NL193125C - Apparatenkast. - Google Patents

Description

1 193125

Apparatenkast

De uitvinding heeft betrekking op een apparatenkast voor elektrische installaties, omvattende een rechthoekige bak met een bodem, die voorzien is van middelen voor het verticaal op een wand of muur bevestigen 5 van de apparatenkast, en steunmiddelen voor het in ten minste één horizontale rij ondersteunen van apparaten van de elektrische installatie, en middelen voor het afsluiten van de voorzijde van de bak, waarbij de steunmiddelen aangebracht zijn op montagesteunen, die voorzien zijn van eerste verbindingsmiddelen, waarbij de bodem van de bak voorzien is van tweede verbindingsmiddelen, voor het aangaan van een ontlaste verbinding met de eerste verbindingsmiddelen, en waarbij de eerste en tweede verbindingsmidde-10 len samenwerkende, respectievelijk op de montagesteunen en op de bodem aangebrachte, van de ontlaste verbinding onafhankelijke steunvlakken omvatten voor het verticaal ondersteunen van de montagesteunen.

Een dergelijke apparatenkast is bekend uit de Duitse octrooiaanvrage 2.952.619. Bij deze bekende apparatenkast zijn de apparaten van de elektrische installatie ondersteund op twee horizontale rails, die vastgelast zijn op twee verticale montagesteunen. Aan hun boveneind zijn de montagesteunen voorzien van 15 een verdraaibaar plaatje dat opgenomen kan worden in een neerwaarts openende plaatsingssleuf gevormd door een apart op de bodem van de bak bevestigd profiel. Aan het ondereind worden de montagesteunen opgenomen in een naar boven openende, passende groef, eveneens gevormd door een op de bodem van de bak bevestigd profiel. Bij het plaatsen van de montagesteunen worden eerst de plaatjes aan de boveneinden van de montagesteunen in de genoemde sleuf gestoken, waarna de montagesteunen met hun 20 ondereind naar de bodem van de bak gezwaaid worden om daarna neergelaten te worden in de genoemde groef. De invoering van de plaatjes uit de bovenliggende sleuf wordt mogelijk gemaakt door een kantelbare bevestiging van het plaatje aan het boveneind van de montagesteunen.

De uitvinding heeft tot doel een apparatenkast van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarvan de montagesteunen met weinig middelen gemakkelijker te plaatsen zijn, en niettemin een ook op 25 de langere duur betrouwbare bevestiging van de montagesteunen gewaarborgd kan zijn.

Hiertoe voorziet de uitvinding in de maatregel, dat de eerste en tweede verbindingsmiddelen gevormd zijn om althans één, In een in hoofdzaak dwars op de bodem staande richting werkzame, ontlaste klikverbinding met elkaar te vormen.

De klikverbinding maakt eenvoudige en snelle montage, in één doorgaande beweging van de montage-30 steunen mogelijk. Doordat de klikverbinding ontlast is en derhalve niet of althans nauwelijks belast wordt met het gewicht van de montagesteunen en daarop bevestigde apparaten zal deze in de loop der tijd niet verslechteren als gevolg van vermoeiing.

In een uitvoering, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen voorts een opsluitverbinding vormen, voor het aldaar in horizontale, van de bodem af gerichte richting tegengaan van een beweging van de 35 montagesteunen, welke montagesteunen langwerpig zijn, heeft het de voorkeur dat de montagesteunen aan hun ene eind voorzien zijn van een klikverbinding en aan hun andere eind van een opsluitverbinding. In het geval dat er sprake is van twee montage-organen zullen de tweede verbindingsmiddelen zich dan nabij de vier hoekpunten van de bodem kunnen bevinden, doch noodzakelijk is dat niet. In principe is ook uitvoeringsvorm met slechts één in het midden gelegen montagesteun denkbaar.

40 De opsluitverbinding wordt bij voorkeur gevormd door een in de bodem aangebracht rechthoekig gat voor het door achtergrijpen opnemen van een verlaagd eindgedeelte van een montagesteun. Hierdoor wordt met eenvoudige, aangevormde middelen een gemakkelijk te realiseren opsluitverbinding verschaft.

In een verdere ontwikkeling van de apparatenkast volgens de uitvinding is de klikverbinding losmaakbaar, waartoe bij voorkeur de montagesteun aldaar voorzien is van een doorgang voor een schroevedraaier.

