NL9101227A - Inrichting voor het in doorstroom verwarmen van een stof. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het in doorstroom verwarmen van een stof.

De uitvinding betreft een inrichting voor het in doorstroom verwarmen van een stof of een mengsel van stoffen, in het bijzonder voor het koken van een grondstof voor de bereiding van een suikergoed of dergelijk genotmiddel, omvattende een gesloten huis dat is voorzien van tenminste één toevoer en één afvoer voor een verwarmingsmedium, bijvoorbeeld stoom, en een zich door de binnenkant van dit huis uitstrekkende leiding die wordt gevormd door een aantal rechte kanalen die zich, in wezen evenwijdig aan elkaar lopend, door het huis uitstrekken tussen twee plaatvormige organen die elk zijn voorzien van een aantal openingen waarin de einden van de kanalen zijn gevat, waarbij elk plaatvormig orgaan, bij de buitenkant ervan, wordt bedekt door een sluitplaat en zodanig tussen paren van de genoemde openingen een verbinding is gevormd, dat de kanalen tot een zich heen en weer door het huis uitstrekkende doorlopende leiding met elkaar worden verbonden, waarbij deze leiding een tot buiten het huis lopend toevoer- en afvoereind heeft. Een dergelijke inrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8600655.

Bij de bekende inrichting worden de verbindingen tussen de paren openingen gevormd door in het buitenvlak van de plaatvormige organen gevormde, zich tussen twee openingen uitstrekkende kanaalvormige uitsparingen, waarvan de open kanten door de sluitplaten worden bedekt.

Volgens de uitvinding is nu ingezien dat de bruikbaarheid van de inrichting van het genoemde type op eenvoudige wijze kan worden verbeterd, wanneer de verbindingen tussen de paren openingen worden gevormd door in het naar binnen gerichte oppervlak van de sluitplaat aangebrachte uitsparingen.

Bij gebruikers van een inrichting voor het in doorstroom verwarmen van een stof bestaat vaak de behoefte op bepaalde momenten met een geringere capaciteit te kunnen werken, wat met de ter beschikking staande inrichting, die voor een bepaalde grote capaciteit is uitgevoerd, niet mogelijk is. De aanschaffing van een aparte inrichting met een geringere capaciteit is echter vaak niet verantwoord zodat deze gebruikers voor een groot probleem worden gesteld.

Volgens de uitvinding wordt een oplossing voor dit probleem gegeven doordat in tenminste één van de sluitplaten tenminste één, vanaf de buitenkant daar doorheen lopende opening is aangebracht, die bij de binnenkant in verbinding staat met één van de een kanaal bevattende openingen in het, door de sluitplaat bedekte plaatvormige orgaan, waarbij deze opening, bij de buitenkant, in verbinding kan worden gebracht met de toevoer voor de te behandelen stof en in de sluitplaat een kleporgaan is gemonteerd door middel waarvan de verbinding tussen de genoemde opening en de stroomopwaarts daarvan gelegen opening in het plaatvormige orgaan kan worden geblokkeerd.

Op voordelige wijze is daarbij het genoemde toevoereind aangesloten op één van de afvoer-aftakkingen van een drieweg-klep waarvan de andere afvoer-aftakking in verbinding staat met de genoemde opening in één van de sluitplaten.

Bij een op deze wijze uitgevoerde inrichting kan, indien gewenst, de capaciteit van de inrichting worden verminderd door eenvoudigweg door middel van de drieweg-klep de toevoer van de te behandelen stof naar de genoemde opening in de sluitplaat te verleggen en het kleporgaan in de afsluitende stand te brengen, zodat het deel van de zich door het huis uitstrekkende doorlopende leiding, dat stroomopwaarts van dit kleporgaan ligt buiten werking wordt gesteld en slechts het overige deel van deze leiding werkzaam is. Door een juiste keuze van de plaatsing van de aansluitopening en het kleporgaan in de sluitplaat kan de capaciteit van de inrichting bijvoorbeeld tot de helft worden teruggebracht.

Verder kan op voordelige wijze volgens de uitvinding elk kanaal worden gevormd door een aantal of een bundel van evenwijdig aan elkaar lopende buisstukken die elk, bij beide einden, zijn gevat in een doorlopende opening aangebracht in een lichaam dat in één van de openingen in het betreffende plaatvormige orgaan is gevat. Hierdoor kan met een betrekkelijk kleine inhoud van de inrichting een groot verwarmd oppervlak worden verkregen met een aanzienlijk kortere kanaallengte.

De uitvinding wordt nader beschreven onder verwijzing naar de tekening waarin

Figuur 1 in overlangse doorsnede een inrichting volgens de uitvinding weergeeft,

Figuur 2 een zijaanzicht van de inrichting volgens II-II in figuur 1 toont,

Figuur 3 op grotere schaal het kleporgaan toont,

Figuren 4a en 4b een deel van de inrichting volgens de uitvinding tonen, waarbij elk kanaal wordt gevormd door een aantal buisstukken.

