NL9101695A - Contact voor een kabel met een of meer binnengeleiders. - Google Patents

Description

Contact voor een kabel met één of meer binnengeleiders.

De uitvinding heeft betrekking op een contact voor een kabel die is uitgevoerd met één of meer binnengeleiders met binnenisolatiemantel en een gemeenschappelijke afscherming met buitenisolatiemantel, welk contact is voorzien van een aansluitelement voor de afscherming en een aansluitelement voor elke binnengeleider.

In het bijzonder bij een voor hoogfrequente toepassingen geschikte coaxiale of twinaxiale kabel waarvan de aard van het materiaal van de binnenisolatiemantel(s) zodanig is, dat het verwijderen van deze binnenisolatiemantel(s) voor het blootleggen van de binnengeleider(s) door het doorsnijden of strippen van de binnenisolatiemantel niet goed mogelijk is, is het aansluiten van een bekend contact van de bovengenoemde soort op de kabel, zoals een coaxiale of twinaxiale kabel, betrekkelijk gecompliceerd.

In het Amerikaanse octrooischrift 4.719.697 zijn een werkwijze en inrichting beschreven, waarbij de binnenisolatiemantel van een binnengeleider met behulp van een speciaal gereedschap in axiale richting wordt samengedrukt, waardoor de binnengeleider komt bloot te liggen. Vervolgens wordt de kabel met blootliggende binnengeleider in een gebruikelijk contact gestoken en hierin op gebruikelijke wijze vastgezet. Volgens deze bekende oplossing is derhalve een speciale behandelings-stap van de kabel nodig, waarvoor een speciale inrichting moet worden verschaft.

De uitvinding beoogt een contact van de in aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij het verbinden van de kabel met het contact aanzienlijk kan worden vereenvoudigd.

Hiertoe wordt het contact van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding gekenmerkt door een geleidings-element en een aanslagelement voor elke binnengeleider, waarbij het geleidingselement de binnengeleider met zijn isolatie-mantel richt op het bijbehorende aanslagelement, zodanig dat bij insteken van de kabel in het contact de binnenisolatiemantel door het aanslagelement in axiale richting wordt samengedrukt, waarbij elk aansluitelement voor een bin- nengeleider gezien in de kabelinsteekrichting voorbij het bijbehorende aanslagelement is aangebracht.

Op deze wijze wordt een contact verkregen, waarbij behalve voor het verwijderen van de buitenisolatiemantel en de afscherming geen verdere behandeling van het aan te sluiten uiteinde van de kabel nodig is en de kabel met het contact kan worden verbonden door de binnengeleider(s) eenvoudig via het bijbehorende geleidingselement in te steken, waardoor de bin-nenisolatiemantel door het aanslagelement automatisch in axiale richting wordt samengedrukt, zodat de binnengeleider komt bloot te liggen bij het bijbehorende aansluitelement. Hierna kan de binnengeleider op gebruikelijke wijze met dit aansluitelement worden verbonden.

Volgens een eenvoudige uitvoeringsvorm van het contact volgens de uitvinding vormt een eindrand van elk aansluitelement voor een binnengeleider en/of van een diëlektrisch inzetstuk het bijbehorende aanslagelement.

Bij voorkeur wordt elk geleidingselement gevormd door een ringvormig kanaal dat de binnengeleider met binnenisolatiemantel passend omgeeft. In dit geval bestaat volgens een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding elk geleidingselement uit elektrisch geleidend materiaal en is verbonden met het aansluitelement voor de buitengeleider. Hierdoor wordt bereikt, dat elke binnengeleider ook over het gedeelte waar de afscherming van de kabel is verwijderd niettemin door een afscherming is omgeven.

Volgens de uitvinding verdient het de voorkeur dat het aansluitelement voor de afscherming wordt gevormd door een ring die de kabel met zijn binnengeleider(s) richt op de ge-leidingselementen. Hierdoor verschaft het aansluitelement voor de buitengeleider als het ware een voorpositionering van de kabel, waardoor elke binnengeleider gemakkelijk in het bijbehorende geleidingselement kan worden ingevoerd.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van het contact volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont in perspectief een uitvoeringsvorm van een contact volgens de uitvinding, waarbij een einddeel van een twinaxiale kabel is afgeheeld, voordat deze in het contact wordt gestoken.

Fig. 2 toont in perspectief het contact uit fig. 1, waarbij het kabeleinddeel geheel in het contact is gestoken.

De fig. 3a, 3b - 5a, 5b tonen respectievelijk in een gedeeltelijk in doorsnede weergegeven bovenaanzicht en zijaanzicht de opeenvolgende stappen tijdens het aanbrengen van het kabeluiteinde in het contact uit fig. 1.

In de tekening is een contact 1 weergegeven, dat is bestemd voor een twinaxiale kabel 2 waarvan een eindgedeelte in fig. 1 zichtbaar is. Opgemerkt wordt, dat het contact uiteraard ook voor een coaxiale kabel kan zijn uitgevoerd. De twinaxiale kabel 1 is voorzien van twee binnengeleiders 3 met een binnenisolatiemantel 4 en van een gemeenschappelijke afscherming 5 die uit gevlochten metaaldraad bestaat. De afscherming 5 is door een buitenisolatiemantel 6 omgeven. In fig. 1 is het einddeel van de kabel 2 op gebruikelijke wijze ontdaan van een deel van de buitenisolatiemantel 6 en een deel van de afscherming 5, zodat de beide binnengeleiders 3 met isolatiemantel 4 uit de afscherming 5 uitsteken.