45 In een verdere ontwikkeling van de apparatenkast volgens de uitvinding wordt de klikverbinding gevormd wordt door een op de bodem aangebracht opstaand lichaam, dat voorzien is van het steunvlak en voorzien is van een klikrand, waarbij de montagesteun voorzien is van een eindgedeelte met een omgekeerd U-vormige dwarsdoorsnede, die grijpt over het opstaande lichaam en aan het uiteinde voorzien is van een raam dat samenwerkt met de klikrand van het opstaande lichaam, waarbij het eindgedeelte van de 50 montagesteun voorts voorzien is van een tegenover het raam gelegen oplegvlak, dat komt te rusten op het steunvlak op het opstaande lichaam.

De montagesteunen kunnen ten minste één van een kliktong voorziene rustplaats voor een bekend montageprofiel voor modulaire apparaten hebben en nabij een einde een rustplaats voor een montagerek voor elektrische aansluitingen.

55 De opstaande organen, montagesteunen en montagerekken zijn bij voorkeur door middel van spuitgieten uit kunststof vervaardigd.

193125 2

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarbij bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een apparatenkast volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: figuur 1 een bovenaanzicht van de bak van de apparatenkast, 5 figuur 2 een doorsnede volgens de lijn ll-ll van figuur 1, figuur 3 op grotere schaal een bovenaanzicht van een opstaand orgaan, figuur 4 een doorsnede volgens de lijn IV—IV van figuur 3, figuur 5 op grotere schaal een bovenaanzicht van een langwerpige montagesteun in de stand waarin hij in de bak kan worden geklikt, 10 figuur 6 een langsaanzicht van de montagesteun van figuur 5, figuur 7 op grotere schaal een bovenaanzicht van een steunmiddel dat aan de montagesteun kan worden vastgeklikt, figuur 8 een langsaanzicht van het steunmiddel van figuur 7, figuur 9 op grotere schaal een bovenaanzicht van een montageprofiel, 15 figuur 10 een zij-aanzicht van het montageprofiel van figuur 9, figuur 11 op grotere schaal dan in werkelijkheid een bovenaanzicht van een enkelvoudige montagesteun voor een montageprofiel, figuur 12 een langsaanzicht van de montagesteun van figuur 11, en figuur 13 een zij-aanzicht van de montagesteun van figuur 11.

20

De in de figuren 1 en 2 weergegeven bak bestaat uit een rechthoekige bodem 1 en vier zijwanden 2 met binnengelegen ribben 3. In de tekening zijn alle zijwanden identiek getekend, doch het spreekt vanzelf dat ten minste twee ervan moeten zijn uitgevoerd met doorvoermogelijkheden voor de draden van de elektrische installatie. In elk der hoekpunten is een op zichzelf bekende opneembus 4 voor het bevestigen van 25 een (niet-weergegeven) voorfront aangebracht. Grenzend aan de opneembus 4 zijn in elke zijwand twee koppelgroeven 5 aangebracht voor het opnemen van een (niet-weergegeven) verbindingselement met behulp waarvan twee bakken tot één geheel kunnen worden gemaakt. In de bodem 1 zijn vier gaten 6 aangebracht voor het doorlaten van schroeven waarmee de bak als onderdeel van een elektrische installatie in verticale stand aan een wand of muur kan worden bevestigd.

30 Wezenlijke kenmerken van de bodem 1 zijn twee rechthoekige gaten 7 en twee bijbehorende opstaande organen 8 (figuur 3 en 4) die kunnen samenwerken met twee langwerpige montagesteunen 9 (figuur 5 en 6).

De montagesteunen 9 hebben een omgekeerd U-vormige dwarsdoorsnede en bezitten aan het ene einde een verlaagd eindgedeelte 10 dat in het gat 7 van de bodem kan worden gestoken en dan met de 35 verlaagde bodem van het gat in aanraking komt (slechts via de dunne spleet 11 kan door de bodem 1 heen worden gekeken). Omdat een achter het eindgedeelte 10 gelegen verstijvingsribbe 12 zich tendele op hetzelfde niveau als de onderzijde van het eindgedeelte 10 uitstrekt, en omdat het eindgedeelte 10 nagenoeg even dik is als de afstand tussen de onderzijde van de bodem en de bovenzijde van de verlaagde gatbodem, kan de montagesteun zodanig worden gepositioneerd dat een raam 13 aan het 40 andere eindgedeelte 14 van de montagesteun 9 losmaakbaar op een klikrand 15 (figuur 4) van het opstaande orgaan 8 kan worden geklikt.

