NL9200274A - Spanbare raambekleding. - Google Patents

Description

Spanbare raambekleding

De uitvinding heeft betrekking op een raambekleding, tenminste voorzien van een met een raamwerk verbonden eerste balk, alsmede een tweede balk en één of meer daartussen gespannen koordorganen, voor het ondersteunen en geleiden van een bekleding tussen de eerste en tweede balk.

De raambekledingen zoals bedoeld in de onderhavige aanvrage kunnen verschillende vormen hebben. Zo kan de raambekleding een plissé zijn of zich horizontaal uitstrekkende lamellen. Dergelijke bekledingen worden door één of meer spankoorden in het vlak tussen de balken gehouden zodat ook bij schuine ramen, bijvoorbeeld daklichten, de bekleding strak blijft hangen. Vanwege de relatief grote spanning op de spankoorden is het moeilijk de raambekleding te verwijderen teneinde de bijvoorbeeld in het raamwerk aangebrachte glasplaten te reinigen.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen en verschaft daartoe een raambekleding die zich onderscheidt doordat tenminste één balk door middel van een spanmiddel vanuit een werkstand, waarin het of elk koord gespannen is, naar een tweede stand waarin het koord is ontspannen, te brengen is en omgekeerd.

Dankzij de extra spanmiddelen is het mogelijk om niet alleen het stelsel bestaande uit raambekleding en balken gemakkelijk los te maken en te verwijderen uit het raamwerk, maar na het opnieuw aanbrengen, de koorden weer snel op de juiste spanning terug te brengen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de spanmiddelen gevormd door een op de te spannen balk aangebracht excentriek mechanisme. Hiermee zijn de twee voornoemde standen door de gebruiker snel herkenbaar.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het excentriek mechanisme samengesteld uit een aan de te spannen balk bevestigde hulpbalk, waarvan althans één eindvlak is voorzien is van een hefboom-arm, welke draaibaar afsteunt op het raamwerk. Zodoende is na het aanbrengen van het andere einde, al of niet met hetzelfde excentriek mechanisme, de hulpbalk en daarmee de te spannen balk op de juiste spanstand te brengen.

Teneinde de bekleding en de balken gemakkelijk te kunnen verwijderen verdient het de voorkeur om de hefboomarm samen te laten werken met een tegen het raamwerk bevestigde ankerplaat, welke is voorzien van een haakvormige uitsparing, waarin de arm losneembaar en draaibaar is af te steunen.

De hierboven voorgestelde constructie volgens de uitvinding leent zich ook om een tweede hulpbalk bij de andere balk aan te brengen, een en ander zodanig dat beide hulpbal-ken op afstand van de boven- en onderbegrenzing van het raamwerk komen te liggen. Dit biedt het voordeel dat vooral bij ramen met groot lichtinval een ventilatiespleet aan boven- en onderzijde ontstaat, waardoor de temperatuur in de ruimte tussen de raambekleding en de glasplaat niet te hoog zal oplopen.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening toont: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een raambekleding in de vorm van een plissé, voorzien van het span- respectievelijk excentriekmechanisme volgens de uitvinding; figuur 2 een staande doorsnede van de raambekleding uit figuur 1; figuur 3 een met figuur 1 overeeenkomend perspectivisch aanzicht echter met uiteengenomen delen van het excentriek mechanisme ? figuur 4 een perspectivisch aanzicht op vergrote schaal van de hefboomarm in het excentriekmechanisme volgens de uitvinding.

In figuur 1 is met het cijfer 1 het plissé aangegeven, dat bestaat uit een baanmateriaal dat zigzagvormig is gevouwen, en dat is geleid respectievelijk ondersteund door spankoorden 2. De spankoorden zijn bevestigd in een eerste balk 3 aan de bovenzijde van een raamwerk R en een tweede balk 4 aan de onderzijde daarvan.

opgemerkt wordt dat het raamwerk elke willekeurige configuratie kan hebben, en dat het in de getoonde uitvoering de omtrek van een venster met glasplaat G is.

