NL9002789A - Verlichtingsarmatuur alsmede een rooster daarvoor. - Google Patents

Description

Verlichtingsarmatuur alsmede een rooster daarvoor.

De uitvinding heeft betrekking op eenverlichtingsarmatuur omvattende: - een huis met een lichtuittreevenster met een eerste en eentweede paar tegenoverliggende zijden; - een lamphouder voor het in het huis langs hetlichtuittreevenster opnemen van een lamp; - een rooster in het lichtuittreevenster voorzien van . langgerekte zijwanden langs het eerste paar tegenoverliggende zijden van hetlichtuittreevenster, die aan een langszijde eenteruggebogen strook hebben, door een buigzoneverbonden met de zijwand; . lamellen dwars op de zijwanden;waarbij aan de lamellen respektieve eerste en tweedetongen voorkomen die door gleuven in de zijwanden steken,waarbij de eerste tongen in een van de buigzone afgekeerderichting achter de zijwanden haken en de teruggebogenstroken van de zijwanden tegen de tweede tongen drukken.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een roosterdaarvoor.

Een rooster voor een dergelijk verlichtingsarmatuuris bekend uit EP 0 135 086 - BI.

Een dergelijk rooster beperkt de uitvalshoek vandoor het venster naar buiten tredend licht. Storendereflekties, bijvoorbeeld op een beeldscherm, worden zobestreden.

Bij het bekende rooster hebben de eerste en de tweede tongen elk een eigen gleuf in de zijwanden en hakenook de tweede tongen in dezelfde richting als de eersteachter de zijwanden. De teruggebogen strook van de zijwandenmoet door tegen de tweede tongen te drukken, de lamellen metde zijwanden in ingrijping houden.

Een bezwaar van het bekende rooster is, dat bijmanipulatie van het rooster, zoals bij het verwijderen vanhet rooster uit het lichtuittreevenster, lamellen t.o.v. dezijwanden kunnen verschuiven. Een ander risico is, dat delamellen niet alle in eenzelfde positie worden gehouden,doordat de teruggebogen strook een over zijn lengtewisselende hoek maakt. Het is niet alleen lelijk als lamelleneen ongelijke positie innemen, maar ook wordt de uitvalshoekdaardoor veranderd.

De uitvinding beoogt een verlichtingsarmatuur van dein de openingsparagraaf omschreven soort te verschaffen meteen rooster, dat ondermeer van een eenvoudige konstruktie is,die een betrouwbare bevestiging van de lamellen met dezijwanden geeft.

Dit doel is volgens de uitvinding daardoorgerealiseerd, dat de tweede tongen een uitsparing hebben,waarin de desbetreffende teruggebogen strook klemmendopgesloten is.

Anders dan bij het bekende rooster, waarbij wrijvingtussen de desbetreffende teruggevouwen strook en de tweedetongen van belang is voor het vasthouden van de lamellen enwaarbij de lamellen niet geblokkeerd zijn in een eindstand,grijpt de desbetreffende teruggebogen strook bij het roostervan het armatuur volgens de uitvinding op een specifiekeplaats op de tweede tongen aan en is daar gefixeerd. Bij hetassembleren van het rooster springen de teruggebogen strokenmet een klik in de uitsparingen in de tweede tongen, omdaarin klemmend opgesloten te zijn.

Door de gedefinieerde positie van de desbetreffende teruggebogen strook ten opzichte van de tweede tongen is hetniet noodzakelijk, dat de tweede tongen net als de eersteachter de zijwanden haken.

In een gunstige uitvoeringsvorm van hetverlichtingsarmatuur hebben de zijwanden dan ook voor elkelamel slechts één gleuf. Dit vereenvoudigt het gereedschapwaarmee de zijwanden gevormd worden, en het assembleren vanhet rooster.

In een gunstige variant van die uitvoeringsvorm zijnde eerste en de tweede tongen zijdelings met elkaarverbonden. Daarmee wordt een grotere stijfheid verkregen diede assemblage vergemakkelijkt.

In een zeer gunstige uitvoeringsvorm hebben dezijwanden voor elke lamel een gleuf die doorloopt tot in debuigzone en steken de lamellen in de zijwanden en in debuigzones door de desbetreffende gleuf heen.

Deze uitvoeringsvorm heeft een aantal belangrijkevoordelen.