In de benen van de U-vormige dwarsdoorsnede van het andere eindgedeelte 14 is een uitsparing 16 (figuur 6) aangebracht die het vastklikken bevordert. De klikrand 15 van het opstaande orgaan 8 en het raam 13 van de montagesteun 9 zijn onderling zodanig gedimensioneerd dat in vastgeklikte toestand in het 45 raam 13 een gereedschap, bijvoorbeeld een schroevedraaier kan worden gestoken om de klikverbinding weer los te kunnen maken. In het lijf van het andere eindgedeelte 14 kan een gat 17 zijn aangebracht waardoorheen als extra bevestiging eventueel een schroef kan worden gestoken in een bijbehorend blind gat 18 van het opstaande orgaan 8.

Het ontlaste karakter van de klikverbinding tussen het andere eindgedeelte 14 van de montagesteun 9 50 en het opstaande orgaan 8 komt tot uiting doordat de afstand a in figuur 4 slechts weinig groter is dan de afstand b in figuur 6, waarbij er de aandacht op wordt gevestigd dat de figuren 4 en 6 niet op dezelfde schaal zijn getekend. Verder klikt het raam 13 zodanig over de klikrand 15 dat het brugvormige gedeelte boven de uitsparing 16 ook na het vastklikken niet onder een buigspanning staat.

Indien de kast in verticale stand gemonteerd is zal de montagesteun 9 naar beneden willen zakken. Het 55 raam 13 van de montagesteun 9 zou hierdoor los kunnen komen van de klikrand 15. Dit wordt nu verhinderd door de samenwerking tussen een rug 43 van de montagesteun 9 (figuur 6) en een opstaande wand 44 van de opstaande organen 8 (figuren 3 en 4). De rug 43 rust op de wand 44 waardoor de montagesteun

Claims (7)

1. Apparatenkast voor elektrische installaties, omvattende een rechthoekige bak met een bodem, die 40 voorzien is van middelen voor het verticaal op een wand of muur bevestigen van de apparatenkast, en steunmiddelen voor het in ten minste één horizontale rij ondersteunen van apparaten van de elektrische installatie, en middelen voor het afsluiten van de voorzijde van de bak, waarbij de steunmiddelen aangebracht zijn op montagesteunen, die voorzien zijn van eerste verbindingsmiddelen, waarbij de bodem van de bak voorzien is van tweede verbindingsmiddelen, voor het aangaan van een ontlaste verbinding met de 45 eerste verbindingsmiddelen, en waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen samenwerkende, respectievelijk op de montagesteunen en op de bodem aangebrachte, van de ontlaste verbinding onafhankelijke steunvlakken omvatten voor het verticaal ondersteunen van de montagesteunen, met het kenmerk, dat de eerste (10,13,14, 38) en tweede (8,11,14; 33) verbindingsmiddelen gevormd zijn om althans één, in een in hoofdzaak dwars op de bodem (1) staande richting werkzame, ontlaste klikverbinding (13, 15; 38, 50 46) met elkaar te vormen.

2. Apparatenkast volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede verbindingsmiddelen voorts een opsluitverbinding vormen, voor het aldaar in horizontale, van de bodem afgerichte richting tegengaan van een beweging van de montagesteunen, waarbij de montagesteunen langwerpig zijn, met het kenmerk, dat de montagesteunen (9) aan hun ene eind voorzien zijn van een klikverbinding (13, 15) en aan hun andere 55 eind van een opsluitverbinding (10, 11).

3. Apparatenkast volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de opsluitverbinding (10,11) gevormd wordt door een in de bodem aangebracht rechthoekig gat (7) voor het door achtergrijpen opnemen van een 193125 4 verlaagd eindgedeelte (10) van een montagesteun.