De eerste en tweede balk 3 respectievelijk 4 zijn in de getoonde uitvoeringsvorm gevormd uit profielbalken, welke hol zijn en waardoorheen de spankoorden op passende wijze kunnen zijn geregen, en door middel van niet-getoonde spanmiddelen, bijvoorbeeld een trekveer, op de gewenste spanning kunnen worden gehouden.

Opgemerkt wordt dat (zie figuur 3), een onderbalk 5 aan het plissé 1 kan zijn bevestigd zodanig dat de balk 5 langs de spankoorden 2 op en neer kan worden bewogen. Een dergelijke opbouw van een raambekleding is voor plissé-gordijnen algemeen bekend en vraagt verder geen nadere uitleg.

Volgens de uitvinding is althans de tweede balk 4 bevestigd aan een hulpbalk 6 met behulp van de daarop bevestigde klemmen 7, die in hoofdzaak U-vormig zijn en naar binnen gerichte flenzen vertonen welke vallen in groeven 8 van de tweede balk 4. De hulpbalk 6 kan verder elke gewenste dwarsdoorsnede vertonen, en heeft een lengte die enigszins kleiner is dan de lengte van de tweede balk 4. Elk kopvlak 10 van de hulpbalk 6 kan worden voorzien van een sluitplaat 11 die is uitgevoerd met een stift 12 welke in de holle ruimte 13 van de balk 6 past. De sluitplaat 11 heeft een hoogte die groter is dan die van de hulpbalk 6, op welk omlaag gerichte verlenging een penvormig uitsteeksel 14 is bevestigd, die van de balk 6 afwijst.

Een hefboomarm 15 is voorzien van een gat 16, dat past op de pen 14 van de sluitplaat 11. De hefboomarm is voorzien van een knopvormig einddeel 17 dat met de hand kan worden gevat, hetgeen hieronder nog nader wordt toegelicht. Aan het tegenover het gat 16 gelegen einde van de hefboomarm 15 is een met de pen 14 overeenkomende pen 18 aangebracht.

Een ankerplaat 20 kan door middel van schroeven 21 tegen de zijden van het raamwerk R worden bevestigd. De ankerplaat 20 heeft een haakvormig einddeel 21, een en ander zodanig dat de haakvormige uitsparing 22 de pen 18 kan opnemen.

In samengestelde toestand is de lengte van de hulpbalk 6 met sluitplaat 11 en hefboomarm 15 zodanig dat de pen 18 exact in de uitsparing 22 past als de ankerplaten 20 tegen de zijden van het raamwerk R zijn vastgeschroefd.

Het hierboven beschreven excentriekmechanisme, bestaande uit de hulpbalk 6 met daarbij behorende accessoires en ankerplaat 20 werkt als volgt.

Aangenomen dat de eerste balk 3 op willekeurige wijze tegen het raamwerk R is bevestigd, en uitgaande van de stand in figuur 1, kan de tweede balk 4 gemakkelijk worden verwijderd en de koorden 2 worden ontspannen, door het excentriekmechanisme met de hulpbank 6 te lossen van het raamwerk R.

Het gebeurt door de hefboomarm 15 aan de onderzijde van de glasplaat G af te bewegen (zie figuur 2) en volgens pijl PI omhoog te draaien, waarbij de hefboom 15 rond de pen 18 in de uitsparing 22 draait. De pen 14 zal ten opzichte van de pen 18 een cirkelvormige baan beschrijven waardoor de afstand tussen de balk 6 en de eerste balk 3 kleiner wordt. Hierdoor zou elk koord 2 zich ontspannen en kan in de ontspannen toestand de pen 18 uit de sparing 22 worden gelicht in de richting van de pij'l P2, zie figuur 2. Zodoende is de onderzijde van de raambekleding 1 losgemaakt van het raamwerk R en kan het worden omhooggeklapt waarna de glasplaat G toegankelijk wordt voor niet nader genoemde werkzaamheden.

Het spannen van de raambekleding vindt in omgekeerde volgorde plaats, waarbij de gebruiker gemakkelijk kan vaststellen of de juiste eindstand, waarin de koorden 2 de goede spanning hebben, is geplaatst door vast te stellen dat de hefboomarm 15 exact naast de ankerplaat 20 ligt.

