NL9002618A - Inrichting voor het demagnetiseren van een beeldbuis. - Google Patents

Description

Inrichting voor het demagnetiseren van een beeldbuis.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het demagnestiseren van een beeldbuis van een televisie-ontvanger, bevattende ten minste een demagnetiseringsspoel die gewikkeld is van elektrisch geleidende, geïsoleerde draad en omgeven is door een uit elektrisch isolerend materiaal gevormde mantel, welke spoel voorzien is van een met de beide uiteinden van de draad verbonden aansluitorgaan, waarbij de verbindingen van het aansluitorgaan met de draad omgeven zijn door een met de mantel samenwerkende, elektrisch isolerende omhulling.

Een dergelijke inrichting is bekend uit US-A-3 965 386. Voorbeelden van demagnetiseringsspoelen voor zulke inrichtingen zijn bekend uit Philips Data Handbook DC 05 (1990), pp. 283 en 289. Bij de bekende spoelen vergt het verbinden van het aansluitorgaan (een kabel of een connector) met de uiteinden van de draad en het aanbrengen van een isolerende omhulling om de gevormde verbindingen een groot aantal gecompliceerde handelingen. Daardoor wordt de kostprijs van de bekende inrichting ongunstig beïnvloed.

De uitvinding heeft tot doel, een inrichting van de in de aanhef genoemde soort aan te geven, waarbij het aansluitorgaan met de bijbehorende isolatie op betrekkelijk eenvoudige wijze kan worden aangebracht. De inrichting volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de omhulling gevormd wordt door een vel elektrisch isolerende folie dat zodanig is dubbelgevouwen, dat de verbindingen van het aansluitorgaan met de draad alsmede de nabij deze verbindingen gelegen delen van de mantel zich tussen de naar elkaar toegekeerde delen van het vel bevinden, waarbij de elkaar rakende randen van het vel door middel van een lasverbinding met elkaar verbonden zijn en het vel tevens door een lasverbinding verbonden is met de mantel en met een omhulling van het aansluitorgaan, een en ander zodanig, dat het vel folie een nagenoeg dichte omhulling voor de verbindingen vormt.

De kostprijs van de isolerende folie is verwaarloosbaar en het maken van de lasverbindingen kan snel en eenvoudig met behulp van geautomatiseerd gereedschap plaatsvinden.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het aansluitorgaan een kabel bevat met twee elektrisch geleidende, geïsoleerde aders, waarvan de vrije uiteinden elektrisch en mechanisch verbonden zijn met overeenkomstige uiteinden van de draad, welke kabel nabij de verbindingen ongeveer dwars op de lengterichting van de draad gericht is. De vrije uiteinden van de aders van de kabel kunnen eenvoudig rechtstreeks verbonden worden met de vrije uiteinden van de draad, bijvoorbeeld door een soldeer- of lasverbinding.

Een verdere uitvoeringsvorm, waarbij geen soldeer- of lasverbinding nodig is, heeft het kenmerk, dat elke verbinding tussen de kabel en de draad een vervormbaar metalen verbindingsstuk bevat, waarin de eindgedeelten van de draad en van een ader van de kabel door vervorming van het verbindingsstuk klemmend bevestigd zijn.

Teneinde te voorkomen dat de verbindingen tussen de draad en de kabel met elkaar in contact kunnen komen, heeft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat de naar elkaar toegekeerde delen van het vel in een gebied tussen de beide verbindingen door een verdere lasverbinding met elkaar verbonden zijn ter vorming van een scheidingswand tussen die verbindingen.

Om de betrouwbaarheid van de lasverbinding tussen de mantel en de isolerende folie optimaal te maken, heeft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat het vel elektrisch isolerende folie uit hetzelfde materiaal vervaardigd is als de mantel van de spoel.