Zoals getoond in de figuren 1 en 2 omvat de inrichting een huis gevormd door een cilindrische mantel 1 die bij beide einden is afgesloten door een plaat 2 respectievelijk 3· De mantel 1 is voorzien van een inlaat 4 voor het in het huis voeren van een verwarmingsmedium, in het bijzonder stoom en van een uitlaat 5 voor de af voer van dit medium. De platen 2 en 3 zijn voorzien van een aantal openingen 6 respectievelijk 7 waarin de einden van de rechte buisstukken 8 zijn gevat welke buisstukken een aantal stationaire mengelementen 22 bevatten. De platen 2 en 3 worden bedekt door de sluitplaten 9 respectievelijk 10 waarin uitsparingen 11 respectievelijk 12 zijn aangebracht die telkens een verbinding tussen paren openingen 6 respectievelijk 7 vormen en wel zodanig dat de buisstukken 8 tot één, zich heen en weer door het huis 1, 2 uitstrekkende leiding met elkaar worden verbonden. Eén van de einden van een buisstuk 8 staat in verbinding met een tot buiten het huis 1, 2 uitstekende uitlaat voor de behandelde stof, terwijl een ander buisstuk 8 in verbinding staat met een tot buiten het huis 1, 2 uitstekende inlaat 14 voor de te behandelen stof. Deze inlaat 14 is verbonden met één van de afvoer-aftakkingen van een drieweg-klep 15. via welke de inlaat 14 in verbinding kan worden gebracht met de toevoer 16 voor de te behandelen stof. De andere afvoer-aftakking 17 van de drieweg-klep 15 staat in verbinding met een, in de dekplaat 10 aangebrachte opening 18 die zelf in verbinding staat met een buisstuk 8'. Verder is in de sluitplaat 10 een kleporgaan 19 aangebracht, door middel waarvan de verbinding tussen het genoemde buisstuk 8' en het stroomopwaarts daarvan gelegen buisstuk 8’* kan worden geblokkeerd, zoals getoond in figuur 3· Wanneer dus het kleporgaan 19 in de afsluitende stand is gebracht en de drieweg-klep 15 zodanig is gedraaid dat de toevoer van de te behandelen stof via de opening 18 naar binnen komt, dan zijn slechts het buisstuk 8' en de benedenstrooms daarvan gelegen buisstukken 8 werkzaam, waardoor de capaciteit van de inrichting navenant wordt verminderd.

Bij de in figuur k getoonde uitvoeringsvorm zijn de buisstukken 8 met de daarin geplaatste stationaire mengelementen vervangen door een aantal of een bundel van evenwijdig aan elkaar lopende buisstukken 20, die bij beide einden zijn gevat in een doorlopende opening aangebracht in een lichaam 21 dat in een opening 6 respectievelijk 7 in het betreffende plaatvormige orgaan 2 respectievelijk 3 is gevat.

Claims (4)

1. Inrichting voor het in doorstroom verwarmen van een stof of een mengsel van stoffen, in het bijzonder voor het koken van een grondstof voor de bereiding van een suikergoed of dergelijk genotmiddel, omvattende een gesloten huis dat is voorzien van tenminste één toevoer en één afvoer voor een verwarmingsmedium, bijvoorbeeld stoom, en een zich door de binnenkant van dit huis uitstrekkende leiding die wordt gevormd door een aantal rechte kanalen die zich, in wezen evenwijdig aan elkaar lopend, door het huis uitstrekken tussen twee plaatvormige organen die elk zijn voorzien van een aantal openingen waarin de einden van de kanalen zijn gevat, waarbij elk plaatvormig orgaan, bij de buitenkant daarvan, wordt bedekt door een sluitplaat en zodanig tussen paren van de genoemde openingen een verbinding is gevormd, dat de kanalen tot een zich heen en weer door het huis uitstrekkende doorlopende leiding met elkaar worden verbonden, waarbij deze leiding een tot buiten het huis lopend toevoeren afvoereind heeft, met het kenmerk, dat de verbindingen tussen de paren openingen worden gevormd door in het naar binnen gerichte oppervlak van de sluitplaat aangebrachte uitsparingen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in tenminste één van de sluitplaten tenminste één, vanaf de buitenkant daar doorheen lopende opening is aangebracht die bij de binnenkant in verbinding staat met één van de een kanaal bevattende openingen in het, door de sluitplaat bedekte plaatvormige orgaan, waarbij deze opening, bij de buitenkant, in verbinding kan worden gebracht met de toevoer voor de te behandelen stof en in de sluitplaat een kleporgaan is gemonteerd door middel waarvan de verbinding tussen de genoemde opening en de stroomopwaarts daarvan gelegen opening in het plaatvormige orgaan kan worden geblokkeerd.

3· Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het genoemde toevoereind is aangesloten op één van de afvoer-aftakkingen van een drieweg-klep waarvan de andere afvoer-aftakking in verbinding staat met de genoemde opening in één van de sluitplaten.

4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat elk kanaal wordt gevormd door een aantal of een bundel van evenwijdig aan elkaar lopende buisstukken die elk bij beide einden zijn gevat in een doorlopende opening aangebracht in een lichaam dat in één van de openingen in het betreffende plaatvormige orgaan is gevat.