NL9101996A - Bouwconstructie bestaande uit een met folie bedekt raamwerk van stijlen en liggers. - Google Patents

Description

Bouwconstructie bestaande uit een met folie bedekt raamwerk van stijlen en liggers

De uitvinding heeft betrekking op een bouwconstructie bestaande uit een raamwerk van stijlen en liggers uit profielmateriaal, dat aan de buitenzijde is bedekt met velvormig materiaal, zoals kunststoffolie.

Dergelijke bouwwerken worden veel gebruikt voor kassenbouw in de tuinbouwindustrie. Hierbij moet de vel-vormige kunststoffolie gezien worden als vervanger van de traditionele glasbedekking. De folie dient daarbij strak over het raamwerk te zijn gespannen, teneinde de folie windbestendig te houden. Anderzijds moet het ook mogelijk zijn een deel van de folie in dak- of zijwand op te lichten teneinde bij zomerse temperaturen de kas te kunnen luchten. Bij strakgespannen folie is het ontspannen en wegschuiven van de folie een probleem, omdat deze dan weer windgevoelig wordt.

De uitvinding beoogt een bouwconstructie van de in de aanhef beschreven soort te verbeteren door een mechanisme te verschaffen, waarmee het openen van een dak- of wanddeel van de foliebedekking gemakkelijk en onder spanning kan plaatsvinden, waardoor bovengenoemde bezwaren worden ondervangen .

De bouwconstructie volgens de uitvinding onderscheidt zich, doordat de folie op althans het dakgedeelte van het raamwerk met een langsrand is bevestigd aan een met het raamwerk verbonden langsligger, waarbij een tweede langsligger aan de parallelle tegenoverliggende langsrand van de folie is bevestigd en om de hartlijn daarvan draaibaar is aangedreven, zodanig dat de tweede ligger zich in respectievelijk uit de folie wikkelt.

Dankzij de draaibaar aangedreven tweede langsligger kan de folie strak gespannen blijven op het resterend dak-of wanddeel of kan zelfs geheel worden opgerold, zodat geen losse foliedelen ontstaan, welke door de wind kunnen worden aangepakt. Het bedekken van het raamwerk kan in omgekeerde wijze plaatsvinden door de langsligger in tegengestelde zin aan te drijven en uit de folie te wikkelen, waardoor deze over het raamwerk weer wordt gespannen. De folie blijft vanwege het gewicht van de langsligger onder spanning staan.

Het verdient de voorkeur om de breedteafmeting van de folie groter te maken dan de lengte van de dwarsliggers, waarbij de onderrand van het door de dwarsliggers gevormde dakvlak uitkraagt boven de ondersteuning daarvan. Dit biedt het voordeel dat bij het geheel uitrollen van de tweede langsligger, deze zich opnieuw gaat oprollen, echter aan de tegenovergestelde zijde van de folie, waardoor de langsligger zich onder het uitkragende gedeelte van het dak kan nestelen en de folie kan straktrekken. Dit vermijdt mogelijke schade ten gevolge van wind, aangezien de folie stevig op de dwarsliggers wordt aangetrokken.

Volgens een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan de ondersteuning van de dwarsliggers een deel zijn van een afwateringsgootprofiel.

In een uitvoeringsvorm stelt de uitvinding voor om de aandrijving van de tweede langsligger uit te voeren als een omkeerbare elektromotor, welke in een met de langsligger verbonden subgestel is gelagerd. Dit biedt het voordeel dat de aandrijving zich altijd onder de dakbedekking bevindt, ook al is deze gedeeltelijk opgerold.

Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht in de hieronderstaande figuurbeschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening toont: Fig. 1 een perspectivisch bovenaanzicht van een bouwconstructie volgens de uitvinding, fig. 2 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl II van een detail van de nokconstructie van een deel van het raamwerk in fig. 1, fig. 3 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl III in fig. 1, van een deel van de aandrijving van de tweede langsligger met daarop gewikkelde folie, fig. 4 een perspectivisch aanzicht volgens de pijl IV, waarin de wikkel- en spanfunctie van de tweede ligger nader is toegelicht.

fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een bouwconstructie volgens de uitvinding.

De in fig. 1 getoonde bouwconstructie bestaat uit een raamwerk of samenstel van stijlen 1, langs- en dwarsliggers 2 respectievelijk 3, alsmede gebogen dwarsliggers 4, waarop een langsligger 5 op het hoogste punt daarvan is bevestigd. Al deze onderdelen zijn gevormd uit profielmate-riaal of samengesteld profielmateriaal.