Voor zover de gleuven zich in de buigzoneuitstrekken, fixeren zij de hoek die de lamellen met dezijwanden maken en voorkomen daarmee dat bijvoorbeeld eenrechthoekig rooster, een parallellogramvorm kan aannemen.

Voorts is een stuitnaad tussen de lamellen en dezijwanden vermeden, zoals die aanwezig is bij een rooster meteerste en tweede tongen die elk achter een zijwand haken.

Zeer aantrekkelijk is echter de sterk vereenvoudigdeassemblage van het rooster in deze uitvoeringsvorm. Delamellen kunnen daarbij vertikaal op een grondvlak wordenopgesteld, in een onderlinge positie die zij in hetgeassembleerde rooster innemen. Dan kunnen de zijwandengelijktijdig worden aangebracht door ze van bovenaf delamellen te laten naderen, de lamellen door de gleuven in debuigzones van de zijwanden te laten glijden en vervolgensdoor de gleuven in de zijwanden zelf, totdat de eerste tongenachter de zijwanden haken. Hierbij ondergaan de zijwanden eenin hoofdzaak lineaire translatie. Tenslotte worden de teruggebogen stroken in de uitsparingen van de tweede tongengeklikt, bijvoorbeeld door de stroken ter weerszijden van delamellen naar beneden en naar binnen te duwen.

In een gunstige variant van deze uitvoeringsvormstuiten de lamellen op afstand van de tweede tongen tegen deteruggebogen strook. Het rooster heeft dan een groteweerstand tegen rotatie van de lamellen om een as langs dezijwanden.

Voor het bereiken van een zeer grote weerstand tegenhet scheeftrekken van het rooster, bijvoorbeeld van eenrechthoekige vorm naar een parallellogramvorm, is het gunstigals de buigzones een eerste en een tweede, op afstand vanelkaar gelegen, bocht hebben. De buigzone kan zich dangedeeltelijk, bijvoorbeeld in hoofdzaak parallel, aan eenlangszijde van de lamellen uitstrekken.

Indien in het verlichtingsarmatuur verscheidenelampen opgenomen zijn, is het voordelig als het rooster tussen de zijwanden een gootvormigetussenwand heeft, met wandgedeelten die door eenbodemgedeelte met elkaar verbonden zijn, en met gleuven inhet bodemgedeelte waar de lamellen doorheen steken, waarbij de wandgedeelten in een uitsparing in delamellen drukken en de lamellen oren hebben die in een spleetin de respektieve wandgedeelten grijpen.

Een dergelijke tussenwand kan gemakkelijk in eenrooster worden aangebracht. Evenals bij het bevestigen van dezijwanden kunnen de lamellen daarbij vertikaal op eengrondvlak worden opgesteld in een onderlinge positie die zijin het rooster innemen. De tussenwand kan dan, met dewandgedeelten naar elkaar toegedrukt, met een lineairetranslatie in de lamellen gestoken worden. Daarna kan detussenwand losgelaten worden. De wandgedeelten veren danterug, waarbij de oren in een spleet in de respektievewandgedeelten grijpen.

Het is voor de uitvinding van geen belang of dezijwanden en/of de lamellen bijvoorbeeld gelakt en geëloxeerd zijn of een andere finish hebben. Veelal wordt aluminium alskonstruktiemateriaal gebruikt.

De uitvinding heeft mede betrekking op een roostergeschikt voor gebruik in het verlichtingsarmatuur volgens deuitvinding.

Deze en andere aspekten van het verlichtingsarmatuuren van het rooster volgens de uitvinding worden in detekeningen getoond. Daarin is

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van hetverlichtingsarmatuur in vooraanzicht.

Figuur 2 een doorsnede volgens IÏ-IÏ in Figuur 1.

Figuur 3 een doorsnede volgens III-III in Figuur 1.

Figuur 4 een tweede uitvoeringsvorm van het roostervan Figuur 3.

Figuur 5 een derde uitvoeringsvorm van het roostervan Figuur 3.

Figuur 6 een vierde uitvoeringsvorm van het roostervan Figuur 3.

Figuur 7 een doorsnede volgens VII-VII in Figuur 1.

In Figuur 1 en 2 omvat het verlichtingsarmatuur eenhuis 1 met een lichtuittreevenster 2 met een eerste en eentweede paar tegenoverliggende zijden (3 respektievelijk 4).