Deze en andere aspecten van de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de tekening.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een demagnetiseringsspoel die geschikt is voor een inrichting volgens de uitvinding,

Figuur 2 toont een detail van de in Figuur 1 afgeheelde spoel op vergrote schaal,

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van het in Figuur 2 afgeheelde detail volgens de lijn III-III, en

Figuren 4A en 4B tonen dwarsdoorsneden van twee uitvoeringsvoorbeelden van een verbinding tussen een draad van de spoel en een ader van een kabel.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een demagnetiseringsspoel voor een inrichting voor het demagnetiseren van een beeldbuis van een televisie-ontvanger, zoals bijvoorbeeld in US-A-3 965 386 beschreven is. De Figuren 2 en 3 tonen op vergrote schaal een aansluitgedeelte 3 van de spoel 1.

De spoel 1 is gewikkeld van een elektrisch geleidende draad 5 die omgeven is door een (niet getekende) isolatielaag. De spoel 1 is omgeven door een elektrisch isolerende mantel 7 die gevormd is uit een geschikte folie van kunststof, bijvoorbeeld PVC. Deze folie is om de uit de draad 5 gevormde windingen heen gevouwen, waarna de randen 9 van de folie aan elkaar gelast zijn. De beide vrije uiteinden 11 van de draad 5 (in Figuur 2 gestippeld getekend) zijn via een onderbreking in de isolerende mantel 7 naar buiten geleid. Zij zijn elektrisch en mechanisch verbonden met de van isolatie ontdane vrije uiteinden van twee aders 15 van een kabel 17 die nabij de verbindingen ongeveer dwars op de lengterichting van de draad 5 gericht is. De kabel 17 kan bijvoorbeeld als vlakke bandkabel uitgevoerd zijn of uit losse, al dan niet getwiste aders 15 bestaan. De verbindingen 19 tussen de aders 15 en de uiteinden 11 van de draad 5 zullen verderop aan de hand van de Figuren 4A en 4B nader beschreven worden.

De verbindingen 19 zijn omhuld door een omhulling die gevormd wordt door een vel elektrisch isolerende folie 21, bij voorkeur van hetzelfde materiaal als de mantel 7. Het vel 21 kan uit een of meer lagen folie bestaan en is zodanig dubbelgevouwen, dat de verbindingen 19 alsmede de nabij deze verbindingen gelegen delen van de mantel 7 zich tussen de naar elkaar toegekeerde delen van het vel bevinden. De randen van het vel 21, die elkaar raken, zijn door middel van een lasverbinding (bijvoorbeeld door ultrasoon of hoogfrequent lassen) met elkaar verbonden. Verdere delen van de randen van het vel 21 zijn eveneens door een lasverbinding verbonden met de mantel 7. De genoemde lasverbindingen zijn in de Figuren 1 en 2 met het verwijzingscijfer 23 aangegeven. De lasverbindingen 23 zetten zich over enige afstand voort langs de kabel 17 om ook de isolatiemantel van de kabel met de folie 21 te verbinden. De folie 21 vormt zo een omhulling van de verbindingen 19. Deze omhulling is nagenoeg dicht en bevat slechts een doorvoeropening, via welk de de kabel 17 naar buiten verloopt.

De naar elkaar toegekeerde delen van het vel 21 zijn in een gebied tussen de beide verbindingen 19 door een verdere lasverbinding 25 met elkaar verbonden. De verdere lasverbinding 25 vormt een scheidingswand tussen de beide verbindingen 19, waardoor kortsluiting tussen deze verbindingen voorkomen wordt.

De verbindingen 19 kunnen bijvoorbeeld soldeer- of lasverbindingen zijn. Voor het maken van een lasverbinding kan bijvoorbeeld het in Figuur 4A getoonde onderdeel 27 worden gebruikt, dat bestaat uit een U-vormig gebogen metalen plaatje dat om de naast elkaar liggende vrije uiteinden 11 en 15 van de ader en de kabel heen gevouwen wordt. De delen van het zo gevormde samenstel worden dan aan elkaar gelast (de zogenoemde "sandwich"-lasmethode). Soldeer- en lasverbindingen hebben het bezwaar, dat toevoer van warmte nodig is, wat betrekkelijk gecompliceerde handelingen vereist en mogelijk beschadigingen zou kunnen veroorzaken. Daarom worden de verbindingen 19 bij voorkeur tot stand gebracht door elk vrije uiteinde 11 van de draad 5 en het bijbehorende vrije uiteinde van een ader 15 van de kabel 17 na het verwijderen van de isolatie klemmend te bevestigen in een vervormbaar verbindingsstuk. Een voorbeeld van zo'n verbindingsstuk is in dwarsdoorsnede afgebeeld in Figuur 4B. Het in Figuur 4B getoonde verbindingsstuk 29 is een metalen plaatje, waarvan de randen naar binnen toe gebogen zijn, zodat twee "crimp"-verbindingen gevormd zijn, die elk een van de uiteinden 11, 15 klemmend vasthouden.