3 193125 9 als het ware tegen zakken wordt geborgd; het klemraam 13 blijft dus door reactie op zijn plaats. De montagesteunen 9 zijn voorzien van rustplaatsen 19, 20 voor het met een klikverbinding opnemen van steunmiddelen 21 (figuren 7 en 8) respectievelijk 22 (figuren 9 en 10). De rustplaatsen 19 bezitten een centrale rug 23 die in een uitsparing 24 in de benen van het omgekeerd 5 U-vormige profiel van het steunmiddel 21 past. Dit steunmiddel is weergegeven als montagerek voor aansluitingen voor geleiders (niet weergegeven). Nabij de randen van de rustplaatsen 19 zijn afschuiningen 25 aangebracht voor het geleiden van de kliktongen 26 van het steunmiddel 21. Die kliktongen hebben naar elkaar toe gerichte weerhaken die achter de klikranden 27 (figuur 6) van de rustplaatsen grijpen. Aan de uiteinden van de steunmiddelen 21 zitten in het lijf gaten 28 waarin een gereedschap, zoals een schroeve-10 draaier kan worden gestoken om de klikverbinding weer los te maken. De bovenzijde van het steunmiddel 21 is voorzien van schotten 29 waartussen bijvoorbeeld aansluitklemmen voor het opnemen van geleiders kunnen worden opgesloten. De onderzijde van het steunmiddel 21 is voorzien van steunpoten 30 die op de bodem 1 komen te rusten. Ook hier is weer sprake van een ontlaste klikverbinding, omdat de poten 30 de positie van de weerhaken 15 26 bepalen en het brugvormige gedeelte boven de uitsparingen 24 na het vastklikken niet onder een buigspanning staat. De rustplaatsen 20 bezitten aan de ene, naar de andere montagesteunen 9 gekeerde zijde, een verhoging 31, en aan de andere zijde een in het vlak van de verhoging 31 gelegen kliktong 41 die gelijkenis vertoont met de kliktong 41 van figuur 13. De verhogingen 31 en kliktongen 41 kunnen worden gestoken 20 door corresponderende gaten 32 van de steunmiddelen 22 die op bekende wijze bestaan uit metaalprofielen waarop schakelaars en dergelijke kunnen worden geklikt, en die ook wel montageprofielen worden genoemd. Een alternatief voor het aanbrengen van de montageprofielen 22 bestaat uit een paar 33 in een vierkant in de bodem 1 aangebrachte sleuven 45/46 (figuur 1) en enkelvoudige montagesteunen 34 (figuren 11-13). 25 Het paar 33 ligt binnen de banen van de langwerpige montagesteunen 9. De enkelvoudige montagesteunen 34 bestaan uit twee lange zijwanden 35 waaruit poten 36 steken, en twee korte zijwanden 37 met weerhaken 38. Op de bovenwand 39 is een rustplaats 40 aangebracht die gelijkenis vertoont met de rustplaats 20 van de figuren 5 en 6. Verticale verplaatsing van de montagesteun 34 wordt voorkomen doordat de poten 36 (figuur 12) opgenomen worden in de sleuven 45 in de bodem van 30 de bak (figuur 11). De in de sleuven 46 gestoken weerhaken worden hierdoor tevens ontlast. Evenals de langwerpige montagesteunen 9 en de montagerekken 21 worden ook de enkelvoudige montagesteunen 34 volgens het spuitgietprocédé vervaardigd. Om productietechnische redenen is het daarbij gewenst om opeenhopingen van materiaal zo veel mogelijk te vermijden; vandaar de schotjes 42 die in figuur 12 zichtbaar zijn. 35

4. Apparatenkast volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de klikverbinding (13, 15) losmaakbaar is.

5. Apparatenkast volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat voor het losmaken van de klikverbinding de 5 montagesteun (9) aldaar voorzien is van een doorgang (17) voor een schroevedraaier.

6. Apparatenkast volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de klikverbinding (13, 15) gevormd wordt door een op de bodem aangebracht opstaand lichaam (8), dat voorzien is van het steunvlak (44) en voorzien is van een klikrand (15), waarbij de montagesteun (9) voorzien is van een eindgedeelte 14 met een omgekeerd U-vormige dwarsdoorsnede, die grijpt over het opstaande lichaam en aan het uiteinde voorzien 10 is van een raam (13) dat samenwerkt met de klikrand (15) van het opstaande lichaam, waarbij het eindgedeelte van de montagesteun voorts voorzien is van een tegenover het raam gelegen oplegvlak (43), dat komt te rusten op het steunvlak op het opstaande lichaam.

7. Apparatenkast volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste verbindingsmiddelen (10, 13, 14; 38) aangevormd zijn aan de montagesteunen (9; 34). Hierbij 2 bladen tekening