoekige doorsnedes van de verbindingsarmen althans nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van het huis verlopen.

2. Aftakorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een verbindingsarm schuifbaar ligt opgesloten tussen deel van het huis uitmakende geleidingsruggen.

3. Aftakorgaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de geleidingsruggen deel uitmaken van een in doorsnede U-vormig geleidings-orgaan, terwijl een huisdeksel is voorzien van een rug, welke een verplaatsing van de verbindingsarm loodrecht op zijn lengterichting begrenst.

4. Aftakorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het van de contactarm afgekeerde uiteinde van de verbindingsarm is voorzien van een voetplaat, welke is verbonden met een bodemplaat van het huis.

5. Aftakorgaan volgens conclusie 4, met het kenmerk, de voetplaat met de bodemplaat van het huis is verbonden met behulp van een aan de bodemplaat bevestigde en over de voetplaat grijpende opsluitbeugel.

6. Aftakorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op de met de stroom voerende stroomrails aan te sluiten contacttongen zich vanaf deze contacttongen in tegengestelde richtingen uitstrekkende contactarmen zijn aangesloten, die ieder aan hun van de contacttongen afgekeerde uiteinden aansluiten op verbindingsarmen.

7. Aftakorgaan volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een met een geen stroom voerende stroomrail of nul-geleider in . contact te brengen contacttong met behulp van een zich althans in hoofdzaak in lengterichting van het huis uitstrekkende contactarm is verbonden met een verbindingsarm, terwijl ter hoogte van de aansluiting van de contactarm op de verbindingsarm een zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan de contactarm uitstrekkende koppelarm is aangesloten, die aan zijn nabij de desbetreffende contacttong gelegen uiteinde aansluit op een verdere verbindingsarm,terwijl deze beiden onderling met elkaar verbonden verbindingsarmen ieder zijn voorzien van een op een bodemplaat van het huis rustende voetplaat, zodanig, dat deze voetplaten symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van een opneemopening in het huis aan de zijde van het huis, die afgekeerd is van het deel van het huis, dat bestemd is om in de montagerail te worden ingestoken.