Desgewenst kunnen kruisverbanden worden aangelegd, welke kunnen zijn gevormd door staven 6, links in fig. 1 of spandraden 7 tussen de gebogen dwarsliggers 4.

Volgens de uitvinding is de buitenzijde van het raamwerk bedekt met kunststoffolie, zoals aangegeven met 10 langs de zijpanelen van het raamwerk, en 11 op het dakge-deelte.

Aan de hand van de figuren 1 t/m 4 wordt thans de bevestigings- en oprolwijze van de dekfolie 11 voor het dakgedeelte nader toegelicht.

De folie 11 is met een langsrand 12 vast bevestigd aan de daklangsligger 5, zie fig. 2, welke ligger hier bestaat uit een tweetal op afstand van elkaar gehouden L-vormige profielen 13, waarvan de onderflens op de gebogen dwarsligger 4 is bevestigd. De langsrand 12 wordt door middel van een klemstrook 14 vastgeklemd tegen het lange been van het profiel 13.

Het foliemateriaal 11 heeft een lengte, welke overeenkomt met een deel of de hele lengte van de te overspannen bouwconstructie, alsmede een breedte, welke tenminste overeenkomt met de helft van de lengte van de gebogen dwarsligger 4 van het raamwerk.

De aan de randstrook 12 parallelle vrije randstrook van het folie 11, dat zich in de dekkende toestand nabij het ondereinde van de gebogen dwarsspanten 4 bevindt, is be- vestigd aan een tweede langsligger in de vorm van een staaf of pijp 15, zie ook fig. 3, welke draaibaar om de hartlijn daarvan is aangedreven, hetgeen hieronder nog nader wordt toegelicht, zodanig dat de staaf zich in respectievelijk uit de foliebaan 11 kan wikkelen. Zodoende is het mogelijk om de helft van de overspanning van een dwarsspant 4 vanaf de onderzijde tot aan de eerste langsligger 5 op te rollen en in omgekeerde zin weer uit te rollen om het raamwerk te bedekken.

Voor de aandrijving wordt verwezen naar fig. 3, waarin is te zien, dat de foliebaan 11 plaatselijk is onderbroken, waarbij een tweetal dicht naast elkaar gelegen dwarsspanten 4 zijn aangebracht. In de afstand tussen de dwarsspanten 4 is de vrije tweede langsligger 15 uitgevoerd met een kettingwiel 20, waaromheen een ketting 21 is geslagen. Deze leidt naar een tweede kettingwiel 22 op de uitgaande motoras 23 van een elektromotor 24. Deze elektromotor 24 is bevestigd in een subframe 25, in de vorm van een U-vormige beugel, waaraan een reactiestang 26 is bevestigd. De reactiestang wordt via een glijverbinding 27 verbonden met een langsligger 2 van het raamwerk. Een en ander is zodanig uitgevoerd, dat de reactiestang 26 zich dwars op de langsligger 2 kan verschuiven indien het subframe 25 langs de onderzijde van de gebogen dwarsspant 4 beweegt.

Deze beweging komt tot stand door een passende bekrachtiging van de motor 24 in de een of andere draaizin, waardoor via de kettingoverbrenging 21 het wiel 20 in draaiing wordt gebracht en zodoende de staaf 15. Afhankelijk van de rotatierichting zal de staaf zich derhalve in respectievelijk uit de foliebaan 11 wikkelen in de richting van de pijl PI, zie fig. 3.

Aangezien het kruispunt van de reactiestaaf 26 met de bijbehorende langsligger 2 zich niet exact in het middelpunt van de buiging van de dwarsspant 4 bevindt, zal bij de verplaatsing de afstand tussen de motor 24 en de betreffende langsligger 2 veranderen, waardoor zodoende de reactiestang 26 langs de langsligger 2 moet kunnen verschuiven. De ge kozen constructie maakt het mogelijk dat de motor met aandrijving zich onder de foliebaan 11 bevindt in het merendeel van de dekstanden van de folie over het raamwerk, waardoor de constructie is beschermd tegen weersinvloeden.

Opgemerkt wordt, dat de spleet tussen de twee naast elkaar liggende dwarsspanten 4 kan worden afgedekt met een niet getoonde overkapping.

Binnen het kader van de uitvinding zijn andere aandrijfconstructies mogelijk, bijvoorbeeld een handmatige aandrijving óf een waarbij te denken is aan een centrale motor, welke via een kabel, kettingsysteem met de verschillende tweede langsligger 15 is verbonden teneinde deze in de ene respectievelijk andere draaizin aan te drijven.