Het (niet getekende) tweede uiteinde van de kabel 17 kan bijvoorbeeld voorzien zijn van een connector voor het verbinden van de kabel met een schakeling voor het verzorgen van de spoel 1 met elektrische stroom. Desgewenst kan in plaats van de kabel 17 ook een ander aansluitorgaan toegepast worden, bijvoorbeeld een op zichzelf bekend connectorhuis met gaffelveren dat zodanig in het vel isolerende folie 21 gemonteerd wordt, dat een stekerinvoeropening van het huis van buiten toegankelijk is. De gaffelveren hebben aansluitgedeelten die met de vrije uiteinden 11 van de draad 5 verbonden worden. Door toepassing van gaffelveren kan het connectorhuis zeer vlak uitgevoerd worden.

Claims (6)

1. Inrichting voor het demagnetiseren van een beeldbuis van een televisie-ontvanger, bevattende tenminste een demagnetiseringsspoel (1) die gewikkeld is van elektrisch geleidende, geïsoleerde draad (5) en omgeven is door een uit elektrisch isolerend materiaal gevormde mantel (7), welke spoel voorzien is van een met de beide uiteinden (11) van de draad (5) verbonden aansluitorgaan (17), waarbij de verbindingen (19) van het aansluitorgaan met de draad omgeven zijn door een met de mantel (7) samenwerkende, elektrisch isolerende omhulling, met het kenmerk dat de omhulling gevormd wordt door een vel elektrisch isolerende folie (21) dat zodanig is dubbelgevouwen, dat de verbindingen (19) van het aansluitorgaan (17) met de draad (5) alsmede de nabij deze verbindingen gelegen delen van de mantel (7) zich tussen de naar elkaar toegekeerde delen van het vel (21) bevinden, waarbij de elkaar rakende randen van het vel door middel van een lasverbinding (23) met elkaar verbonden zijn en het vel tevens door een lasverbinding (23) verbonden is met de mantel en met een omhulling van het aansluitorgaan (17), een en ander zodanig, dat het vel folie (21) een nagenoeg dichte omhulling voor de verbindingen (19) vormt.

2. Inrichting volgens Conclusie 1, met het kenmerk dat het aansluitorgaan een kabel (17) bevat met twee elektrisch geleidende, geïsoleerde aders (15), waarvan de vrije uiteinden elektrisch en mechanisch verbonden zijn met overeenkomstige uiteinden (11) van de draad (5), welke kabel nabij de verbindingen (19) ongeveer dwars op de lengterichting van de draad (5) gericht is.

3. Inrichting volgens Conclusie 2, met het kenmerk dat elke verbinding (19) tussen de kabel (17) en de draad (5) een vervormbaar metalen verbindingsstuk (27, 29) bevat, waarin de eindgedeelten van de draad en van een ader (15) van de kabel door vervorming van het verbindingsstuk klemmend bevestigd zijn.

4. Inrichting volgens Conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de naar elkaar toegekeerde delen van het vel (21) in een gebied tussen de beide verbindingen (19) door een verdere lasverbinding (25) met elkaar verbonden zijn ter vorming van een scheidingswand tussen die verbindingen.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande Conclusies, met het kenmerk dat het vel elektrisch isolerende folie (21) uit hetzelfde materiaal vervaardigd is als de mantel (7) van de spoel (1).

6. Demagnetiseringsspoel geschikt voor een inrichting volgens één der Conclusies 1 t/m 5.