Het verlichtingsarmatuur omvat voorts een lamphouder10a, 10b, bijvoorbeeld voor een lagedruk kwikontladingslamp.In de getoonde uitvoeringsvorm is die lamphouder 10a, 10btweedelig. Anderszins kan die lamphouder echter ééndeligzijn.

Het verlichtingsarmatuur omvat verder een rooster 20in het lichtuittreevenster 2, dat voorzien is van langgerektezijwanden 30 langs het eerste paar tegenoverliggende zijden 3van het lichtuittreevenster 2.

De zijwanden 30 hebben aan een langszijde een teruggebogen strook (31 in Fig 2, 3), die door een buigzone32 verbonden is met de zijwand 30.

Het rooster 20 is verder voorzien van lamellen 40dwars op de zijwanden 30. Aan de lamellen 40 komen eerste entweede tongen (41 respektievelijk 42) voor, die door gleuven(33, 34) in de zijwanden 30 steken (Zie Figuur 3). De eerstetongen 41 haken in een van de buigzone 32 afgewende richtingachter de zijwanden 30. De teruggebogen stroken 31 van dezijwanden 30 drukken tegen de tweede tongen 42.

De tweede tongen 42 hebben een uitsparing (43 inFig. 3) waarin de desbetreffende teruggebogen strook 31klemmend opgesloten is.

In de getoonde uitvoeringsvorm heeft het rooster 20een tussenwand 50, waarvan de bevestiging meer gedetailleerdis weergegeven in Figuur 7. In andere uitvoeringsvormen kaneen tussenwand 50 ontbreken, of kunnen er juist verscheidenevan die tussenwanden 50 zijn. Het aantal tussenwanden 50 isveelal gelijk aan het aantal lampen 11 in het armatuur minuséén.

In Figuur 3 steken de eerste en de tweede tongen (41respektievelijk 42) ieder door een eigen gleuf (33respektievelijk 34). De eerste tong 41 haakt achter dezijwand 30.

De buigzone 32 heeft een eerste en een tweede, opafstand van elkaar gelegen, bocht (35 respektievelijk 36).Anderszins kan de buigzone 32 bijvoorbeeld een enkele bocht35 hebben met een grotere kromtestraal dan de in Figuur 3getoonde bocht 35. De teruggebogen strook 31 kan dan tocheenzelfde afstand hebben tot de zijwand.

In Figuur 4 hebben delen die met delen van Figuur 3overeenkomen een verwijzingscijfer dat 100 hoger is.

In de getoonde uitvoeringsvorm hebben de zijwanden130 voor elke lamel 140 slechts één gleuf 133.

De eerste en de tweede tong (141 respektievelijk142) zijn zijdelings met elkaar verbonden. De tongen 141, 142hebben daardoor een grotere stijfheid, hetgeen de assemblage vergemakkelijkt.

In Figuur 5 hebben delen die met delen van Figuur 3overeenkomen een verwijzingscijfer dat 200 hoger is.

De lamellen 240 hebben een gleuf 234 die doorloopttot in de buigzone 232 en de lamellen 240 steken in dezijwanden 230 en in de buigzones 232 door die gleuven 234heen. Hierdoor, maar ook doordat de buigzones 232 een eersteen een tweede, op afstand van elkaar gelegen, bocht 235, 236hebben, kan het rooster (20 in Fig 1,2) een zeer groteweerstand tegen scheeftrekken, bijvoorbeeld van eenrechthoekige vorm naar een parallellogramvorm, hebben.

De lamellen 240 stuiten op afstand van de tweedetong 242, op een plaats 244, tegen de desbetreffendeteruggebogen strook 231.

In Figuur 6 hebben delen die met delen van deuitvoeringsvorm van Figuur 3 overeenkomen, eenverwijzingscijfer dat 300 hoger is.

In deze uitvoeringsvorm hebben de zijwanden 330 voorelke lamel 340 slechts één gleuf 333.

De eerste en de tweede tongen (341 respektievelijk342) zijn zijdelings met elkaar verbonden.

De gleuven 333 lopen door tot in de buigzones 332 ende lamellen 340 steken, in de zijwanden 330 en in debuigzones 332, door die gleuven 333 heen. De lamellen 340stuiten, op een plaats 344, op afstand van de tweede tongen342 tegen de teruggebogen strook 331.