Teneinde de folie strak over de gebogen dwarsliggers of spanten 4 te trekken, verdient het de voorkeur om de onderste randconstructie van de overkapping nabij de tussen-gelegen gootprofielen 30 zodanig uit te voeren, dat de onderrand het gootprofiel 30 overkraagt, zie fig. 4. Deze overkraging komt tot stand door het gootprofiel 30 naar boven toe te voorzien van een beugel 31 aan de vrije rand 32 waarvan een buis 33 is bevestigd. De ondereinden van de spanten 4 eindigen op deze buis 33.

Bij het uitrollen van de tweede langsligger 15 uit het folie 11 in de richting van de pijl P2, zal bij een voldoende breedte van het folie 11 de buis 15 voorbij de buis 33 zakken tot in de stand aangegeven met A in fig. 4. Door het doordraaien van de langsligger 15 in dezelfde richting P2 zal de buis zich aan de andere zijde van de folie inwikkelen en zichzelf tenslotte vastklemmen naast de langsbuis 33 tot in de stand aangegeven met B in fig. 4. Op deze wijze wordt de foliebaan 11 strak over de vaste langsbuis 33 getrokken en komt het folie stevig, zonder speling, op de dwarsliggers 4 te rusten. Daarmee wordt een bijzonder windvaste constructie verkregen.

Het losmaken van de folie en het opwikkelen ervan vindt plaats door de langsligger 15 in omgekeerde zin aan te drijven, waardoor eerst de stand A wordt bereikt en vervol- gens het opwikkelen begint voor het openen van het dakdeel van de bouwconstructie.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvorm, waarbij de bouwconstructie is aangesloten op een bestaande bouw van andere aard. Ook hier bestaat de bouwconstructie uit stijlen 1 en langsliggers 2, bijvoorbeeld in de vorm van een regengoot en een vaste langsligger 5, welke aan de gevel van de bestaande bouw is bevestigd. De dwarsliggers 4 zijn hier geknikt uitgevoerd en strekken zich tussen de langsligger 2 respectievelijk 5 uit. Een losse tweede langsligger 15 is weer aan het vrije ondereinde van een dekfolie 11 bevestigd, en wordt aangedreven door een motor 24 volgens het hierboven beschreven aandrijfmechanisme. Een reactiestang 26 loopt met een slede 40 in een sledegeleiding 41, welke is bevestigd aan de gevel van het bestaande bouwwerk.

Ook hier is het ondereinde van de dwarsliggers 4 zodanig geconstrueerd dat deze het gootprofiel 2 overkraagt, waardoor een met fig. 4 overeenkomende spanmethode van de folie 11 kan worden bereikt. Voor het overige is de werking van het oprollen respectievelijk uitrollen van het folie overeenkomstig het hierboven beschreven systeem aan de hand van fig. 1.

Claims (7)

1. Bouwconstructie bestaande uit een raamwerk van stijlen en liggers uit profielmateriaal, dat aan de buitenzijde is bedekt met velvormig materiaal zoals kunststof-folie, met het kenmerk, dat de folie op althans het dakge-deelte met een langsrand is bevestigd aan een met het raamwerk verbonden langsligger, waarbij een tweede langsligger aan de parallelle tegenoverliggende langsrand van de folie is bevestigd en om de hartlijn daarvan draaibaar is aangedreven, zodanig dat de tweede ligger zich in respectievelijk uit de folie wikkelt.

2. Bouwconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste langsligger op het hoogste punt van het dakgedeelte is aangebracht.

3. Bouwconstructie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de dwarsliggers, die de eerste langsligger dragen, een gebogen vorm hebben.

4. Bouwconstructie volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de breedteafmeting van de folie groter is dan i de lengte van de dwarsliggers, en de onderrand van het door de dwarsliggers gevormde dakvlak uitkraagt boven de ondersteuning daarvan.

5. Bouwconstructie volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de ondersteuning een deel van het afwaterings- > gootprofiel is.

6. Bouwconstructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving van de tweede langsligger een omkeerbare elektromotor is, welke in een met de langsligger verbonden subgestel is gemonteerd.

) 7. Bouwconstructie volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat tussen de elektromotor en de langsligger een transmissie is aangebracht, bij voorkeur in de vorm van een ketting, welke rond een met de langsligger verbonden trans-missiewiel is gevoerd.