Het contact 1 is voorzien van een aansluitelement 7 voor de afscherming 5, welk aansluitelement 7 in dit geval uit een platte ring bestaat. Op het aansluitelement 7 volgt voor elke binnengeleider 3 met isolatiemantel 4 een geleidingsele-ment 8 dat bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld uit het zelfde materiaal als het aansluitelement 7 is vervaardigd en is uitgevoerd als een ringvormig kanaal dat de binnengeleider 3 met isolatiemantel 4 passend opgeeft.

Zoals in de fig. 3a, 3b zichtbaar is, is het aansluitelement 7 zodanig ten opzichte van de geleidingselementen 8 geplaatst, dat bij het insteken van de binnengeleiders 3 met isolatiemantel 4 in het aansluitelement 7 de binnengeleiders 3 op de geleidingselementen 8 worden gericht. Hierdoor wordt het in de geleidingselementen 8 schuiven van de binnengeleiders 3 met isolatiemantel 4 vergemakkelijkt.

Op de geleidingselementen 8 volgt voor elke binnengeleider 3 een aansluitelement 9, welke aansluitelementen 9 door een uit isolatiemateriaal bestaand diëlektrisch inzetstuk 10 van de afscherming 11 van het contact 1 zijn gescheiden. Uit de tekening blijkt, dat het aansluitelement 7 en de geleidingselementen 8 uit een verlengstuk van deze afscherming 11 zijn gevormd. Het koppelgedeelte 12 dat met een contra-contact of dergelijke kan worden verbonden is niet nader weergegeven en maakt op zichzelf geen deel uit van de onderhavige uitvinding.

Een eindrand 13 van elk aansluitelement 9 en/of het diëlektrische inzetstuk 10 vormt een aanslagelement, waarop de binnenisolatiemantel 4 van de bijbehorende binnengeleider 3 stuit bij het insteken van de kabel 2 in het contact 1. In de fig. 4a, 4b is de situatie afgeheeld, waarin de isolatiemantel 4 van de binnengeleiders 3 juist op de eindrand 13 van het aansluitelement 9 stuit. Door een geschikte vormgeving van het inzetstuk 10 kan het aanslagelement geheel worden gevormd door een eindvlak van dit inzetstuk.

Wanneer de kabel 2 nu verder in het contact 1 wordt geschoven, worden de isolatiemantels 4 van de binnengeleiders 3 door de aanslagelementen 13 in axiale richting samengedrukt, zodat de uiteinden van de binnengeleiders 3 tegen de aanslui-telementen 9 bloot komen te liggen, zoals in de fig. 5a, 5b is weergegeven. Vervolgens kunnen de uiteinden van de binnengeleiders 3 eenvoudig door bijvoorbeeld solderen met de aanslui-telementen 9 worden verbonden.

In fig. 2 is de situatie volgens fig. 5 in perspectief weergegeven. Na het solderen van de uiteinden van de binnengeleiders 3 kunnen vleugels 14 van het huis 11 worden gesloten, zodat de afscherming 11 van het contact 1 weer geheel gesloten en daarmede geen onderbreking van de afscherming aanwezig is.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn, dat het aanbrengen van een contact op het uiteinde van de kabel 2 bij toepassing van het beschreven contact 1 bijzonder eenvoudig is. Het verwijderen van de buitenisolatiemantel 6 en de afscherming 5 kan op gebruikelijke wijze plaatsvinden, terwijl het niet nodig is de binnenisolatiemantel 4 van de binnengeleider 3 te verwijderen. Door het eenvoudig in het aansluitelement 7 en vervolgens in de geleidingselementen 8 steken van de binnengeleiders 3 met isolatiemantel 4 worden deze binnengeleiders automatisch met hun isolatiemantel gericht op de aanslagelementen 13, waardoor de isolatiemantels 4 in axiale richting worden samengedrukt en de binnengeleiders 3 bloot komen te liggen. De geleidingselementen 8 hebben hierbij het belangrijke voordeel dat zij zich over een aanmerkelijk deel van de binnengeleiders 3 uitstrekken, waardoor ook het gedeelte van deze binnengeleiders 3 waar de afscherming 5 is verwijderd toch een afscherming aanwezig is.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

Claims (6)

1. Contact voor een kabel die is uitgevoerd met één of meer binnengeleiders met binnenisolatiemantel en een gemeenschappelijke afscherming met buitenisolatiemantel, welk contact is voorzien van een aansluitelement voor de afscherming en een aansluitelement voor elke binnengeleider, gekenmerkt door een geleidingselement en een aanslagelement voor elke binnengeleider, waarbij het geleidingselement de binnengeleider met zijn isolatiemantel richt op het bijbehorende aanslagelement, zodanig dat bij insteken van de kabel in het contact de binnenisolatiemantel door het aanslagelement in axiale richting wordt samengedrukt, waarbij elk aansluitelement voor een binnengeleider gezien in de kabelinsteekrichting voorbij het bijbehorende aanslagelement is aangebracht.

2. Contact volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een eindrand van elk aansluitelement voor een binnengeleider en/of van een diëlekrisch inzetstuk het bijbehorende aanslagelement vormt.

3. Contact volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk geleidingselement wordt gevormd door een ringvormig kanaal dat de binnengeleider met binnenisolatiemantel passend omgeeft.

4. Contact volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elk geleidingselement uit elektrisch geleidend materiaal bestaat en is verbonden met het aansluitelement voor de buitengeleider.

5. Contact volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk geleidingselement zich uitstrekt vanaf het aansluitelement voor de buitengeleider tot nabij het bijbehorende aansluitelement voor de binnengeleider.

6. Contact volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aansluitelement voor de afscherming wordt gevormd door een ring die de kabel met zijn binnengeleider(s) richt op de geleidingselementen.