Het rooster (20 in Fig. 1, 2) kan gemakkelijkgeassembleerd worden. De zijwanden 330 kunnen daarbij delamellen 340 met een lineaire translatie (in de figuur vanboven) naderen, waarbij de lamellen 340 door de gleuven 333in de buigzones 332 en vervolgens door gleuven 333 in dezijwanden 330 zelf glijden. Nadat de eerste tongen 341 achterde zijwanden 330 blijven haken kunnen de teruggebogen stroken331 met een klik in de uitsparing 343 in de tweede tongen 342worden geduwd.

In Figuur 7 heeft de tussenwand 50 wandgedeelten 51 die door een bodemgedeelte 52 verbonden zijn, en gleuven 53in het bodemgedeelte, waar lamellen 40 doorheen steken,

De wandgedeelten 51 drukken in een uitsparing 60 in delamellen 40. De lamellen 40 hebben oren 61 die in een spleet54 in de respektieve wandgedeelten 51 grijpen.

De tussenwand 50 kan gemakkelijk in het rooster 20worden aangebracht, door deze met de wandgedeelten 51 naarelkaar toegedrukt in de uitsparingen 60 in de lamellen 40 testeken. Daarna kan de tussenwand 50 losgelaten worden. Dewandgedeelten 51 veren dan terug, waarbij de oren 61 van delamellen 40 in een spleet 54 van een respektief wandgedeelte51 grijpen.

Claims (8)

1. Verlichtingsarmatuur omvattende: - een huis (1) met een lichtuittreevenster (2) met eeneerste en een tweede paar tegenoverliggende zijden (3respektievelijk 4); - een lamphouder (10a,10b) voor het in het huis (1) langshet lichtuittreevenster (2) opnemen van een lamp (11); - een rooster (20) in het lichtuittreevenster (2) voorzienvan . langgerekte zijwanden (30) langs het eerste paartegenoverliggende zijden (3) van hetlichtuittreevenster (2), die aan een langszijde eenteruggebogen strook (31) hebben, door een buigzone(32) verbonden met de zijwand (30); . lamellen (40) dwars op de zijwanden (30); waarbij aan de lamellen (40) respektieve eerste en tweedetongen (41 respektievelijk 42) voorkomen die door gleuven(33,34) in de zijwanden (30) steken, waarbij de eerstetongen (41) in een van de buigzone (32) afgekeerderichting achter de zijwanden (30) haken en de teruggebogenstroken (31) van de zijwanden (30) tegen de tweede tongen(42) drukken; met het kenmerk, dat de tweede tongen (42) een uitsparing (43) hebben,waarin de desbetreffende teruggebogen strook (31) klemmendopgesloten is.

2. Verlichtingarmatuur volgens Conclusie 1,met het kenmerk, dat de zijwanden (330) voor elke lamel (340) slechts ééngleuf (333) hebben.

3. Verlichtingsarmatuur volgens Conclusie 2,met het kenmerk, dat de eerste en de tweede tongen (341 respektievelijk342) zijdelings met elkaar verbonden zijn.

4. Verlichtingsarmatuur volgens Conclusie 1, 2 of3/ met het kenmerk, dat de zijwanden (330) voor elke lamel (340) een gleuf(333) hebben die doorloopt tot in de buigzone (332), en delamellen (340) in de zijwanden (330) en in de buigzones (332)door die gleuven (333) heen steken.

5. Verlichtingsarmatuur volgens Conclusie 4,met het kenmerk, dat de lamellen (340) (op een plaats 344) op afstand vande tweede tongen (342) tegen de desbetreffende teruggebogenstrook (331) stuiten.

6. Verlichtingsarmatuur volgens Conclusie 1, 2, 3,4 of 5, met het kenmerk, dat de buigzones (332) een eerste en een tweede, opafstand van elkaar gelegen, bocht (335,336) hebben.

7. Verlichtingsarmatuur volgens Conclusie 1, 3, 5of 6, met het kenmerk, dat het rooster (20) tussen de zijwanden (30) eengootvormige tussenwand (50) heeft, metwandgedeelten (51) die door een bodemgedeelte (52) met elkaar verbonden zijn, en met gleuven (53) in het bodemgedeelte (52) waar de lamellen(40) doorheen steken, waarbij de wandgedeelten (51) in een uitsparing(60) in de lamellen drukken, en de lamellen(40), oren (61) hebben die in een spleet (54)in de respektieve wandgedeelten (51) grijpen.

8. Rooster geschikt voor een verlichtingsarmatuurvolgens een der Conclusies 1 tot en met 7.