In de getoonde uitvoeringsvorm is het mogelijk om de hefboomarm 15 te borgen in de ankerplaat 20, zie figuur 4. Daartoe is het knopvormig deel 17 aan de ankerplaat toegekeerde zijde verlengd ten opzichte van de lijfplaat van arm 15, welke verlenging 25 valt in een naar buiten open kamer 26 van de ankerplaat 20. Door het knopvormige deel 17 in de richting van de pijl P3 van de ankerplaat 20 weg te zwenken, hetgeen mogelijk is door de relatief dunne lijfplaat van arm 15 kan naderhand de arm 15 in de hierboven beschreven wijze worden weggezwenkt rond de pen 18. Daarentegen vindt de borging weer plaats door het uitstekende deel 25 in de kamer 26 terug te brengen.

In de getoonde uitvoeringsvorm is de eerste balk 3 eveneens met klemorganen 7 aan een tweede hulpbalk 6' bevestigd. Deze hulpbalk is eveneens voorzien van sluitplaten 11 waarvan de pen 14 in de uitsparing 22 van een identiek gevormde ankerplaat 20 kan vallen. In deze bovenste uitvoering ontbreekt de hefboomarm 15 en dient de pen 14 direct in de uitsparing 22 te worden aangebracht. Het loshalen van de bovenbalk 61 met daaraan bevestigde eerste balk 3 kan plaatsvinden door de pen 14 uit de haakvormige uitsparing 22 te lichten, zie pijl P4 in figuur 2.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

Zo is het mogelijk om af te zien van de constructie aan de bovenzijde bij de eerste balk 3, waarbij de eerste balk 3 direct tegen de bovenbegrenzing van het raamwerk R is bevestigd. Voorts is het mogelijk om de excentriek hefboom 15 niet naar beneden, zoals getoond, te laten wijzen maar naar boven in de spanstand van de tweede balk 4 zodat de tweede balk 4 met daaraan gekoppelde hulpbalk 6 direct tegen de onderbegrenzing van het raamwerk R komt te liggen. Hiermee wordt het raamwerk R volledig door de bekleding afgesloten.

De bij de voorkeursuitvoering verkregen vrije ruimte tussen de raambekleding en de boven- en onderzijde van het raamwerk kan, zoals in fig. 1 getoond, op voordelige wijze dienen om de luchtventilatie tussen het glas en de raambekleding, zoals met de pijlen P5 en P6 aangegeven, te bevorderen.

Tenslotte is het mogelijk om de hefboomarm 15 met sluitplaat 14 direct op de tweede balk 4 aan te brengen, zonder afbreuk te doen aan de werking van het excentriek mechanisme volgens de uitvinding.

Claims (9)

1. Raambekleding tenminste voorzien van een met een raamwerk verbonden eerste balk, alsmede een tweede balk en één of meer daartussen gespannen koordorganen, voor het ondersteunen en geleiden van een gekleding tussen de eerste en de tweede balk gekenmerkt doordat tenminste één balk door middel van een spanmiddel vanuit een werkstandr waarin het of elk koord gespannen is, naar een tweede stand waarin het koord is ontspannen, te brengen is en omgekeerd.

2. Raambekleding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spanmiddelen zijn gevormd door een op de te spannen balk aangebracht excentriek mechanisme.

3. Raambekleding volgens conclusie l of 2, met het kenmerk, dat het excentriek mechanisme voorzien is van een hef-boom-arm, welke draaibaar is afgesteund op het raamwerk.

4. Raambekleding volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hefboomarm samenwerkt met een tegen het raamwerk bevestigde ankerplaat voorzien van haakvormige uitsparingen.

5. Raambekleding volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hefboomarm is voorzien van een borgorgaan, welke samenwerkt met een borgmiddel aan de ankerplaat.

6. Raambekleding volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hefboom-arm is aangebracht op een eindvlak van een aan de te spannen balk bevestigde hulpbalk.

7. Raambekleding volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de andere balk is voorzien van een tweede hulpbalk.

8. Raambekleding volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de andere balk losneembaar in het raamwerk is ondergebracht.

9. Raamwerk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de of elke hulpbalk is uitgevoerd met een. sluitplaat langs het kopeinde daarvan, welke sluitplaat is voorzien van een pen voor het draaibaar opnemen van de hefboomarm.